Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 januari 2004 over de direct gekozen burgemeester.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben in december en vorige week uitvoerig gesproken over de Hoofdlijnennotitie direct gekozen burgemeester. Onze debatten van december en vorige week waren in mijn ogen uitermate boeiend. Wij vonden het wel een moeilijk te voeren debat, omdat het leek alsof de eindconclusie vaststond. De direct gekozen burgemeester of de lokale regeringsleider, zoals in de Hoofdlijnennotitie staat, moet in 2006 komen vanwege de passage die daarover staat opgenomen in het regeerakkoord. Naast het feit dat voor de fractie van de ChristenUnie de door de Kroon benoemde burgemeester geen gepasseerd station is, vormen voor haar de discussie en de voorstellen een groot pijnpunt. De snelheid die daarmee gepaard gaat, levert naar de mening van mijn fractie grote spanningen op voor de volgende drie zaken: de Grondwet, de stabiliteit van het gemeentelijk bestuur en de positie van de burgemeester. Er is namelijk sprake van een massaal ontslag in 2006, zoals bekend. Ik weet dat er over het laatste punt een motie wordt ingediend. Die zullen wij van harte steunen. Over de eerste twee onderwerpen dien ik de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgvuldig met de Grondwet dient te worden omgegaan;

constaterende dat in artikel 125 van de Grondwet het voorzitterschap van de gemeenteraad aan de burgemeester is opgedragen;

tevens constaterende dat de invoering van de direct gekozen burgemeester met een zelfstandige positie, zoals de regering die voorstelt, niet is te rijmen met het voorzitterschap van de gemeenteraad;Slob

spreekt als haar mening uit dat eerst de Grondwet dient te worden gewijzigd voordat kan worden overgegaan tot de invoering van de direct gekozen burgemeester,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van der Vlies, De Wit en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(29223).

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Mijn collega vraagt om eerst de Grondwet te wijzigen en om daarna het wetgevingstraject in te zetten. Dat is een van de mogelijkheden. In het debat is echter ook de situatie aan de orde geweest waarbij de burgemeester voorzitter blijft van de gemeenteraad totdat de Grondwet is gewijzigd. Zoals u weet, zijn velen nu al van oordeel dat in de huidige situatie van dualisering het beter zou zijn als de burgemeester geen voorzitter was. Waarom zegt u over deze laatste casus niets?

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben daar vorige week uitvoerig over gesproken. Ik verschil in dat opzicht ook fundamenteel van mening met minister De Graaf. Wij zijn namelijk van mening dat op het moment dat wordt gekozen voor de figuur van de direct gekozen burgemeester met de positie en de verantwoordelijkheden die in de Hoofdlijnennotitie beschreven staan, het uitgesloten is dat een burgemeester met zo'n positie en zo'n mandaat kan functioneren als voorzitter van de gemeenteraad. Dit is onze opvatting. Wat ons betreft is er maar een weg: de Grondwet moet worden gewijzigd voordat ruimte kan worden gecreëerd voor zo'n burgemeester, dus voor een andere dan wij nu hebben. Ik herhaal dat wij hierover van opvatting verschillen. Wij hebben hier vorige week ook over gesproken. De minister ziet het anders en u mogelijk ook. Ik verwijs naar een aantal adviezen die wij van adviesorganen als de ROB hebben gekregen.

De heer Van Beek (VVD):

De ROB was juist de instantie die zei dat verschillende modellen denkbaar zijn. Zo zijn er volgens hen modellen die passen in de huidige Grondwet en modellen die passen in een gewijzigde Grondwet. Dat advies had u dus niet moeten aanhalen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat advies haal ik wel aan, omdat de ROB ook spreekt van een burgemeester met een zelfstandige positie. Dat heeft te maken met de plannen van de regering en met het takenpakket en de verantwoordelijkheden die de burgemeester zou dragen na direct verkozen te zijn.

Wij willen ook een motie indienen over de dualisering, waarbij het wederom om een verschil in taxatie gaat. Minister Remkes heeft verleden week aangegeven dat hij de opvatting heeft dat het lokale bestuur voldoende stabiel is om een nieuwe verandering aan te kunnen, ik heb aangegeven dat mijn fractie hieraan twijfelt. Wij kunnen geen van beiden onze analyse deugdelijk onderbouwen, omdat de evaluatie nog niet heeft plaatsgevonden. Daarom ben ik het met mevrouw Spies eens dat het aan te bevelen is om de evaluatie van het dualisme tot nu toe af te wachten en dan pas een definitieve keuze te maken omtrent de invoering van de direct gekozen burgemeester. Daarop sluit onze motie naadloos aan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de dualisering van het gemeentebestuur nog maar twee jaar geleden is ingevoerd;

constaterende dat de praktijk in veel gemeenten aantoont dat de implementatie van het dualisme nog de nodige tijd zal vragen;

tevens constaterende dat invoering van de direct gekozen burgemeester opnieuw veel zal vragen van de spankracht van het gemeentebestuur;

verzoekt de regering, de resultaten van de evaluatie van het dualisme af te wachten voordat er een besluit wordt genomen over invoering van de direct gekozen burgemeester,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(29223).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben in het algemeen overleg uitgebreid gesproken over het voorstel van de bewindslieden om de burgemeesters in 2006 massaal te ontslaan en dan in één keer de gekozen burgemeester in te voeren. De argumenten van beide ministers hebben mij niet kunnen overtuigen en daarom dien ik een motie in die mede ondertekend is door mevrouw Spies, die hierop in het overleg ook uitgebreid is ingegaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vertrouwen in de burgemeesters over het algemeen groot is;

overwegende dat het kabinet voornemens is om als onderdeel van het wetsvoorstel voor de gekozen burgemeester invoering ineens per maart 2006 op te nemen;

overwegende dat dit op gespannen voet staat met de positie van burgemeesters van wie de benoemingstermijn nog niet is verstreken;

verzoekt de regering, verschillende invoeringsvarianten uit te werken, waaronder geleidelijke invoering tot de gemeenteraadsverkiezingen in 2010, en deze alternatieven aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer en Spies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(29223).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben in verband met het debat dat wij hierover hebben gevoerd, nog wel benieuwd naar het standpunt van de fractie van de PvdA tegenover de direct gekozen burgemeester in relatie tot de Grondwet. Staat zij nog steeds achter de uitspraken van de heer Dubbelboer bij de begrotingsbehandeling dat de Grondwet moet worden veranderd voordat de direct gekozen burgemeester kan worden ingevoerd?

Mevrouw Hamer (PvdA):

U moet het mij niet kwalijk nemen als ik niet de exacte bewoordingen kan weergeven die de heer Dubbelboer heeft gebruikt. Hij kan nu wegens persoonlijke omstandigheden – zijn kind ligt in het ziekenhuis – niet aanwezig zijn. Maar ik kan u verzekeren dat wij nog steeds achter alle uitspraken staan die wij hierover hebben gedaan.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Wij hebben twee uitgebreide debatten gevoerd over de plannen van de regering om de direct gekozen burgemeester in te voeren. Onze fractie is er een voorstander van dat er een einde komt aan de benoeming door de Kroon. Zij is ook een voorstander van de gekozen burgemeester, maar wij verschillen er met de regering en met een aantal fracties in deze Kamer over van mening of de burgemeester direct of door de raad gekozen zou moeten worden. De SP is er nog steeds voorstander van dat de burgemeester wordt gekozen door de gemeenteraad. Dat systeem geldt in veel Europese landen en in de ons omringende landen. Het is ook een systeem dat door veel mensen van buiten deze Kamer wordt bepleit, gelijktijdig met hun forse kritiek op het voorstel van de regering.

De SP is van mening dat het plan om de nieuwe burgemeester door de raad te laten kiezen, onvoldoende is belicht in de notitie van de regering. In totaal zijn er twee zinnen aan gewijd. Wij vinden dat het alternatief deugdelijk dient te worden onderzocht. Het heeft twee voordelen. Wij vermijden daarmee het verschijnsel van twee kapiteins op een schip, waarvan ongetwijfeld sprake zal zijn als de burgemeester direct wordt gekozen en als het een zware burgemeester is met een eigen programma, en wij vermijden de conflicten die daaruit zullen voortvloeien. Een door de raad gekozen burgemeester heeft het voordeel van eenduidigheid van het beleid en van controle door de representatieve democratie, de vertegenwoordigende democratie, het orgaan dat daarvoor is. Op deze manier wordt de invloed van de kiezer meer gewaarborgd. Om die reden dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het democratische proces van controle en afrekening beter tot zijn recht komt bij een door de raad gekozen burgemeester dan een direct gekozen burgemeester;

van mening dat zonder meerderheid in en op grote afstand van de gemeenteraad de burgemeester niet goed zou kunnen functioneren;

constaterende dat in de nota van de regering onvoldoende een afweging wordt gemaakt tussen het model van de direct gekozen burgemeester en de door de raad gekozen burgemeester;

verzoekt de regering, alsnog de mogelijkheid van een door de raad gekozen burgemeester te onderzoeken en de Kamer haar bevindingen te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(29223).

Mevrouw Spies (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Ik zal niet uitgebreid op dit onderwerp ingaan, maar ik wil toelichten waarom wij samen met mevrouw Hamer deze motie hebben ingediend.

Wij hebben de vorige week een intensief vervolg gehad op het debat dat al voor de Kerst was begonnen. Daarin is naar ons idee te veel in de lucht blijven hangen de bereidheid van het kabinet om verschillende invoeringsvarianten serieus uit te werken en te bezien. Voor ons is het een aangelegen. Wij hebben vanaf het begin gezegd dat wij moeite hebben met de invoering ineens bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Daarom hebben wij samen met mevrouw Hamer een motie opgesteld, waarin wij het kabinet nadrukkelijk uitnodigen om verschillende invoeringsvarianten naast elkaar te leggen, op hun merites te beoordelen en daarover aan de Kamer te rapporteren.

De heer Van Beek (VVD):

Moties waarin wordt gevraagd om na te denken, hebben al snel mijn steun. Hoe verklaart mevrouw Spies deze motie in het licht van de afspraken in het regeerakkoord? Zit daartussen spanning of past het er ruim in?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik zou het niet durven om spanning met het regeerakkoord te veroorzaken, mijnheer Van Beek. In mijn beleving staat deze motie op geen enkele wijze op gespannen voet met hetgeen in het regeerakkoord is afgesproken. Wij stellen de invoering van de gekozen burgemeester niet ter discussie, maar wij hebben wel steeds gezegd dat wij een invoering ineens in maart 2006 niet zien als de meest wenselijke variant. Dat is ook een consistente lijn van de CDA-fractie geweest vanaf september tot op heden.

De heer Van Beek (VVD):

Bedoelt u dat de gekozen burgemeester vanaf 2006 geleidelijk wordt ingevoerd zodat in 2010 de situatie van volledige invoering is bereikt?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat is het einddoel: volledige invoering in 2010. Wij hebben steeds gezegd dat wij de afspraken in het regeerakkoord zullen uitvoeren en dat wat de CDA-fractie betreft dus in maart 2006 de eerste burgemeesters gekozen kunnen worden.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Het is van belang op dit punt opheldering te krijgen. In de motie wordt gevraagd om met verschillende varianten te komen. Voor de CDA-fractie gold tot nu toe het harde punt dat er een gefaseerde verandering zou komen: als een burgemeester zou vetrekken, zou de volgende gekozen worden. Is dit voor de CDA-fractie nog steeds een hard punt? Moeten wij de motie op die manier uitleggen?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat is nog steeds een hard punt. Ik begrijp ook niet waarom bij u onduidelijkheid is ontstaan. Ik heb steeds aangegeven dat het CDA geen heil ziet in een massale verkiezing van burgemeesters in maart 2006. Dat is ook precies wat deze motie tot uitdrukking brengt. Het kabinet wordt erin uitgenodigd om met diverse varianten voor de invoering ineens te komen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Waarom heeft u dan niet in het dictum gezet: verzoekt de regering om met één variant te komen, namelijk die voor de gefaseerde invoering? Dat staat niet in het dictum.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik meen dat mevrouw Hamer en ik over het dictum van deze motie gaan en wij hebben voor deze formulering gekozen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ook mijn fractie is van mening dat zowel in de notitie van beide ministers als in het debat dat wij tot nu toe in deze Kamer hebben gevoerd veel te weinig aandacht is besteed aan de voors en tegens van een direct door de bevolking gekozen burgemeester versus de direct door de raad gekozen burgemeester. Hierbij is inderdaad sprake van voors en tegens. Daarover kun je discussiëren. Mijn fractie kiest uiteindelijk voor een door de raad gekozen burgmeester, maar wij vinden dat het debat dat wel buiten de Kamer intensief wordt gevoerd, veel te weinig in deze Kamer is gevoerd. Daarom heb ik uit volle overtuiging de motie van de heer De Wit van de SP medeondertekend. Daarin wordt de regering opgeroepen om haar democratische plicht te doen en om aan deze kwestie een notitie te wijden. Daarmee zou worden voorkomen dat wij dit debat als het ware onder het tapijt vegen. De uitkomst zal wellicht tot een keus voor het een of het ander leiden, maar ik vind dat dit debat nadrukkelijk in de Kamer behoort te worden gevoerd en dat dit tot nu toe onvoldoende is gebeurd. Daarom heb ik de motie van de heer De Wit medeondertekend.

Zelf wil ik graag een motie indienen voor het geval dat de keus toch de richting opgaat van de direct gekozen burgemeester. Mijn fractie gaat het speciaal om de vraag hoe de kandidaat zijn campagne financiert. In de notitie van het kabinet wordt slechts gezegd: wij zullen bezien of het van belang is om maxima te stellen aan de fondsen die de kandidaat werft. Mijn fractie vindt dit deze opstelling ongewenst. Zij vindt het van groot belang dat strikte maxima gelden voor het werven van middelen voor de campagne. Daarom dien ik op dit punt een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een wetsvoorstel ter invoering van de direct gekozen burgemeester wordt voorbereid;

van mening dat er van de mogelijkheid gebruik gemaakt moet worden om aan giften en sponsorbijdragen van particulieren en/of instellingen maxima te stellen;

roept de regering op, in het wetsvoorstel een bepaling op te nemen die redelijke maxima stelt aan de te ontvangen giften en sponsorbijdragen voor de verkiezingscampagne,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Hamer en Slob. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(29223).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ook ik heb in het debat aangedrongen op zeer strenge regels voor de campagnefinanciering. Die regels zijn heel hard nodig. De minister heeft daar overigens wel het een en ander over gezegd. Vindt de heer Duyvendak deze motie daarom niet overbodig?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Nee, want in het debat werd niet duidelijk dat dit een scherp en hard punt zou moeten zijn. Als het echter toch zover komt, dan ziet mijn fractie juist op dit punt grote problemen ontstaan. Daarom is een heldere Kameruitspraak nodig, maar misschien zegt de minister straks: wat hier wordt gevraagd, ga ik doen en ik neem de motie over. Dan hoeft zij niet in stemming te komen. Dit heb ik hem echter nog niet expliciet horen zeggen. Laat staan dat ik dit heb gelezen in de notitie die wij hebben besproken.

Minister De Graaf:

Voorzitter. Wij hebben vorige week nog indringend over dit onderwerp gesproken in vervolg op een debat dat wij in december hebben gevoerd. De leden van de Kamer zijn vandaag kort geweest. Dat kan ik ook.

De heer Slob heeft een motie ingediend waarin het gaat over de Grondwet. Vorige week hebben wij onze meningen vrij nadrukkelijk uitgewisseld. Ik hecht eraan, nogmaals aan te geven dat wij van mening kunnen verschillen over de vraag of het wenselijk is dat de gekozen burgemeester ook het voorzitterschap van de gemeenteraad uitoefent. Dat is een politiek-beleidsmatig verschil van mening. De discussie over die politiek-beleidsmatige wenselijkheid is iets anders dan de suggestie dat een combinatie van burgemeestersverkiezing en uitoefening van het raadsvoorzitterschap spanning zou opleveren of in strijd zou zijn met de Grondwet. Opnieuw constateer ik dat de heer Slob en ik niet alleen van mening verschillen, maar dat de heer Slob in een van de overwegingen van de motie toch weer suggereert dat niet zorgvuldig met de Grondwet wordt omgesprongen. Ik heb daar bezwaar tegen aangetekend en maak daar nogmaals bezwaar tegen. Dat wij van mening verschillen is geen enkel probleem, maar ik heb grote moeite met de suggestie dat de regering onzorgvuldig met de Grondwet omspringt.

Het dictum van de motie geeft aan dat de heer Slob van mening is dat eerst de Grondwet moet worden gewijzigd voordat kan worden overgegaan tot invoering van de direct gekozen burgemeester. Vorige week heb ik aangegeven dat ik bereid ben in het kabinet voor te stellen om een grondwetsherziening voor te bereiden, waarbij de eerste lezing in deze kabinetsperiode kan worden behandeld. Naar mijn stellige overtuiging zijn er geen argumenten en zeker geen grondwettelijke argumenten tegen invoering van de gekozen burgemeester op het geplande tijdstip. Om die reden ontraadt het kabinet aanvaarding van de motie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Kan de minister zich voorstellen dat juist ons verschil in taxatie van dat voorzitterschap van de raad in relatie tot de gekozen burgemeester leidt tot een verschil van mening over de omgang met de Grondwet? Ik zou het niet zwaarder willen maken dan dat. Daar zit nu juist de oorzaak van ons verschil.

Minister De Graaf:

Nee, dat ben ik niet met u eens. Ik ben het wel met u eens dat wij een verschil van mening hebben over het voorzitterschap van de gemeenteraad van een gekozen burgemeester. Ik ben het fundamenteel met u oneens over uw stelling dat een gekozen burgemeester als voorzitter van de gemeenteraad in strijd is met de Grondwet. Tegen die suggestie maak ik ernstig bezwaar. De regering kan het niet goed velen als de suggestie wordt gewekt dat zij in strijd met de Grondwet wil handelen. Zoals de heer Van Beek vorige week heeft gezegd: wij moeten een afwijking van de Grondwet niet gedogen. Daar ben ik het van harte mee eens.

De heer Slob heeft ook een motie ingediend over de dualisering, de evaluatie van het dualisme. De regering is ervan overtuigd dat de invoering van de gekozen burgemeester een aanvulling is op het in gang gezette traject van de dualisering. Het is belangrijk om die dualisering te evalueren. Het gaat om de ontwikkeling van de positie van de raad in de nieuwe verhouding tot het gemeentebestuur. Dat betekent niet dat de introductie van de gekozen burgemeester daarop moet wachten. Overigens zullen wij natuurlijk ook tussentijds bekijken of er signalen zijn die in het debat moeten worden ingebracht en die wellicht nopen tot aanvullingen of nadere bepalingen in het wetsvoorstel betreffende de gekozen burgemeester. De regering ontraadt een tijdsvolgorde waarin de evaluatie volledig moet zijn volbracht voordat het wetsvoorstel kan worden behandeld.

Mevrouw Hamer en mevrouw Spies hebben eveneens een motie voorgesteld. Mevrouw Hamer sprak opnieuw van een massaal ontslag. Ik maak daar een relativerende opmerking bij. Gelet op de leeftijdsopbouw binnen het korps van burgemeesters en de geluiden over de burgemeesters die zich kandidaat willen stellen voor een verkiezing, zal er naar mijn indruk geen sprake zijn van een massaal ontslag onder de zittende burgemeesters. In materiële zin zal het niet betekenen dat het gehele burgemeesterskorps er niet meer zal zijn. Wel is er de mogelijkheid dat een aantal burgemeesters zich niet verkiesbaar zullen stellen. Mevrouw Hamer heeft gelijk waar zij bedoelt te zeggen dat aan de functie van de benoemde burgemeester een eind komt, zoals ook de functie van een burgemeester van een her in te delen gemeente vervalt en er een nieuwe burgemeester komt. In die zin is er wel sprake van het beëindigen van de functie.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U doet nu alsof u bestrijdt dat het een massaal ontslag is. Gisterenavond was ik op de receptie van Peter Rehwinkel die vertelde dat hij min of meer zijn ontslagbrief al binnen had voordat hij benoemd werd. Feitelijk is het zo dat op de desbetreffende datum in maart 2006 de benoeming van de nu zittende burgemeesters is afgelopen. Ook als ze zich verkiesbaar stellen, zullen ze nog maar moeten afwachten of ze gekozen worden. Dus ik meen dat in die zin de door mij gebruikte term massaal ontslag, terecht gekozen is.

Minister De Graaf:

Ik verwacht dat uiteindelijk een deel van het huidige burgemeesterkorps niet meer zal opgaan als kandidaat en dat een groot gedeelte wel opgaat en ook daadwerkelijk de verkiezingen kan winnen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik neem aan dat u het wel met mij eens bent dat ze van tevoren geen enkele garantie hebben dat als ze er voor opgaan, ze ook daadwerkelijk gekozen worden en dat ze dus in die zin hun benoeming kwijt zijn.

Minister De Graaf:

Voorzitter. Er zijn geen garanties aan benoemde burgemeesters te geven, dat ze ook daadwerkelijk gekozen worden. Bij veel reorganisaties, van welke aard dan ook, geldt dat van tevoren geen garanties gegeven kunnen worden aan mensen. Ik zeg dit overigens met alle respect voor de zittende burgemeesters. Op het moment dat je iets verandert, heeft dat natuurlijk altijd consequenties. Zelfs als het niet op hetzelfde moment gebeurt, hetgeen mevrouw Hamer en mevrouw Spies als variant in overweging geven, heeft dat consequenties voor het zittende burgemeesterskorps.

In de motie van mevrouw Hamer en mevrouw Spies komt een overweging voor waar ik enige aarzeling bij heb, namelijk dat de invoering per maart 2006 op gespannen voet staat met de positie van burgemeesters van wie de benoemingstermijn nog niet is verstreken. Welnu, het is maar net hoe je dat invult. Als je vindt dat een benoeming per definitie betekent dat aan die periode moet worden vastgehouden en dus ook dat de wetgever er niet doorheen kan breken, dan zou dat ook gevolgen hebben voor herindelingen. Dan zou de Kamer ook moeten uitspreken dat een herindeling die leidt tot het ontslag van een burgemeester en een nieuwe benoemingsprocedure op gespannen voet staat met de benoemingstermijn van burgemeesters. Dat heb ik de Kamer evenwel nog nooit horen uitspreken.

Het dictum van de motie is voor mij relevant. Daarin wordt de regering verzocht een aantal invoeringsvarianten uit te werken, waaronder de geleidelijke invoering tot aan de gemeenteraadsverkiezingen in 2010. Als de Kamer de regering vraagt een aantal varianten nog eens voor te leggen dan zal de regering dat uiteraard doen als de motie wordt aangenomen. Overigens wijzigt dat niet de opvattingen ter zake die de regering de vorige week en in december aan de Kamer heeft uitgedragen.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik kan uitvoerig stilstaan bij de absolute meningen die worden gedebiteerd in de motie-De Wit/Duyvendak over de verkiezing van de burgemeester door de raad. Ik zal dat echter niet doen. Ik wijs erop dat in de nota over de gekozen burgemeester van december 2002, vrij uitvoerig op deze afweging wordt ingegaan. De regering heeft daar dus wel degelijk het nodige over gemeld. Het valt mij op dat het in de motie wel gaat over de bestuursorganen, maar dat een wezenlijke partij in het democratisch proces achterwege blijft, namelijk de burger. Dat verwacht ik van geen enkele fractie en zeker niet van de fracties van de SP en Groenlinks.

Op grond van drie overwegingen moet ik aanvaarding van deze motie ontraden. In de eerste plaats wijs ik op de verhouding met het dualisme. Er wordt wel eens spanning geconstateerd met het dualiseringsproces, maar de door de bevolking gekozen burgemeester is een logisch sluitstuk daarvan. Verkiezing door de raad roept veel meer spanning met dit proces op.

In de tweede plaats wordt er wel eens van achterkamertjespolitiek gesproken in verband met de bestaande benoemingsprocedures. Ik weet één ding zeker: als je kiest voor een door de raad gekozen burgemeester, wordt het bestaande achterkamertje vervangen door een ander achterkamertje, namelijk het verlengstuk van de raad dat ongetwijfeld in de praktijk zal opduiken. De burger heeft in dat geval totaal geen zicht op het proces.

In de derde plaats wordt in de stukken die de Kamer heeft ontvangen vrij uitvoerig ingegaan op de aard van de functie van burgemeester. Ik begrijp van de indieners van de motie dat er uitgegaan moet worden van de huidige functie. Naar onze opvatting is dit veel te kort door de bocht. Je praat ook over de vraag welke aansprekende krachtige figuur in het lokale bestuur de burgemeester moet zijn.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik ben blij dat wij nu iets van een debat krijgen en dat het kabinet nu eindelijk argumenten op tafel legt.

De voorzitter:

U kunt een vraag stellen, want het debat heeft u tijdens het AO kunnen voeren.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat was juist ons probleem. De regering heeft weinig argumenten op dit terrein naar voren gebracht. Dat gebeurt nu eigenlijk voor het eerst, maar de argumenten zijn erg zwak. Ik houd samen met de heer De Wit sterk vast aan deze motie. Ik doe een klemmend beroep op de regering om deze argumenten alsnog goed uit te werken, opdat wij er een debat over kunnen voeren. Alsof het werk van de gemeenteraad bestaat uit achterkamertjespolitiek, mijnheer Remkes!

Minister Remkes:

Ik luister altijd goed naar de Kamer. Ik hoor dat deze term regelmatig hier wordt gebruikt. Het is een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken dat er geen debat is geweest. Wij hebben in december uitvoerig met elkaar om de tafel gezeten en dat hebben wij vorige week ook gedaan. Op die tijdstippen is het debat gevoerd.

De motie-Duyvendak c.s. op stuk nr. 8 is overbodig. Vorige week heb ik aangegeven dat het mijn bedoeling is om voor de financiering van de campagne aansluiting te zoeken bij de notitie over de financiering van politieke partijen. Daarin wordt uitgegaan van een maximum per gift en niet per kandidaat. Wij kunnen het debat daarover full dressed voeren bij de behandeling van het wetsvoorstel. De motie is op dit moment overbodig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Op verzoek van de fractie van de SGP stel ik voor om dan ook te stemmen over de motie-Van der Staaij/Slob op stuk 29200-VII, nr. 27, over de gevolgen van de invoering van de gekozen burgemeester.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven