Vragen van het lid Klaas de Vries aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over het uitblijven van de officieel beloofde verblijfsvergunning aan de kinderen E., nu al bijna een jaar geleden.

De voorzitter:

Ik heb met de heer De Vries afgesproken dat ik conform het goede gebruik in de Kamer voor een naam een afkorting, alleen een initiaal, gebruik. Ik ben mij er echter zeer van bewust dat de naam op vele plaatsen in de pers ook naar voren is gekomen. Ik zal er dan ook geen bezwaar tegen maken indien de heer De Vries de naam voluit gebruikt. In officiële stukken van de Kamer van mijn kant gebruik ik echter het initiaal.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De naam is niet doorslaggevend, de afkorting is goed genoeg. Het gaat mij om de zaak zelf.

Ik stel deze vragen naar aanleiding van een column van Jan Mulder in de Volkskrant van zaterdag jongstleden. Mijn vragen zullen straks twee aspecten betreffen, in de eerste plaats de mediagevoeligheid van het beleid in vreemdelingenzaken en in de tweede plaats de procedures die ertoe leiden dat alles zo eindeloos duurt.

Ik heb dit jaar een aantal vragen gesteld over een Iraans pleegkind dat tot drie keer toe door de IND een verblijfsvergunning werd geweigerd. Er komt een tv-uitzending van Andries Knevel en binnen de kortste keren mag het kind hier blijven. Ik heb vragen gesteld over een Somalische jongen over wie een uitzending kwam van Twee Vandaag. Vlak voordat de tweede uitzending plaatsvond, kreeg men bericht dat de jongen hier mag blijven. De minister was overigens niet bereid om uit te leggen waarom dat het geval was. Jan Mulder heeft in een column aandacht gevraagd voor de hartverscheurende werkelijkheid waarin een vijftal kinderen, die hij met E. aanduidt, hebben verkeerd. De column dateert van 2002. De minister heeft daarop geantwoord in 2003 en wel met het volgende: U hebt gelijk, mijnheer Mulder. Dit is hartverscheurend en schrijnend. Ik vind ook dat alle regels hier moeten wijken voor de elementen van deze zaak en deze mensen krijgen een vergunning.

Nu heeft de heer Mulder zaterdag een column geschreven waaruit blijkt, dat negen maanden later nog niets gebeurd is. De kinderen komen nog steeds overal aan de deur met de mededeling dat zij een verblijfsvergunning krijgen, waarop iedereen zegt "dat zal wel, wie bent u dan en mogen wij uw papieren even zien?". Zij worden dus echt van het kastje naar de muur gestuurd. Nu is er sinds zaterdag weer wat gebeurd, want ik kreeg zojuist het bericht dat gisteren deze kinderen zijn gebeld met de mededeling dat zij deze week hun papieren krijgen. Over mediagevoeligheid gesproken!

Nu zijn er drie lessen aan te verbinden, in de eerste plaats dat de heer Mulder vooral moet blijven schrijven en dat asielzoekers vooral de media moeten opzoeken om hun zaak te bepleiten, want dat helpt. Ik zou ze daar zeker niet van willen afhouden. Voor de minister is er echter ook iets wat belangrijk is, namelijk dat niet de media bepalen...

De voorzitter:

U moet nu uw vragen gaan stellen.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

...dat niet de media bepalen wat er gebeurt, maar dat de minister er ook voor zorgt dat in soortgelijke gevallen anderen er ook van profiteren. Tot nu toe zei de minister altijd dat er geen aanleiding is om andere instructies aan de IND te geven. Ik vraag de minister nu of zij, als zij afwijkt van een volgehouden beslissing van de IND en die doorbreekt, ervoor wil zorgen dat de IND voortaan weet dat hij in dergelijke gevallen anders heeft te handelen.

Hoe is het verder in vredesnaam mogelijk, als de minister zelf zegt dat iemand een verblijfsvergunning krijgt, dat tot op de dag van vandaag, dat wil zeggen: tot op de dag van gisteren, niets gebeurd is en die kinderen hebben moeten wachten op die verblijfsvergunning? Zo vreet de bureaucratie jaren uit de levens van mensen weg, alleen al omdat zij slecht functioneert. En dat gebeurt onder verantwoordelijkheid van deze minister.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik las afgelopen zaterdag de Volkskrant, net zoals de heer De Vries, en ik las ook de column – die ik normaal met veel plezier lees – van de heer Jan Mulder. Deze keer was ik natuurlijk zeer onaangenaam verrast; dat kunt u zich voorstellen. Het is misschien goed om te melden dat allerlei mensen mij schrijven die vinden dat een situatie van iemand in hun omgeving schrijnend is. Daar is de heer Mulder er één van geweest en hij heeft ook, vanuit die optiek en vanuit die positie, een brief van mij terug gekregen. Hetzelfde geldt voor de heer De Vries, die mij ook vele brieven schrijft over schrijnende gevallen. En er zijn natuurlijk gevallen bij waarvan ik zeg: hier is het samenstel van de omstandigheden zodanig dat ik deze mensen een vergunning wil verlenen.

Over de feitelijke gang van zaken kan ik het volgende melden. Op 27 november 2003 heb ik aan de familie over wie het hier gaat, een brief geschreven dat zij een verblijfsvergunning zouden krijgen; dat wil zeggen dat ik een beschikking heb gegeven. Toen was er contact met een gemachtigde en deze meldde dat de gezinsleden al eerder een asielprocedure hadden gevoerd, waarbij zij een andere, naar hun eigen zeggen niet hun werkelijke naam hadden gebruikt. Naar aanleiding van dit contact is op 5 december een brief naar de gemachtigde gestuurd over de mogelijkheden om de gegevens te wijzigen. Die gegevens moeten dan gewijzigd worden in de registratiesystemen en verantwoordelijk voor de registratiesystemen zijn ofwel de gemeenten, ofwel de vreemdelingendiensten.

Op 13 februari 2004 heeft een andere gemachtigde van het gezin gebeld en contact opgenomen met de IND, en is er gesproken over een alternatieve oplossing voor de registratieproblemen. Er is nogmaals uitgelegd – dat was al eerder bij brief gebeurd – dat dit de verantwoordelijkheid is van de gemeente of van de vreemdelingendiensten. Uiteindelijk vond de IND het zo lang duren, dat deze iets heeft gedaan dat de IND alleen maar doet in een zeer uitzonderlijke situatie, namelijk een nieuwe beschikking maken met daarin de nieuwe naam – zeg maar de naam B – waaronder de mensen liever vermeld stonden. Wij hadden eerst te maken met naam A. De mensen hebben namelijk bij binnenkomst gezegd dat zij A genoemd werden, maar naderhand bleken zij liever B genoemd te worden. Welnu, dat levert problemen op.

Op 15 april is er een nieuwe beschikking geslagen. Daarna is er veel contact geweest tussen de IND, de gemachtigde, de gemeente, de vreemdelingendienst en dergelijke over die verblijfsdocumenten. In de periode tussen 15 april en de tweede week van mei heeft de IND echter verzuimd een bepaald document aan te vragen. Dat is wat er is gebeurd. Vervolgens was het vanaf de tweede week van mei tot medio juni vanwege de conversie van de politiesystemen niet mogelijk pasjes aan te vragen; het betrof overdracht van taken van de vreemdelingenpolitie aan de IND. Daarna is die documentbestelling stapsgewijze weer op gang gekomen.

Op 18 augustus hebben betrokkenen een zogenoemde artikel-9-brief ontvangen waarmee zij wederom kunnen aantonen dat zij rechtmatig in Nederland zijn. Dat is dus nooit een punt van twijfel geweest: zij hadden die brief en daar konden zij altijd mee laten zien dat zij rechtmatig in Nederland verbleven. Als noodprocedure zijn via een vrije aanvraag op 13 september pasjes aangevraagd bij de SDU en ik verwacht dat deze pasjes volgende week worden bezorgd bij de betreffende vreemdelingendienst.

Dit heeft niets te maken met het feit dat ik mijn beleid afstem op zaken die in de media komen. Ik vind dat het een terecht signaal is dat de heer Mulder geeft. Ik heb daar meteen toen ik het las, op zaterdag, via een SMS naar één van de mensen bij de IND al op gereageerd, want ik vind ook dat dit niet de juiste weg is geweest.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Laat er geen misverstand over bestaan dat het heel goed is dat de minister reageert op signalen van mensen die de minister zeggen: hier is een zaak die uw aandacht behoeft. Waar het mij in wezen om gaat, is dat als de minister vervolgens tot een andere afweging komt dan oorspronkelijk was gemaakt, zij die niet reserveert voor dit ene geval dat publieke aandacht heeft gekregen, maar er voor zorgt dat het beleid dat zij dan kiest, de wending die zij aanbrengt, door de IND verstaan wordt als iets dat ook voor andere gevallen moet gelden. Bij eerdere gevallen heeft de minister gezegd: er is eigenlijk geen aanleiding om nieuwe instructies aan de IND te geven. Welnu, ik vind dat dit wel het geval behoort te zijn en dat andere mensen die in dezelfde situatie verkeren als de familie E., op dezelfde manier behandeld behoren te worden, ook als het gaat om het opgeven van een andere naam, want dat is vaak een enorme handicap voor mensen om een vergunning te krijgen.

Aan de duur van de procedures zullen wij morgen in een AO nog uitvoerig aandacht besteden. Het is natuurlijk schrikbarend dat dit zo lang moet duren. De column van de heer Mulder was van 2002. De minister reageerde in 2003. Het is nu september 2004 en de zaak is langzamerhand rond. Dat zijn jaren uit vijf mensenlevens. Je kunt dat vermenigvuldigen met duizenden gevallen. De minister moet niet zeggen "ik begrijp dat allemaal wel" of "er is een klein verzuim geweest". Het is ongelofelijk ernstig. Het is van groot belang dat dit wordt rechtgezet.

Minister Verdonk:

Zoals ik heb toegezegd, kom ik in het AO met een aantal maatregelen die reeds zijn genomen op het terrein van achterstanden. Ik ben met een plan van aanpak gekomen en het moet zo snel mogelijk geregeld zijn. Wij moeten een gigantisch traject doorlopen, maar ik ben het met u eens. Ik heb er zorg over en probeer de mensen bij de IND er steeds bewust van te maken.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

U hebt er zorgen over. Als u in december zegt dat u ervoor zorgt dat men een verblijfsvergunning krijgt, zou het toch negen maanden later al geregeld moeten zijn?

Minister Verdonk:

Ik wijs erop dat deze mensen onder een andere naam willen worden geregistreerd dan de naam die zij in eerste instantie hebben opgegeven. Het spijt mij, maar u heet nu De Vries, u heet morgen zo en volgend jaar ook. Hetzelfde geldt voor mij. Het levert heel veel problemen op als men dat niet doet. Dat kost tijd. De IND heeft zijn werkvoorraad en is er een bepaalde tijd mee bezig. Als men opnieuw binnenkomt, komt men niet meteen bovenop de stapel, maar onderaan. Dat kost weer enige tijd. Ik vraag bij deze aan iedereen: geef alstublieft meteen de juiste naam op, want dat scheelt heel veel problemen.

Het spijt mij, maar ik ga geen beleid wijzigen. Wij hebben er in de Kamer al vaker over gediscussieerd. Het gaat om schrijnende gevallen. Het is een samenstel van omstandigheden waarin ik mijn discretionaire bevoegdheid gebruik en een beoordeling geef. Ik heb gezegd dat deze situatie zo schrijnend is dat die mensen een verblijfsvergunning moeten krijgen. Dat is geen nieuw beleid.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Maar als de IND tot drie keer toe, ook na het wijzen van een rechterlijk vonnis, zegt dat dit niet schrijnend is en de minister het opnieuw bekijkt en het wel schrijnend vindt, dan moet zij ervoor zorgen dat de IND ervan doordrongen wordt dat zij over dit soort gevallen anders oordeelt dan de ambtelijke bureaucratie tot dat moment heeft gedaan.

Minister Verdonk:

Ik herken ook dit probleem en weet dat heel veel mensen bij de IND met hetzelfde probleem worstelen. Er is bij de IND een cultuuromslag in gang gezet. De mensen bij de IND zijn allemaal juridische professionals en dat moeten zij ook vooral blijven. Als je de aanvraag leest, is het mogelijk dat je zegt: juridisch is dit mijn antwoord, maar menselijkerwijs moet een ander er nog maar eens naar kijken. Dat gebeurt. Wij hebben daarvoor een procedure in werking gezet. De mensen hebben nu alle gelegenheid om die aanvraag een stapje hoger te leggen. Er is een aparte commissie benoemd, die mij daarover advies geeft. Er wordt heel serieus met de mensen van de IND omgegaan. Zij zijn niet alleen juristen, maar ook mensen en nemen die verantwoordelijkheid.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De minister spreekt over een gigantische operatie. De vreemdelingenpolitie heeft zaken afgestoten naar de gemeente respectievelijk de IND. Heeft de Nationale Ombudsman haar niet uitdrukkelijk gevraagd of zij daar wel verstandig aan deed en of de IND er wel op was voorbereid? De Ombudsman heeft er gisteren in de Kamer nogmaals uitgebreid zijn twijfels over geuit. Was het niet beter geweest om dat anders te doen?

De minister spreekt nu over een asielzoekersfamilie. Ik kan ook een voorbeeld geven. Een mevrouw wacht nog steeds op het eerste pasje voor haar partner. Omdat dat pasje nog niet is verstrekt en de periode waarvoor het geldt inmiddels is verstreken, heeft zij al een tweede pasje moeten aanvragen en beide keren leges moeten betalen. Nog steeds heeft zij niets, behalve de brief van de minister, waar zij geen kant mee uit kan.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik kan niet ingaan op de tweede vraag van de heer De Wit. Ik zou niet weten over wie hij het heeft en wat daar aan de hand is. Als een pasje verlopen is door toedoen van de IND, behoeft men natuurlijk niet voor de tweede keer leges te betalen.

De heer De Wit sprak over twijfels die de Ombudsman gisteren zou hebben geuit. Ik was niet bij dat gesprek aanwezig. Deze week hebben wij een algemeen overleg, waarin wij uitgebreid over deze materie zullen spreken. Ik stel mij voor dat ik bij die gelegenheid op de vraag inga.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Van advocaten horen wij voortdurend dat het voor mensen vrijwel onmogelijk is om door de minister als schrijnend te worden beoordeeld. De heer De Vries gaf het aan en ik heb het zelf ook meerdere malen ontdekt: het is je redding als je in de publiciteit komt. Het kan toch niet zo zijn dat iemand, omdat hij toevallig in de media komt, wel schrijnend wordt gevonden, terwijl dat niet lukt als je niet in de media verschijnt. Er moet op dat punt meer helderheid komen over de wijze waarop de minister oordeelt over schrijnende gevallen. In gelijke gevallen, waarvan er toevallig één in de media komt, moet gelijk geoordeeld worden.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik kan duidelijk zijn. Ik laat mij niet leiden door publiciteit. Er zijn heel veel mensen in de publiciteit geweest die nooit een verblijfsvergunning hebben gekregen. Ik kijk naar het samenstel van omstandigheden. Op grond daarvan neem ik de beslissing op advies van de IND of mensen wel of niet in een schrijnende situatie verkeren. Dat heeft niets te maken met beleid; het wordt in ieder individueel geval opnieuw bekeken. Het heeft ook niets te maken met het al of niet verschijnen in de media.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Mijn vraag gaat ook over dat aspect van de media, omdat het een hardnekkig iets is. Het wordt telkens weer naar voren gehaald en het is dus heel belangrijk dat de minister daar duidelijk afstand van neemt. De vraag hoeveel mensen zich met een bepaalde zaak begaan tonen is volgens de minister dus een factor die zij niet in aanmerking neemt. Zij laat zich alleen leiden door de inhoudelijke omstandigheden van een zaak.

De voorzitter:

Eerlijk gezegd vind ik dat die vraag wel zo'n beetje gesteld was.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik kan slechts onderschrijven wat de heer Van der Staaij zegt. Noch de media noch het aantal brieven dat ik over een bepaalde zaak krijg – dat zijn er soms heel veel – bepaalt mee wat schrijnende omstandigheden zijn.

Naar boven