Noot 1 (zie blz. 688)

Gezamenlijk voorstel van PvdA en GroenLinks ter gelegenheid van de Algemene Financiële Beschouwingen, 29 oktober 2002

De PvdA en GroenLinks roepen het kabinet op de begroting 2003 te wijzigen.

Zij willen streven naar een eerlijker en duurzamer verdeling van de lasten in 2003 en verbetering van de werkgelegenheid en nuttig werk in de publieke sector.

Daartoe doen zij bij gelegenheid van de Algemene Financiële Beschouwingen het voorstel om:

– de dreigende achteruitgang van koopkracht van de lage en middeninkomens als gevolg van de verhoging van de normale premie te compenseren,

– de bezuinigingen te schrappen op nuttige banen in de publieke sector en bij het MKB (gesubsidieerde arbeid, loonkostensubsidie, Melkertbanen enz.),

– de werknemers met een laag tot modaal loon nog één jaar in staat stellen te profiteren van het spaarloon,

– meer tijd en ruimte te nemen voor een goed ontwerp en heldere uitvoering van de nieuwe verlofregeling,

– de regeling voor groen, cultureel en sociaal ethisch belegging onverkort in stand te houden en extra middelen te reserveren voor een adequaat klimaat- en energiebeleid.

Dit leidt tot de volgende cijfermatige aanpassing van de begroting 2003:

Voorstel aanpassing lasten-uitgaven-beeld 2003 (in miljoenen euro's)

((tabel;sdu1;1.99m;54m;3))((setwid;-2;10m))((xcontrow)) ((Tr;;2))– handhaven spaarloon t/m modaal((Tc))((chgstyle;both;jstyle;rl))240 ((Tr;;2))– handhaven huidige verlofregelingen/Wittenveenkader((Tc))20 ((Tr;;2))– handhaven heffingskorting groen en sociaal-ethisch beleggen((Tc))30 ((Tr;;2))– terugdraaien verhoging nominale premie((Tc))700 ((Tr;;2))– reservering stimulering duurzame energie((Tc))50 ((Tr;;2))– terugdraaien bezuiniging gesubsidieerde arbeid publieke sector en MKB (netto)((Tc))360((eb)) ((Tr))((bold))dekking((med))((Tc)) ((Tc)) ((Tr))– conditionele lastenverlichting((Tc))500((Tc)) ((Tr))– uitstel invoering nieuwe verlofregeling((Tc))200((Tc)) ((Tr))– opschorten invoering verlofknip((Tc))100((Tc)) ((wrt))((rowlijn))– terugdraaien verhoging arbeidskorting((Tc))600((Tc)) ((Tr))((mdit))Totaal((Tc))11 400((Tc))1 400((med))((endtab))

Gevolgen voor de koopkracht in 2003

((tabel;sdu1;1.99m;54m;4))((setwid;-2;12m))((controw;1)) ((wrt))((rowlijn))((chgstyle;row;vstyle;top)) ((Tc))((chgstyle;both;jstyle;rl))Kabinet((Tc))Oppositie((Tc))Oppo-((r))sitie + kabinet ((Tr))Modaal((Tc))– 1.25((Tc))+ 0.5((Tc))– 0,75 ((Tr))Minimumplus((Tc))0((Tc))+ 0.75((Tc))+ 0,75 ((Tr))Speciale minima mk((Tc))– 0,5((Tc))+ 1,25((Tc))+ 0,75 ((Tr))Speciale minima zk((Tc))– 0,75((Tc))+ 1((Tc))+ 0,25((endtab))

Toelichting

Dit pakket aan wijzigingsvoorstellen is bedoeld om de koopkracht van mensen met lage en middeninkomens in 2003 te beschermen. Door de verhoging van de nominale premie reeds in 2003 te realiseren loopt het kabinet vooruit op de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel in 2005, en tast het de koopkracht van lage en middeninkomens aan. Daarmee breken de coalitiepartijen CDA en LPF hun verkiezingsbelofte.

Het kabinet bezuinigt een groot bedrag op het arbeidsmarktbeleid in de publieke sector en bij het MKB. Door inperking van gesubsidieerde arbeid en afschaffen van de SPAK en VLW verdwijnen niet alleen veel nuttige werkers in de zorg, onderwijs (conciërges assistenten), veiligheid (toezichthouders in OV en op straat) en in sport en cultuur. Evenzeer is het onwenselijk om juist de zwakkeren op de arbeidsmarkt hun kans op dit werk te ontnemen, omdat ze zelfstandig nauwelijks kansen hebben nu de werkloosheid toch al sterk oploopt.

Om deze reden is overigens het effect van de besparing in 2003 slechts zeer beperkt; velen zullen een beroep moeten doen op een uitkering (WW, bijstand), zodat het netto besparingseffect van de bezuiniging naar schatting slechts de helft is, en het budgettair beslag van ons voorstel 360 mln.

Door het handhaven van het spaarloon voor werknemers met een inkomen tussen minimum en modaal kunnen deze werknemers ook in 2003 nog gebruik maken van deze fiscale faciliteit. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan pleidooien van de vakbeweging voor uitstel van de afschaffing van het spaarloon. Wanneer de definitieve verlofregeling in 2004 haar beslag krijgt, wordt bezien in hoeverre de spaarloonregeling verder moet worden aangepast.

De afschaffing van de premiespaarregeling wordt niet ongedaan gemaakt.

De maximale pensioenaftrek van 2% wordt in tegenstelling tot in de kabinetsplannen gehandhaafd (Witteveenkader). Het is immers van belang dat mensen zo veel mogelijk zelf voor hun pensioen kunnen zorgen, zeker nu de pensioenvoorzieningen onder druk staan door de slechte beursontwikkeling. De oppositiepartijen wensen voorts in 2003 de bestaande fiscale verlofregelingen te handhaven. Het betreft hier de Wet Finlo en de afdrachtkorting voor ouderschapsverlof.

Tevens wordt voorgesteld de zeer wenselijke regeling voor maatschappelijke beleggingen, met name groen, cultureel en ethisch beleggen, in tact te laten. PvdA en GroenLinks nemen afstand van het besluit van het kabinet om de heffingskorting van 1,3% voor deze beleggingen af te schaffen, omdat hier goedkoop duurkoop zal blijken te zijn. De bestaande regeling blijkt dankzij de gunstige milieueffecten tot grote maatschappelijke en (voor de overheid) financiële voordelen te leiden.

Tenslotte nemen de oppositiepartijen met argwaan kennis van de kabinetsvoorstellen om de vrijstelling van de regulerende energiebelasting voor groene stroom te halveren. Voor een goede beoordeling van dit voorstel is het nodig kennis te nemen van het wetsvoorstel MEP dat nog steeds de Kamer niet heeft bereikt en waarvan de vraag is of een demissionair kabinet dat nog kan en mag indienen, waarin een productenkorting voor duurzame energie wordt voorgesteld. Op dat moment zal een definitief oordeel worden geveld, waarbij voor deze partijen vaststaat dat de nieuwe regelingen ten minste zo effectief voor het energie- en klimaatbeleid moeten uitpakken als de huidige regelingen.

De oppositiepartijen stellen voor om 50 miljoen te reserveren om eventueel noodzakelijke additionele stimulering te financieren.

Financiering van de voorstellen wordt gevonden in de ruimte voor conditionele lastenverlichting (500 miljoen), de fiscale verlofregeling (200 miljoen) en het ongedaan maken van de verhoging van de arbeidskorting (600 mln.). Deze laatste maatregel leidt nauwelijks tot een vermindering van de armoedeval en is bovendien ineffectief: het grootste deel komt terecht bij werkenden die reeds actief zijn op de arbeidsmarkt.

PvdA en GroenLinks wensen zo snel mogelijk te komen tot invoering van een brede en duurzame verlofregeling. De tijdspanne die het kabinet zichzelf gunt is evenwel te kort. Vermoedelijk pas in december zal het kabinet een definitief voorstel aan de Kamer voorleggen dat in principe per 1-1-2003 van kracht moet zijn. De belangrijke discussie over het levensloopbeleid verdient meer tijd en consultatie met maatschappelijk betrokken partijen en derhalve pleiten partijen voor één jaar uitstel.

Het EMU-saldo wordt ex-ante niet belast door voorgaande voorstellen aangezien sprake is van een budgettair neutrale lastenverschuiving. De oppositiepartijen hopen op steun van de coalitiefracties, omdat de voorstellen tevens passen binnen de begrotingsregels van het laatste kabinet-Balkenende.

Den Haag, 29 oktober 2002

Ferd Crone, financieel woordvoerder PvdA

Kees Vendrik, financieel woordvoerder GroenLinks

Voorstel PvdA en GroenLinks voor aanpassing lasten/uitgavenbeeld 2003 (miljoenen euro's)

Dit voorstel spitst zich toe op uitsluitend het jaar 2003. Uitgangspunt is een aantal wensen te combineren die in zowel coalitie als oppositie leven, zonder het financieringstekort verder te belasten. Ze zijn dus volledig «gedekt». Het gaat deels ook om voorstellen die als controversieel zijn te beschouwen.

Uiteraard kan een volgend kabinet de maatregelen geheel of gedeeltelijk laten herleven bij voorjaarsnota of anderszins voor 2003 of latere jaren.

((tabel;sdu1;1.99m;54m;3))((setwid;-2;10m))((xcontrow)) ((Tr;;2))– handhaven spaarloon t/m modaal((Tc))((chgstyle;both;jstyle;rl))240 ((Tr;;2))– handhaven huidige verlofregelingen/Wittenveenkader 2%((Tc))20 ((Tr;;2))– handhaven fiscaliteit groen, cultureel en soc.ethisch beleggen((Tc))30 ((Tr;;2))– terugdraaien verhoging nominale premie((Tc))700 ((Tr;;2))– reservering compensatie bezuinigingen/duurzame energie((Tc))50 ((Tr;;2))– terugdraaien besparing I/D-WIW, SPAK, VLW (netto((sup))1((reset))((Tc))360 ((Tr))((Tr))– conditionele lastenverlichting((Tc))500((Tc)) ((Tr))– uitstel invoering nieuwe verlofregeling((Tc))200((Tc)) ((Tr))– opschorten invoering verlofknip((Tc))100((Tc)) ((wrt))((rowlijn))– terugdraaien deel verhoging arbeidskorting((Tc))600((Tc)) ((Tr))((mdit))Totaal((Tc))1 400((Tc))1 400((med))((endtab))

1 Er kan van worden uitgegaan dat de beperking van gesubsidieerde arbeid in het eerste jaar voor 100% leidt tot hogere werkloosheid (bijstand/WW) tegen 70% van het laatste loon. Het Netto besparingseffect is derhalve slechts 20%. Het uitverdieneffect voor SPAK en VLW zal kleiner zijn, zodat hier voor het gehele pakket is gerekend met een netto besparing van ca. 50%.

Noot 2 (zie blz. 701)

Dekking voorstel CDA (in miljoenen euro's)

((tabel;sdu1;1.99m;171m;10))((controw;1)) ((wrt))((rowlijn)) ((Tc))((chgstyle;both;jstyle;rl))2003((Tc))2004((Tc))2005((Tc))2006((Tc))2007((Tc))2008((Tc))2009((Tc))2010((Tc))Cumulatief ((Tr))Start in 2003 Hanzelijn((Tc))5((Tc))50((Tc))52((Tc))65((Tc))150((Tc))150((Tc))150((Tc))150 ((wrt))((rowlijn))((mdit))MIT 2003 pp 2002((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))55((Tc))50((Tc))52((Tc))65((med))((Tc))((Tr))((mdit))Restant((med))((Tc))5((Tc))50((Tc))52((Tc))65((Tc))95((Tc))100((Tc))98((Tc))85 ((Tr))A2 Tunnel Maastricht((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))5((Tc))25((Tc))75((Tc))100 ((wrt))((rowlijn))Reductie taakstelling OV((Tc))25((Tc))25((Tc))25((Tc))25((Tc))0((Tc))0((Tc))0((Tc))0((Tc))((Tr))Totale financierings-((l))behoefte((Tc))30((Tc))75((Tc))77((Tc))90((Tc))100((Tc))125((Tc))173((Tc))185((Tc))855 ((Tr))((Tr))((mdit))Financiering((med)) ((Tr))Volumetaakstelling RWS*((Tc))22((Tc))33((Tc))43((Tc))43((Tc))43((Tc))43((Tc))43((Tc))43 ((Tr))Financiering woningbouw((Tc))0((Tc))0((Tc))30((Tc))30((Tc))30((Tc))30((Tc))30((Tc))30 ((wrt))((rowlijn))ICES-KIS middelen((Tc))35((Tc))35((Tc))35((Tc))35((Tc))55((Tc))55((Tc))55((Tc))55((Tc))((Tr))((Tc))57((Tc))68((Tc))108((Tc))108((Tc))128((Tc))128((Tc))128((Tc))128((Tc))853 ((Tr))((Tr))Kasverschuivingen((Tc))27((Tc))– 7((Tc))31((Tc))18((Tc))28((Tc))3((Tc))– 45((Tc))– 57((Tc))– 2((endtab))

Doelstellingen: versnelde aanleg Hanzelijn Zwolle–Lelystad aanvang aanleg ondertunneling A2 bij Maastricht gedeeltelijk terugdraaien bezuinigingen stad en streekvervoer Dekking: Rijkswaterstaat dezelfde volumetaakstelling opleggen als V&W Invulling onbenutte gelden voor economische structuurverbetering aanvullende taakstelling stadsvernieuwing (ISV)

Noot 3 (zie blz. 722)

Faillissement failliet?

Het is wel eens beter gegaan met de Nederlandse economie. In plaats van onszelf daarover steeds dieper de put in te praten, is het zaak alles te doen wat bij kan dragen dit tij te keren. Een goed ondernemersklimaat is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Zonder ondernemers is er geen bedrijvigheid, geen werkgelegenheid, geen bron van bestaan. Ondernemerschap is primair afhankelijk van mensen met ideeën en durf. Maar wie dat heeft slaagt er niet per definitie in een levensvatbaar bedrijf te starten en in stand te houden. De te nemen hobbels zijn legio: kapitaal, huisvesting, vergunningen, administratieve rompslomp, personeel etc. etc. Door de jaren heen heeft D66 zich altijd sterk gemaakt voor optimale omstandigheden voor degenen die de ondernemersmarkt willen betreden. Want ook de overheid speelt in dit proces een niet te onderschatten rol, niet alleen waar het gaat om te zorgen dat de drempel om te starten zo laag mogelijk is, maar ook waar het gaat om wat er gebeurt als het mis dreigt te gaan. Immers, ondernemen is geen loterij zonder nieten Regelmatig komt het voor dat een bedrijf niet (meer) levensvatbaar blijkt.

Faillissement is dan de uiterste consequentie. Anders dan in bijv. de VS wordt dat in Nederland niet gezien als een normaal risico van het vak. Wie failliet gaat heeft niet getuigd van moed, maar is mislukt en moet zich verder maar koest houden. Terwijl één of meer niet geslaagde pogingen ook heel goed zijn te beschouwen als een harde leerschool op weg naar een wel succesvol project.

D66 maakt zich zorgen over de trage voortgang in het denken in Nederland over de wijze waarop wordt omgegaan met bedrijven die in financieel slecht weer belanden.

Gelukkig is tijdens Paars l de wetgeving dusdanig veranderd dat een faillissement voor een zelfstandig ondernemer in financiële zin niet langer «levenslang» betekent.

Drie jaar na de afhandeling wordt het boek gesloten en hoeft men niet meer te vrezen voor schuldeisers zodra er weer sprake is van inkomsten. Maar degene die het overkomt zal zich wel tien keer bedenken alvorens nogmaals het ondernemerspad op te gaan. Bij ondernemingen in een vennootschapsstructuur doet het persoonlijk risico zich niet voor. Maar ieder bedrijf dat failliet gaat betekent vernietiging van kapitaal, van creativiteit en van werkgelegenheid. Bovendien worden in een faillissementsproces niet zelden ook nog andere bedrijven (leveranciers, afnemers, onderaannemers) ernstig benadeeld of zelfs in de val meegesleurd. Het Nederlandse ondernemersklimaat heeft er baat bij als de kans op faillissement zo klein mogelijk is en betalingsproblemen bij bedrijven niet meer schade berokkenen dan strikt noodzakelijk.

D66 vindt niet dat de overheid bedrijven tot elke prijs overeind moet houden. De markt moet wat dat betreft gewoon zijn werk doen. D66 vindt wel dat de overheid voor de juiste sfeer en spelregels rond betalingsproblemen moet zorgen, gericht op door- en herstarten. Dat gebeurt momenteel onvoldoende. Op korte termijn zijn de volgende acties dringend noodzakelijk:

1) aanpassing van het faillissementsrecht,

2) uitbreiding van de capaciteit bij de rechtbanken,

3) overleg met en voorlichting aan relevante partijen.

1. Aanpassing faillissementsrecht

De huidige wetgeving leidt ertoe dat voor bedrijven met financiële problemen te snel wordt overgegaan tot het aanvragen en toekennen van surséance van betaling, er onvoldoende gelegenheid is om in geval van surséance te komen tot reorganisatie gericht op herstel en er te snel wordt gekozen voor faillissement. Drie kwesties vragen volgens D66 dringend om een oplossing:

a) De voorrangspositie van de fiscus en de uitvoeringsorganen voor de sociale verzekeringen

Op grond van de huidige wetgeving zijn de Belastingdienst en het Lisv preferente schuldeisers. Zij mogen als eersten hun vorderingen te gelde maken. Het gevolg daarvan is dat de overige schuldeisers, doorgaans andere ondernemingen, het nakijken hebben. Dat is slecht voor de economie en schaadt het vertrouwen in de markt.

Al in 1990 is geconstateerd dat de redenen voor de voorkeurspositie van de Belastingdienst die er in het verleden waren (het fiscale bodemrecht stamt uit 1845!) zijn achterhaald. Desondanks bestaat de bevoorrechte positie van de fiscus nog altijd. D66 vindt dat daar nu zo snel mogelijk een einde aan moet komen. Natuurlijk moet ook de overheid de kans hebben bestaande schulden op te eisen, maar er is geen reden de overheid daarbij andere kansen te geven dan de andere schuldeisers Of afschaffen van de preferente positie van de fiscus uiteindelijk leidt tot derving van inkomsten door de overheid, valt volgens D66 ernstig te betwijfelen. Alles wat de fiscus binnen kan halen gaat ten koste van de andere schuldeisers en dat leidt direct en indirect tot minstens evenveel schade voor de belastingopbrengsten, zeker op langere termijn. In Engeland heeft men dat nog niet zo lang geleden ingezien en de «Preference of the Crown» laten vervallen. Ook in Duitsland en in de VS bijv. is geen sprake van zo'n voorkeurspositie voor de fiscus.

Voor wat betreft de SVW-uitvoeringsinstanties, die geen bodemrecht hebben maar wel net als de fiscus preferent zijn, geldt een soortgelijke redenering.

Vanzelfsprekend is het maatschappelijk van belang dat verschuldigde premies zoveel mogelijk worden geïnd. Maar in de ogen van D66 is het kortzichtig wel naar dat financiële belang van de overheid te kijken en niet naar het grotere verband van de directe en indirecte maatschappelijke kosten van personeel dat op straat komt te staan en van angst om te ondernemen.

b) De kosten van boventallig personeel

De huidige regelgeving dwingt bedrijven in surséance die reorganiseren de lasten van boventallig geworden personeel te blijven betalen tot het moment van feitelijk vertrek. Dat leidt tot een zware financiële last die niet zelden fataal is en faillissement onvermijdelijk maakt. Volgens D66 is het beter als in dergelijke situaties direct een beroep kan worden gedaan op de Werkloosheidswet, zodat afslanking en herstel van het bedrijf daadwerkelijk mogelijk blijven. Ook hier geldt dat de maatschappelijke kosten en baten op langere termijn tegen elkaar op zullen wegen. Onder andere om oneigenlijk gebruik en misbruik uit te sluiten is het volgens D66 ook gewenst dat de beoordeling van dit soort kwesties gelegd wordt in handen van de rechter die de surséance-aanvraag beoordeelt in plaats van de stand-alone beoordeling door de Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening (RDA). (Bestaat niet meer = CWI.)

c) De doorfinancierings- en doorleveringsverplichtingen

Bij 70–80% van de bedrijven met betalingsproblemen lukt het de banken de problemen op te lossen zonder er verder ruchtbaarheid aan te geven. Dat is mooi.

Maar de bedrijven waarbij dit niet lukt lopen ertegenaan dat de banken huiverig worden om door te gaan met financieren. Hoe begrijpelijk dat op het eerste gezicht ook is, uiteindelijk is het in niemands belang (dus ook niet van de banken) als een bedrijf daardoor omvalt. De beoordeling van de vraag of banken en andere financiers kredietovereenkomsten mogen opzeggen ligt nu bij de gewone rechter. Net als bij de kwestie van de kosten van boventallig personeel vindt D66 dat in de regelgeving zou moeten worden vastgelegd dat die taak komt te liggen bij de behandelend rechter of rechter-commissaris.

Dezelfde redenering is volgens D66 van toepassing op de beoordeling van de positie van de leveranciers van vitale onderdelen van het productieproces, zoals de energiebedrijven.

2. Capaciteit rechtbanken

Nog los van de voorstellen in het bovenstaande om taken over te hevelen naar de rechters en rechter-commissarissen, is de werkdruk bij de rechtbanken al hoog, zowel in het algemeen als binnen de faillissementskamers. Daar komt bij dat de huidige organisatiestructuur met zich meebrengt dat relatief snel wordt gerouleerd door rechter-commissarissen. Dat leidt tot verlies van kennis, ervaring en gezag. D66 bepleit dat enerzijds organisatorische maatregelen worden getroffen om de bestaande capaciteit van de rechtbank voor dit soort zaken optimaal te benutten, bijv. door langere roulatietermijnen en wellicht ook concentratie van faillissements- en surséancezaken bij enkele rechtbanken. Anderzijds vindt D66 het nodig dat wordt onderzocht of het wenselijk en mogelijk is zogeheten leken-deskundigen aan de faillissementskamers van de rechtbanken toe te voegen. Daarbij valt naast advocaten te denken aan bedrijfseconomen, fiscalisten en accountants.

3. Overleg en voorlichting

Naar de mening van D66 heeft de overheid ook een belangrijke taak in het zorgen voor een goede beeldvorming rond het verschijnsel surséance/faillissement.

Oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude moeten worden vermeden – primair via de wet- en regelgeving, maar ook door goede voorlichting over waar die wet- en bedrijven met betalingsproblemen tijdig over voldoende informatie beschikken over wat de mogelijkheden zijn, welke route kan/moet worden gevolgd en welke eisen waarbij worden gesteld. Omgekeerd moet ook de zakelijke omgeving van de betrokken onderneming tijdig signalen krijgen over wat er aan de hand is en dus welke risico's er zijn. Daarmee wordt voorkomen dat ontwikkelingen te lang op hun beloop worden gelaten, al dan niet gebaseerd op ijdele hoop.

Om de juiste beeldvorming te bewerkstelligen, en daarmee een bijdrage te leveren aan een goed ondernemersklimaat, is het volgens D66 ook van groot belang dat de overheid in goed overleg treedt met de banken over het onderwerp bevorderen ondernemerschap – zeker tegen de achtergrond van het feit dat dit kabinet het verantwoord vindt bijv. de tante Agaath-regeling af te schaffen. Tot slot vindt D66 het gewenst dat bij «het grote publiek», te beginnen op de middelbare scholen, inzicht bestaat in de kansen en bedreigingen van het ondernemerschap, met daarbij een gezonde visie op faillissement: geen stigma, maar een bewijs van creativiteit en durf.

De overheid, in samenwerking met de Kamers van Koophandel moet daar een voortrekkende rol in spelen. «De overheid» in dit alles heeft wat D66 betreft betrekking op Financiën, Justitie, Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uiteraard in grote harmonie!

Samenvattend: D66 wil, ter bevordering van het ondernemerschap, dat:

– fiscus en uitvoeringsorganisaties sociale verzekeringen niet langer preferente schuldeiser zijn bij ondernemingen met betalingsproblemen,

– de kosten van boventallig personeel sneller bij de onderneming weg kunnen worden gehaald in het belang van een herstart,

– er effectievere regels komen omtrent doorfinanciering en doorlevering door banken en andere financiers en leveranciers van vitale onderdelen van het productieproces,

– de capaciteit van de faillissementskamers bij de rechtbanken wordt vergroot dankzij organisatorische maatregelen en uitbreiding met lekendeskundigen,

– de overheid actief overleg pleegt met de financiële sector en voorlichting geeft of laat geven over het onderwerp faillissement.

Bij de diverse begrotingsbehandelingen, te beginnen bij de Algemene Financiële Beschouwingen, zal D66 dit onderwerp nadrukkelijk aan de orde stellen en daar steun voor zoeken bij alle andere partijen.

Francine Giskes

Tweede Kamerfractie D66

10 oktober 2002

Naar boven