Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Eerdmans aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de toekenning van bonussen aan topambtenaren.

De voorzitter:

Ik verzoek u allen vriendelijk om ook tijdens het vragenuur dezelfde stilte in de zaal te houden die wij het afgelopen kwartier hebben gehad.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Ik hoop inderdaad dat het net zo rustig blijft als tijdens uw prachtige toespraak maar ik vrees het ergste. Het lijkt al meer op een kantine dan op 's lands vergaderzaal.

De voorzitter:

Begint u met uw vragen en laat u de orde in de vergadering rustig aan mij over, daarvoor heeft u mij gekozen.

De heer Eerdmans (LPF):

Dat is waar, voorzitter.

Mijn vragen zijn gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Vorige week werden wij verrast door een onderzoek van het blad PM Den Haag. Daaruit blijkt dat ook in 2002 vreselijk hoge bonussen zijn uitgekeerd aan topambtenaren. Er is totaal 1 mln euro verhaspeld onder topambtenaren. Het hoogste bedrag ging naar de SG van Verkeer en Waterstaat. Dat is het ministerie waarin tijdens het onderzoek naar de bouwfraude in 2002 maar liefst drie ambtenaren in voorlopige hechtenis zijn genomen. Later bleek ook dat er sprake is geweest van veel verkeerd beleid. Deze SG heeft bovenop zijn salaris een bonus gekregen van 47.000 euro!

De LPF is niet tegen het toekennen van beloningen maar wij zijn er wel tegen als deze niet op prestaties zijn gestoeld. Het blijkt dat 70 topambtenaren een aanzienlijk hogere bonus hebben gekregen dan in 2001.

Verder zijn er nog enkele zaken aan het licht gekomen tijdens dat onderzoek. Allereerst dat steeds dezelfde groep ambtenaren de bonussen krijgt. Op de tweede plaats dat de bonussen elk jaar stijgen en op de derde plaats dat de desbetreffende ambtenaren met deze bonussen uiteindelijk méér verdienen dan hun politieke bazen: de ministers en de staatssecretarissen

Ik zou de minister de volgende vragen willen stellen.

  • 1. Zijn de beloningen van topambtenaren in 2002 gebaseerd op afrekenbare geleverde prestaties, of gaat het om een structurele verhoging zonder dat daar een prestatie tegenover staat?

  • 2. Gaat de minister dit beleid veranderen? Het onderzoek betreft immers 2002 en de Kamer heeft een motie-Eerdmans aangenomen waarin staat dat ambtenaren te allen tijde minder moeten verdienen dan hun politieke bazen. Dat lijkt mij vrij logisch.

  • 3. Gaat de minister uitvoerders zoals agenten, verpleegsters en leraren naar prestatie belonen? Als een agent bijvoorbeeld in een maand vijf misdadigers oppakt, lijkt het mij goed dat die beter beloond wordt als iemand die dat niet doet. Wat mij betreft mag zo iemand agent van de maand worden.

Minister Remkes:

Voorzitter. De heer Eerdmans zegt dat hij vorige week verrast was door een publicatie in het blad PM Den Haag. Ik op mijn beurt was wat verwonderd toen ik deze vragen op het lijstje zag staan. Die publicatie is namelijk gebaseerd op een brief die ik 18 november vorig jaar naar de Kamer gestuurd heb. De Kamer heeft er tot dusver niets mee gedaan. De verrassing kan dan ook niet groot zijn. Het is een vrij omvangrijke brief met allerlei staatjes; de Kamer kan die nalezen. "Verrassing" is naar mijn gevoel een wat misplaatste uitdrukking.

Zoals de Kamer uit de brief had kunnen concluderen, hangt dit verschijnsel samen met het beleid dat ambtelijke medewerkers in plaats van voor 36 uur werken ook kunnen kiezen voor 40 uur werken. Een vrij aanzienlijk deel van de desbetreffende groep heeft dat gedaan. Dat heeft consequenties voor de beloning. Dat beleid is, zoals de Kamer bekend is, reeds in 2002 door het kabinet uitgestippeld. Voorts is sprake van beloningstoeslagen. Zoals zij had kunnen weten, ligt het in de bedoeling om bij de Kamer hierop terug te komen naar aanleiding van de voorstellen van de commissie-Dijkstal, die volgende maand aan mij zullen worden aangeboden. De Kamer komt nog ruim in de gelegenheid om hierover te spreken. Ik heb er geen behoefte aan om er nu op vooruit te lopen.

Wij zitten middenin de besprekingen over de cao politie. Het lijkt mij niet wijs om er nu op vooruit te lopen.

De heer Eerdmans (LPF):

De verrassing is wel aanwezig, omdat wij in oktober een debat hebben gevoerd over de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Naar aanleiding daarvan is een motie aangenomen: ambtenaren moeten niet meer kunnen verdienen dan hun bazen, in dit geval de minister. Daarom is het actueel om dit nu te bespreken, vooral omdat het punt van de Lijst Pim Fortuyn momenteel is: hoe lang blijven wij doorgaan met het neerzetten van een pot geld? Wij belonen ambtenaren daaruit, maar wij blijven net zo lang doorgaan totdat die pot leeg is. Daar komt het in feite op neer. Mensen krijgen structureel meer geld, omdat er geld is. Dat is het probleem in dit land: wij geven geld uit, omdat het geld er is. Wij zien graag dat ambtenaren worden afgerekend op prestaties, worden gestuurd op resultaten en worden beloond als zij het goed doen en gestraft als zij het fout doen. Ik heb dat verhaal wel vaker gehouden in de Kamer. Ik hoor graag van de minister wanneer wij stoppen met die vrijblijvendheid om iedereen meer geld te geven. Ik ben zelf jarenlang ambtenaar geweest. Elke keer was het raak: de ene keer kreeg de groep die aan de kant van het raam zat het geld mee naar huis, de andere keer de groep die aan de kant van de verwarming zat. Zo wisselde dat om het halfjaar. Dat vind ik geen bewust belonen. Ik hoop dat wij daarvan afscheid kunnen nemen. Daarom gaf ik het voorbeeld van de uitvoerders, die vaak te maken hebben met concreet werk op straat of in ziekenhuizen en die nadrukkelijke verantwoordelijkheden dragen. Je zou hen kunnen afrekenen en kunnen sturen met beloningen. Ik hoor vandaag graag van de minister dat hij erkent dat wij met die vrijblijvendheid moeten stoppen en moeten sturen op resultaten.

De commissie-Dijkstal is prima; daar wacht ik al heel lang op. Ik hoop dat de heer Dijkstal er nog tijd voor heeft met al zijn andere nevenfuncties, maar ik reken op een stevig rapport van zijn hand.

De 40-urige werkweek is nu juist buiten de bonus gelaten. Natuurlijk gaan ambtenaren meer verdienen als zij meer gaan werken, maar dat staat los van de 1 mln aan bonussen.

Minister Remkes:

Het totale beeld wordt door beide oorzaken beïnvloed. Dat is ook de reden waarom ik erop wijs.

De heer Eerdmans kan de brief vinden onder nummer 29200-VII, nr. 35. Dit is een vorm van dienstverlening in de richting van de Kamer. Wij komen over het thema uitvoerig te spreken op basis van het rapport van de commissie-Dijkstal.

De heer Eerdmans (LPF):

Het enige wat de minister vandaag doet, is verwijzen naar een brief. Dat is toch teleurstellend. Ik dacht dat wij dit vragenuurtje zouden gebruiken om meer debat te krijgen en meningen te wisselen. Hopelijk gaan wij er binnenkort wat aan doen. U verwijst als een soort ambtenaar zonder bonus naar een brief die ik ook ken. Geeft u nu eens antwoord. Geeft u alstublieft een standpunt.

Minister Remkes:

Met permissie, maar de Kamer is uitvoerig in de gelegenheid geweest om over deze brief een algemeen overleg te organiseren. Dat is niet gebeurd. Dat debat hadden wij tot in de finesses kunnen voeren.

De heer Eerdmans (LPF):

Ik ben de eerste die zo'n debat zou aanzwengelen, maar ik vraag u vandaag om een reactie.

De voorzitter:

Ik richt mij ook tot de minister. De vragen zijn toegelaten en ik vraag u ze zoveel mogelijk te beantwoorden.

Minister Remkes:

Over de politie heb ik net een opmerking gemaakt. Ik reageer daar niet op, gegeven het feit dat er op dit moment cao-besprekingen gaande zijn. Procedureel heb ik verwezen naar het rapport van de commissie-Dijkstal. Het inhoudelijke debat heb ik in die lijn geparkeerd. Ik kan de heer Eerdmans verzekeren dat daar voorstellen uit zullen komen die tot veranderingen zullen leiden. Vooruitlopend op de presentatie van een rapport ga ik er natuurlijk niet inhoudelijk een voorschot op nemen. Dan zou ik voor mijn beurt praten.

De heer Eerdmans (LPF):

Mijn slotoffensief is: jammer dat u niet eens durft te zeggen dat u vindt dat ambtenaren op resultaat moeten worden gestuurd en naar prestatie moeten worden beloond. Dat vind ik teleurstellend. U schuift alles naar voren. Prima, dan spreken wij er later over.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is waar dat wij dit debat eerder hebben gevoerd en dat wij nu moeten wachten op de commissie-Dijkstal. Ik begrijp echter wel de "sense of urgency" bij de heer Eerdmans. Hij wil de resultaten van de commissie-Dijkstal graag snel zien. Wij willen dat ook. Kan de minister aangeven wanneer die commissie klaar zal zijn?

Minister Remkes:

Dat heb ik net aangegeven. Het rapport zal mij volgende maand worden aangeboden.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik respecteer het antwoord van de minister als hij zegt dat hij niet op het rapport vooruit wil lopen. Ik vraag de minister om het volgende punt mee te nemen in zijn rapportage. Waarom krijgen topambtenaren, gelet op hun functie, hun verantwoordelijkheid en hun vaardigheid om buitengewoon te kunnen presteren, behoorlijke topbonussen? Dat betekent misschien dat de inschaling niet goed is.

Minister Remkes:

Het zal uitvoerig aan de orde komen en het is ook uitvoerig aan de orde geweest in de brief waarnaar ik verwijs. Daarin wordt inzage gegeven in de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen. Ik heb beide hoofdoorzaken net genoemd.

Naar boven