Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend in het wetgevingsoverleg over de begroting van het Gemeentefonds, te weten:

- de motie-De Pater-van der Meer over implementatie van de bundeling van specifieke uitkeringen (29800 B, nr. 6);

- de motie-De Pater-van der Meer over de heffing van precariorechten op ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven (29800 B, nr. 7).

(Zie wetgevingsoverleg van 29 november 2004.)

De voorzitter:

De moties zijn ingediend in een wetgevingsoverleg, maar op dat moment waren ze niet voldoende ondersteund. Ik constateer dat dit nu wel het geval is.

De motie-De Pater-van der Meer (29800-B, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer Nederlandse gemeenten overgaan tot het heffen van precario op de ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven;

overwegende dat dit kan leiden tot een aanzienlijke lastenverzwaring voor burgers, omdat nutsbedrijven deze heffing doorberekenen aan alle gebruikers van gas, water en elektriciteit, ook aan inwoners van gemeenten die geen precario heffen;

overwegende dat deze wijze van belastingheffing in strijd is met de eis van herkenbaarheid en lokale democratische afwegingen doorkruist;

verzoekt de regering, de problematiek van de heffing van precario op ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven te betrekken bij de verkenning decentraal belastinggebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door het lid De Pater-van der Meer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (29800-B).

De gewijzigde motie is reeds rondgedeeld. Ik constateer dat wij hierover nu kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-De Pater van der Meer (29800-B, nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-De Pater-van der Meer (29800-B, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven