Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 11, pagina 618-623 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 11, pagina 618-623 |
Noot 1 (zie blz. 578)
Schriftelijke antwoorden van de minister van Economische Zaken op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begrotingen van Economische Zaken voor het jaar 2004 (29 200-XIII) en van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2004 (29 200-D)
Vraag:
Het innovatieplatform zou de uitrol van breedband tot een absolute prioriteit moeten maken.
Antwoord:
De Kamer ontvangt na de kerst een Breedbandnota waarin ik de ambitie van het Kabinet t.o.v. Breedband schets. Ik zal dit onder de aandacht van het Innovatieplatform brengen.
Vraag:
Motie gasgebouw Ten Hoopen
Antwoord:
Gevraagd wordt om uitvoering van de motie Ten Hoopen (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600-XIII, nr. 26), die vroeg om publieke verankering van de publieke belangen in de gassector. Ik wil deze motie onverkort uitvoeren.
Met de wetgeving ter implementatie van de Gasrichtlijn die ik binnenkort indien, geef ik uitvoering aan een eerste in de motie genoemd publiek belang, betreffende verdere verankering van een goed functionerende marktwerking. Ook een tweede element, het kleine velden beleid, zal in de voorstellen voor wijziging van de Gaswet volledig gehandhaafd blijven. Het derde element uit de motie Ten Hoopen ten slotte, de leveringszekerheid, wordt publiek verankerd in het Besluit van voorzieningen in verband met de leveringszekerheid. Het gaat daarbij om regelgeving met betrekking tot het gastransportbedrijf als het gaat om taken op het vlak van de leveringszekerheid, op basis van de artikel 10 van de Gaswet.
Vraag:
Kunt u een internationale vergelijking van de toezichthouder geven? Hoe komt het dat de NMa het hoogste aantal boetes in Europa oplegt? Hoe verhoudt zich dit met het Europese Level Playing Field?
Antwoord:
Er is allerlei informatie beschikbaar die zich leent voor een internationale vergelijking van mededingingstoezichthouders. Ik wil mij inspannen om het gevraagde overzicht van de werkzaamheden van diverse nationale toezichthouders te maken op basis van de beschikbare informatie.
Wat betreft de boetes is het zo dat voor overtreding van art. 6 en 24 Mw (kartelverbod en misbruik economische machtspositie) een boete en/of een last onder dwangsom kan worden opgelegd van maximaal 10% van de wereldwijde omzet. Dezelfde systematiek wordt gehanteerd door de Europese Commissie. De instantie die jaarlijks een vergelijking maakt van het boetebeleid («Rating the enforcers» van The Global Competition Review) heeft het totale boetebedrag afgezet tegen het Bruto Nationaal Product. Nederland, met een relatief klein BNP (t.a.v. USA, EU, Duitsland, Frankrijk etc) kan makkelijk hoog op deze lijst komen als er in een jaar toevallig een grote boete is uitgedeeld. In 2002 was er in één kartelzaak sprake van een zeer hoge boete van € 88 miljoen wegens verboden afspraken van mobiele telecom-operators (KPN, Vodafone enz.). Deze zeer hoge boete vertekent misschien het beeld. Ik wil wel onderstrepen dat beboeten geen doel op zich is. Uiteindelijk gaat het om handhaving van de Mededin- gingswet die ten goede komt aan consument en bedrijfsleven.
De nieuwe Verordening 1/2003 zal de samenwerking tussen nationale mededingingsautoriteiten en de Europese Commissie verder versterken en het mededingingstoezicht harmoniseren. Dit zou – meer nog dan nu het geval is – een Europees «level playing field» voor mededingingshandhaving moeten bevorderen, ook op het gebied van boetebeleid.
Vraag:
Deelt de minister mijn indruk dat de energiesector in heel Europa kwetsbaarder is geworden, zowel door tekort aan reservecapaciteit als door gebrekkig onderhoud?
Antwoord:
– De soms grote problemen met de energievoorziening in Europa – zoals bijvoorbeeld onlangs in Italië – zijn niet het gevolg van een tekort aan reservecapaciteit of gebrekkig onderhoud, maar voornamelijk van bijzondere weersomstandigheden.
– Uit eerste berichten blijkt dat de stroomuitval in Italië verband houdt met takken die tegen hoogspanningsverbindingen zijn gewaaid, waardoor een belangrijke importverbinding buiten gebruik werd gesteld.
– De perioden van schaarste in Scandinavië hielden verband met langdurige perioden van droogte waardoor de vele beschikbare waterkrachtcentrales onvoldoende benut konden worden.
– Door de dubbele ringstructuur van het hoogspanningsnet en de zeer beperkte waterkrachtcapaciteit in Nederland, zijn deze problemen hier niet te verwachten.
– De «code-rood» meldingen in Nederland werden veroorzaakt door een gebrek aan koelwater. Er is op geen enkel moment een tekort geweest aan reservecapaciteit.
– Daarnaast heeft de beheerder van het hoogspanningsnet, TenneT, aangekondigd dat zij de komende jaren 400 miljoen euro in een nieuwe hoogspanningskabel voor de randstad investeren. Dat levert een forse vergroting van de transportcapaciteit op waarmee de kans op een tekort daaraan wordt verminderd.
– In mijn brief aan uw kamer van 3 september jl. inzake de voorzienings- en leveringszekerheid van energie heb ik overigens een aantal beleidsvoornemens gepresenteerd waarmee eventuele problemen in de toekomst voorkomen moeten worden.
Vraag:
De fractie van de Christenunie stelde mij de vraag of marktwerking niet voor de burger was bedoeld en of het niet de wereld op zijn kop is dat de consument geprikkeld moet worden zijn positie als volwaardige marktpartij op te eisen?
Antwoord:
– Ik ben het met de Christenunie eens dat wij bijvoorbeeld de elektriciteits- en gasmarkt liberaliseren juist ten behoeve van de afnemers, de consumenten. Ook bij de kabel is het uiteindelijke doel de consument hiervan te laten profiteren.
– Keuzevrijheid houdt in dat indien een bedrijf slecht presteert, de consument op zoek kan gaan naar een ander. De overheid creëert de juiste randvoorwaarden en zorgt ervoor dat consument een goede juridische positie heeft. Meer heb ik niet bedoeld met de door de Christenunie geciteerde passage.
Vraag:
Voelt de minister er niet iets voor netwerkbedrijven te verplichten een financiële reserve te creëren voor onderhoud en investeringen?
Antwoord:
– In het wetsvoorstel ter implementatie van de Europese richtlijnen en de aanscherping van het toezicht op de netbedrijven, dat ik onlangs naar de RvS heb gestuurd, heb ik erin voorzien dat netwerkbedrijven jaarlijks aan de Dte moeten aangeven op welke wijze zij in financiële zin in staat zijn hun wettelijk taken uit te voeren.
– Ik kies er dus niet voor om bedrijven een onbepaalde reserve te laten aanhouden.
– Ik wil jaarlijks kunnen beoordelen of de financiële middelen die de netbeheerder ter beschikking staan voldoende zijn voor bijvoorbeeld de in dat jaar geplande onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan het netwerk.
Vraag:
Waarom is vooruitlopend op het advies van de Commissie van Wijzen en de besluitvorming over ICES-KIS-3 een kasschuif doorgevoerd van 2004/2005 naar 2009/2010?
Antwoord:
Tijdens de voorbereiding van de begroting 2004 werd op basis van ervaringsgegevens verwacht dat de uitgaven voor ICES-KIS-3 in de eerste jaren (met name 2004) lager waren dan was gereserveerd.
Daarom is toen de raming in de jaren 2004 en 2005 met in totaal € 100 mln. verlaagd en is de raming in de jaren 2009 en 2010 met € 100 mln. verhoogd. De € 100 mln. valt daarom niet vrij, maar is verschoven naar latere jaren.
De totale hoeveelheid beschikbare middelen is derhalve niet gewijzigd: er was en is in totaal € 802 mln. beschikbaar voor ICES-KIS-3. De fasering van de uitgaven is echter verschoven.
Inmiddels ligt er een advies van een commissie van wijzen over de ICES-KIS-3-projecten. Op basis van dit advies zal het kabinet een besluit nemen aan welke ICES-KIS-3-voorstellen subsidie wordt toegekend en aan welke niet.
Vraag:
Onlangs hoorden wij de Staatssecretaris tegenover het MKB bemoedigende woorden spreken over het verschijnsel faillissement. Mag D66 daaruit afleiden dat zij het voorstel van D66 ondersteunt om de preferente positie van de overheid bij faillissementen op te heffen?
Antwoord:
In het MDW-rapport over de modernisering van de Faillissementswet heeft EZ zich op het standpunt gesteld dat de preferente positie van de overheid (bestaande uit het fiscale bodemrecht en de voorrechten van de fiscus en de Uwv) bij voorkeur afgeschaft zou moeten worden. Dit, omdat daarmee een verbetering van de afhandeling van insolventiegevallen kan worden gerealiseerd en omdat geen van de argumenten die in het verleden zijn aangevoerd om deze rechten te onderbouwen, op dit moment nog geldig zijn. Alleen onoverkomelijke budgettaire bezwaren zouden daaraan in de weg moeten kunnen staan en dan nog alleen indien de verwachte positieve uitwerking op de economie daar niet tegenop zou wegen.
Het kabinet heeft naar aanleiding van de uiteenlopende verwachtingen van de verschillende betrokken departementen over de baten en lasten van het schrappen van deze preferenties, een nader onderzoek daarnaar laten uitvoeren. Dit onderzoek is opgebouwd uit een aantal deelonderzoeken en een op deze deelonderzoeken gebaseerde conclusie van het CPB. De rapportage over dit onderzoek zal op afzienbare termijn beschikbaar komen en naar verwachting nog in de loop van dit jaar kunnen leiden tot een aanvullend Kabinetsstandpunt over het al dan niet handhaven van de preferente positie van de overheid bij faillissementen.
Vraag:
Duurzaam (o.a. EPR). Duidelijker visie op duurzame economische ontwikkeling.
Wij vragen ons bijvoorbeeld af hoe het afschaffen van de Energie Premie Regeling zich verhoudt tot het streven naar een duurzame energievoorziening.
Antwoord:
Bij duurzame ontwikkeling gaat het om het zorgdragen dat toekomstige generaties minstens zoveel kansen op ontplooiing hebben als huidige generaties. Dat betekent zorgvuldig omgaan ecologische aspecten, sociaal-culturele aspecten en de mogelijkheden van mensen te voorzien in hun huidige en toekomstige behoeften, dus economische aspecten. Het betekent ook verbanden leggen tussen ons handelen hier en effecten daarvan elders.
Duurzame ontwikkeling is daarmee meer een leidraad en een toetssteen voor het handelen dan een eenduidig vergezicht.
Het beleid van dit kabinet is om duurzaamheid zoveel mogelijk in het beleid te integreren.
Bij EZ gebeurt dat op vele beleidsterreinen, waaronder:
1. Duurzame energie/MEP/stimulering duurzame energieproductie in Nederland;
2. Transitieproject naar een duurzame energiehuishouding;
3. Energiebesparingsbeleid gericht op het bedrijfsleven: Benchmarkconvenant; Meerjarenafspraak 2 en Regulerende Energiebelasting;
4. Beleid gericht op CO->2>-reductie in de industrie: emissiehandel;
5. Integratie van duurzaamheid in het innovatiebeleid als criterium voor subsidietoekenning;
6. Promoten van Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen;
7. Stimuleren van Duurzame Bedrijventerreinen en samenwerking op bedrijventerreinen (Parkmanagement);
8. Consumentenbeleid: bewust aankoopbeleid;
9. Maatschappelijk Verantwoord Beleid inzake Overheidsinkopen enaanbestedingen.
Vraag:
Kunt u meer informatie geven over onderwerpen die tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland in 2004 aan bod komen, en dan m.n. over het idee van een Europese Actal?
Antwoord:
Tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2004 liggen de prioriteiten voor EZ met name op het terrein van de Lissabonstrategie (leidraad voor het versterken van het concurrentievermogen en de ontwikkeling van de kenniseconomie). Tijdens het voorzitterschap zullen onder meer de volgende onderwerpen aan bod komen: WTO, onderzoek en innovatie, ondernemersklimaat, interne markt voor diensten, regulering en het functioneren van de gas en elektriciteitsmarkt, groene stroommarkt, consumentenbelangen, en de verbetering van de kwaliteit van regelgeving.
Deze thema's zullen aan de orde komen bij het informele overleg van de Raad voor Concurrentievermogen, de informele bijeenkomst van de Europese ministers belast met handelspolitiek, en de informele ministeriële bijeenkomst over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, die EZ zal organiseren.
Over regelgeving wil ik hier nog iets meer zeggen: het aanpakken van regeldruk uit Europa is een essentieel onderdeel van de inzet van het kabinet om tot minder regels te komen. De Europese Commissie heeft in juni 2002 een actieplan voor betere regelgeving gepresenteerd. Dat is een goede stap vooruit, want daarvoor deed de Commissie weinig. Eind 2004 vindt een eerste evaluatie plaats van het actieplan. Biedt goede gelegenheid om voor versterking van de aanpak te pleiten. Het kabinet zet in op twee hoofdpunten: 1) een ambitieus programma voor het opruimen van bestaande regelgeving, 2) goede en objectieve effectbeoordelingen van voorgenomen regelgeving zodat negatieve consequenties voor bedrijven en administratieve lasten zichtbaar worden. Voor dat laatste kan een Europese equivalent van Actal nuttig zijn. Daar zullen we ons dan ook voor inzetten.
Vraag:
Onder het kennisoffensief van Balkenende II dalen de onderwijsuitgaven als percentage van het nationaal inkomen. En Nederland zit al 15% onder het OESO-gemiddelde. Waarom hier geen vergelijking met de koplopers VS (achterstand meer dan 30%), Zweden en Finland? Waarom is onze benchmark hier Oost-Europa?
Antwoord:
– Volgens de structurele indicatoren van de EU (zie de recente EZ-publicatie getiteld «Structural Indicators: Benchmarking the Netherlands») lagen de publieke uitgaven aan onderwijs als percentage van het BBP boven het gemiddelde van de EU15 en de VS. Dit betekent dat de lage onderwijsuitgaven van Nederland niet te wijten zijn aan lage overheidsuitgaven, maar aan lage private uitgaven.
– Maar belangrijker: we moeten ons niet blindstaren op de uitgaven, het gaat om de prestaties die met dat geld bereikt worden. En die zijn over het algemeen nog steeds goed voor het Nederlandse onderwijs, zie de brief die de Minister van Onderwijs u vorige maand heeft toegestuurd over de OESO-publicatie Education at a Glance 2003.
Vraag:
Blijven we tegen kernenergie? Moet daar geen debat over plaatsvinden?
Antwoord:
In het regeerakkoord is besloten de kerncentrale Borssele (de enige kerncentrale in Nederland) op termijn te sluiten en er is nog geen veilige eindoplossing voor de berging van het langlevende radioactieve afval. In dat licht is een nieuw debat over kernenergie in Nederland niet opportuun.
Ik ben daarnaast van mening dat deze vraag in Europees kader bezien moet worden. Zowel sommige EU-lidstaten als de Europese Commissie zien voor kernenergie een blijvende rol weggelegd in de energievoorziening. In het kader van de harmonisatie van de Europese energiemarkt is het daarom wenselijk om een debat over de rol van kernenergie in Europa opnieuw op te pakken.
In een geliberaliseerde Europese elektriciteitsmarkt zullen echter niet snel nieuwe kerncentrales gebouwd worden, omdat deze relatief zeer hoge vaste kosten hebben die slechts over een zeer lange termijn terugverdiend kunnen worden.
Vraag:
PvdA wil de minister vragen om als EZ vanuit marktordeningsvraagstukken weer het voortouw te nemen en met een duidelijk visie te komen op publiek ondernemerschap en niet alleen over corporate governance maar juist ook over public governance met een visie te komen.
Antwoord:
Ik ben blij dat de PvdA aandacht vraagt voor publiek ondernemerschap. Het is ook mijn overtuiging dat marktordeningsvraagstukken steeds pregnanter de aandacht krijgen in relatie tot de kwaliteit van de publieke uitvoering. De burger vraagt een efficiëntere en effectievere dienstverlening van organisaties binnen de overheid en semi-overheidssectoren. Het betreft omvangrijke sectoren als de gezondheidszorg, het onderwijs, openbaar vervoer en de woningbouwcorporaties.
De roep om betere dienstverlening gaat gepaard met een tendens naar grotere autonomie en zelfsturendheid van diezelfde organisaties. De verwachting is dat dit leidt tot meer ondernemerschap en een meer bedrijfsmatige bedrijfsvoering, die leidt tot een betere verhouding tussen de kwaliteit van de publieke dienstverlening en de inzet van publieke middelen. Het kabinet heeft bij de SER aangegeven een advies te gaan vragen over publiek – of beter maatschappelijk – ondernemerschap. EZ zit hier bovenop.
Met betrekking tot het thema public governance heb ik Hans de Boer (oud-voorzitter MKB) gevraagd met een team van EZ-ers aan de slag te gaan. Hij gaat kijken hoe governance bij kan dragen aan meer ondernemerschap en betere dienstverlening binnen semi-publieke sectoren. Hierbij moeten uiteraard de maatschappelijk doelstellingen voorop blijven staan. Daar hoort ook duidelijke verantwoording bij. Aandachtspunt is de relatie tussen het interne toezicht (binnen de onderneming) en het externe toezicht (door de overheid).
De resultaten van dit onderzoek worden begin volgend jaar gepresenteerd.
Vraag:
De PvdA hoort graag de keuzes waarom de keuze (voor bezuiniging op Ruimtevaart) toch gemaakt is ondanks tegenorders? D66 wil weten waarom te bezuinigen op ruimtevaart voordat er strategische afwegingen zijn gemaakt?
Antwoord:
– Het is juist dat ESA het «juste retour» systeem hanteert: de bijdragen aan ESA programma's krijgen de lidstaten gegarandeerd voor 80% terug in de vorm van opdrachten aan de nationale industrie. Wij hechten zeer aan dit systeem van ESA, maar het staat los van onze overweging om op ruimtevaart te bezuinigen.
– De subsidietaakstelling voor EZ is aanzienlijk. Het is dan ook niet mogelijk gebleken om het innovatiebudget, dat ca. 50% van de EZ begroting omvat, volledig buiten schot te houden.
– Gelet op het relatief forse budget en de mogelijkheden voor budgetreductie is onder meer gekozen voor ruimtevaart voor een structurele ombuiging. De voorgestelde EZ ombuiging bedraagt structureel € 10 mln. vanaf 2007.
– In aanloop daarop wordt in 2004, 2005 en 2006 respectievelijk € 1, 5 en 7,5 mln. ingeleverd. De reductie heeft met name effect op de mogelijkheden van EZ om aan nieuwe optionele ESA programma's deel te nemen. Hierdoor zal ESA minder opdrachten verlenen aan de Nederlandse ruimtevaart industrie en daaraan gelieerde kennisinstellingen.
– De voorgestelde EZ ombuiging bedraagt structureel € 10 mln. vanaf 2007. In aanloop daarop wordt in 2004, 2005 en 2006 respectievelijk € 1, 5 en 7,5 mln. ingeleverd. De reductie heeft met name effect op de mogelijkheden van EZ om aan nieuwe optionele ESA programma's deel te nemen. Hierdoor zal ESA minder opdrachten verlenen aan de Nederlandse Ruimtevaart industrie en daaraan gelieerde kennisinstellingen.
– Bestaande afspraken en programma's blijven onaangetast. Het (Europese) ruimtevaartbeleid en onze Nederlandse positie komen door de ombuiging niet in gevaar.
Vraag:
SGP: de looptijd van de TROS-regeling is tot en met maart 2004. Ook hierna zal er echter nog geen sprake zijn van een level playing field als gevolg van Zuid Koreaanse concurrentie verstoring. Wat denkt de Staatssecretaris hier aan te doen?
CU: Is de Staatssecretaris bereid om de TROS regeling uit te breiden als het budget niet voldoende blijkt om de ingediende aanvragen te kunnen honoreren?
Antwoord:
Binnen de EZ-begroting is in totaal € 60 mln vrijgemaakt voor de TROS-regeling. Na de invulling van de omvangrijke subsidietaakstelling op de EZ-begroting zie ik geen mogelijkheden om extra ruimte voor de TROS-regeling vrij te maken.
Als reactie op de Koreaanse concurrentieverstoring heeft de toenmalige Industrieraad besloten binnen de EU een zogenaamd Tijdelijk Defensie Mechanisme in het leven te roepen. De TROS-regeling is gebaseerd op dit Tijdelijke Defensie Mechanisme, niet alleen inhoudelijk maar ook qua looptijd.
Deze looptijd was gekoppeld aan de procedure inzake de WTO-klacht die de EU heeft ingediend tegen concurrentieverstorende activiteiten van Korea.
Deze hele WTO-procedure zal naar alle waarschijnlijkheid langer duren dan destijds voorzien. Ik denk dan ook dat de discussie rond de verlenging van de Tijdelijke Defensie Mechanisme de komende maanden hoog op de agenda van Raad van het Concurrentie Vermogen zal staan.
Afhankelijk van deze discussie zal het dus wellicht mogelijk worden de TROS-regeling te verlengen.
Ik wil hier echter wel toevoegen dat ik in principe voorstander ben en blijf van het zo spoedig mogelijk afschaffen van de steun aan de scheepsbouwsector in alle lidstaten van de Europese Unie, zodat een Europees level playing field ontstaat.
Zoals ik reeds heb gezegd is er geen extra financiële middelen op mijn begroting voor de TROS-regeling gereserveerd.
Vraag:
Welke rol spelen ethische factoren in het bio- en gentechnologiebeleid?
Antwoord:
– Voor een uiteenzetting van de rol die ethische factoren spelen in het bio- en gentechnologiebeleid verwijs ik u naar het uitgebreide kabinetsstandpunt over een integraal toetsingskader voor biotechnologische ontwikkelingen (Kamerstukken II, 2002–2003, 27 428, nr. 39) dat in juli 2003 naar de Tweede Kamer is gestuurd naar aanleiding van een motie van mevrouw Ross-van Dorp (nr. 18) ingediend tijdens de behandeling van de integrale nota biotechnologie in januari 2002.
– In het integraal toetsingskader wordt uitgebreid aandacht besteed aan alle relevante waarden en normen die een rol spelen bij dit onderwerp.
– Wanneer vanuit EZ subsidie wordt gegeven aan onderzoek op bio- en/of gentechnologisch gebied, is het vanzelfsprekend dat het betreffende onderzoek alleen uitgevoerd kan worden, indien de onderzoeker of instelling beschikt over de nodige vergunningen.
– Daar waar noodzakelijk geacht worden in de vergunningverleningprocedure, welke is vastgelegd in de wet, ethische factoren meegenomen, zoals uiteengezet in het integraal toetsingskader.
Vraag:
Wat willen de gebruikers van stroom en welke voorwaarden stellen zij aan de stroomvoorziening
Antwoord:
– Op de website van de Consumentenbond (www.consumentenbond.nl) is duidelijk te vinden wat voor consumenten van belang is bij het aangaan van een nieuw contract met een energieleverancier en wat van belang is als dat contract eenmaal is gesloten
– Daaruit blijkt dat het voor consumenten van belang is een betrouwbare energieleverancier te hebben die beschikt over een vergunning en die is aangesloten bij een geschillencommissie. Kort gezegd wil de consument vrijheid om te kiezen, een goede consumentenbescherming en een goede prijs-kwaliteitverhouding
– Tot slot is het voor consumenten interessant om te weten waar hun stroom vandaan komt en welk type stroom ze kunnen krijgen
– Ik zal ervoor zorgen dat bij volledige marktopening de wettelijke voorzieningen zijn gecreëerd zodat de consument daadwerkelijk in staat zal zijn om antwoorden te krijgen op door hem gestelde vragen.
Vraag:
Wat vindt de staatssecretaris van de stop now order en de undertaking als methodes om consumentenbelangen beter te waarborgen?
Antwoord:
EZ is als consumentenministerie verantwoordelijk voor het algemene (kader van het) consumentenbeleid. Dit betekent het scheppen van randvoorwaarden zodat de consument in het marktproces optimaal tot zijn recht kan komen, en een goede geïnformeerde keuze kan maken. Één van deze randvoorwaarden is een goede afhandeling van klachten en handhaving van consumentenrecht. In Nederland wordt het consumentenrecht veelal privaatrechtelijk gehandhaafd, partijen kunnen zelf de oplossing zoeken voor hun geschillen. Partijen hebben een eigen verantwoordelijkheid en moeten die ook nemen.
Naar aanleiding van signalen van onder andere de Consumentenbond, wil ik kijken of het huidige systeem goed functioneert en of verbeteringen mogelijk zijn. De Engelse stop now order en undertaking, waar mevrouw Gerkens naar heeft gevraagd zijn beiden onderdeel van het publiekrechtelijke systeem van handhaving zoals dat in Engeland wordt gehanteerd. In Nederland heeft nu de Consumentenbond de bevoegdheid om in een procedure voor de rechter bepaalde handelspraktijken te doen staken (wat een equivalent is van de stop now order). Ik ben zoals gezegd uiteraard altijd bereid om te kijken of, en zo ja waar, het Nederlandse systeem van consumentenbescherming, verbeterd of aangevuld zou kunnen worden.
Hiertoe zal ik ook contact opnemen met de OFT en de Engelse instrumenten bestuderen. In een brief die ik u eind dit jaar zal sturen met een nieuwe beleidsagenda consumentenbeleid zal ik hier nader op ingaan.
Vraag:
SP vindt het merkwaardig dat de € 185 mln. waarover het innovatieplatform adviseert van OCW afkomstig is en niet van EZ.
Antwoord:
– Dit bedrag is niet afkomstig van OCW.
– De genoemde € 185 mln. is afkomstig uit de kennisenveloppe van het kabinet. Deze enveloppe is in totaal € 700 mln.
– € 515 mln. hiervan is op de begroting van OCW gezet. De resterende € 185 mln. staat vooralsnog als stelpost op de begroting van het Ministerie van Financiën.
– Het Innovatieplatform zal adviseren over de aanwending van deze € 185 mln. Het gaat dan om inzet op 4 thema's, namelijk technostarters, focus en massa, kenniswerkers en R&D-samenwerking.
Vraag:
Met welke concrete voorstellen gaat de minister het probleem oplossen dat het MKB mensen te lang vasthoudt door de lange band met medewerkers dan wel door de hoge kosten van ontslag.
Antwoord:
Bij de vormgeving van een adequaat ontslagstelsel dient de juiste balans gevonden te worden tussen belangen van werkgevers en werknemers. Voor werkgevers dient het stelsel voldoende flexibel en kostenefficiënt te zijn; werknemers dient de juiste mate van bescherming en rechtszekerheid geboden te worden. Om tot een goede beoordeling van mogelijkheden ter beëindiging van een arbeidsrelatie te komen, dient het stelsel van arbeidswetgeving overigens in zijn geheel in beschouwing genomen te worden. Zo kan bijvoorbeeld bij het aflopen van een tijdelijk arbeidscontract de arbeidsrelatie beëindigd worden, zonder dat hiervoor (kostbare) procedures met tussenkomst van het Centrum voor Werk en Inkomen of de kantonrechter noodzakelijk zijn.
Het bestaan van deze mogelijkheden laat onverlet dat het nuttig is te onderzoeken of met deze genoemde procedures de belangen van werkgevers en werknemers (ook in het MKB) op de meest efficiënte en adequate wijze gediend zijn. Om deze reden heeft, in 2000, de door het toenmalige kabinet aangestelde Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel (Commissie Rood) een advies uitgebracht over de (toekomstige) inrichting van het ontslagstelsel. Het kabinet zal in 2004 een reactie uitbrengen over de aanbevelingen van de Adviescommissie, waarbij de in juli van dit jaar bekend gemaakte opvattingen van de Stichting van de Arbeid over de aanbevelingen van de Commissie Rood aanmerking genomen zullen worden. Het voortouw ligt hierbij bij het Ministerie van SZW.
Vraag:
Waarom niet een bepaald minimumpercentage reserveren voor de het MKB in de WBSO en deze bedrijven ook actief uitnodigen met hun plannen te komen?
En waarom leren wij niet van het Amerikaanse Small Business Innovation Research programma (SBIR) en pakken wij het niet op een zelfde manier aan?
Antwoord:
– De WBSO is een fiscale generieke faciliteit, die is bestemd voor alle ondernemers die speur- en ontwikkelingswerk (laten) verrichten. De regeling kent geen plafond, zodat de aanvragen van alle ondernemers, die hun aanvraag juist en tijdig bij Senter indienen, kunnen worden gehonoreerd. Om die reden is het niet nodig om een bepaald percentage van het budget voor het MKB te reserveren.
– Overigens blijkt het MKB reeds op zeer ruime schaal gebruik te maken van de WBSO. Zo sloeg in het jaar 2002 63% van het totale WBSO-budget neer bij het MKB.
– Tenslotte wijs ik er op dat de € 100 mln. extra middelen voor de WBSO uit het Hoofdlijnenakkoord van dit Kabinet met name het MKB ten goede zullen komen, zodat het percentage van 63% voor het MKB naar verwachting nog verder zal oplopen.
– Met betrekking tot een SBIR programma graag het volgende: in algemene zin zijn er binnen het huidige en voorgenomen EZ-instrumentarium voldoende mogelijkheden voor innovatief MKB. Zo sloeg in 2002 van alle innovatiesubsidies, die Senter uitkeerde, 68% neer bij het MKB (in totaal € 685 mln.).
– Er is daarom geen noodzaak voor een aparte SBIR regeling. Daarnaast is het onduidelijk in hoeverre een SBIR-regeling binnen het EU-steunkader inpasbaar is.
Vraag:
Wanneer kunnen wij van de minister de invulling verwachten van de resterende incidentele subsidietaakstelling van € 70 mln?
Antwoord:
Hierover verwijs ik u naar de brief die ik u hierover onlangs schreef. De gevolgen zullen bij suppletore begroting worden verwerkt, zodat de Tweede Kamer zich hierover kan uitspreken.
Noot 2 (zie blz. 593)
Voorbeelden van succesvolle Nederlandse uitvindingen/technologieën:
1. Bluetooth: Jaap Haartsen (hoogleraar in Twente) heeft in de jaren negentig deze technologie uitgevonden, waardoor apparaten zoals computers, mobiele telefoons of palmtopjes op korte afstand draadloos met elkaar kunnen communiceren. Wordt nu toegepast door grote bedrijven als Ericsson, Hewlett-Packard en Microsoft.
2. GLARE: een nieuw materiaal in de familie van vezel metaal laminaten dat uitgevonden is in Nederland. Is ontwikkeld door Stork, Akzo, TU Delft en het NLR met ondersteuning vanuit EZ. GLARE bestaat uit een aantal lagen aluminium en kunststof en wordt gebruikt in de bouw van vliegtuigen. Het is sterker, lichter, duurzamer en brandveiliger dan traditionele materialen. GLARE wordt toegepast in het grootste passagiersvliegtuig ter wereld met twee dekken boven elkaar: de nieuwe Airbus A380 (reeds 118 toestellen verkocht).
3. Crucell: jong Leids biotechbedrijf (opgericht in 2000). Heeft een humane cellijn ontwikkeld die de basis vormt voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins (AIDS, Ebola) en als productiecel voor nieuwe eiwitten wordt gebruikt. Veel interesse vanuit bijvoorbeeld DSM en grote (buitenlandse) farmabedrijven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-618-623.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.