Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 oktober 2004 over het arbeidsmarktbeleid.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Het debat in het AO over het arbeidsmarktbeleid concentreerde zich op de onderkant van de arbeidsmarkt en de bedreigingen die ons daar te wachten staan. Minister De Geus heeft eerder in een interview gezegd dat over zo'n tien jaar 25% van de beroepsbevolking werkloos zal zijn. Dat is een zeer schokkende conclusie, als die klopt. De regering spreekt weliswaar uit dat zij het gevoel van politieke urgentie deelt, maar dat komt niet voldoende tot uitdrukking in het beleid. Mijn fractie vindt dat er te kleine stappen worden gezet voor zeer grote problemen. Die problemen hebben een vraag- en een aanbodkant. Aan de ene kant moeten mensen die nu niet werken worden gestimuleerd om aan de slag te komen. Aan de andere kant is het van belang om werkgelegenheid te creëren. Mijn fractie is van mening dat er vaak aanvullende actie door de overheid nodig is, maar dat ook de markt hierin een verantwoordelijkheid heeft. Ik wil graag twee moties indienen, te weten over scholing en arbeidsparticipatie en over het creëren van werkgelegenheid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de economische situatie voor de onderkant van de arbeidsmarkt niet gunstig is;

voorts constaterende dat veel banen ook bij herstel van de economie niet terug zullen komen, en veel laaggeschoolde arbeid zal verdwijnen;Bussemaker

overwegende dat het kabinet aangeeft dat het belang van scholing niet voldoende kan worden benadrukt, maar tegelijkertijd scholing als arbeidsmarktinstrument slechts matig heeft uitgewerkt, in het bijzonder ten aanzien van degenen die geen arbeidsrelatie hebben;

overwegende dat ESF-middelen thans ook gebruikt kunnen worden voor het behalen van startkwalificaties voor jongeren;

verzoekt de regering, concrete voorstellen te doen om scholing gericht op arbeidsparticipatie onder jongeren te verbeteren en deze voorstellen te voorzien van concrete doelstellingen en tijdpad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(29544).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de economische situatie voor de onderkant van de arbeidsmarkt niet gunstig is;

voorts constaterende dat veel banen ook bij herstel van de economie niet terug zullen komen, en veel laaggeschoolde banen zullen verdwijnen;

overwegende dat versterking van de vraagzijde noodzakelijk is om nieuwe werkgelegenheid te creëren;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te verkennen om samen met het bedrijfsleven nieuwe vraag naar arbeid te ontwikkelen aan de onderkant van de arbeidsmarkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(29544).

De heer Bruls (CDA):

De CDA-fractie steunt dat wij dit thema hoog op de politieke agenda zetten. Ik ben blij dat mevrouw Bussemaker het nu volop omarmt. Twee weken geleden in het AO twijfelde zij nog aan de miljoenenaantallen. Maar wat voegen deze twee moties toe aan hetgeen al in gang is gezet? Niemand zal ontkennen dat scholing belangrijk is. Het wordt fors opgepakt in samenwerking met het ministerie van OCW. Ook het onderzoek naar werkgelegenheid wordt opgepakt; ik verwijs naar het rapport van de commissie MDW over persoonlijke dienstverlening. Ik ben het zeer eens met de lijn, maar wat voegen deze moties daaraan toe?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Bruls het gevoel van urgentie om aandacht te besteden aan laaggeschoolde arbeid en arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt met mij deelt. Mijn kritiek op het kabinet is dat men wel zegt iets te doen aan het onderwijs, maar dat wij in het ongewisse blijven wat men er nu concreet aan doet en welke doelstellingen men daarbij hanteert, juist omdat heel concrete doelstellingen ontbreken. Ik vind dat er concrete doelstellingen moeten komen, met name aan de onderkant en met name voor een nieuwe generatie jongeren. Daarom heb ik de motie ingediend. U moet die lezen als een versterking en concretisering en daarmee als een fundamentele verandering ten opzichte van het huidige beleid.

De heer Bruls (CDA):

Als het een versterking is, gaat het dus gewoon om ondersteuning van het beleid, maar ik snap de opmerking over concrete doelstellingen niet. Hebben wij geen concrete doelstelling om de schooluitval terug te dringen? Hebben wij geen concrete doelstelling door 40.000 leer-werkbanen in deze kabinetsperiode te creëren? Hoeveel concreter moet het worden? Wat zou een andere concrete doelstelling moeten zijn?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het kabinet moet veel ambitieuzer worden. Wij hadden een mooie Europese doelstelling: elke jongere binnen zes maanden scholing of werk. Die doelstelling valt hier straks niet meer te toetsen. Wij hebben 40.000 leer-werkbanen over vier jaar. Dit jaar zijn het er 7500, terwijl wij eind dit jaar 100.000 jeugdwerklozen hebben. Ik zou willen dat het kabinet op dit punt ambitie laat zien en concrete initiatieven neemt voor scholing en die vervolgens verbindt aan de uitstroom naar werk. Daar gaat de motie over.

De voorzitter:

Ik sta nog één korte vraag toe, want ik ben ervan overtuigd dat u bezig bent het algemeen overleg over te doen. Daar is de procedure van het VAO niet voor bedoeld.

De heer Bruls (CDA):

Wat is de ambitie van mevrouw Bussemaker?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik zou willen dat er geen enkele jongere meer tussen wal en schip raakt. Wij moeten gewoon ambitieus zijn. Wij moeten ervoor gaan zorgen dat elke jongere scholing of werk vindt. Wij gaan concrete afspraken maken. Wij maken het aantrekkelijker voor werkgevers om jongeren een plek te geven op de arbeidsmarkt. Als het daar niet lukt, dan heeft de overheid ook een verantwoordelijkheid. Helaas is het kabinet bezig om alles wat was opgebouwd, te ontmantelen. Dat gaat helemaal de verkeerde kant op.

Ik heb in het algemeen overleg een aantal opmerkingen gemaakt over de eigen verantwoordelijkheid van de overheid. Ik heb moeten constateren dat het kabinet maar 17 WSW'ers op een begeleid-werkentraject heeft. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij met een overzicht zal komen. Wanneer kunnen wij dat verwachten? Wij kijken er met zeer veel belangstelling naar uit, omdat wij vinden dat een kabinet dat de mond vol heeft over eigen verantwoordelijkheid, die eigen verantwoordelijkheid ook moet nemen.

Tijdens het algemeen overleg zijn vele vragen gesteld over discriminatie op de arbeidsmarkt. Die vragen zijn niet beantwoord. Ik vraag de staatssecretaris om er toch nog eens concreet op in te gaan. Wat gaat hij doen om discriminatie te bestrijden? Hoe werkt de omkering van de bewijslast, die enige tijd geleden is ingevoerd? Wij vinden dat iedereen kans op de arbeidsmarkt moet krijgen. De laatste tijd horen wij te veel verhalen over discriminatie. Dergelijke verhalen zijn ons onwelgevallig. Iedereen vindt dat dit aangepakt moet worden.

De heer Bruls (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerking van mevrouw Bussemaker over discriminatie. Het is geen onontgonnen gebied, maar wij bijten onze tanden er elke keer op stuk. Uit serieuze studies blijkt dat het een van de belangrijke factoren is waarom etnische minderheden, maar ook ouderen en vrouwen het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Ik ben benieuwd hoe het staat met de toezegging van minister De Geus over het screenen van cao's op leeftijdsdiscriminatie. Wij hebben daar nog niets over gehoord, maar zijn zeer geïnteresseerd.

Mijn fractie ziet voor de langere termijn twee grote uitdagingen. De arbeidsparticipatie moet verhoogd worden tegen de achtergrond van de behoeften en eisen van een open economie die meer en meer op de factor kennis steunt. Dat vraagt heel veel inzet op onderwijs en scholing.

De tweede grote uitdaging, die minstens zo lastig op te lossen is, is de groeiende mismatch tussen vraag en aanbod, waar met name laaggeschoolde en ongeschoolde mensen heel veel last van hebben. Voor die groep is er simpelweg minder werk in de komende decennia, terwijl de groep nog fors groeit. Daarbij komt de toenemende groep chronisch zieken en arbeidsgehandicapten die qua opleiding en denkniveau in aanmerking zou kunnen komen voor hooggeschoold werk, maar door hun handicap geen kans krijgt. Ook zij zijn aangewezen op het laaggeschoolde werk.

Welke aanpak heeft de staatssecretaris voor ogen, gelet op de discussie in het AO, het rapport van de commissie-Kok en de kabinetsnotitie ter zake? Ik ben met name geïnteresseerd in zijn aanpak van het stimuleren van werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Persoonlijke dienstverlening lijkt een sterke groeimarkt. Op welke termijn krijgen wij meer inzicht in de aanpak van de staatssecretaris?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben wij gesproken over de 2 miljoen kanslozen van minister De Geus. De staatssecretaris merkte in dat kader op dat doemdenken niet nodig is. Op zichzelf ben ik dat met hem eens, maar dan moeten deze mensen wel kansen en mogelijkheden worden geboden. Bij de toegang tot de arbeidsmarkt zijn er enkele zeer grote problemen. Via maatregelen in de sociale zekerheid wordt het aanbod op de arbeidsmarkt vergroot, maar voor veel mensen is het moeilijk om een arbeidsplaats te verwerven.

Helaas zijn de maatregelen om de toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren zoals gesubsidieerde arbeid, VLW en SPAK geschrapt. De fractie van GroenLinks betreurt dat. Wij vonden het ook jammer dat de staatssecretaris niet wilde uitspreken dat het wettelijk minimumloon een sociale norm is voor een fatsoenlijk bestaan. Hij draaide daar wat omheen. Wij zijn die mening ieder geval wel toegedaan. Mensen moeten kansen krijgen en ook een fatsoenlijk inkomen.

10.000 gesubsidieerde banen worden omgezet in reguliere banen. Er is nog een aantal aanvragen in behandeling. Het is mogelijk dat het aantal van 10.000 licht overschreden wordt. Ik vraag de staatssecretaris om op dit punt enige soepelheid te betrachten. De termijnen zijn weliswaar gesloten, maar als die norm zo strak wordt gehanteerd, worden sommige mensen daar de dupe van.

De staatssecretaris vindt dat het aantal mensen dat bij gemeenten uit een gesubsidieerde baan wordt ontslagen, wel meevalt. Ik heb een reeks gemeenten genoemd, waar deze mensen er uitgaan. De staatssecretaris heeft mij toegezegd, een en ander nog eens na te gaan, dus blijkbaar is hij toch niet helemaal zeker van zijn zaak. Wij moeten voorkomen dat mensen in plaats van een enkele reis werk een retourtje bijstand krijgen.

Ten aanzien van jongeren moet er alles aan gedaan worden om ervoor te zorgen dat er geen nieuwe verloren generatie ontstaat. Zeker voor jongeren moet gelden dat werken werkt . Daar moet natuurlijk wel een fatsoenlijk inkomen tegenoverstaan. Ik heb de moties van mevrouw Bussemaker graag ondersteund. Zij voegen wel degelijk iets aan het beleid toe, met name op het punt van het formuleren van concrete doelstellingen.

De heer Bruls heeft gezegd dat hij het qua thematiek helemaal met mij eens is, maar verder wil hij niet gaan. Ik leg hem de volgende vraag voor. Wat is beter, het extra oppeppen van het kabinet om concrete doelstellingen te formuleren of het laten ontstaan van een nieuwe verloren generatie?

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg over het arbeidsmarktbeleid in brede zin is een aantal onderwerpen opnieuw aan de orde gesteld. Mevrouw Van Gent en mevrouw Bussemaker hebben gevraagd in hoeverre er bij de regering überhaupt sprake is van een gevoel van urgentie, daarbij verwijzend naar uitspraken van minister De Geus. Ik heb in het algemeen overleg al geprobeerd, uit te leggen dat het feit dat die uitspraken zijn gedaan op zichzelf al duidt op een gevoel van urgentie. Dat wil echter nog niet zeggen dat er met de wat verouderde instrumenten gewerkt moet worden, zoals gesubsidieerde arbeid en SPAK. Wij hebben vastgesteld dat bij deze instrumenten sprake is van een hoge mate van deadweight loss. Dat wil zeggen dat maatregelen bestemd voor specifieke gevallen, terechtkomen bij een grote groep personen die ook zonder subsidie of de SPAK wel aan het werk zou zijn gekomen. Deze instrumenten zijn weggevallen.

Wij hebben ten aanzien van de omzetting van de 10.000 gesubsidieerde arbeidsplaatsen ruim op tijd de daarbij behorende termijnen, grenzen en financiële middelen aangegeven. Ik weet nog niet wat de eindstand zal zijn. Ik weet ook niet of wij over het aantal van 10.000 heengaan, maar ik denk wel dat wij dit aantal in ieder geval dicht zullen benaderen. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat de grens is getrokken en dat er straks niet veel mogelijkheden zijn om daaraan veel meer te doen.

Ook vandaag wordt er, evenals in het AO maar nu in relatie tot discriminatie, verwezen naar een aantal groeperingen zoals etnische minderheden en ouderen. In het algemeen ligt het tegen de achtergrond van eerdere ervaringen meer voor de hand om te werken met een generiek algemeen arbeidsmarktbeleid dat ten gunste komt van alle groeperingen die daar behoefte aan hebben. Voor specifieke situaties moet aanvullend beleid mogelijk zijn. Die lijn is het meest effectief, zeker wanneer ervan uit wordt gegaan dat de instrumenten veelvuldig en omvangrijk zijn. Zij zijn hanteerbaar en bruikbaar in het kader van allerlei formules en formuleringen. De instituties die daarmee zijn belast, kunnen daarmee maatwerk leveren. Op deze manier kan er effectiever worden geopereerd dan wanneer generieke maatregelen worden genomen die voor een belangrijk deel hun doel missen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

U legt sterk de nadruk op een algemeen arbeidsmarktbeleid. Aanvullend wilt u nog iets voor doelgroepen doen. Erkent u daarmee dat er bij algemene middelen ook altijd sprake is van deadweight loss, of het nu om de SPAK of om de arbeidskorting gaat? Sommige mensen hebben die arbeidskorting helemaal niet nodig.

Staatssecretaris Van Hoof:

Met algemene middelen doel ik op een pakket algemene maatregelen, die één op één heilzaam zullen werken voor de diverse groepen. Voor scholing en opleiding betekent dit dat dit in algemene zin voordelig zal uitpakken voor alle categorieën waarover wij spreken. Er zijn allerlei varianten mogelijk. De hoeveelheid en de inhoud van de scholing is zeer gevarieerd. Iemand van allochtone achtergrond die de Nederlandse taal nog niet goed beheerst, bewijs je een dienst met een taalopleiding. Iemand die langere tijd uit het arbeidsproces is geweest, moet een opfriscursus krijgen. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt moeten weer een ander traject krijgen. De opmerkingen over scholing zijn nogal generiek. Daar zitten veel mogelijkheden en varianten in. In het generieke beleid voor scholing moeten wij zoeken naar specifieke invullingen voor mensen die bij het CWI, het reïntegratiebureau of bij de gemeente voor het loket staan.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat ben ik met de staatssecretaris eens. De discussie over deadweight loss keert steeds terug, onder verwijzing naar de SPAK. Het is daarom interessant om ook de deadweight loss van andere middelen te onderzoeken, bijvoorbeeld de arbeidskorting.

Staatssecretaris Van Hoof:

De arbeidskorting is precies het element waarover wij met zijn allen vallen. Het probleem is de armoedeval voor groepen uitkeringsgerechtigden die naar werk aan de onderkant zoeken. De arbeidskorting werkt voor iemand die gaat werken. Daar zit geen deadweight loss in. Het gaat om een overbrugging van de armoedeval voor iedereen die aan de bak gaat. Het grote probleem is dat sommige mensen die in een uitkering zitten, als zij gaan werken tegen een laag loon al die subsidies missen die mevrouw Bussemaker zo graag in stand wil houden. Voor hen loont het dus niet om aan de slag te gaan. Wij willen dat mensen daadwerkelijk aan de slag gaan. Dat wil mevrouw Bussemaker ook. Ik kan mij dan ook niet goed voorstellen dat zij tegen dit beleid bezwaar heeft.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben voor gerichte middelen, zoals een werkbonus voor mensen die nu in een uitkering zitten en ik ben niet voor een arbeidskorting voor de "Mobergen" van deze wereld. Dan is het gewoon een deadweight loss.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik heb niet het vermoeden dat de heer Moberg met een armoedeval te maken heeft.

Bij discriminatie verwijs ik graag naar de middelen die er op dit moment zijn. Ik geef daarbij aan dat waar die situaties aan de orde zijn, betrokkenen daarop kunnen inspelen en hun weg kunnen vinden. Mochten er desalniettemin voorbeelden zijn die binnen de reguliere procedures onvoldoende aandacht krijgen, dan hoor ik dat graag van mevrouw Bussemaker. Ik ben het immers uiteraard met haar eens dat discriminatie niet aan de orde mag zijn. Op specifieke situaties moet actie ondernomen worden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dergelijke voorbeelden zijn moeilijk direct aan te pakken. Ik hoor bij jongens uit Bos en Lommer dat als zij Jan of Piet heten, zij terecht kunnen bij de supermarkt en dat die supermarkt opeens geen behoefte heeft aan krachten als de jongens Achmed of Mohammed heten. Dat zijn lastige problemen. Ik heb dit concrete voorbeeld al een paar keer gehoord. Ik heb de oplossing niet direct voorhanden. Dit vraagt echter om politieke urgentie. Ik vraag de staatssecretaris concreet hoe de omkering van de bewijslast werkt en of wij die voor dit soort gevallen kunnen verbeteren.

Staatssecretaris Van Hoof:

De toelichting van mevrouw Bussemaker geeft mijn probleem aan. Ik heb dezelfde intentie om deze voorbeelden van discriminatie tegen te gaan. Als daar geen aanknopingspunt Van Hoofvoor is, omdat wij niet verder komen dan een verhaal dat Piet wel en Achmed niet aan de bak komt, begrijp ik de moedeloosheid van mevrouw Bussemaker. Die zegt vervolgens ook geen oplossing voorhanden te hebben. Het is heel ingewikkeld om maatregelen te nemen. Bij de omkering van mevrouw Bussemaker zie ik op dit moment niet wat daarop de beste reactie is. Ik wil daarop op een ander moment terugkomen. In het licht van discriminatie en de bestaande middelen moeten activiteiten ondernomen worden om het probleem aan de orde te stellen. Als dat niet gebeurt en het bij vage formuleringen blijft, is het helaas erg moeilijk om daaraan iets te doen.

De heer Bruls (CDA):

Ik heb nog gevraagd naar de toegezegde screening van cao's op discriminatie.

Staatssecretaris Van Hoof:

Naar ik heb begrepen, heeft de minister die toezegging gedaan. Ik zal deze vraag aan hem doorgeven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat het zo moeilijk is om iets te doen aan discriminatie op de arbeidsmarkt. Maar hij kan toch met de werkgevers gaan praten om dit probleem op de agenda te krijgen? Hij kan niet volstaan met de mededeling dat het zo moeilijk is om daaraan iets te doen. De staatssecretaris is toch wel zo intelligent om hieraan iets te gaan doen?

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik dank mevrouw Van Gent voor haar complimenten aan mijn adres. In de Grondwet en andere wetten staat al het nodige over discriminatie. Dat heeft een veel groter gewicht dan mijn overredingskracht. Op veel plekken worden goede resultaten geboekt. In mijn contacten met de werkgevers kan ik wel degelijk verhalen aan de orde stellen als door mevrouw Bussemaker naar voren gebracht, maar dat zal ongetwijfeld niet meer overtuigingskracht hebben dan de Grondwet.

Voorzitter. In een motie spreekt mevrouw Bussemaker uit dat scholing als arbeidsmarktinstrument slechts matig heeft uitgewerkt. Ik ben dat niet met haar eens. Er worden immers erg veel scholingsinstrumenten ingezet. Wel dreigen jongeren die voortijdig de school verlaten, tussen wal en schip te geraken. Tijdens het algemeen overleg heb ik erop gewezen dat op dit punt al het nodige gebeurt. In Rotterdam worden die jongeren als het ware van de straat geplukt en in werk- en/of schooltrajecten geplaatst. Er worden overigens steeds meer ESF-middelen ingezet voor het behalen van startkwalificaties. Ik heb vastgesteld dat mevrouw Bussemaker in een reactie op een interventie van de heer Bruls zelf ook niet met concrete voorstellen kwam. Ik ontraad aanneming van de motie. In dit verband wijs ik nog op velerlei gemeentelijke activiteiten in de sfeer van onder andere "work first" en reïntegratie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb weldegelijk concrete voorstellen gedaan. Het gaat om de ambitie om elke jongere binnen zes maanden werk of scholing aan te bieden en werkgevers daarbij te helpen, bijvoorbeeld met een specifieke fiscale loonkostensubsidie voor jongeren. Dat heeft in het verleden goede resultaten opgeleverd. Verder heb ik gepleit voor scholingstrajecten tot en met het werk, zoals in Denemarken gebeurt. Dáár zouden wij iets aan hebben, dan krijg je al die jongeren aan het werk!

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik zal nog een algemene opmerking maken over het arbeidsmarktbeleid en daarmee gelijk reageren op de opmerkingen van mevrouw Bussemaker. Het zou goed zijn als wij met elkaar eens bekeken wat er allemaal al is. Een aantal zaken die mevrouw Bussemaker noemt, is er gewoon al. Daarbij denk ik aan het geven van scholing en het arbeidsmarktaanbod. Specifieke subsidies zijn er niet; ik heb zonet al uitgelegd waarom wij die niet willen. Met andere woorden: heel veel van wat mevrouw Bussemaker wil, bestaat al. Ik heb geen enkele behoefte om er nieuwe dingen bij te maken. Dat wat er al is, moet effectief en doelgericht worden gebruikt. Door onze energie daarop te richten, kunnen wij meer bereiken dan met weer een nieuw plan met een nieuwe subsidie, dat wordt toegevoegd aan de lange rij die er al is. Ik vrees dat de arbeidsmarkt op die manier niet maakbaar is. In dat licht blijf ik erbij dat het aannemen van de motie moet worden ontraden.

Ook het aannemen van de andere motie van mevrouw Bussemaker moet ik ontraden. Daarin wordt gevraagd om met het bedrijfsleven nieuwe vraag naar arbeid te ontwikkelen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat suggereert alsof wij vanuit dit huis de arbeidsmarkt kunnen vormen; het lijkt mij niet verstandig om dat te proberen. Ik verwijs graag naar de brief aan deze Kamer waarin wordt uiteengezet wat het overleg met de Stichting van de Arbeid heeft opgeleverd. In de preambule staat hoe werkgevers en werknemers worden betrokken bij zaken als de kenniseconomie, sociale innovatie en een toekomstgerichte vormgeving van de arbeidsmarkt. Ook het aannemen van de tweede motie van mevrouw Bussemaker ontraad ik dus.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven