Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie (deel vreemdelingenzaken) (VI) voor het jaar 2005 (29800 VI).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Gisteren hebben wij in de Kamer stilgestaan bij de afschuwelijke moord op Theo van Gogh. Ik sluit mij van harte aan bij de woorden die door mijn fractiegenoot Wolfsen, maar ook door anderen gesproken zijn. Om die reden is de behandeling van de begroting in twee stukken geknipt. De minister wilde begrijpelijkerwijze in Amsterdam zijn. Desondanks gaat het werk voort. Door omstandigheden die ik niet kan controleren, is een deel van mijn spreektijd inmiddels in rook opgegaan. Ik zal proberen mijn betoog kort samen te vatten.

De minister zei vorige week via het Journaal toen ze terugkwam uit Europa: "Ik werk mij daar uit de naad en hier staat weer in de krant dat het allemaal niet gaat lukken met de inburgering. Het is vervelend, maar ik kan u verzekeren dat wij gewoon doorgaan." Dat is de minister ten voeten uit. Zij doet zich kennen als een krachtdadige bewindsvrouw die voor niets en niemand opzij gaat. Zij heeft bijna alle voornemens uit het Hoofdlijnenakkoord omgezet in beleidsstukken of regelgeving. Daarbij heeft zij zich aan de adviezen en opvattingen van anderen niet al te veel gelegen laten liggen: niet van deskundigen, adviescommissies, de Raad van kerken of gemeenten en zeker niet van de oppositie.

Nu is de uitvoering van haar plannen aan de orde. Zij vindt het vervelend dat gezegd wordt dat de uitvoering vastloopt, want zij gaat door. Wij moeten de stand van zaken dus eens opnemen. Is het waar dat de minister goed is in regelen en voorschrijven, maar geen greep heeft op de uitvoering? Wat is er waar van het beeld dat anderhalf jaar na het aantreden van de minister de IND in staat van chaos verkeert, Ter Apel leeg staat en het inburgeringsbeleid terecht is gekomen in een zompig moeras?

Ik begin met het inburgeringsbeleid. Het bestaande inburgeringsbeleid stort langzaam maar zeker in. Gemeenten en ROC's zijn in totale verwarring. Gemeenten zeggen dat de inburgering à la Verdonk onuitvoerbaar is en dat de bezuinigingen op de ROC's het Rijk veel geld kunnen gaan kosten. Duizenden mensen wordt de wacht aangezegd bij de ROC's. Zij zullen volgend jaar moeten vertrekken. De minister wil de gedwongen winkelnering bij de ROC's per 1 juli 2005 loslaten, maar er is nog geen enkele waarborg voor een gezonde marktwerking. Ondertussen bezuinigt de minister door, terwijl de animo onder de oudkomers om cursussen te volgen groter wordt. Tel uit je wachtlijsten!

Daarbij komt dat door de chaos bij de IND duizenden inburgeringsplichtigen nog niet van start kunnen gaan met hun inburgering, omdat zij hun pasje niet hebben gekregen. In Amsterdam meldden zich in het verleden 75 mensen per week. Dat is onder deze minister teruggelopen naar 7 per week en nu trekt het weer een beetje aan tot 25 per week volgens de laatste stand van zaken. Er is dus langdurige leegstand in de cursuslokalen in een periode dat iedereen het grote belang van snelle en adequate inburgering dagelijks benadrukt.

Hoe gaat de minister deze problematiek oppakken? Met welke middelen zal de minister proberen het bezwijken van de sector beroeps- en volwasseneneducatie te voorkomen? Ik durf nauwelijks een advies te geven, maar in het belang van de zaak raad ik de minister aan: kom uit het juridisch moeras, kies bij inburgering snel voor de twee prioritaire groepen waar inmiddels iedereen het over eens is. Dat zijn de groep uitkeringsgerechtigden die nog onvoldoende Nederlands spreken en mede daarom weinig kans hebben op de arbeidsmarkt en de groep opvoeders van schoolgaande kinderen, met name de jonge moeders. Voor die twee groepen moet een snelle inhaalslag gemaakt worden en die horen niet te moeten wachten op een totale beoordeling van plannen die nog heel lang op zich kan laten wachten.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat voor zo'n aanpak meer geld nodig is in plaats van minder. Wij hebben in onze tegenbegroting niet zoals de minister een bezuiniging van 77 mln euro opgevoerd, maar een intensivering van 110 mln euro die ook de komende jaren doorloopt en oploopt.

De heer Visser (VVD):

U hebt het over 110 mln extra. Tijdens het begrotingsonderzoek hebben wij vernomen dat er bij de gemeenten een reserve is van 92 mln euro. Moet het bedrag van 110 mln euro bovenop dit bedrag komen?

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Er is nog enige onduidelijkheid over de reserves bij de gemeenten. De minister is bezig met een onderzoek op dit punt. Ik weet niet hoe die gelden worden ingezet. Wel stel ik vast dat de minister op haar eigen begroting 77 mln bezuinigt. In onze tegenbegroting trekken wij er meer geld voor uit.

Wij hebben al vaak over het asielbeleid gesproken. De minister wil 26.000 asielzoekers het land uitzetten voorzover zij geen verblijfsvergunning krijgen. Over de hardheid van het beleid – de heer Lubbers had het over een "hardvochtig" beleid – hebben wij al menigmaal gesproken. De minister weet echter van geen wijken. Op ons netvlies staat een recente Nova-rapportage over Ter Apel: "Hallo, is hier iemand"? Er was zegge en schrijven één asielzoeker die van het geregeld vervoer naar Ter Apel geen gebruik kon maken omdat het te duur was. Dus reed het busje leeg op en neer. Inmiddels schijnt het aantal asielzoekers in Ter Apel met 300% te zijn gestegen. Hoe staat het nu met de uitvoering van de voornemens? Hoe realistisch zijn die nog? Zou de minister alleen al om praktische redenen niet moeten gaan nadenken over een ruimere pardonregeling? Bijna alle langdurig in ons land verblijvende uitgeprocedeerden van een jaar geleden zitten hier onder haar bewind alweer een jaar langer.

Ook aan de chaos bij de IND hebben wij de afgelopen tijd veel aandacht besteed. Tienduizenden mensen zijn daarvan de dupe geworden. Na reeksen van Kamervragen en een unaniem aangenomen motie heeft de minister in juli het probleem erkend en een plan van aanpak geformuleerd. In september werd duidelijk dat het allemaal veel ernstiger was dan zij in juli vermoedde. In een brief van de minister staat dat uit een externe audit op 22 maart 2004 blijkt dat onvoldoende tijd resteerde voor een adequate ketentekst. Aanbevolen wordt extra tijd te nemen voor twee integrale ketentests met de nieuwe systemen. De minister denkt dat invoering eind mei mogelijk is. Begin mei vindt opnieuw een afweging plaats. Er is slechts een beperkte ketentest gehouden. De minister schrijft dat een integrale ketentest niet kon worden gepland vanwege het niet tijdig beschikbaar komen van de IND-systemen. Zo is het dus gegaan. De externe audit beveelt twee integrale ketentesten aan, maar die kunnen niet gehouden worden. Toch gaat de minister akkoord met de invoering. Dat is management van God zegene de greep. Meteen blijken bij de invoering problemen in het functioneren van de nieuwe IND-systemen die in een beperkte ketentest niet waren onderkend. Hoe is het mogelijk! De minister schrijft vervolgens aan de Kamer dat de besluitvorming met de nodige zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden, maar dat zij toch heeft moeten constateren dat vooral de ICT-problematiek is onderschat. Ja, als je het beter weet dan de externe auditors en niet de aanbevolen integrale ketentest laat doen, kom je voor dit soort verrassingen te staan. Maar kun je dan zeggen dat de besluitvorming met de nodige zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden? Kun je dan verbaasd zijn als blijkt dat het allemaal niet goed klopt? Tienduizenden burgers zijn van dit gedoe de dupe geworden. De minister betreurt dit ten zeerste en dat siert haar. In een algemeen overleg heeft zij gezegd dat de gedupeerden schadeloos zullen worden gesteld. Is daaraan al bekendheid gegeven? Weten de mensen welke weg zij moeten bewandelen? Als een fabrikant een gebrekkig product op de markt zet, plaatst hij een advertentie. Gaat de minister dat ook doen?

De voorzitter:

U hebt mij gevraagd u even te waarschuwen en bij dezen meld ik u dat u 7 van de 9 minuten hebt gebruikt.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik ben u daarvoor erkentelijk, maar heb gemengde gevoelens!

De minister heeft met erfenissen te maken als het gaat om achterstanden in andere zaken. Ik heb een analyse gemaakt en daaruit blijkt dat op sommige onderdelen vooruitgang wordt geboekt maar ook dat op andere punten de voorraden – het gaat hier dus om wachtende mensen – oplopen. Een echt krachtdadige aanpak blijkt nog niet. De minister moet dit aanpakken, maar wat lezen wij in de begroting? De minister streeft ernaar om tot 2009 bij asiel 80%, en bij regulier en naturalisatie 85% van de eerste beslissingen binnen de wettelijke termijn af te handelen! Dat is wonderlijk. Wat een oogverblindende ambitie! Is dit de andere overheid waarover het kabinet zo graag spreekt? Kan de minister toelichten waarom zij nog tot in lengte van jaren de wettelijke termijnen niet wil halen?

Vanwege de tijd kan ik niet uitvoerig ingaan op de indexering van de uitkering aan asielzoekers. De minister kondigt aan dat zij alles op alles zet om die per 1 januari voor elkaar te krijgen. Ik stel er prijs op dat er tijdens deze begrotingsbehandeling duidelijkheid over komt, evenals over wat de indexering gaat inhouden. De minister heeft een tijd geleden in een AO op een vraag van mij geantwoord dat kinderen van illegale ouders worden ingeschreven in het geboorteregister en de GBA. Ik hoor van deskundigen dat dit niet zo is en dat deze kinderen aan de invloed van instellingen van gezondheidszorg, de SVB, de Vreemdelingendienst en de leerplichtambtenaar ontgaan. Die weten niet van het bestaan van deze kinderen, wat betekent dat de kinderen geen positie hebben inzake essentiële voorzieningen. Hoe zit dat precies? Immers, ook illegale kinderen hebben kinderrechten.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Wat het vreemdelingenbeleid betreft, zal het jaar 2005 het jaar van de uitvoering moeten worden. Waar wij in 2004 hebben gesproken over illegalenbeleid en terugkeerbeleid zal dit beleid in 2005 tot uitvoering moeten komen. Wij zullen die uitvoering in 2005 goed volgen. Ik richt mij bij deze begrotingsbehandeling op een aantal zaken die wij beleidsmatig onder de loep willen nemen en die vooral de reguliere immigratie betreffen.

Iedereen die een auto bestuurt, weet dat je de auto niet via de achteruitkijkspiegel op de rechte koers houdt. Als je in je achteruitkijkspiegel kijkt, heb je alleen informatie over wat er achter je gebeurt en niet over wat er voor je gebeurt. Toch is het migratiebeleid van de afgelopen tien, vijftien jaar te vergelijken met dat besturen terwijl je in de achteruitkijkspiegel kijkt. Naar de mening van mijn fractie moeten wij daarin een omslag maken. Wij moeten vooruitkijken als wij praten over migratie en migratieontwikkelingen en wij moeten niet alleen maar kijken naar wat er in het verleden is gebeurd. Wij moeten een doordacht migratiebeleid hebben, en dat kan alleen met het vizier op de toekomst en oog voor nieuwe ontwikkelingen. De VVD-fractie ziet graag dat het migratiebeleid steviger wordt verankerd in het regeringsbeleid en daarvan een apart, herkenbaar onderdeel wordt. Ik denk bijvoorbeeld aan het eens in de twee of vier jaar uitbrengen van een speciale nota waarin de gevolgen van migratie op de middellange termijn op de arbeidsmarkt, het woningmarktbeleid, het onderwijs et cetera worden beschreven, opdat de consequenties zichtbaarder zijn en wij er allen over kunnen spreken, vooruitkijkend en niet terugkijkend. Met het oog daarop wil ik een aantal opmerkingen maken over dingen die wij zien gebeuren.

Pratend over reguliere immigratie nemen mensen al snel de woorden green card of green-cardsysteem in de mond. Dat deed onder anderen de fractievoorzitter van de PvdA een tijd geleden en dat deed onlangs de minister van Economische Zaken. Maar niet altijd is duidelijk wat er met een green-cardstelsel wordt bedoeld. Ik heb er schriftelijke vragen over gesteld aan de minister van Economische Zaken, maar ook uit de antwoorden daarop werden wij niet veel wijzer, behalve dan dat hij schreef dat wij moeten leren van wat andere landen, zoals Australië, de Verenigde Staten en Canada, doen. Mijn fractie heeft naar die landen gekeken om na te gaan wat wij ervan kunnen leren. Ik heb onlangs gezien dat een vertegenwoordiger van de PvdA-fractie dat ook heeft gedaan.

Wil je verdergaan met het migratiebeleid, wil je een aantal aanvullende voorwaarden stellen en een sturender beleid voeren dat is gericht op de toekomst, dan blijk je twee dingen te kunnen doen. Je kunt voor een aantal jaren het recht op sociale voorzieningen beperken. Dat doen die landen en daarover is ook gesproken bij het rapport van de commissie-Blok. Je kunt ook overgaan tot invoering van een quotastelsel of puntenstelsel. De Verenigde Staten, Australië en Canada hebben dat ook, soms in gemengde vorm. Wil je voor die weg kiezen, dan is de logische volgorde om eerst de toegang tot de sociale voorzieningen aan te pakken en dan pas een punten- of quotastelsel in te voeren. De voorkeur van de VVD-fractie is om op korte termijn het wettelijk verbindend sponsorship in te voeren dat Canada, de Verenigde Staten en Australië kennen. Volgens het sponsorship moeten ingezetenen of bedrijven gedurende een bepaalde periode borg staan voor een immigrant die naar Nederland komt. Het formulier voor zo'n sponsorship kan heel gemakkelijk worden uitgereikt op het moment dat iemand zijn MVV aanvraagt. De periode van sponsorship kan worden gekoppeld aan de periode van een voorlopige verblijfsvergunning. Naar de mening van mijn fractie is het vrij gemakkelijk in te passen in de bestaande systematiek van Vreemdelingenwet en Wet arbeid vreemdelingen. Het vergt geen reorganisatie, noch een ingrijpende herziening van de Vreemdelingenwet of de Wet arbeid vreemdelingen, maar kan gewoon daarnaast worden ingevoerd. Is de regering bereid om te bezien of een dergelijk systeem kan worden ingepast en wil zij tot invoering daarvan overgaan?

Verder vooruit kijkend naar de consequenties van migratie op de Nederlandse samenleving, is de vraag aan de orde hoe de feitelijke en gewenste migratie met elkaar in balans kunnen worden gehouden. Daartoe zouden vervolgstappen kunnen worden gezet, waarbij gedacht kan worden aan een puntenstelsel. Wil de regering volgend jaar nagaan of de invoering van een puntenstelsel of een quotumstelsel of een combinatie daarvan Europeesrechtelijk mogelijk is? Als een en ander zich met het Europees recht verhoudt, kunnen wij in de nabij toekomst bezien hoe wij dit vorm zouden kunnen geven.

Dan kom ik nu op het punt van de emigratie. Emigratie lijkt een nieuw onderwerp te worden binnen de Nederlandse samenleving. Onlangs haalde het Centraal Bureau voor de Statistiek de kranten met het bericht dat Nederland voor het eerst in de jaren vijftig een emigratiesaldo kent. Steeds meer geboren Nederlanders vertrekken, om hun geluk elders te beproeven. De afgelopen tien jaar vertrokken er per saldo 100.000 Nederlanders. Daarbij gaat het niet alleen om gepensioneerden, op zoek naar het Zwitserlevengevoel in een warme en zonnige streek. Steeds meer jonge mensen verlaten Nederland. Slechts één op de tien emigranten van de laatste tijd is gestopt met werken. Mensen gaan naar België of Duitsland, wegens de lagere huizenprijzen, naar Frankrijk en Spanje of nog verder. Net als in de jaren vijftig wordt Australië een populair land. De werkelijke groep is nog groter dan het CBS kan overzien, omdat vele mensen zich niet uit de GBA laten uitschrijven, omdat zij in Nederland een tweede huis of pied-à-terre aanhouden. Op basis van de cijfers van de belastingdienst is de groep die uit Nederland vertrekt, nog veel groter. Wie die trend beziet, krijgt het angstige gevoelen dat in Nederland zich hetzelfde voordoet als in de vier grote steden in de afgelopen tien jaar. Hoogopgeleide mensen vertrekken naar elders, en lager opgeleide mensen komen daarvoor terug. Dat heeft consequenties, die wij onder ogen willen zien. Ik verzoek de regering deze trend onder ogen te zien. Een jaar geleden hebben wij een rapport gekregen van het Centraal Planbureau, "Immigration and the Dutch economy". Ik zou daarvan graag een pendant willen zien: "Emigration and the Dutch economy". Ik vind dat wij de reden waarom mensen vertrekken onder ogen moeten zien, evenals de consequenties van dat vertrek. Zijn het fiscale redenen, veiligheidsredenen of ruimtelijkeordeningsproblemen? Als wij de consequenties voor Nederland onder ogen zien, kunnen wij maatregelen nemen. Wij kunnen niet kunnen berusten in het feit dat steeds meer mensen uit Nederland vertrekken.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

De heer Visser heeft ervoor gekozen om in de beperkte tijd die ook hem ter beschikking stond de blik ver naar voren te richten. Dat neemt niet weg dat wij op het ogenblik op het gebied van het vreemdelingenbeleid een aantal serieuze problemen hebben. Ik zou hem toch willen uitnodigen om iets te zeggen over de problematiek bij de IND, over de manier waarop de minister daarmee is omgegaan, over de problematiek bij de inburgering, die echt zeer bedreigend is, en over de situatie rond de asielzoekers. De minister wil die allemaal uitzetten, maar er zit betrekkelijk weinig schot in. Dat zijn toch drie thema's die de mensen erg bezighouden. Je kunt wel zeggen dat wij niet naar het verleden moeten kijken, maar wij moeten wel de ogen op de weg gericht houden. Dit zijn de eerste gaten in de weg waar wij in dit beleid tegenaan lopen.

De heer Visser (VVD):

Ik heb ervoor gekozen om niet op de inburgering in te gaan, omdat wij een apart wetgevingsoverleg hebben over het inburgeringsgedeelte van deze begroting. De VVD-fractie zal bij die gelegenheid op dat onderwerp ingaan.

Ik ben het met u eens dat de problemen bij de IND groot zijn. Wij hebben daar onlangs over gesproken. Het is mij opgevallen dat uw fractie riep om een parlementair onderzoek. De minister heeft gezegd dat zij de Algemene Rekenkamer er bovenop zet en de Algemene Rekenkamer de komende maanden laat uitzoeken wat er aan de hand is en hoe wij een en ander kunnen verbeteren. Nadat de minister dat had gezegd, is de roep om een parlementair onderzoek verstomd.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik heb een kleine correctie. Vanuit de PvdA-fractie is niet gevraagd om een parlementair onderzoek. Er is wel gezegd dat de mogelijkheid groter is geworden dat een dergelijk onderzoek gehouden zou moeten worden. Wij hebben het debat van vandaag nog niet afgerond, maar wij zullen aan de hand van het antwoord van de minister moeten beoordelen of wat de Rekenkamer gaat doen wel adequaat is.

De heer Visser (VVD):

Ik heb uit ANP-berichten begrepen dat uw collega Dijsselbloem heeft geroepen dat hij een parlementair onderzoek wil. Dan heb ik dat verkeerd gelezen. Dat is bij dezen gecorrigeerd.

Wat de problemen bij de IND betreft, heeft de minister gezegd dat zij deze in het komende halfjaar gaat oplossen. Daar hebben wij pas over gesproken. Ik heb gezegd dat het jaar 2005 het jaar van de uitvoering wordt. De IND is de uitvoeringsorganisatie van een aantal punten op het gebied van het asielbeleid en van het reguliere beleid. De problemen deden zich voor op het terrein van het reguliere beleid. Ik heb ervoor gekozen daar nu niet over te spreken, omdat wij daarover ongetwijfeld binnenkort op een ander moment weer zullen spreken. De minister komt met een plan van aanpak, de Rekenkamer komt over niet al te lange tijd met een rapport en op dat moment leggen wij de resultaten van het rapport en de genomen maatregelen naast elkaar. Ik ben wel blij dat de minister in ieder geval deze vergaande stap heeft genomen en dat zij niet bij een externe audit berust, maar ook de Rekenkamer verzoekt om ernaar te kijken, omdat zij geen enkel risico wil nemen op dat front. Ik denk dat dit een heel wijs besluit is geweest.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. De minister heeft de afgelopen maanden regelmatig met de nodige bravoure uitspraken gedaan over de gedwongen uitzetting van asielzoekers die onder de oude vreemdelingenwet zijn ingestroomd. Dat is de bekende groep van 26,000, waarvan er 5,000 zijn uitgeprocedeerd. Met grote voortvarendheid werden bezwaren opzij gezet. Niet zeuren, het maakt niet uit dat zij hier al jaren wonen en dat zij hier kinderen hebben gekregen, zij zijn uitgeprocedeerd en dus moeten zij weg, regels zijn regels. Maar hoe staat het nou eigenlijk met de uitzettingen? In Ter Apel schijnt één asielzoeker zijn uitzetting af te wachten. Ik hoor inmiddels van de heer De Vries dat dit getal met 300% is gestegen. Klopt dat? Is dat met veel stoerheid aangekondigde uitzetbeleid wel uitvoerbaar? Of wordt het misschien tijd om te concluderen dat het uitzetten van deze mensen een eindeloze, slepende affaire gaat worden die zorgt voor veel onrust in de samenleving? Er valt niet uit te leggen aan gewone Nederlanders waarom mensen die hier al jaren wonen, die vloeiend Nederlands spreken, die ingeburgerd zijn, weg moeten. Ik herhaal hier wat wij al vaker hebben gezegd en ik herhaal het met klem: het is tijd voor een generaal pardon voor deze groep.

De IND is al jarenlang de overheidsinstelling waarover het meest wordt geklaagd en die klachten zijn de afgelopen maanden dramatisch toegenomen door de rampzalige overname van taken van de Vreemdelingenpolitie. Honderden mensen zijn in de problemen gekomen met hun studiefinanciering, huursubsidie, werk of verzekering, simpelweg omdat de IND zijn ICT-voorzieningen niet op orde had. Desondanks houdt de minister vol dat de besluitvorming in dit hele overnameproces zorgvuldig is verlopen. Dat schrijft zij in een brief aan de Kamer, waarin zij een overzicht geeft van de belangrijkste besluitvormingsmomenten. Deze momenten hangen van tijdelijke oplossingen aan elkaar en niet van volledige testen en herstelacties. Nergens blijkt dat de minister op enig moment heeft ingegrepen om de chaos te voorkomen die zich door de gebreken in de ICT aankondigden. Ik houd de minister verantwoordelijk voor de chaos waarvan honderden buitenlanders in Nederland en hun gezinnen de dupe zijn geworden. Het wordt hoog tijd dat er puin wordt geruimd bij de IND, maar ik vraag mij af in hoeverre de minister hiertoe in staat en bereid is.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ook al heb ik maar een paar minuten spreektijd, ik wil toch eerst twee zinnen wijden aan de afschuwelijke gebeurtenis die dit debat overschaduwt en de onvoorspelbare gevolgen van deze moord. Noch de rechtstaat, noch de vrijheid van meningsuiting mogen het slachtoffer worden. Het slechtste wat Nederland nu kan gebeuren, is dat autochtone Nederlanders, nieuwe Nederlanders en vreemdelingen elkaar met wantrouwen en achterdocht gaan benaderen. Ik zie het echt als de taak van politici om, in zoverre dat in onze macht ligt, te voorkomen dat dit gebeurt. De minister van Vreemdelingenbeleid en Integratie heeft hierin vanzelfsprekend een heel bijzondere verantwoordelijkheid. Misschien kan zij ook hier iets zeggen over wat zij daarvan vindt en hoe zij die bijzondere verantwoordelijkheid voor de vreedzame coëxistentie in de multiculturele samenleving vorm wil geven, ook gelet op wat er is gebeurd.

De minister wordt geprezen om haar daadkrachtige optreden. Dat is een compliment. Toch zijn er een paar dingen waar de D66-fractie zich zorgen over maakt. De nieuwe plannen voor de inburgering worden geweldig vertraagd omdat er wel grootste plannen zijn gepresenteerd, maar er onvoldoende oog lijkt te zijn voor de praktische uitwerking en de haalbaarheid ervan, juridisch en anderszins. Berichten over de rapporten die in de maak zijn, stellen ons niet gerust. Hopelijk kan de minister dat wel doen. Er is in januari geld overgeheveld van OCW naar V&I-begroting voor de inburgering. Het is onacceptabel dat het geld daar vervolgens op de plank blijft liggen omdat de minister niet klaar is met haar plannen. Laat dan het geld nog maar even bij OCW. Dan kan er tenminste nog worden ingeburgerd, zij het op oude leest.

Wij maken ons ook zorgen over de vraag of het humane aspect van het asielbeleid wel voldoende ruimte krijgt. Wij zijn voor een streng doch rechtvaardig asielbeleid, maar wel in die combinatie. De afwijzende houding van de minister ten aanzien van asielzoekers die moeten terugkeren naar een land waarvan niet eerst in redelijkheid is nagegaan of noodzakelijke medische zorg kan worden geboden, is wel streng. Het is echter de vraag of het ook nog rechtvaardig is. Hetzelfde geldt voor kinderen die in de allerlaatste fase van het voortgezet en het middelbaar onderwijs zitten en die niet de kans wordt gegund om hier het eindexamen te halen. Gisteren is daarover een hartverscheurende petitie aangeboden aan de Kamer. Ik vraag de minister daarom om haar standpunt hierover te heroverwegen.

Tot slot heb ik een opmerking over de regeling voor kenniswerkers, over de hoge leges en de lange wachttijden. Al meer dan twee jaar pleit de fractie van D66 voor een regeling die ervoor kan zorgen dat buitenlandse wetenschappers zich hier ook een beetje welkom voelen. Vorige week hoorde ik op een D66-congres over kenniseconomie dat deze regeling nog steeds niet in werking is getreden. Ik kon mijn oren niet geloven. Eerst was er een motie van de Kamer, toen het fiat van de regering, daarna eindelijk een voorstel van het Innovatieplatform en nu moeten er eerst ingewikkelde convenanten met de IND worden afgesloten. Al die tijd behandelen wij buitenlandse wetenschappers als frauderende asielzoekers die onze gastvrijheid proberen te misbruiken. Wie is er eigenlijk de baas in Nederland, de IND of de minister?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik ben benieuwd wat u vindt van de wijze waarop deze minister omgaat met schrijnende gevallen en van de wijze waarop zij omgaat met mensen die buiten hun eigen schuld niet kunnen terugkeren. U hebt daar een groot punt van gemaakt in eerdere asieldebatten. Bent u tevreden en, zo niet, welke actie gaat u ondernemen?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Wij hebben van de minister aantallen gehoord van schrijnende gevallen die alsnog zijn toegelaten. Ik meen dat het er 400 waren. Misschien kan zij de actuele stand van zaken zelf nog eens aan ons mededelen. Het is op zich een respectabel aantal. De Kamer als geheel heeft zich expliciet uitgesproken over de wijze waarop moet worden omgegaan met de gevallen waarin terugkeer onmogelijk is. Ik hoop dat ik er vanuit kan gaan dat die afspraak gestand wordt gedaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Vindt u dat de Kamer tevreden kan zijn? Vindt u dat de Kamer voldoende wordt geïnformeerd door de minister over dit punt? Vindt u het niet nodig dat wij de minister dichter op de huid zitten waar het gaat om het daadwerkelijk uitvoeren van toezeggingen die op dit punt zijn gedaan?

Mevrouw Lambrechts (D66):

De Kamer moet de vinger aan de pols houden. Dat is een belangrijke rol van ons. Wij hebben dat ook steeds geprobeerd en dat moet mogelijk zijn door goede informatievoorziening.

De heer Visser (VVD):

Ik ben wel benieuwd wat voor informatie er is gegeven op het D66-congres. Misschien moet ik er zelf ook wel eens heengaan. Volgens mij is die regeling voor kenniswerkers per 1 oktober 2004 ingegaan.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ja, dat dacht ik ook. Ik neem dus aan dat u mijn verontwaardiging deelt dat dit niet het geval blijkt te zijn en dat er pas half november iets zal zijn op basis waarvan vervolgens nog eens ingewikkelde convenanten met de IND moeten worden gesloten. Over wat dat betekent, kunnen wij alleen maar enige vrees hebben. Het lijkt mij weer een heel ingewikkeld traject. Dat is niet de afspraak. Er wordt al twee jaar aan gewerkt. Als zo iets eenvoudigs al twee jaar duurt, is het de vraag hoe lang andere zaken gaan duren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Minister Verdonk presenteert zich als de "iron lady". Zij is trots op haar rechte rug, maar haar beleid is krom. Het is hard en onrechtvaardig. De problemen in de asielketen zijn bovendien levensgroot. Asielprocedures zijn verwor den tot gestroomlijnde afwijsmachinaties. De IND werkt bizar slecht. Deze minister slaat stoere taal uit, maar de uitvoering van het asielbeleid loopt vast. Zo staat Ter Apel vrijwel leeg. Ik wil dat de minister vandaag een heldere reactie geeft op de vraag hoe het met de uitvoering van het beleid gaat. Deze minister lijkt eerder de burgemeesters en gemeentebesturen te willen dwingen tot het uitvoeren van haar beleid dan dat zij draagvlak creëert. Botte oekazes lijken te regeren. Zij heeft een groot asielprobleem geërfd, maar lost dat op als een executeur testamentair zonder al te veel scrupules aan de dag te leggen jegens de personen die het betreft. Zij heeft niet alleen een rechte rug, maar is ook doof voor rechterlijke adviezen en adviezen van andere deskundigen. Blijkbaar voelt zij zich hinderlijk achtervolgd door recht en wet. Adviezen van deskundigen waarin wordt gesteld dat inburgeringsplannen mogelijk schendingen van de Grondwet opleveren, worden terzijde geschoven. Het arrest van het Europees Hof voor de rechten van de mens dat stelt dat Somaliërs niet mogen worden uitgezet, wordt eveneens in een verdomhoekje geplaatst. Ondertussen worden uitgeprocedeerden zonder meer op straat gezet.

De problemen zijn levensgroot. Ik vraag dan ook om speciale aandacht voor de chaos bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Het is goed dat de minister nu toezegt dat de Algemene Rekenkamer een onderzoek gaat doen. Haar toezegging is echter veel te beperkt. Wat betreft de GroenLinks-fractie moet er een volledig onderzoek plaatsvinden naar het doel en de rechtmatigheid van de asielprocedure. Ook moet de uitvoering daarvan worden onderzocht. Kan de minister toezeggen dat dit gebeurt? In de ogen van de GroenLinks-fractie kan dit een aanloop zijn naar een parlementair onderzoek. Klachten over tolken en intimidatie moeten daarin tot op de bodem worden uitgezocht. In de tussentijd moet de minister al die mensen schadeloosstellen die met een verblijfsvergunning, maar zonder verblijfspas letterlijk geen kant op kunnen. Het is niet minder dan ongrondwettelijk om verblijfsgerechtigden de toegang tot huisvesting, opleiding en werk te onthouden. Daarbij past snelle actie, minister. Als het aan de fractie van GroenLinks ligt, richt u een schadefonds IND op waarop mensen een beroep kunnen doen. Zorg ervoor dat verblijfsgerechtigden per ommegaande een verblijfspas krijgen en bied uw excuses aan deze mensen aan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een aantal korte opmerkingen over het asielbeleid. Normaal gesproken had ik die gisteren betrokken in mijn bijdrage.

Officieel is het terugkeerbeleid gebaseerd op de vraag of het land waar naartoe iemand moet terugkeren, al dan niet veilig is. Bij de uitvoering ervan vraagt men zich af of het al dan niet verantwoord is om een persoon uit te zetten. In de praktijk is er natuurlijk sprake van een breed grijs gebied daartussen. Zo wordt Liberia in de stukken erkend als onveilig land, maar wordt er ten aanzien van onderdanen van dat land geen categoriaal beleid gevoerd. De rest van de Europese Unie doet dat namelijk ook niet. Dat is natuurlijk geen inhoudelijk criterium. Daarom is het goed om inzicht te krijgen in wat er gebeurd nadat iemand is teruggekeerd. Die vraag moet toch bij de afwegingen worden betrokken?

In de zogenoemde Polen-discussie in verband met het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie heeft mij al gestoord dat wij niet of nauwelijks aandacht schenken aan de reeds in ons midden beschikbare kennis in de vorm van goed opgeleide asielzoekers. Ik ken heel wat voorbeelden van medisch goed opgeleide asielzoekers van wie het asielverzoek wordt afgewezen waardoor zij vervolgens geen kans hebben om het arbeidsmarktcriterium in stemming te brengen. Wil de minister daar nog eens op reageren? Wij houden deze discussie graag open.

Ik wil nog iets zeggen over de harmonisatie van het asielbeleid in Europees verband. Die moet in 2010 zijn voltooid. Deze harmonisatie lijkt vooral een race naar de bodem te zijn. Nederland speelt daar in de ogen van de fractie van de ChristenUnie een niet al te positieve rol in. Neem bijvoorbeeld het in de begroting genoemde motief terzake van opvang en asieltoetsing in de regio. Dit onderwerp houdt ons al zeer lang bezig. Daarin wordt uitsluitend genoemd dat het bedoeld is om de asielinstroom terug te dringen. Natuurlijk kan dat motief meespelen. Maar het eerste motief moet toch zijn het oplossen van het wereldvluchtelingenvraagstuk, of in ieder geval het leveren van een bijdrage daaraan. Ik verwijs nog maar eens naar de motie van mijn hand die indertijd door nagenoeg de gehele Kamer werd aangenomen. Die heeft daarop betrekking en daarin wordt het laatste motief uitdrukkelijk genoemd. Graag wil ik een reactie van de minister daarop.

De aantallen asielzoekers die zich hier melden, zijn sterk afgenomen. Ik vraag mij af of dit niet een gevolg moet hebben voor het aantal uitgenodigde vluchtelingen per jaar. Dat aantal mag dan naar mijn idee wel wat hoger zijn.

Wij zijn blij met de bezinning op beter op de doelgroepen toegespitst beleid inzake het verblijf op religieuze of levensbeschouwelijke gronden. Zonodig, komt mijn fractiegenote mevrouw Huizinga, daarop zeker terug. Op dit moment plaats ik de kanttekening dat de interim-circulaire die een jaar wordt verlengd feitelijk alleen op oude gevallen van toepassing is. Nieuwe gevallen kunnen daarop dus niet een beroep doen. Vorige week kwam mij nog een concreet geval ter ore. Ik vraag de minister of daaraan iets te doen is.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer over de begroting van Justitie, onderdeel vreemdelingenzaken. Ik schors de vergadering nu tot 11.30 uur. Daarna gaan wij verder met het verslag van het algemeen overleg Basisvorming. Vervolgens starten wij met de behandeling van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De begrotingsbehandeling van Justitie wordt in de loop van vandaag voortgezet. Dat zal aan het eind van de middag of vanavond zijn.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Als wij nu gedurende 35 minuten niets doen in deze Kamer, vraag ik mij af waarom wij die tijd niet mogen Voorzittergebruiken voor de begrotingsbehandeling van Justitie, onderdeel vreemdelingenzaken. Het lijkt alsof wij meer tijd besteden aan een gesloten vergadering dan aan een werkzame vergadering.

De voorzitter:

Ik neem niet aan dat iedereen tot 11.30 uur niets gaat doen. Het staat u geheel vrij deze tijd zelfstandig in te vullen. Het probleem is dat de woordvoerders Onderwijs nog naar deze zaal moeten komen. Dat zal zo snel mogelijk gebeuren. Daarna gaan wij verder met de plenaire agenda. Ik ga hier nu niet verder over in debat.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

U kunt zeggen dat u hierover niet wilt spreken, maar ik heb daaraan wel degelijk behoefte. Ik spreek tegen u en geef aan dat het jammer is van de vergadertijd van deze Kamer als wij nu 35 minuten schorsen, terwijl veel Kamerleden helaas geen spreektijd meer hebben om hun boodschap over te brengen.

De voorzitter:

Het is mogelijk een ordevoorstel in te dienen, maar er zijn in het Presidium en elders afspraken gemaakt over de begrotingsbehandelingen en de spreektijdverdeling. Die kan ik op dit moment niet veranderen. Ik ben voornemens de vergadering tot 11.30 uur te schorsen en vervolgens door te gaan met de agendapunten die ik zojuist noemde. Ik stel niet voor om nu door te gaan met de behandeling van de begroting van Justitie.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik neem u persoonlijk niets kwalijk, maar misschien kunt u dit probleem voorleggen aan het Presidium.

De voorzitter:

Het probleem is duidelijk naar voren gebracht. Ik vrees echter dat ik dat op dit moment niet voor u kan oplossen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In aansluiting op de woorden van de heer De Vries merk ik op dat ik de positie van de voorzitter ook begrijp. Toch wijs ik erop dat dit wellicht ietwat bizar overkomt op de mensen die dit debat volgen. Wij staan allemaal te jakkeren, omdat wij nog slechts een of twee minuten spreektijd hebben en vervolgens wordt de vergadering ruim een half uur stilgelegd. Ik had liever iets meer tijd genomen voor mijn betoog over het asielbeleid. Ik leg namelijk aan niemand uit dat wij nu eenmaal slechts een of twee minuten per fractie hadden en vervolgens een halfuur lang niets doen. Het punt van die spreektijd is overigens de reden van het feit dat fracties afwezig zijn. Als het anders zou zijn gelopen, hadden wij gezamenlijk een zinvol debat kunnen voeren over het asielbeleid. Misschien wilt u dat overbrengen aan het Presidium.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Mijn laatste suggestie is na te gaan of het mogelijk is het VAO in ieder geval een kwartier eerder te laten beginnen. Die tijd winnen wij straks weer, want wij zijn aan het eind van de avond aan de beurt.

De voorzitter:

In antwoord op de vraag van de heer Rouvoet merk ik op dat het mij goed lijkt de gemaakte opmerkingen door te sluizen naar het Presidium, zodat het mogelijk is daarover nader te spreken. Het is niet mogelijk de situatie op dit moment te veranderen. Wij zullen proberen betrokkenen zo snel mogelijk naar deze zaal te halen, maar dat is reeds getracht. Wij wachten af wat deze discussie verder oplevert. Het is niet mijn bedoeling geweest u op te jagen, maar ik heb mij gehouden aan de voorgeschreven en eerder overeengekomen spreektijden.

De vergadering wordt van 10.57 uur tot 11.30 uur geschorst.

Naar boven