De voorzitter:

Geachte medeleden. Wij hebben in de Kamer de goede gewoonte om overleden oud-fractievoorzitters hier in de plenaire vergadering te herdenken. Het is vandaag wel heel bijzonder om jhr. dr. M. van der Goes van Naters te herdenken, die al meer dan een halve eeuw geleden fractievoorzitter was.

De heer Van der Goes van Naters overleed op zaterdag 12 februari in zijn woning in Wassenaar op de leeftijd van 104 jaar. "De flamboyante rode jonkheer"; "het enfant terrible van de Partij van de Arbeid"; "een scherpgebekte vechtjas", ik citeer uit een aantal van de vele artikelen die over de heer Van der Goes de afgelopen week zijn verschenen.

De heer Van der Goes van Naters speelde een belangrijke rol bij de Europese integratie, was een van de eerste milieuactivisten en had grote belangstelling voor de ontwikkelingsproblematiek. Hij hield van zwart Afrika, Franse literatuur, rode vermouth, rode rozen en stevige krachttermen.

Van der Goes van Naters was van 8 juni 1937 tot 22 februari 1967 lid van de Tweede Kamer, eerst voor de SDAP, later voor de Partij van de Arbeid; bijna 30 jaar dus. Zijn maidenspeech in 1937 ging erover hoe de Duitsers "via griezelige tijdschriftjes hun agressieve bedoelingen kenbaar maakten". Hij verweet het kabinet-Colijn "laksheid tegen extreem-rechtse praktijken". Zijn debuut was een groot succes. Later zei hij zelf dat hij "daardoor over het paard getild raakte". Ook betreurde hij achteraf dat hij in die tijd "tegen zijn geweten in" het Kamerlidmaatschap verkoos boven de directe strijd in de Spaanse burgeroorlog.

Het grootste deel van de oorlogsjaren bracht Van der Goes van Naters door in gijzeling, vanaf 7 oktober 1940 in Buchenwald, daarna in Haaren en ten slotte, tot september 1944, in Sint Michielsgestel. Met Drees en Banning sprak hij daar over het door hen gedroomde Nederland van na de oorlog. Van der Goes bepleitte toen een tweepartijenstelsel naar Engels voorbeeld.

Na de oorlog werd hij eerst fractievoorzitter van de SDAP en, vanaf 9 februari 1946, van de Partij van de Arbeid. Willem Drees speelde in die periode een hoofdrol in achtereenvolgende kabinetten en Koos Vorrink was partijvoorzitter, met de ambitie om echt partijleider te zijn.

Met Drees en Vorrink vocht Van der Goes flinke ruzies uit. Het was bij tijd en wijle een moeizaam trio. Die periode leverde ook zijn enige politieke trauma op: dat hij tijdens de twee politionele acties en de onderhandelingen met de jonge republiek Indonesië het kabinet niet heeft laten vallen. "Die vervloekte Indiëzaak" heeft hij achteraf als een nederlaag ervaren.

Op voorstel van Van der Goes Voorzittervan Naters besloot de Tweede Kamer op 6 november 1947 een parlementaire enquête te houden naar de gebeurtenissen die verband hielden met de Duitse inval in Nederland en naar het beleid van de opeenvolgende Nederlandse kabinetten, die zich tot 1945 in ballingschap te Londen hadden bevonden. Hij was er trots op dat hij de fractie bij elkaar hield, maar er kwam wel steeds meer kritiek op zijn soms solistische optreden en op zijn gebrek aan geduld.

Op 15 januari 1951 kwam er een abrupt einde aan zijn fractievoorzitterschap door zijn uitspraken over de kwestie-Nieuw-Guinea. Dat mocht wat hem betreft onder internationaal beheer komen. Het is aan de invloed van Burger, die hem opvolgde als fractievoorzitter, te danken dat hij desondanks lid bleef van de Tweede Kamer.

Eerst was hij justitiewoordvoerder, later buitenlandspecialist, met name op het gebied van de Europese samenwerking en de ontwikkelingssamenwerking, en ook specialist op het gebied van natuurbehoud. Hij combineerde het Kamerlidmaatschap met het lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, later het Europees Parlement. Hij was woordvoerder bij de behandeling van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het EEG-Verdrag in 1957.

Maar heel vaak kwam hij niet meer in de Kamer. Op 22 februari 1967 kwam er, kort na de nacht van Schmelzer, een einde aan zijn Kamerlidmaatschap en, kort daarna, ook aan dat van het Europees Parlement.

Hoewel de heer Van der Goes Naters toen al 69 jaar oud was, was hij van 1970 tot 1973 gasthoogleraar aan de universiteit van Rwanda. Daar doceerde hij recht en sociologie aan Hutu's en Tutsi's, die toen nog in wankel evenwicht met elkaar samenleefden. Later zou hij opmerken dat hij in Butare, samen met zijn vrouw, zijn gelukkigste momenten heeft beleefd.

Van der Goes van Naters was getrouwd met Anneke van der Plaats. Zijn vrouw was een overtuigd socialiste, strijdvaardig en jarenlang voorzitter van de Vrouwenbond van de Partij van de Arbeid. Samen bezochten zij trouw de partijbijeenkomsten. Na haar overlijden in 1985, na een huwelijk van 61 jaar, bleef hij wonen in Wassenaar, omringd door zijn geliefde boeken, hoewel het lezen steeds moeilijker werd.

Van der Goes van Naters bleef een opmerkelijke persoonlijkheid. Hij nam geen blad voor de mond en gaf velen gevraagd en ongevraagd soms ongezouten kritiek. Hij moest "er niet aan denken om 100 te worden", zei hij toen: "Is er iets banalers, stukjes in de krant, stukjes over zo'n vent die niemand ene donder meer zegt". Toen hij 102 jaar oud werd, zei hij: "Ah, u wilt weten hoe het is om als 102-jarige in een Wassenaarse villa te wonen. Goede vraag, maar het antwoord zal u teleurstellen. Geen gejammer, geen negativisme over het leven. Ik heb er zin in".

In zijn memoires "Met en tegen de tijd" heeft hij geschreven dat zijn geregelde woedeaanvallen hem gezond hielden. Voor de dood was hij niet bang. Hij bleef zoals hij was: moedig, erudiet, een optimist en een idealist. Zo is hij 104 jaar oud geworden. Hij geloofde in een gestage vervolmaking van de maatschappij.

Een markante persoonlijkheid is heengegaan. Onze gedachten gaan uit naar zijn kinderen en kleinkinderen. Het is ons een voorrecht dat een aantal van hen hier vandaag aanwezig is.

Het woord is aan de vice-premier en minister van Financiën.

Minister Zalm:

Vandaag herdenken wij Marinus van der Goes van Naters, een markant lid van de Tweede Kamer die een wezenlijke betrokkenheid aan de dag heeft gelegd bij alle grote politieke vraagstukken die tijdens zijn 30-jarig Kamerlidmaatschap speelden. De hoge leeftijd van 104 jaar die hij heeft bereikt, heeft hem tot vrij recent in de gelegenheid gesteld om op heldere wijze terug te blikken op zijn politieke loopbaan en op de politieke ontwikkelingen sindsdien.

Op 8 juni 1937 trad Van der Goes van Naters, de rode jonkheer, toe tot de Tweede Kamer. Maar een kleine 20 jaar eerder, aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, had hij zich al bekend tot de sociaal-democratische beweging die hij vanaf dat moment altijd trouw zou blijven. Via de Praktische Idealistenassociatie in Leiden was hij daarmee tijdens zijn studententijd in aanraking gekomen. Hij zei dat wij een andere en betere wereld moesten opbouwen, maar dat dienden wij niet te doen door daarover alleen maar te kletsen. Wij moesten ook in de praktijk iets doen.

Als advocaat komt hij in aanraking met de wereld van de arbeid. Hij wordt rechtskundig adviseur van het NVV in Heerlen. Ook ervaart hij daar van zeer nabij de opkomst van het nazisme in het buurland en bij zijn eerste optreden in de Kamer – de voorzitter memoreerde daar al aan – vraagt hij aandacht voor de dreiging die daarvan uitgaat. Tijdens de bezetting is hij vier jaar geïnterneerd; eerst in Buchenwald, later in Haaren en uiteindelijk in Sint Michielsgestel.

Na de oorlog pakt hij het lidmaatschap van de Tweede Kamer weer op en wordt hij fractievoorzitter van zijn politieke groepering. Hij is nauw betrokken bij politieke formaties en dat geldt in het bijzonder voor een van de belangrijkste politieke vraagstukken van dat moment, namelijk de onafhankelijkheid van Indonesië. Hij ervaart dan in volle omvang de spanning tussen fractie en kabinet, tussen monisme en dualisme en ook die binnen de coalitie.

Als hem in 1946 duidelijk wordt dat de katholieke fractie tegen het Akkoord van Lingadjatti dreigt te stemmen, dient hij mede met de KVP-fractieleider Romme een motie in die uitspreekt dat er een zware unie met Indonesië moet komen die door Nederland wordt gedomineerd. Die motie wordt hier aanvaard, maar wordt daar niet gewaardeerd.

Vijf jaar later spreekt hij over de soevereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. Daarvan wordt daar met waardering kennisgenomen, maar dat leidt hier tot zijn aftreden als fractieleider.

Hij nam geen blad voor de mond. Op krachtige wijze gaf hij uiting aan zijn opvattingen. Soms deed hij dat dusdanig krachtig dat ik waarschijnlijk in conflict zou komen met de voorzitter als ik hem citeerde. Die kracht benutte hij overigens vaak om politieke compromissen aanvaard te krijgen. Dat liet hij bij de Indonesiëkwestie blijken.

Na het fractievoorzitterschap concentreert hij zich op Europa. Hij blijft lid van de Tweede Kamer, maar hij wordt ook lid van het Europees Parlement, dat dan nog niet rechtstreeks wordt gekozen. Als fractievoorzitter was hij er al in geslaagd met KVP'er Serrarens een motie aanvaard te krijgen waarin een federaal verband van Europese democratische staten als einddoel wordt gesteld, een verband waarin het op deelterreinen mogelijk moet zijn gezag over te dragen aan supranationale organen. Als Europarlementariër heeft hij zich er nadien voor ingezet om de uitvoering van deze gedachte verder uit te werken. Hij stelde: "Wij hadden een oorlog achter de rug waarin de Europese landen elkaar in de meest letterlijke zin hebben verscheurd. Om dat nooit meer te laten gebeuren, moesten wij de landen tot een permanent overleg brengen waarin alle eventuele spanningen gemeenschappelijk konden worden besproken." Hij heeft zich wat dat betreft niet onbetuigd gelaten.

Van der Goes van Naters laat zich moeilijk zo schetsen dat er recht wordt gedaan aan zijn veelzijdigheid en zijn veelkleurigheid. Hij was een parlementariër pur sang en zijn initiatief om een parlementaire enquête te houden naar het regeringsbeleid in de bezettingsjaren getuigt daarvan.

Hij was ook een liefhebber van natuur en milieu. Al vanaf zijn vroegste jeugd was hij actief in tal van milieu- en natuurorganisaties. Maar hij genoot ook tot op hoge leeftijd van de natuur. Tot de dood van zijn vrouw, twintig jaar geleden, wandelde hij nog regelmatig samen met haar tot de boomgrens.

Hij was bekend met de vraagstukken op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Zo was hij na zijn politiek actieve periode drie jaar lang gasthoogleraar recht aan de universiteit van Rwanda. De voorzitter memoreerde dat al.

Hij was erudiet. "Hij leest tenminste", zeiden ook de mensen met wie hij in conflict was geweest. De Franse literatuur had zijn bijzondere belangstelling. Bij zijn begrafenis zou hij graag "La chartreuse de parme" in zijn handen hebben. In dit boek komen romangenres samen, zoals de avonturenroman, de liefdesgeschiedenis, de bildungsroman en de politieke satire. De grote charme van dit Machiavellistisch relaas is de ironische, oneerbiedige verteltoon. Dat past bij hem.

Jonkheer Marinus van der Goes van Naters is niet meer. Het zal stil worden nu de gesel van Wassenaar niet meer periodiek zal knallen.

Namens het kabinet wens ik zijn nabestaanden veel sterkte met het verwerken van het verlies.

De voorzitter:

Ik verzoek allen, enkele ogenblikken stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Tichelaar, wegens verblijf buitenslands;

Huizinga-Heringa, Eijsink, Koenders, Karimi, De Haan, Rambocus, Brinkel en Van Baalen wegens verblijf buitenslands, de gehele week;

Van Aartsen en Tonkens, wegens bezigheden elders;

Straub en Van Winsen, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is bericht van het overlijden op 9 februari 2005 van de heer Frans Wolters, lid van de Tweede Kamer voor de fractie van het CDA van 10 juni 1981 t/m 18 mei 1998. Namens de Kamer heb ik deelneming betuigd.

Dit bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven