De voorzitter:

Ik stel voor, de spreektijd te bepalen op 5 à 10 minuten, waarbij 10 minuten wel echt het maximum is.

Daartoe wordt besloten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst een woord van dank aan de minister-president voor de verklaring die hij zojuist heeft afgelegd.

Voorzitter. Hier staat een fractievoorzitter met gemengde gevoelens. De afgelopen uren is mij, denk ik, vijfentwintig keer de vraag gesteld: is dit geen feest voor de oppositie? Het antwoord daarop is: nee, niet vanzelfsprekend. Ik wil die gemengde gevoelens met de Kamer delen. De minister-president heeft gelijk als hij in zijn verklaring zegt dat de uitslag van de verkiezingen op 15 mei logischerwijs leidde tot de coalitie van CDA, LPF en VVD. Zulks hebben wij ook aanbevolen. Die coalitie is er gekomen. Nieuwkomer LPF had bijna 1,6 miljoen stemmen, een nog nooit vertoonde prestatie. Een prestatie van formaat, waar direct ook grote verantwoordelijkheden aan moesten worden gekoppeld. Men kwam namelijk niet alleen met 26 mensen de Kamer binnen, maar men kreeg ook direct regeringsverantwoordelijkheid. Dan past het, begrip te hebben voor aanloopproblemen, maar de wijze waarop met het vertrouwen is omgegaan, vind ik eerlijk gezegd onacceptabel. Het is onbeschaamd.

De LPF heeft ook dé politiek een slechte dienst bewezen. De crisis binnen de LPF straalde namelijk af op de hele politiek. Misschien moet na drie maanden conflict een van de conclusies wel zijn dat het vak van politicus niet zoveel anders is dan een ander vak. Je moet het namelijk ook leren. Misschien is het net iets meer dan: buiten je oor te luisteren leggen en hier een verhaal houden dat door een ander geschreven is. Het is veelal net iets moeilijker. Als mensen zich na deze crises gaan afkeren van een partij, dan is dat één. Ik hoop echter niet dat mensen zich, na alles wat zij de afgelopen weken en dagen te zien hebben gekregen, gaan afkeren van dé politiek.

Het positieve nieuws is dat wij mogelijkerwijs weer echt over de inhoud kunnen gaan praten. De komende verkiezingen bieden mogelijkheden om nieuwe accenten te leggen, een Kamer te kiezen met nieuwe verhoudingen. Er kan weer meer worden gepraat over zorg, onderwijs, milieu en Melkertbanen, meer over andere keuzes maken, bijvoorbeeld inzake de koopkracht voor de minima, thema's waarbij wij alleen bij de algemene politieke beschouwingen inhoudelijk over hebben kunnen spreken. Ziehier mijn gemengde gevoelens.

Het moest anders. Nou, het ging ook inderdaad anders. Wij hebben een kabinet achter de rug met de kortste zittingsduur en de meeste conflicten, een kabinet met een einde via de regeling van werkzaamheden, voor zover dat burgers iets zegt. Het avontuur is dus mislukt. Duidelijkheid en daadkracht, zo zei de minister-president, maar duidelijkheid en daadkracht maakten drie maanden lang plaats voor ruzie en rancune. Normen en waarden, zei de minister-president. Maar normen en waarden, die hij hier op onszelf van toepassing verklaarde, maakten drie maanden lang plaats voor macht en macho's. Daar ging het vooral om en niet of nauwelijks om de politieke inhoud van de zaak. Dat stelt mij teleur. Ik hunker weer naar het moment waarop de politieke inhoud ons het meeste bezig houdt. Dan heb je altijd weleens een conflict. Wij komen allemaal aan de beurt. Die situatie kennen wij.

De minister-president heeft iets gezegd over de wijze waarop de afgelopen dagen een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen enkele ministers van de LPF. Mijn indruk is dat er bij de minister-president sprake is van een lichte, dan wel stelselmatige onderschatting van het probleem dat zich vandaag heeft geculmineerd in een climax via de verklaring van de minister-president. De laatste werkdag dat wij bij elkaar waren, vroeg ik met een aantal collega's informatie aan het kabinet. Wij kregen per kerende post, een dag later, een kaartje van de minister-president terug. Dat weet hij vast nog wel, want dat is nog niet zo lang geleden. Wij kregen de groeten. De groeten terug, overigens. De minister-president zei: wij groeten u in gezamenlijkheid en eenheid. Dat was twaalf dagen geleden. Daarna was er crisis op crisis. Dat is niet alleen een uitdrukking van gebrek aan fatsoen of minachting van de Kamer. Zo kun je er ook over spreken. Dat wil ik allemaal voor lief nemen. Ik heb echter gezegd: ik bewaar dat kaartje. Ik heb ook gezegd: wie het laatst lacht, lacht het best. Maar zelfs dat lachen is mij eigenlijk al vergaan. Het is namelijk een uitdrukking van onderschatting bij u, minister-president, als leider van dit kabinet, van de problemen waar leden van uw kabinet al maanden mee zaten en dat ook in alle openheid ventileerden.

En dan gisteren. Gisteravond bleek dat de andere LPF-ministers niet meer samen wilden met de heren Bomhoff en Heinsbroek. Mag ik hier reageren op datgene wat misschien ook uzelf het meeste spijt, namelijk de dag van gisteren? U heeft gezegd dat de dag van de uitvaart zo had moeten blijven, een dag waarin wij met onze gedachten bij Prins Claus waren, na de indrukwekkende uitvaartdienst en de bijzetting in de kelder. Een dag van rouw en bezinning. Hoe is het mogelijk dat u een kabinetsvergadering heeft uitgeschreven waar niet het beleid van het kabinet met betrekking tot de Europese Unie centraal stond, maar een crisis? Daar bent u verantwoordelijk voor. Ik heb gisteren met schaamte en verbijstering urenlang naar de televisie zitten kijken. Ik kon niet geloven dat het daarover ging. Dat had nooit mogen gebeuren. U had het recht om te vergaderen over Europa, maar als het over andere dingen had gegaan, had u dat overleg moeten afbreken en had u van mijn part vanochtend om zes uur bij elkaar kunnen komen. Maar die dag had niet op die wijze mogen worden belast. U zei: het had zo moeten blijven, de dag ter nagedachtenis aan Prins Claus. Dat is niet gebeurd en u heeft daar de volle verantwoordelijkheid voor te nemen. Het spijt mij dat ik het zo hard moet zeggen, maar het is wel iets dat mij gisteren diep en diep raakte.

Hoe zit het overigens, vraag ik de minister-president, met dat standpunt over Europa? Krijgen wij dat nog voordat Europa beslist over de uitbreiding? De wereld en zelfs Europa trekken zich namelijk maar verdraaid weinig aan van het gekrakeel in Nederland en in Den Haag.

Ik rond af met een enkele vraag. De minister-president zei: ik heb een beroep gedaan op de ministers van VWS en Economische Zaken om consequenties te verbinden aan het feit dat hun partijgenoten in het kabinet niet meer met hen samen verder wilden. Ook dat lijkt te duiden op het feit dat u met dat ontslag van die twee ministers nog dacht dat er sprake zou kunnen zijn van een levensvatbaar kabinet. Waarom heeft u toen niet de conclusie getrokken dat er geen sprake meer kon zijn van een levensvatbaar kabinet? Waarom heeft u toen niet voor uzelf de mind opgemaakt, maar heeft u dat pas gedaan nadat u die gedachten zijn aangereikt door de fractievoorzitters van de regeringspartijen, vanochtend in de beslotenheid van het Torentje? Blijkbaar zijn zij degenen geweest die u op de gedachte hebben moeten brengen dat het ontslag van uw kabinet aan Hare Majesteit moet worden aangeboden. Ook dat lijkt te duiden op een onderschatting van de problematiek.

Voorzitter. Wij staan voor de vraag wanneer er verkiezingen zullen komen. Dat moet zo snel mogelijk gebeuren. Het kabinet zal daarover een besluit moeten nemen. Zoals gezegd, mijn fractie hunkert naar het inhoudelijke politieke debat, wat de afgelopen maanden naar de rand van de tafel is verschoven. Dat kan niet langer zo doorgaan, zoals wij ons ook niet lang met een campagne kunnen bezighouden. Wat ons betreft, moeten de verkiezingen zo snel mogelijk plaatsvinden. Kan de minister-president duidelijkheid geven over het moment waarop dat kan gebeuren?

Ten slotte. Je bent er altijd klaar voor, politiek correct gesteld, maar het is zeer begrijpelijk dat veel mensen het niet zo zien zitten om weer met verkiezingen bezig te zijn. Dat geldt ook voor onszelf. Maar het is wel de minst slechte optie, gegeven de huidige situatie. De campagne voor de komende verkiezingen begint altijd de dag na de vorige verkiezingen. In die zin zijn wij sinds 16 mei al bezig. Daar komt een schepje bovenop, maar wij zijn er klaar voor. Dat de minister-president het ontslag van zijn kabinet aanbiedt, hij had geen andere keuze meer. Ik weet niet of hij de problemen had kunnen voorkomen, maar ik vind wel dat hij op een aantal momenten ernstige inschattingsfouten heeft gemaakt.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik geef namens de fractie van de PvdA een oordeel over de verklaring van de minister-president en ik wil graag iets zeggen over de volgens ons nu heersende algemene politieke situatie.

Het zou onder premier Balkenende allemaal heel anders worden en sommigen dachten zelfs beter. CDA, LPF en VVD hebben de kiezers beloofd dat het allemaal heel anders zou worden, maar zij zijn nu van een koude kermis thuisgekomen, en dat is eigenlijk het ergste. Ik hoor in de spijt die de minister-president betuigt eigenlijk een excuus. Wat ik nog erger vind, is dat het vertrouwen niet alleen in die drie partijen maar in de gehele politiek kan zijn afgenomen. Dit kabinet wilde een einde maken aan de sorry-democratie. Ten opzichte van de kiezers is echter een heel groot sorry op zijn plaats. Wat wij de afgelopen tijd met de LPF en met dit kabinet hebben meegemaakt, kent eigenlijk zijn weerga niet. Jan Peter Balkenende beloofde nog voor de verkiezingen wederopbouw in dit land. Waar hij nu eigenlijk voor heeft gezorgd, is voor puinhopen.

De minister-president draagt grote verantwoordelijkheid voor de situatie die nu is ontstaan. Gisteren – inderdaad, op de droevige dag van de bijzetting van Prins Claus – belegde hij een vergadering met de ministerraad die over Europa zou gaan. Maar in feite ging het over de crisis, die in onze ogen door de minister-president is onderschat. Anderhalve week geleden stuurde hij een studentikoos kaartje naar de Kamer waarop stond dat het kabinet in gezamenlijkheid en eenheid bijeen was. Dan moet je toch achteraf vragen: hoe naïef kun je zijn? Leefde de premier gisteren echt nog in de overtuiging dat het kabinet ook na het opstappen van twee ministers, waaronder een van de vice-premiers, nog zou kunnen doorregeren? Ik heb begrepen dat zijn voorstel aan de LPF-fractie was, dat met het opstappen van deze twee ministers er eventueel verder geregeerd zou kunnen worden. Mijn vraag is dan opnieuw: hoe naïef kun je zijn? Hebben wij vanochtend niet allemaal kunnen zien dat op het moment dat de minister-president nog bezig was, te onderhandelen met de ene fractievoorzitter, namelijk die van de LPF, een andere fractievoorzitter, namelijk de heer Zalm, buiten al zei: ik heb de stekker er uitgetrokken? Wat is er vanochtend werkelijk gebeurd? Daar heeft de minister-president nog weinig over gezegd, terwijl het Torentjesoverleg toch druk verkeer had, dacht ik zo. Wanneer hebben de fracties van het CDA en de VVD eigenlijk besloten om de "stekker eruit te trekken", om mij maar even aan te sluiten bij het woordgebruik van de heer Zalm?

Premier Balkenende heeft zijn vingers niet willen branden aan het brandje tussen twee ministers in zijn kabinet. Dat is vergelijkbaar met de manier waarop hij zich in de verkiezingscampagne al opstelde, want ook toen al brandde hij zijn vingers niet door een niet-aanvalsverdrag met de LPF te sluiten.

De premier, maar ook het CDA en de VVD, verschuilen zich in mijn ogen achter het feit dat het ging om LPF-ministers, maar in staatsrechtelijke zin is er helemaal geen sprake van LPF-ministers. Op het moment dat een kabinet is beëdigd, zijn de leden ervan dienaren van de Kroon. De ministers zijn er om het land te dienen en om onder uw leiding, minister-president – zoals u zelf met uw eigen woorden zegt – met duidelijkheid en daadkracht te regeren. Voorzitter. De daadkracht is bij dit kabinet ten onder gegaan in ruzies. Bij de beëdiging zei de minister-president nog dat hij een stabiel kabinet verwachtte. Hij benadrukte toen dat de ministers vastbesloten waren om als team te opereren. Nu moeten wij constateren dat het tegendeel het geval is geweest.

Als ik moet geloven wat in de media rondgonst, dan is het conflict tussen Bomhoff en Heinsbroek ontstaan door hun onverenigbaarheid van karakters. Laat ik het in mijn eigen woorden zeggen: het ging dus om ego's, ze kwamen tegenover elkaar te staan en het is uit de hand gelopen. Het is de vraag hoe het zover heeft kunnen komen. De minister-president had Bomhoff en Heinsbroek toch een- en andermaal, zoals hij zelf zegt, bij zich geroepen? Heeft hij dan nooit gezegd: heren, dit gedrag is nu voorbij, het is afgelopen daarmee, we gaan aan het werk? Regeren is niet makkelijk. Daar kan de Partij van de Arbeid over meepraten. Misschien dat nu, met terugwerkende kracht, het besef kan groeien dat je alleen iets voor elkaar kunt krijgen als je de boel bij elkaar weet te houden, in de samenleving, maar ook in een kabinet. Alleen dan ben je in staat om het land goed te besturen en de kiezers waar voor hun stem te geven.

De kiezer moet nu zijn oordeel geven over de val van dit kabinet. Er zijn al bewindspersonen, zo heb ik vanmorgen mogen constateren, die publiekelijk hebben aangegeven dat zij hopen dat bij die verkiezingen het CDA en de VVD een meerderheid krijgen, zodat zij "gewoon door kunnen regeren". Nu zijn er mensen – en soms denk ik daar zelf ook weleens aan – die al dachten dat dit een kabinet-Zalm was. Maar goed, dat zal ongewoon zijn geweest.

Mijnheer de voorzitter. De oplossing van urgente problemen van mensen is met dit kabinet niet dichterbij gekomen. Sociale rechtvaardigheid en respect voor mensen kwamen er tot nu toe te bekaaid af. Ik ben er vast van overtuigd dat voor het gewoon voortzetten van het kabinet geen steun bestaat, te meer omdat de kiezers, hoe kort dit kabinet ook heeft gezeten, hebben gezien wat dit kabinet concreet heeft voorgesteld: de hoge ziektekostenpremies, het bezuinigen op het openbaar vervoer, het afschaffen van ID-banen, etc. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.

De minister-president heeft aangekondigd dat hij het ontslag van de nog zittende ministers aan de Koningin gaat aanbieden. Hoe snel denkt hij dat er verkiezingen kunnen zijn? Misschien kan hij ons daar wat naders over zeggen.

Op 15 mei is gebleken dat een heleboel kiezers onrust voelen, dat er een beweging op gang is gekomen en dat dit sentiment voor een deel bij de Lijst Pim Fortuyn is neergedaald. Die kiezers, die beweging, die onrust is met de val van dit kabinet niet tot een einde gekomen. Het betekent voor ons allemaal – ik voel die verantwoordelijkheid ook – dat wij tegenover de kiezer duidelijk zullen moeten maken dat het wel mogelijk is om een kabinet te maken dat steunt op de grootst mogelijke meerderheid in deze Kamer. Dat kan niet gebeuren, zonder de kiezer of met de kiezer, door gewoon door te regeren met een programma dat er nu al is. Dit betekent dat aan die onrust en aan die beweging opnieuw een stem gegeven zal moeten worden en dat de kiezer zich zal moeten uitspreken over de inhoudelijke programma's van de politieke partijen in dit land.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Zorgvuldigheid en politiek fatsoen zijn vandaag – in ieder geval tegenwoordig – ver te zoeken. Honderd dagen kabinet-Balkenende zijn honderd dagen ruzie, machtsstrijd, schiettent en onmacht gebleken. Historisch, inderdaad. De Nederlandse kiezer heeft nog nooit meegemaakt dat er zo'n zooitje van werd gemaakt. Historisch, omdat de kiezers nog nooit zo slecht bediend zijn. Zij wilden politieke vernieuwing, maar kregen politieke verruwing. De Nederlandse democratie slaat een modderfiguur in het oog van de kiezer, maar inmiddels ook internationaal. Het is ook historisch omdat het kabinet niet gewoon is afgetreden na een conflict met de Kamer of omdat het kabinet het onderling niet eens is geworden. Nee, dit kabinet-Balkenende is gewoon van ellende door zijn hoeven gegaan, nog voordat het op weg is gegaan. Van de meeste kabinetten kun je zeggen dat zij ooit hun beste tijd gehad hebben; van dit kabinet moet je zeggen dat het nooit zijn beste tijd kreeg.

"Nooit meer achterkamertjes", dat is honderd dagen lang geroepen. Wat was de werkelijkheid? Het kabinet-Balkenende is in de formatie in de achterkamertjes geboren, de LPF heeft elke dag in de achterkamertjes geruzied, de minister-president leende voor de algemene beschouwingen zijn eigen, door de regering betaalde adviseur uit aan een coalitiefractie, de minister-president belde afgelopen weekend – als wij goed geïnformeerd zijn – met een kamerlid met de vraag of die niet de nieuwe fractievoorzitter zou willen worden van een van de coalitiepartijen, bewindslieden vergaderen zich suf over wie de macht heeft en als hoogtepunt valt het kabinet vandaag in de achterkamer. De heren Verhagen en Zalm komen in het Torentje vertellen dat het vertrouwen in het kabinet is opgezegd, niet hier in de Kamer, waar dat hoort, maar bij de premier op de koffie. Het is een aanfluiting voor de democratie.

En wat deed de minister-president, die staat voor duidelijkheid en daadkracht? Hij laat zijn kabinet dus naar huis sturen door het duo Zalm/Verhagen. Niet de premier heeft er een einde aan gemaakt en niet de premier heeft verantwoordelijkheid getoond toen het genoeg was; hij liet zich de wacht aanzeggen. Dat is dan daadkracht. Wat mij betreft, was het te lichtvaardig en te lichtvoetig. Waarom heeft de minister-president niet zelf de moed getoond en niet zelf de verantwoordelijkheid genomen toen dat kon? Dat kon al weken geleden toen hij als een volleerd humorist een ansichtkaartje uit de Treveszaal stuurde. Dat kon ook vanochtend. Hij had de ministerraad bijeen kunnen roepen en had zelf kunnen zeggen: het is afgelopen met de flauwekul en de ballentent; ik weiger daar zelf nog verantwoordelijkheid voor te dragen, omdat dat slecht is voor het beleid, de democratie en het aanzien van Nederland. Hij heeft dat niet gedaan. Ik moet constateren dat hij gewoon heeft meegevaren op de golven van de dag. "Fatsoen moet je doen"; had hij dat zelf maar gedaan! Waarom heeft de minister-president uitgerekend gisteravond geaccepteerd en toegestaan dat er een politieke ruzie werd uitgevochten in de ministerraad?

Na honderd dagen moet ik vaststellen dat er nooit een echte coalitie is geweest en ook nooit een echt kabinet. In meerderheid wilden de kiezers dit kabinet, maar politiek was het kennelijk van niemand. Een coalitie die de normen en waarden zo belangrijk vindt, heeft haar eigen normen en waarden verwaarloosd. Het is bekend dat ik ernstige bezwaren heb tegen delen van het regeerakkoord; op zichzelf verheugt het mij dus dat dat de ijskast in gaat, want Nederland zou er hartelozer door zijn geworden, op sommige plekken killer en naar binnen gekeerd. Nog schadelijker vind ik het beeld dat nu is ontstaan van de politiek en de parlementaire democratie. Dat brei je bij de volgende verkiezingen niet zomaar recht. Dat is een verwijt; natuurlijk is dat een verwijt, in de eerste plaats aan de LPF. De LPF is niet in staat gebleken om gewoon aan het werk te gaan, hier in de Kamer en in het kabinet. De eerste twee maanden mocht je natuurlijk niet anders verwachten: nieuwe mensen, geen organisatie, geen leiderschap en ook eigenlijk geen programma. Nu was dat echter al vijf maanden het geval. Naar het lijkt hebben CDA en VVD het aangezien en de kansen berekend. Pas nu, na talloze afleveringen van de soap, krijgen zij er genoeg van. Gerrit Zalm weet het vandaag heel zeker: geen vertrouwen in het kabinet, geen vertrouwen in de LPF en al half december verkiezingen. Hij hoeft niet meer na te denken. Nadenken zou echter nog weleens heel nuttig kunnen zijn op dit moment: over het beste tijdstip voor de verkiezingen bijvoorbeeld, zodat de partijen zich fatsoenlijk kunnen voorbereiden, kandidatenlijsten kunnen opstellen, programma's kunnen maken en democratische besluitvorming kunnen plegen in eigen kring. Zo gaat dat in ieder geval in mijn partij. Van de heer Zalm hoor ik graag nog een antwoord op de vraag wat hij zelf vindt van het optreden van dit kabinet en van de minister-president.

Ik vind het treurig dat de politieke vernieuwing, die op zichzelf nodig was, zo uit de hand is gelopen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het CDA en de VVD erbij hebben gestaan, ernaar hebben gekeken en er niets aan hebben bijgedragen. Na vandaag resteert een demissionair kabinet, al dan niet in beperkte samenstelling, dat verkiezingen moet uitschrijven en overigens prudent moet omgaan met het landsbelang. Dat kabinet heeft ook geen vrijheid meer om eigenstandig beslissingen te nemen, bijvoorbeeld over het buitengewoon belangrijke onderwerp van de uitbreiding van de Europese Unie. Het kabinet zal zich in deze status moeten voegen naar de Kamermeerderheid. Dat is nu belangrijk.

De verkiezingen moeten er komen. Wat mij betreft gaan de verkiezingen over de inhoud; over nadenken in plaats van schreeuwen; over democratisch besturen en zorgvuldig luisteren. De kiezers hebben daar het volste recht op.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. De fractie van Leefbaar Nederland schaamt zich een beetje. U zult zich afvragen waarom. 1.750.000 mensen hebben gestemd op twee nieuwe politieke partijen. Eén partij, de LPF, kreeg 26 zetels en een heel kleine partij kreeg twee zetels. Bij binnenkomst in deze Kamer hebben wij ingezet op een serieus debat met de acht bestaande politieke partijen, op het wisselen van argumenten, waar veel waarde aan wordt gehecht. Wij wilden inhoud geven aan het werk. De afgelopen weken kreeg de inhoud soms wat minder aandacht dan het toneel dat zich om ons heen afspeelt, zo hebben wij moeten merken. Dat spijt ons. Wij denken dat er in deze Kamer wel degelijk ruimte is voor nieuwe ideeën. Eveneens bewezen is dat politiek autisme of politieke charlatanerie in een kabinet niet tot resultaten kan leiden. Het is om die reden ook goed dat de ministers van Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport hun ontslag hebben aangeboden. Je zou ze niet eens in een demissionair kabinet moeten willen hebben.

Tot de leden van de LPF-fractie in de Kamer zeg ik: misschien hadden jullie je wat meer met de inhoud bezig moeten houden en wat eerder moeten nadenken over de vraag waar het hier daadwerkelijk om gaat. Dat is de teleurstelling die onze fractie heeft.

De minister-president dank ik voor zijn antwoord. Hem valt te verwijten dat hij de regie niet goed heeft gevoerd, en dan heb ik het met name over de dag waarop er is vergaderd. Daar hebben eerdere sprekers ook al iets over gezegd. Wellicht was het beter geweest als er vanmorgen om zes uur was vergaderd. Dan was er meer respect geweest. Maar misschien had de minister-president wel geen andere keus. Misschien heeft een aantal fractievoorzitters in deze Kamer deze mogelijkheid gisteren tijdens de uitvaartdienst al besproken. Zij zullen het zelf het beste weten, ik heb het in ieder geval niet meegemaakt. Ik heb ook vernomen dat de fractievoorzitter van de VVD een aantal eisen heeft gesteld aan de LPF-fractie: minimaal twintig zetels behouden in deze Kamer en twee ministers die de eer aan zichzelf houden. Ik heb begrepen dat dit is gebeurd en toch is het kabinet gevallen. Hoe kan dat nu?

De fractie van Leefbaar Nederland wil het kort houden. Wij willen graag opnieuw debatteren met de acht politieke partijen in deze Kamer. Wij willen graag terugkomen. Wij zijn klaar voor de verkiezingen en daarna gaan wij het debat aan. Het is kort maar krachtig. Zo ben ik begonnen en zo eindig ik ook.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. In de SGP-fractie is er een behoorlijke portie schaamte. Schaamte, omdat wij ons een onderdeel weten en ook voelen van die politiek daar in Den Haag. Die politiek in Den Haag heeft helaas een verkeerd beeld neergezet en doen ontstaan in de achterliggende maanden. Die schaamte is er overigens eerst en vooral ten aanzien van ons staatshoofd. Hare Majesteit is eigenlijk door al deze verwikkelingen geen rust gegund rondom iets wat in het persoonlijke leven en familieleven een inbreuk is als weinig andere, namelijk het verliezen van een echtgenoot en het ter aarde bestellen van een echtgenoot, zij het dat dit gisteren de facto een wat andere vorm kreeg. Je zou haar toch rust hebben gegund in verband met die rouw.

Het is anders gelopen. Ik heb vanwege de SGP-fractie geen beschuldigende vinger bij mij om naar wie dan ook uit te steken. Wij onderkennen dat het proces waarin wij zijn terechtgekomen een eigen dynamiek had en hield; en dat in versnelde mate in de laatste 24 uur. Voor de SGP-fractie was en is duidelijk dat het echt niet langer kon zoals het ging.

Op 15 mei hebben de kiezers inderdaad – het zij erkend – een duidelijke uitspraak gedaan. Het CDA, de LPF en, zij het in wat mindere mate, ook de VVD zijn door die uitslag als het ware aan elkaar geklonken geraakt. Dat de LPF 26 zetels had – en dat in één keer; nooit eerder vertoond in dit parlement – vormde natuurlijk een grote uitdaging, maar had ook evidente risico's in zich. Al snel bleek een gebrek aan hechtheid in de LPF. Onervarenheid kun je mensen die ergens aan beginnen natuurlijk niet verwijten. Onervarenheid is nog te verontschuldigen. Daaraan kun je elke dag een beetje doen. Echter, het aanvaarden van regeringsverantwoordelijkheid is – en dat zou de les moeten zijn die eruit moet worden getrokken, althans wij trekken die les – al met al te snel gegaan. Dat heeft geleid tot een beschamende vertoning waarbij ik nadrukkelijk stel niet alles en allen over een kam te scheren. Wij moeten evenwel erkennen dat de directe aanleiding waarom wij hier zijn, namelijk het gebrek aan onderling vertrouwen tussen twee vooraanstaande ministers, niet op zichzelf stond. Er was ook een probleem in de fractie van de LPF. Natuurlijk, de heren Van Ruiten en Herben hebben zojuist getuigd dat daar nu sprake is van eenheid en daadkracht: wij staan er weer helemaal strak voor. Daarnaar hebben wij al die weken en maanden uitgezien. Ook in de partij was er natuurlijk het een en ander gaande. Kortom, het staat niet op zichzelf. Mij dunkt dat je het als één complex moet blijven zien.

Het aanzien van de politiek is bijzonder geschaad, ook in het buitenland. Onze reputatie als een stabiele factor in het internationale forum is geschaad. Vele burgers zijn uitermate teleurgesteld. Ik voeg mij bij de wens van enkele eerdere sprekers dat de burgers niet de verkeerde beslissing nemen door zich überhaupt van de politiek af te wenden. Dat zou het draagvlak voor wat hier gebeurt nog meer beproeven.

Er was niet alleen een kwestie betreffende het aanzien van de politiek, er was ook iets voor de coalitie aan de orde. Door het gebeuren van de laatste tijd, de verhouding tussen en binnen geledingen van de coalitie dreigde toch dat men elkaar zou meeslepen de "modderbrij" in. Dat was voor ons aanleiding om gisteren het signaal uit te zenden aan de minister-president om een daad te stellen en de regie in handen te nemen. Zojuist is ons verslag gedaan van de inspanningen die de minister-president zich heeft getroost, zowel voor als achter de schermen. Ik neem dat uiteraard voor waar aan, maar stel vast dat de ontbinding van het kabinet door de elkaar snel opvolgende gebeurtenissen net zo onvermijdelijk werd als de vorming ervan was direct na 15 mei.

Ik dank de minister-president voor zijn heldere verklaring. Ik heb enorm veel spijtgevoelens ten aanzien van het gegeven dat wij vanaf nu, althans als de gang naar Hare Majesteit is gemaakt, met een demissionair kabinet van doen hebben. Mijn fractie hecht zeer aan bepaalde doelstellingen en beleidspunten van dit kabinet. Wij hebben een positief-afwachtende houding willen innemen, bijvoorbeeld op het gebied van de waarden-en-normendiscussie. Wij hechten zeer aan dit in potentie belangrijke debat, waarmee een omslag kan worden teweeggebracht op allerlei punten die ons in de samenleving zo raken. Dat alles krijgt natuurlijk een geweldige terugslag in daadkracht, hetgeen een stagnatie in beleid tot gevolg heeft. Als Kamer moeten wij daarmee in wijsheid omgaan.

Vanmorgen was er een conflict tussen de agenda van deze Kamer – zie het billijke verzoek van collega Rosenmöller tot het ter verantwoording roepen van de minister-president – en de agenda van het kabinet. Dat is evenwel opgelost op de wijze zoals wij nu bijeen zijn. Er is ook sprake van een divergentie in agenda's op Europees niveau. Ten aanzien van de uitbreiding van de Europese Unie zal men zich in Brussel niet heel veel kunnen aantrekken van de verwarring die bestaat binnen één lidstaat. Kortom, die agenda loopt gewoon door; wij zullen op dat vlak een verstandige besluitvorming moeten bevorderen. Zo is er buiten onze landsgrenzen, maar ook binnen onze landsgrenzen, genoeg te doen en ik hoop dat wij daarmee op constructieve wijze omgaan.

Ik sluit af met enkele concrete vragen. Wanneer vinden de verkiezingen plaats? Is dat nog vóór de jaarwisseling of direct erna? Hoe zit dat precies? Wat kan wel en wat kan niet? Ook heb ik een vraag over de wat frappante positie van de LPF-ministers in het demissionaire kabinet. Zij hebben toch wel een heel bijzondere status na hetgeen vandaag is gebeurd, dunkt mij. Wil de minister-president hierop reageren?

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Het is bitter om hier te moeten staan op een dag als vandaag. Ik begrijp nu hoe een coach van een voetbalelftal zich voelt die de wereldkampioenschappen verliest wanneer in de finale strafschoppen worden genomen door sterspelers en voor open doel wordt overgeschoten. Zo heb ik de laatste vijf maanden ervaren. Het waren slechts vijf maanden, maar het lijkt soms wel een eeuwigheid. Vijf maanden geleden, op 16 mei, werd ik fractieleider om de partij en de fractie door een moeilijke periode te loodsen. Ik zou haast willen zeggen, door de voorrondes te loodsen. Wij kwamen in de finale en ik dacht in mijn naïveteit dat wij er waren, maar de sterspelers schoten over. Het gevoel van deceptie en ook van schaamte dat ik nu heb, is groot.

Ik heb goed geluisterd naar de minister-president. Ik heb nadrukkelijk uit zijn woorden begrepen dat hier geen sprake is van een politiek conflict, maar van een vertrouwensbreuk tussen personen. Dat heb ik ook van zeer nabij kunnen constateren. Het verslag van de minister-president is naar mijn waarneming zeer correct. Er was sprake van een huwelijk met een te korte verlovingstijd; karakters kunnen dan botsen. De betrokken personen genieten evenwel nog steeds mijn diepe respect.

De minister-president heeft bevestigd dat hij de twee kemphanen heeft gevraagd om in het landsbelang af te treden. Dat zou hij niet hebben gedaan als hij geen hoop had op een goede afloop. De minister-president verlangt daadkracht. Hij begrijpt dat ik mij de afgelopen week niet heb kunnen verroeren, maar op het moment dat ik die daadkracht vanochtend kon tonen, heeft de LPF-fractie onmiddellijk de vereiste maatregelen genomen. Wij hebben het ultimatum aan de bewindslieden om schoon schip te maken, gevolgd; wij zijn akkoord gegaan met het ontslag van de twee ministers en wij hebben de fractie vanochtend verenigd in hechtheid. Men kan daar natuurlijk om lachen en zeggen dat het lang heeft geduurd, maar zo lang zijn vijf maanden niet. Als men zich realiseert dat de partij aanstaande zaterdag nog moet worden opgericht, zijn vijf maanden zelfs kort.

Terwijl ik improviserend vanaf een haastig neergekrabbeld tekstje om mij heen kijk, zie ik overal – ook bij de coalitiepartners – uitgewerkte speeches klaarliggen. Juist in de week dat de LPF de gelederen wil sluiten, de partij wordt opgericht op een partijcongres en de fractie daadkrachtig aan de slag wil gaan, valt het doek. Het lijkt of ons door de coalitiepartners niet de kans wordt gegeven om aan de slag te gaan.

De heer Marijnissen (SP):

Ik probeer al heel lang geduld te betrachten met de LPF, maar nu maakt de heer Herben het wel erg bont. Als ik de heer Herben goed begrijp, dan ligt de schuld voor een en ander bij anderen en niet bij de LPF.

De heer Herben (LPF):

Nee.

De heer Marijnissen (SP):

Nee, dit kan echt niet wat u zegt. U maakt de vergelijking met de finale van een voetbaltoernooi waarin uw sterspelers over het doel schieten. Van Hooijdonk schiet ook weleens over bij het nemen van een penalty. Hoe kunt u deze vergelijking maken? U hebt er vijf maanden bij gezeten! Het waren uw bewindslieden! Uw heer Wijnschenk zei gisteren nog dat Heinsbroek niet uit het kabinet mocht en u zei vervolgens dat hij er wél uit moest. U bent het tot gisteren intern niet eens geweest en hebt als fractie daarmee een bijdrage geleverd aan de onbestuurbaarheid van dit land. Daar ontkomt u niet aan. U kunt nogmaals zeggen dat uw partij een nieuwe partij is die nog moet worden opgericht, maar die clementie hebben alle fracties vijf maanden lang met u gehad. Het heeft te lang geduurd. U en met name uw bewindslieden hebben zich op een onverantwoordelijke manier gedragen, niet omdat zij lak hadden aan uw partij, maar omdat zij lak hadden aan het landsbelang. Daarom had ú die bewindslieden vroegtijdig moeten corrigeren en dat hebt u niet gedaan.

De heer Herben (LPF):

Ik geef u toe dat de bewindslieden hebben gefaald, maar daarom hebben wij vanochtend onmiddellijk de daadkracht getoond die door de minister-president van ons allemaal werd verlangd. Het conflict dateert van tien dagen geleden. Ik denk dat de minister-president twee weken geleden in alle oprechtheid kon schrijven: wij zijn hier in saamhorigheid bijeen. Toen leek het inderdaad alsof de bewindslieden vrede hadden gesloten. Daarna is de zaak uit de hand gelopen. Om meerdere redenen kon ik daarna niet ingrijpen en kon de fractie niet ingrijpen, maar zo gauw dat kon, hebben wij dat wél gedaan. Ik geef toe dat wij te laat zijn met ingrijpen, maar wij hebben geprobeerd daadkracht te tonen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben het niet met de heer Herben eens. Die tien dagen had hij prima kunnen gebruiken om de zaak in beslotenheid, achter de schermen uit te spreken met deze twee kemphanen.

De heer Herben (LPF):

Dat hebben wij gedaan.

De heer Marijnissen (SP):

U zei net dat u die tien dagen om meerdere redenen niet kon gebruiken om de problemen op te lossen. U had die tijd wél moeten gebruiken en u had de bewindslieden moeten corrigeren. Het is staatsrechtelijk vreemd is dat een fractie die de coalitie steunt haar bewindslieden tot de orde moet roepen. Daarin behoort de minister-president zeker een rol te spelen. Ik kan mij goed voorstellen dat een nieuwe partij aanloopproblemen heeft, maar als fractie had u daaraan iets moeten doen.

Laten wij er niet omheen draaien: als fractie hebt u er toch ook een potje van gemaakt. Iedere dag ontstond er toch wel een nieuwe hype rond de LPF. De afgelopen maanden is er toch op geen enkele manier sprake geweest van enige politieke leiding of visie? Kortom, het is niet dat ik het u wil inwrijven, maar ik vind dat u niet moet proberen de schuld in de richting van anderen te schuiven, want dan gaat u echt de fout in.

De heer Herben (LPF):

Dat doe ik absoluut niet. Ik heb te voor en te na in het openbaar toegegeven dat de LPF er briljant in is om het hout voor de eigen brandstapel aan te dragen en soms leveren wij er nog lucifers bij ook. Ik geef dat onmiddellijk toe, maar dat is het punt niet. Het punt is dat wij de afgelopen tien dagen door middel van stille diplomatie verzoening hebben proberen te bewerkstelligen, op het cruciale moment hebben gefaald en dat wij daarna zo gauw dat kon – dat was hedenmorgen – hebben geprobeerd daadkracht te tonen. Met de heer Rosenmöller vraag ik de minister-president hoe het kan dat wij gisteravond signalen kregen dat het mogelijk zou zijn het kabinet overeind te houden, terwijl de CDA-fractie en de VVD-fractie vanochtend reeds, voordat ik naar de minister-president kon gaan, besloten hadden de stekker eruit te trekken, zoals dat dan zo fraai heet. Dat verbaast mij. U kunt mij als beginneling verwijten dat ik onvoldoende of te laat heb gecommuniceerd met mijn ministers in het kabinet. Ik vind het echter vreemd, dat oude rotten in het vak bij het CDA en de VVD en de minister-president gisteravond kennelijk nog veronderstelden dat het kabinet wél te redden viel. Ik had dan al die actie niet behoeven te ondernemen en had ik al die data niet behoeven te tonen. Het enige wat ik u wil aangeven, is dat de val kennelijk geënsceneerd is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als de val geënsceneerd is, heb ik naar een ander toneelstuk gekeken dan dat waarin u speelde. Kunt u mij duidelijk maken wie de hoofdverantwoordelijkheid draagt voor de crisis in dit kabinet?

De heer Herben (LPF):

Het is heel moeilijk en ik vind het ook onjuist om een zondebok aan te wijzen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is heel makkelijk.

De heer Herben (LPF):

Nee, dat vind ik niet. Ik weiger een van mijn ministers, de minister-president of wie dan ook als hoogst verantwoordelijke aan te wijzen. Ik trek dan liever zelf het boetekleed aan. Ik wijs niet graag naar een ander.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Bent u het eens met de opmerking van de minister-president dat hij een beroep heeft gedaan op twee ruziënde LPF-ministers om ontslag te nemen?

De heer Herben (LPF):

Ja, ook de overige zeven bewindslieden van de LPF hebben dat verzoek bij het kabinet ingediend om de rust te herstellen. Daaruit blijkt dat wij heel ver wilden gaan om de orde in het kabinet en de fractie te herstellen. Terecht heeft de minister-president een laatste waarschuwing gegeven: het is niet vijf voor twaalf, maar het is al twaalf uur en voordat de klok definitief slaat, moeten jullie de zaak op orde hebben gebracht. Dat hebben wij gedaan, dachten wij.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik realiseer mij goed dat het voor u op een bepaalde manier weer nieuw is om hier te staan, u bent immers vanochtend gekozen. Voor ons gaat het proces echter gewoon verder.

De heer Herben (LPF):

Gaat uw gang maar.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Realiseert u zich dat een kabinetscrisis onafwendbaar is wanneer van de negen bewindslieden van de LPF misschien wel zeven het vertrouwen opzeggen in de twee meest prominente, de vice-minister-president en de man die bijna tot partijleider is gebombardeerd, en dat dus de hoofdverantwoordelijkheid voor deze crisis ligt bij de bewindslieden van de LPF?

De heer Herben (LPF):

Dat is correct.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U en ik zijn het dus eens dat de bewindslieden van de LPF de hoofdverantwoordelijken zijn van de crisis. Dan moet u toch een iets andere analyse maken en niet, om in voetbaltermen te spreken, wild om u heen trappen, maar dan moet u ook een beetje naar uw eigen club kijken.

De heer Herben (LPF):

Ik heb toch geen Spaans gesproken. Ik heb heel duidelijk uitgelegd dat wij signalen kregen dat krachtig ingrijpen waarbij de twee kemphanen akkoord zouden gaan met ontslag, het kabinet zou kunnen redden. Dat was voor mij de reden om in te grijpen. Natuurlijk hebben wij, zoals u ook heeft kunnen zien, op de betrokkenen een klemmend beroep gedaan en met hen indringend gesproken. Het is ook een punt dat ik de mensen verwijten.

Het gaat hier nadrukkelijk, zoals de minister-president ook heeft gezegd, om een vertrouwensbreuk tussen personen. Het gaat niet om een politiek conflict. Als het gaat om een vruchtbare en duurzame samenwerking met het parlement, vraag ik mij af waar het politieke draagvlak ontbreekt. De fractie van de LPF staat namelijk unaniem achter het Strategisch akkoord. Zelfs de twee uitgetreden leden van de LPF-fractie onderschrijven het Strategisch akkoord. Het politieke draagvlak is er dus. Ik kan mij er iets bij voorstellen als er een conflict is tussen personen. Als politici worden wij echter niet geacht om van elkaar te houden, maar om met elkaar om te gaan. En nu was ik net een beetje van de heer Zalm en de heer Verhagen gaan houden, maar helaas, nu krijg ik dit probleem.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Een cruciale vervolgvraag is wie u het signaal heeft gegeven dat het kabinet nog te redden was, als u zou bepleiten dat Bomhoff en Heinsbroek zouden terugtreden. Wie was dat? Was het de minister-president? Was het de heer Verhagen of was het de heer Zalm?

De heer Herben (LPF):

Dat signaal kwam uiteraard van onze eigen bewindslieden in het kabinet. De minister-president heeft een uurtje geleden bevestigd dat dit zo was.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat hebben wij wel meer gehoord.

De heer De Graaf (D66):

De heer Herben komt op mij over als een buitengewoon optimistisch mens...

De heer Herben (LPF):

Ja, absoluut; dat ontken ik niet!

De heer De Graaf (D66):

Dat siert u op zichzelf, maar vaak gaat dit ook gepaard met een zekere naïviteit. Elke dag rotzooi in uw eigen partij en fractie en tussen bewindslieden, en dan toch nog denken dat het allemaal goed kan komen: dat is knap!

U sprak de woorden uit dat de val geënsceneerd was en dan vind ik de hoofdvraag: door wie geënsceneerd? Als ik u goed begrijp, deelde de minister-president uw optimisme – laat ik nu zeggen: naïviteit – maar waren het de heren Verhagen en Zalm die, in uw woorden, de val hadden geënsceneerd, niet vanochtend maar al vóór gisteravond. Is dat wat u vindt en denkt?

De heer Herben (LPF):

Ik denk dat het een onontkoombare conclusie is, want anders krijg je twee tegenstrijdige signalen.

De heer De Graaf (D66):

Naar uw oordeel hebben dus de heren Verhagen en Zalm een beetje een dubbel spelletje gespeeld?

De heer Herben (LPF):

Ik hoor het graag zo meteen van de betrokkenen zelf, maar ik concludeer het uit het feit dat wij een vergeefse poging doen om het kabinet te redden en dat dit inderdaad vergeefs blijkt te zijn omdat de beslissing al genomen blijkt te zijn. Dan kan ik niet anders dan concluderen dat in de hoofden van de betrokkenen kennelijk al gisteravond, maar niet gecommuniceerd naar de bewindslieden in het kabinet, die beslissing genomen was. Het betekent dat de interne communicatie die bij de LPF weleens faalt, ook bij CDA en VVD heeft gefaald.

De heer De Graaf (D66):

Wat vindt u dan in dat geval van het optreden en de houding van de minister-president, die kennelijk niet op de hoogte was van dit ingenieuze plan van de heren Verhagen en Zalm en die u nog heeft gesproken en gezegd heeft: het kan goed komen als die twee kemphanen weggaan? Is dat niet verdraaid naïef?

De heer Herben (LPF):

Ik denk dat de minister-president – hij zal daar zelf op antwoorden – net zo verrast is als ik door de manoeuvre van vanochtend.

De heer De Graaf (D66):

Dus u en de minister-president is een kunstje geflikt?

De heer Herben (LPF):

Nee, dat zijn uw woorden.

De heer De Graaf (D66):

U heeft bijna ongeveer datgene gezegd wat ik nu zeg. Immers, u spreekt van: "geënsceneerd", "hij wist het ook niet", "wij werden ermee overvallen", "het was hun fout, hun schuld, hun plan".

De heer Herben (LPF):

Nee, ik heb zonet al duidelijk toegegeven dat de LPF briljant is in het aandragen van hout voor de eigen brandstapel. Ik ga derhalve zeker niet de collega's van de VVD en het CDA verwijten dat zij in zoverre schuld hebben hieraan.

De heer De Graaf (D66):

U kunt een pyromaan nooit verwijten dat hij het vuurtje aansteekt.

De heer Herben (LPF):

Precies, maar het komt voor ons op een buitengewoon pijnlijk moment.

Voorzitter. De LPF verkeerde in chaos de laatste maanden; dat geef ik onmiddellijk toe. Is dat zo verwonderlijk, na een moord op je lijsttrekker? Is dat zo verwonderlijk in een periode dat je hier binnenkomt en alles nog moet opbouwen, ook je hele organisatie? Daar krijgen wij welwillend twee maanden voor van, naar ik meen, de heer De Graaf. Ik heb echter aan die twee maanden niet genoeg gehad.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Kunt u zich nog herinneren dat er partijen waren die na 6 mei pleitten voor méér tijd voor u en uitstel van de verkiezingen, en dat er één partij was die dat per se niet wilde, namelijk de LPF?

De heer Herben (LPF):

Daarop voortbordurend – omdat het zo moeilijk is om op korte termijn een partij en een fractie goed functionerend uit de grond te stampen – kan ik het mij niet voorstellen dat het een goed idee is om reeds in december vervroegde verkiezingen te houden. Dat geeft de politieke partijen nauwelijks voorbereidingstijd – niet alleen onze partij, maar ook de nieuwe partijen die zich ongetwijfeld gaan aandienen. Ik verwacht namelijk niet dat deze chaos van de LPF nu ineens zal worden vervangen door een betere wereld waarin alles glad verloopt. Ik denk dat de onrust – met daarbij het oprichten van nieuwe partijen – niet minder zal worden in de komende maanden. Ik verwacht dat de problemen die de LPF had om een nieuw geluid te brengen en te proberen de zwevende kiezer bij het debat te betrekken, ook zullen gelden voor andere partijen. Wij en andere partijen zullen dat ook die komende maanden proberen te doen, maar de partijen hebben daar de tijd voor nodig. Misschien mag ik wat dat betreft een voorstel doen, als er dan toch nieuwe verkiezingen in aantocht zijn. Er zijn namelijk ook verkiezingen voor de provinciale staten gepland. Welnu, houd die verkiezingen gelijktijdig. Dat gebeurt in meerdere landen en het scheelt ook weer in centen en in stembusgangen.

De heer Zalm (VVD):

Mijnheer de voorzitter. De fractie van de VVD betreurt dat het zo ver heeft moeten komen. Wij hadden immers een uitstekend regeerprogramma waarin wij ons op zeer veel punten konden herkennen.

De vraag die zich voordoet, is of deze kabinetscrisis nu echt wel nodig is. Wij hebben lang gedacht over andere scenario's, bijvoorbeeld een reconstructie. Het is weliswaar heel zwaar als de helft van de ministers van LPF-huize, waaronder de vice-premier, uit het kabinet verdwijnt, maar men zou zich kunnen voorstellen dat er twee anderen voor in de plaats worden gezet. Dat is een serieuze optie die je moet bekijken, maar dat vereist wel vertrouwen dat er dan een echt stabiel kabinet zal zijn en een echt stabiele fractie. Ik moet u eerlijk bekennen dat ook de manier van vertrek van die twee bewindslieden – spartelend en toch hakend naar hun stoel – plus de geschiedenis van de LPF die verwachting niet rechtvaardigen. Wij hebben immers steeds geruststellende woorden gehoord als er weer ruzie was in de fractie, of tussen de fractie en de partij, of tussen de bewindslieden. Ik citeer: "De lucht is geklaard." "Alle persoonlijke meningsverschillen zijn opzijgezet." "Wij zitten op één lijn." "Er is niks aan de hand." "Wij zijn eruit." "Alles is goed, de vredespijp is gerookt", "de eenheid is hersteld" en "alles berust op misverstanden". Vertrouwen is ook een kwestie van gevoel en wij konden dat gevoel van vertrouwen niet meer opbrengen. Als wij nog een keer gereconstrueerd hadden en er was toch weer een crisis uitgebroken, dan waren wij medeverantwoordelijk geweest voor het verlengen van een labiel kabinet. Wij hebben om negen uur vanmorgen met de bewindslieden vergaderd en om kwart over tien met de fractie. Zowel bij de bewindslieden als de bij de fractie was niet het vertrouwen aanwezig dat een reconstructie zou leiden tot een stabiel kabinet. Ook de eenheid van de LPF-fractie die door de heer Herben is afgekondigd, moet ik enigszins relativeren als ik vandaag nog de heer Wijnschenk op de televisie hoor zeggen: "Zij hadden niet eens het fatsoen om mij voor de fractievergadering uit te nodigen." Dan denk ik, dat is een broze eenheid.

De heer De Graaf (D66):

Ik geloof dat de heer Zalm nu het moment waarop het licht doorbrak, legt bij vanochtend. Dat gold ook voor de bewindslieden, zo zegt hij. Ik dacht dat de voltallige ministerraad – dus ook de ministers van VVD-huize – de twee kemphanen gevraagd heeft, zich terug te trekken, dan zou het nog goed komen. Het zit kennelijk toch anders in elkaar, want die VVD-ministers hebben vanochtend gezegd er geen vertrouwen in te hebben. Is het nu zo, mijnheer Zalm, dat u vanochtend pas tot dat inzicht bent gekomen en al die voorgaande dagen heb gezegd: Jan Peter, wij houden je staande; zorg dat wij eruit komen; wij hebben er alle vertrouwen in? Ik kan mij dat niet voorstellen.

De heer Zalm (VVD):

U heeft mij wellicht zondag in het programma Buitenhof gezien, mijnheer De Graaf. Ik moet zeggen dat het vertrouwen elke dag een beetje minder werd. Ik heb met eenzelfde soort van emotie als waarover de heer Rosenmöller sprak naar de beelden van gisteravond gekeken. Wij hebben vanmorgen geconcludeerd dat wij het niet meer aandurven.

De heer De Graaf (D66):

Kunt u mij uitleggen waarom dat gevoel niet aanwezig was twee weken geleden toen er in wezen hetzelfde aan de hand was, toen die ruzies tussen Bomhoff en Heinsbroek al waren uitgebroken, toen de partij LPF ook een chaos was? Dacht u toen dat het allemaal goed kwam?

De heer Zalm (VVD):

Natuurlijk was ik toen ook niet helemaal gerust, om het maar voorzichtig te zeggen. Er komt echter een tijdstip waarop je concludeert dat je het vertrouwen echt kwijt bent. Wij zijn dat vertrouwen nu kwijt en dat spijt mij, want wij hadden een kabinet met een uitstekend regeerprogramma. De bevolking had er recht op dat dit programma zou zijn uitgevoerd, gelet op de keuzes die bij de verkiezingen gemaakt zijn. Het verlengen van een kabinet dat moet steunen op iets labiels, leidt er echter toe dat je een nog grotere verantwoordelijkheid op je neemt dan tot nu toe het geval geweest is. Wij hebben tot nu toe veel getolereerd, de hand telkens weer over het hart gestreken, maar het houdt eens op en bij ons is het vertrouwen nu op.

De heer De Graaf (D66):

Moet ik concluderen dat u terugkijkend zegt: Wij hebben wel erg veel geduld gehad, wij hadden er beter eerder een einde aan kunnen maken?

De heer Zalm (VVD):

Mijnheer De Graaf, de hele Kamer wilde dit kabinet – de VVD was de laatste die het wilde omdat zij de verkiezingen had verloren – en dan moet je zo'n kabinet een kans geven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

In hoeverre hebt u overleg gehad met de heer Verhagen over wat hij noemt "de stekker eruit trekken"?

De heer Zalm (VVD):

Ik heb gisteravond met hem van gedachten gewisseld over zijn stemming en over die van mij. Wij zouden allebei heden de fractie raadplegen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Is het een verkeerd gevoel als ik denk dat de heer Verhagen vanochtend toch nog iets anders oordeelde dan u?

De heer Zalm (VVD):

Hij is misschien wat voorzichtiger in zijn woordgebruik geweest, maar gevoelsmatig dacht ik niet dat hij vol vertrouwen was over een poging om het kabinet in de lucht te houden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik zal hem dat straks vragen. Hij kan zich daar alvast op voorbereiden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De heer Zalm zegt dat hij met dezelfde gemoedstoestand naar de televisie heeft gekeken als ik. Ik was daar duidelijk over. Deelt hij mijn kritiek op de minister-president dat het nooit zo had mogen zijn dat gisteravond de ministerraad vergaderde met uiteindelijk als onderwerp "crisis"?

De heer Zalm (VVD):

Ja, ik vind het ook ongelukkig dat dit onderwerp gisteravond op de agenda stond.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Deelt u mijn opvatting dat de minister-president daarvoor verantwoordelijk is?

De heer Zalm (VVD):

Ja, bij mijn weten gaat de minister-president over de agenda. Het was echter niet de bedoeling dat dit op de agenda zou staan. Uit eigen ervaring ken ik de dynamiek in de ministerraad. Als je een ander onderwerp hebt dat iedereen beroert en waar iedereen mee bezig is, wordt het heel moeilijk om te zeggen: daar praten wij helemaal niet over en wij gaan over tot de orde van de dag. Ik denk echter dat iedereen met de wijsheid van de terugwerkende kracht vindt dat dit beter niet gisteravond had kunnen gebeuren.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Wij praten nu over de wijsheid van de terugwerkende kracht, maar wij praten ook over de emotie van hetzelfde moment waarop die ministerraad zo ongeveer plaatsvond en u en ik via de televisie daarover werden geïnformeerd. Zegt u dan met mij: dit had nooit op die manier mogen gaan?

De heer Zalm (VVD):

Het was ongelukkig.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Herben vraagt het niet aan de heer Zalm, dus dan zal ik het maar doen: hebt u de LPF een kunstje geflikt?

De heer Zalm (VVD):

Neen.

De heer Marijnissen (SP):

U hebt de heer Herben zojuist wel horen zeggen dat de bewindslieden van de VVD gisteren nog wilden investeren in het kabinet door middel van het offeren van twee bewindslieden van de LPF. Dat heeft in ieder geval bij de LPF-fractie de indruk gewekt dat u een spelletje gespeeld zou hebben. U hebt hen vanmorgen de wei ingestuurd met de opdracht: zorg dat het in orde komt, smeed eenheid in de fractie, wij trekken twee bewindlieden terug en dan kunnen wij door. Onderwijl bent u bezig, samen met de CDA-fractie, om het kabinet pootje te lichten. Ik verwoord nu even wat de heer Herben zei.

De heer Zalm (VVD):

Het gaat om de reconstructie van een kabinet, waarbij twee ministers, onder wie de vice-minister-president, worden geëlimineerd en vervangen door twee nieuwe mensen. Zoiets zwaars doe je alleen als je er echt vertrouwen in hebt dat het kabinet dan ook stabiel is, goed loopt, enz. Dat vertrouwen hadden wij niet meer.

De heer Marijnissen (SP):

Bij deze is dan het "kunstje flikken" waarover de heer Herben het had uit de wereld.

De heer Zalm (VVD):

Ja. De heer Herben heeft ook nog beeldende woorden gebruikt over het penaltyschieten in de finale. In voetbaltermen zou ik zeggen: de LPF heeft tientallen doelpunten gemaakt, maar allemaal in eigen doel.

Nederland staat voor grote problemen. Er zijn economische problemen. Er zijn problemen rond de begroting en op het gebied van veiligheid. Wij krijgen te maken met de uitbreiding van de Europese Unie. Dit land heeft een stabiele, professionele en daadkrachtige regering nodig, die de problemen snel aanpakt. Wij vertrouwen erop dat de kiezer dit mogelijk maakt.

De heer De Graaf (D66):

Het valt mij op dat u in het geheel niet ingaat op de rol van de minister-president, behalve op het punt van de agenda van gisteravond. U had er überhaupt geen vertrouwen meer in, dus de oplossing die de minister-president aan de hand deed was eigenlijk geen oplossing, maar een raar voorstel, een rare suggestie. Wat vindt u van de rol die de minister-president in dit hele zaakje heeft gespeeld?

De heer Zalm (VVD):

Ik heb vanmorgen met de minister-president gesproken, maar het lijkt mij beter dat hij zelf verslag doet van hetgeen hij heeft gezegd. Ik voel mij daar niet vrij in, want het is een vertrouwelijk overleg. Ik ben vrij om te zeggen wat ik heb gezegd, namelijk dat wij er geen vertrouwen in hadden. Ik neem aan dat de minister-president zijn opvattingen zelf kan verwoorden. Dat horen wij graag in tweede termijn.

De heer De Graaf (D66):

Dat is helemaal waar, maar dat vroeg ik u niet. Ik vroeg u hoe u het optreden van de minister-president in de afgelopen weken beoordeelt. Vindt u dat hij zelf had moeten zeggen: wij houden ermee op, het is onverantwoord? Of vindt u dat het logisch was dat u eerst naar het Torentje moest komen om dat tegen hem te zeggen?

De heer Zalm (VVD):

Ik hoop dat de minister-president dit recht kan zetten. Ik heb mij niet aangemeld bij het Torentje; de minister-president heeft mij gevraagd om te komen. Ik zei nog: dat doe ik één keer per kabinetsperiode. Ik neem aan dat hij uitlegt waarom hij mij gevraagd heeft.

De heer De Graaf (D66):

U had het ook gewoon in de Kamer kunnen zeggen in plaats van in dat Torentje, waar u liever niet meer kwam. Dat heeft u niet gedaan. Ik vroeg u wat u vindt van het optreden van de minister-president in de afgelopen weken in de bezwering van deze crisis.

De heer Zalm (VVD):

Het is mijn indruk dat hij tot een vergelijkbare conclusie is gekomen, eerder dan het moment dat ik de deur opendeed, over de kansen om een kabinet van deze samenstelling op een stabiele basis voort te zetten.

De heer De Graaf (D66):

Het was dus een trio: Verhagen, Zalm en Balkenende.

De heer Zalm (VVD):

Mijnheer De Graaf, het vertrouwen houdt gewoon een keer op. Het vertrouwen was op, en wel in een vrij brede kring. En vertrouwen komt te voet en gaat te paard, zoals u weet.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik bewonder de openhartigheid van de heer Zalm. Vandaar dat ik ook nog maar even een vraag probeer. Heeft hij, nadat hij gisteravond met de heer Verhagen belde, ook de heer Herben gebeld?

De heer Zalm (VVD):

Nee.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

O pardon, het was toen nog de heer Wijnschenk. Ik ben alweer zo gewend aan de heer Herben, dat ik mij vergis. Heeft u gisteravond de heer Wijnschenk gebeld?

De heer Zalm (VVD):

Nee.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Misschien nog wel een belangrijker vraag, is de volgende. Vanochtend vroeg had u een vergadering met uw ministers. Ik kan het mij niet voorstellen dat u niet wist dat het kabinet gisteravond in crisisberaad bijeen was. Hebt u na uw overleg met Verhagen met de minister-president gebeld?

De heer Zalm (VVD):

Nee, die heb ik gisteren niet aan de lijn gehad.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

U hebt hem niet aan de lijn gehad, maar hebt u het geprobeerd en weet u of de heer Verhagen het geprobeerd heeft?

De heer Zalm (VVD):

Ik zal het u heel praktisch zeggen. Ik had mijn chauffeur thuis, omdat ik dacht dat ik er misschien naartoe zou moeten. Ik wilde weten of dat het geval was, maar dat was niet zo. Ik hoefde pas de volgende ochtend op bezoek. Mijn chauffeur kon naar huis.

De heer Herben (LPF):

Mijnheer Zalm, u had gisteravond kunnen weten dat de LPF-fractie in overgrote meerderheid bereid was, akkoord te gaan met het ontslag van de bewindslieden. Wij hebben daarover een belrondje gehad. Het verbaast mij dat u nu zegt dat u vanochtend nieuwe feiten had.

De minister-president hoorde ik zeggen dat er goed en constructief is samengewerkt, dat er een veiligheidsplan is geaccepteerd dat belangrijk is voor de burgers in het land. Wij hebben zojuist de stemmingen gehad. Het gaat om vruchtbare en duurzame samenwerking in het parlement. Waar heeft het daaraan ontbroken?

De heer Zalm (VVD):

Ik stel vast dat de LPF-fractie diverse keren in crisis is geweest. Er zijn twee leden afgevallen.

De heer Herben (LPF):

Het gaat erom in hoeverre wij loyaal en constructief het Strategisch akkoord uitvoeren. Het gaat om zaken die u en ik belangrijk vinden voor de burgers in dit land.

De heer Zalm (VVD):

Er is zoveel gerommel geweest in de fractie, tussen fractie en bestuur, tussen bewindslieden.

De heer Herben (LPF):

U heeft ook partijbaronnen. Daar moet je mee leren leven. Het duurt mij iets te lang, maar goed, er zijn gevestigde partijen die er na decennia nog niet mee kunnen omgaan. U hoeft ook niet altijd te luisteren naar een orakel uit Friesland. Ik heb ook partijbaronnen waarnaar ik moet luisteren. Het is een kunstje waarmee je moet leren omgaan. Ik had gewoon iets meer tijd van u verwacht.

De heer Zalm (VVD):

Mijnheer Herben, u kunt niet beweren dat de fractie van de LPF tot nu toe als een eenheid is opgetreden.

De heer Herben (LPF):

Wel in dit huis, wel als het ging om stemmin gen en om politieke feiten van het Strategisch akkoord.

De heer Zalm (VVD):

Uw fractie is vooral niet opgetreden. Dat is het meest opmerkelijke. Verder is er erg veel ruzie gemaakt. Datgene wat Wijnschenk nog even op de televisie verklaarde, is voor mij een bevestiging. Ik hoop niet dat mijn fractie ooit gaat vergaderen zonder de fractievoorzitter uit te nodigen.

De heer Herben (LPF):

De heer Wijnschenk zit nu bij ons in de bankjes. Hij had een vergadering om half tien belegd. Het was voor ons een probleem om hem op dat moment te vinden. Volgens onze informatie was hij aan het praten met CDA en VVD. Omdat wij in een tijdsklem zaten, wilden wij een overhaaste beslissing van onze partners voorkomen. Vandaar dat wij een vergadering moesten uitschrijven zonder zijn aanwezigheid. Met de stemverhouding is helder dat zijn aanwezigheid niets aan de feiten zou hebben veranderd. Ik blijf van mening dat u de beslissing al in uw hoofd had voordat wij deze dag kwiek en fris begonnen.

De heer Zalm (VVD):

Ik moet bekennen dat vertrouwen niet alleen een kwestie is van rekenen en tellen en dat soort rationele concepten. Een week en zelfs een halve week geleden dachten wij nog dat wij misschien nog een reconstructiepoging zouden moeten wagen, maar dat gevoel is de afgelopen dagen weggeëbd en tot een nulpunt gedaald.

De heer Herben (LPF):

Dan hoop ik dat u na de verkiezingen, als er waarschijnlijk een centrumlinks kabinet zal zijn, dat kunt uitleggen aan uw achterban.

De heer Zalm (VVD):

Ik ga ervan uit dat de kiezers de thema's die in dit regeerakkoord staan, nog steeds zeer ter harte gaan – veiligheid, vreemdelingenbeleid, gezonde overheidsfinanciën – en voldoende steun zullen geven.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Is dat ook waar u de komende verkiezingen mee in gaat, met datgene wat inhoudelijk in de zomer is afgesproken en hetgeen na de afbrokkeling nog rest aan coalitiepartijen?

De heer Zalm (VVD):

Ik heb bij een vorige gelegenheid al eens uiteengezet dat het regeerakkoord, het Strategisch akkoord en het VVD-verkiezingsprogramma redelijk met elkaar overeenkomen. Wij gaat natuurlijk met ons eigen verkiezingsprogramma de verkiezingen in, maar wij willen ook de hoofdpunten die wij hebben afgesproken in dat Strategisch akkoord, inzet maken van de verkiezingen. Eenieder die die met ons uit wil voeren, is welkom.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat doet u dan met een politieke voorkeur voor die coalitiegenoot waarmee u het ook gemaakt heeft?

De heer Zalm (VVD):

Met een partij waarmee wij het kunnen uitvoeren. Ik vermoed dat dat niet GroenLinks is.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Dit kabinet heeft waarlijk al heel wat records op zijn naam staan. Om positief te beginnen: een grootste nieuwe fractie ooit in de geschiedenis, die dan meteen in het kabinet komt en de jongste premier. Maar het is ook het kabinet dat het snelste weg is. Op 15 mei hebben de kiezers in Nederland de kiesdag gebruikt om af te rekenen met arrogantie. Inhoudelijke arrogantie van politici en een kabinet die niet de problemen van de mensen serieus namen en bereid waren die op te lossen. Maar ook arrogantie als het gaat om het zichzelf willen vrijpleiten van verantwoordelijkheid – de sorry-democratie, zoals wij dat zijn gaan noemen – voor het falend beleid. De uitslag van die verkiezingen leidde tot een enorme winst voor het CDA, een entree van de LPF met maar liefst 26 zetels in de Kamer en winst voor de SP. Het CDA werd veruit de grootste partij, de LPF werd veruit de grootste winnaar en het was dan ook logisch dat die twee winnaars gezamenlijk in een kabinet zouden komen. Ideologisch lag de VVD het dichtste bij die partijen. Het was dan ook vrij voor de hand liggend dat die partijen uiteindelijk het kabinet zouden gaan vormen.

Met andere woorden, dit kabinet moest er eigenlijk komen, maar tegelijkertijd bekroop mij het gevoel dat zich hier een soort Griekse tragedie zou gaan ontspinnen. Iedereen wist namelijk dat de LPF een organisatie was – je kunt het nog niet eens een partij noemen – waarvan de bedenker en ideologische grondlegger was vermoord. Het was eigenlijk ook een partij met een niet uitgekristalliseerde bindende gedachte, een partij zonder historie en daardoor ook een niet uitgekristalliseerde organisatie en kader en een uitgebalanceerde kandidatenlijst. Dan krijg je dus met avonturiers te maken. Daar krijgt elke nieuwe partij mee te maken, met avonturiers, met fortuinzoekers, met mensen die met name hun persoonlijke belangen en persoonlijke ideeën tot inzet maken van het politieke debat.

Wat is het nu wat mij de afgelopen tijd zo heeft gestoord? Dat is de enorme pretentie waarmee anderzijds, van de kant van de LPF, maar ook van de kant van het kabinet als geheel, werd gezegd: wij zijn voor de nieuwe politiek; wij gaan het allemaal anders doen; u zult bij ons geen overeenkomsten zien met hoe Paars het heeft gedaan. Mijn spreektijd is beperkt en ik zal dit dan ook niet allemaal gaan uitspinnen. Wat wij echter objectief, meetbaar hebben gezien, is veel ruzie, proefballonnen, veel gedoe en weinig standpunten. Wat hebben wij ze zien kuieren over het Binnenhof, eerst bij de formatie en toen naar het Torentje. Dan weer was er een hoop gedoe in de wandelgangen hier in de Kamer en cameralieden die over elkaar heen vielen. Dag in dag uit was er een hype. Het zou allemaal overwaaien, maar het is niet overgewaaid. Mijn fractie heeft – dat zeg ik uit de grond van mijn hart – veel clementie gehad met de LPF. Wij hebben ons zeer terughoudend opgesteld in de bejegening van LPF'ers als het ging om politiek inhoudelijke onderwerpen. Wij zagen namelijk ook wel dat het nog niet uitgekristalliseerd was en wisten dat onervarenheid en onwetendheid leiden tot onzekerheid. Maar er is natuurlijk een grens en die is overschreden. De heer Wijnschenk ... Pardon, de heer Herben heeft de deelname van de LPF vergeleken met een voetbalelftal, waarbij sterspelers over het doel heen schieten. De heer Zalm reageerde daar, ad rem als hij is, op met de opmerking: zij hebben tien keer gescoord, maar wel in eigen doel. Mijnheer Zalm, ik zou willen zeggen dat die spelers nooit de kleedkamer uit zijn gekomen. Want laten wij wel wezen, als iets de afgelopen periode kenmerkt, dan is dat niet de beloofde daadkracht en duidelijkheid. De duidelijkheid is teniet gedaan door alle proefballonnen en van daadkracht hebben wij niets kunnen zien. Natuurlijk zijn er begrotingen ingediend, maar zij moeten nog worden behandeld, en natuurlijk zijn ons nota's beloofd, bijvoorbeeld over veiligheid. Bij de algemene beschouwingen zei de minister-president nog dat preventie voorop zou staan. Wij moeten de nota's echter nog krijgen en bestuderen, dus van die daadkracht hebben wij weinig gezien. De spelers bleven dus in de kleedkamer.

Ik zal niet onder stoelen of banken steken dat ik gisteravond woest was, niet alleen vanwege het punt dat de heer Rosenmöller zeer terecht maakte over de timing van het kabinetsberaad, maar vooral vanwege de vraag hoe het mogelijk is dat een kabinet dat zelf zegt waarden en normen centraal te stellen, in problemen gebracht kan worden door mensen waarvan gezegd wordt: inhoudelijk valt het reuze mee, maar karakterologisch kunnen zij niet met elkaar overweg. Is dit het voorbeeld van samenleven waar dit kabinet voor staat? In de samenleving kom je wel vaker karakters tegen waarmee je moeilijk door één deur kunt, maar waar je in omstandigheden toch mee zult moeten samenwerken. Er is iets ergers aan de hand. Dit kabinet heeft politiek persoonlijk gemaakt en het persoonlijke politiek. Individu en publieke functie vielen samen en dat moest wel leiden tot een onwerkbare situatie. Ik ben boos, niet omdat niemand van de bewindslieden het belang van de LPF vooropstelde en ook niet omdat velen vooral bezig waren met hun eigen belangen en de eigen machtspositie, maar wel vanwege het gebrek aan verantwoordelijkheid voor het landsbelang. Dat is wat telt. Niemand kan mij dan vertellen dat de heren karakterologisch moeilijk met elkaar om konden gaan. Hier gaat het om het landsbelang. Als er op zijn vroegst in de eerste of de tweede week van januari verkiezingen zullen zijn, is dit land bijna een jaar op een niet volwaardige manier bestuurd. Dat is de consequentie van het feit dat twee heren karakterologisch niet met elkaar overweg kunnen. Dat is de reden van mijn boosheid. Ik zou echter hypocriet zijn, alhoewel de oppositie, ik geef dat eerlijk toe, hier part noch deel aan heeft gehad – jullie hebben het zelf gedaan! – als ik alleen maar boos zou zijn en niet zou bekennen dat ik ook wel blij ben dat er een eind is gekomen aan dit kabinet. Ik had er bij de start om politiekinhoudelijke redenen al weinig vertrouwen in, maar ook vanwege zijn samenstelling.

Het kabinet is sneller weg dan verwacht. Het is het snelst weg na de Tweede Wereldoorlog, hoorde ik vanmorgen iemand die het kan weten op de radio zeggen. Sinds de verkiezingen van 15 mei zijn er vijf maanden voorbij, ook een record. De oppositie heeft amper warm kunnen lopen, want als je geen standpunten van het kabinet hebt, kun je wel debatteren, maar dan wordt het erg vrijblijvend. Oppositioneel hebben wij ons dus ook nog niet kunnen ontwikkelen. Het is allemaal in de knop gebroken. Dat is bijzonder vervelend voor de minister-president, die ik echt wel iets meer tijd had gegund, maar het is niet anders.

De typering van dit kabinet is dan ook dat het geen beleid heeft gevoerd of, zo men wil, niet heeft kunnen voeren. Duidelijkheid en daadkracht waren ten enenmale afwezig. Tussen woord en daad kan geen groter verschil bestaan dan wat dit kabinet heeft geïllustreerd met zijn Strategisch akkoord en regeringsverklaring enerzijds en zijn ontbrekende daden anderzijds.

Ik sluit af met enkele vragen aan de minister-president. Ik sluit mij graag aan bij degenen in de Kamer die willen weten wanneer bij de minister-president het licht doorbrak. Besefte hij gisteravond of vanmorgen dat het kabinet geen politieke toekomst meer had? Was dat op het moment dat Heinsbroek en Bomhoff echt niet meer te handhaven waren of op het moment dat de heer Zalm de kamer betrad en zei: beste Jan Peter ... Ik realiseer mij dat men elkaar in de ministerraad met "u" aanspreekt. Was dat toen de heer Zalm zei: minister-president, ik moet u vertellen dat de VVD er niets meer in ziet? Heeft de minister-president nog overwogen om met een rompkabinet – lees: een minderheidskabinet – door te gaan, zonder de LPF, om op die manier de demissionaire status te vermijden?

Ik wil de minister-president nog een vraag stellen, een vraag die ik al heb gesteld in het debat over de regeringsverklaring. Ik hoop dat hij daar nu wel op ingaat. Heeft hij er met terugwerkende kracht niet enorm veel spijt van dat de formatie zo ontzettend snel is afgeraffeld? Daardoor is het voor de minister-president niet mogelijk geweest om al die mensen die vanuit het niets naar voren werden geschoven, op de een of andere manier langs de meetlat te leggen.

Een heel belangrijke vraag lijkt mij de volgende: wat denkt de minister-president in de demissionaire fase tot januari allemaal nog aan de Kamer te presenteren? Is hij bereid om de zaken die door kabinet zijn bedacht, maar door een deel van de Kamer controversieel worden verklaard – en dat is nogal wat, op sociaal terrein, maar er zijn ook tal van andere zaken – op te schuiven totdat de kiezer zich in januari heeft uitgesproken?

Je kon er gif op innemen: tot slot heb ik nog een vraag over de wachtgeldregeling. Bewindslieden kunnen aanspraak maken op de wachtgeldregeling, ook als zij maar kort, twee maanden, in functie zijn geweest. Wij hebben al een discussie gehad over mevrouw Bijlhout. Zit een bewindspersoon korter dan twee jaar, dan kan hij aanspraak maken op een salaris van € 7000 per maand. Ik neem aan dat dit een brutobedrag is. De APPA, de wet waarin dit soort dingen wordt geregeld, is in de Kamer aan de orde geweest, maar de behandeling ervan is verdaagd omdat het kabinet een nota van wijziging zou indienen. Het idee was om de regeling voor bewindslieden gelijk te maken aan de regeling voor kamerleden. Dat zou dus een aanzienlijke versobering zijn. Zelfs de VVD heeft aangekondigd, daarmee in te stemmen. Ik zou dit punt niet controversieel willen verklaren. Ik nodig het kabinet uit om die nota van wijziging ten spoedigste naar de Kamer te sturen, opdat wij hierover een beslissing kunnen nemen vooraleer de regeling wordt geëffectueerd. Mocht het voor de heren Heinsbroek en Bomhoff te laat zijn, dan doe ik op hen een moreel appèl om te accepteren dat er een sollicitatieplicht komt. Ook wil ik bepleiten dat er een vermogenstoets komt, zeker voor de heer Heinsbroek.

Voorzitter. Ik stel voor dat wij deze parlementaire periode snel vergeten. Zoals dat hoort in een democratie, krijgt de kiezer gelukkig weer een kans om revanche te nemen. Ik heb uitgerekend dat dit over 82 dagen, op 6 januari, moet kunnen. Laten wij hopen dat de mensen niet politiek in de put raken door hetgeen hier is gebeurd, maar er moed uit putten om alsnog hun hart en hun hoofd te laten spreken en te kiezen voor de partij die zij wensen. De verkiezingen zullen het regeerakkoord en de regeringsverklaring, het Strategisch akkoord, als inzet krijgen. Als ik mij niet vergis, zijn de VVD en het CDA immers inderdaad van plan dit alsnog uit te voeren als zij de meerderheid hebben.

De SP is klaar voor de strijd daartegen in de verkiezingscampagne.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie vindt het zeer betreurenswaardig dat de minister-president vandaag de gang naar de Koningin moet maken om het ontslag van het kabinet aan te bieden. Wij vinden het eveneens betreurenswaardig dat de interne crisis tussen bewindslieden van LPF-huize het noodzakelijk maakte dat de ministerraad zich gisteren, op de dag van de uitvaart van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus, over deze problemen moest buigen.

De fractie van het CDA zat niet te wachten op het ontslag van het kabinet.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U zegt dat de ministerraad zich daarover "moest" buigen. Kunt u dat toelichten?

De heer Verhagen (CDA):

Gisteravond, rond een uur of zes, verschenen op teletekst berichten waaruit bleek dat LPF-bewindslieden het vertrek van twee andere bewindslieden vroegen. Het lijkt mij dan vrij normaal dat de ministerraad zich daarover buigt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Waarom is het dan acceptabel dat die beraadslagingen geschorst zijn uit piëteit met ...? Of je bespreekt een crisis, of je doet het niet. Ik vond dat het niet had gemoeten, maar u vindt dat het een beetje moest.

De heer Verhagen (CDA):

Ik vind het terecht dat je, als zo'n stellingname van een aantal LPF-bewindslieden publiek wordt, je daar als ministerraad over buigt. Als de situatie in de ministerraad aan de orde komt op de wijze die vandaag door de minister-president in de Kamer is verwoord, is het zeker op zo'n dag uit piëteit terecht dat je niet tot een voortgang van die discussie komt, maar dat je bekijkt of je gedurende de schorsing op de dag van vandaag tot nadere standpuntbepaling kunt komen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik vind het onbegrijpelijk dat u namens uw fractie niet kunt zeggen dat je op een dag zoals gisteren niet over crisis behoort te spreken. Dat gaat over LPF-ministers, maar ook over uw politieke geestverwant, de minister-president. Hij heeft daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid.

De heer Verhagen (CDA):

Wij betreuren het bijzonder dat de gang van zaken is geweest zoals die is geweest en dat dit noodzakelijk was, maar ik zou het ook onbegrijpelijk gevonden hebben – u hebt het de hele tijd gehad over regie – als de minister-president, terwijl zeven bewindslieden van de LPF duidelijk hebben gemaakt dat twee bewindslieden moeten opstappen, zou hebben gedaan alsof er niets te bespreken was.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik heb niet gezegd dat de indruk moest worden gewekt dat er niets te bespreken was. Ik vind het verwijtbaar dat bewindslieden van de LPF gisteren gedaan hebben wat zij gedaan hebben, maar ik vind het ook verwijtbaar dat de minister-president de hardste woorden op de meest verkeerde dag sprak.

De heer Verhagen (CDA):

Ik vind het betreurenswaardig dat dit gisteren aan de orde moest komen.

De CDA-fractie zat niet te wachten op het ontslag van het kabinet, omdat er in dit land problemen zijn die aangepakt moeten worden. Voor die problemen op het gebied van onderwijs, zorg, veiligheid en integratie en voor de noodzaak van herstel van waarden en normen in onze samenleving hebben het CDA, de VVD en Pim Fortuyn ook aandacht gevraagd. Die problemen vragen om een aanpak. Ook de huidige sociaal-economische situatie vraagt om daadkracht en om een kabinet dat middels vruchtbare samenwerking met een stabiele meerderheid in de Kamer aan de slag kan.

De heer De Graaf (D66):

U zei dat u niet zat te wachten op het ontslag van het kabinet. U hebt inderdaad niet gewacht; u hebt dat ontslag zelf aangezegd. Kunt u nou eens uitleggen wat uw rol daarin is geweest? Hebt u gisteren in de loop van de avond contact met de minister-president gehad om het met de heer Zalm gedeelde prettige gevoel dat het echt niet meer verder ging, kenbaar te maken?

De heer Verhagen (CDA):

Het gevoel dat ik had en dat ik een telefonisch gesprek met de heer Zalm, in een telefonisch gesprek met de minister-president en in een telefonisch gesprek met de fractievoorzitter van de LPF heb gewisseld, was dat ik buitengewoon grote zorgen had over de stabiliteit van deze coalitie, mede gelet op het onvoorspelbare gedrag van de LPF.

De heer De Graaf (D66):

Dat zal geen nieuw gevoel voor u zijn geweest; dat gevoel zal u ook de afgelopen dagen hebben gehad. Hebt u gisteren niet gezegd: dit wordt einde oefening, er kan niets meer gebeuren en reconstructie heeft geen zin?

De heer Verhagen (CDA):

Ook vanochtend heb ik gereageerd zoals ik gereageerd heb. Mevrouw Van Nieuwenhoven vond dat wat terughoudender dan de woorden die de heer Zalm gebruikte. Wij zijn geen kabinet begonnen om er de stekker uit te trekken. Wij zijn begonnen aan een kabinet om de in dit land op de zojuist genoemde terreinen bestaande problemen aan te pakken en om een antwoord te geven op de problemen die in de voorgaande jaren zijn blijven liggen. Wat ik dus gedaan heb – dat is ook eerder gewisseld met de fractievoorzitter van de LPF – is vragen om investeren in het team, zodat er een stabiele regeringspartij zou komen. Als je iedere dag weer problemen ziet, worden die zorgen uiteraard groter. Die zorgen heb ik gedeeld. Toen op basis van de gisteren in de ministerraad gevoerde discussie de minister-president van oordeel was dat het probleem zodanige vormen had aangenomen dat hij het nodig achtte om met de fractievoorzitters van de regeringspartijen nader apart van gedachten te wisselen, ben ik vanochtend naar de minister-president gegaan en heb ik hem mijn grote zorgen over de stabiliteit in de LPF duidelijk gemaakt. Ik heb ook aangegeven dat ik het waarschijnlijk achtte dat wij volgende week met een ander probleem van de LPF geconfronteerd zouden worden en de week erop weer. Daardoor ontbeert het kabinet in wezen de stabiliteit die het nodig heeft om daadkrachtig de problemen aan te pakken.

De heer De Graaf (D66):

U hebt onvoorstelbaar veel woorden nodig, terwijl de heer Zalm zo duidelijk was. De heer Zalm zei gewoon: ik heb medegedeeld dat wij geen vertrouwen meer hebben in het kabinet. U hebt het over grote zorgen over de stabiliteit.

De heer Verhagen (CDA):

Wilt u de waarheid horen over wat ik gezegd heb tegen de minister-president of wilt u leuke woorden horen?

De heer De Graaf (D66):

Hebt u het vertrouwen opgezegd? Hebt u dat aan de minister-president laten weten?

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb de minister-president laten weten dat ik geen vertrouwen heb in het herstel van de stabiliteit van de LPF en dat ik derhalve grote vraagtekens plaats bij datgene waar een kabinet op moet kunnen bogen, namelijk een werkbare en stabiele meerderheid in de Kamer om aan de slag te kunnen gaan.

De heer De Graaf (D66):

De minister-president had dat vertrouwen nog wel, gelet op de besluitvorming van gisteravond in de ministerraad. Hebt u tegen hem gezegd: "Jan Peter, dat is allemaal onzin, trek gewoon de stekker eruit"?

De heer Verhagen (CDA):

Gelet op de besluitvorming in de ministerraad vond hij het probleem ernstig genoeg om juist op dat punt de mening van de fractievoorzitters van de regeringspartijen te willen horen. Dat lijkt mij ook normaal. Ik vind het daadkrachtig optreden van de minister-president als hij het probleem onderkent en zegt dat dit niet zo kan doorgaan en dat hij de opvatting van de fractievoorzitters van de regeringspartijen wil horen. Dat lijkt mij een vrij normale gang van zaken.

De heer De Graaf (D66):

Daar kun je over twisten. Ik heb nog een slotvraag over hetgeen de heer Herben hier vandaag heeft gezegd. Hij heeft heel openhartig laten weten dat hij het gevoel heeft dat u en de heer Zalm eigenlijk de val van het kabinet hebben geënsceneerd. Wilt u daarop reageren?

De heer Verhagen (CDA):

Dat is absolute nonsens.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Heeft het te maken met het feit dat ik vanochtend constateerde dat de heer Zalm wel erg snel was met zijn constatering van het eruit trekken van de stekker en dat hij nu inderdaad wat terughoudender reageerde?

De heer Verhagen (CDA):

Ik vond het correct om de minister-president conclusies te laten verbinden aan de opvattingen die ik naar voren heb gebracht in het gesprek met hem.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Het kost mij enige moeite, maar ik probeer mij in u te verplaatsen. Hebt u dan niet tegen de minister-president gezegd dat hij ontzettend snel moest zijn met het eruit trekken van de stekker, omdat hij anders zelf met de vingers in het stopcontact zou zitten?

De heer Verhagen (CDA):

Het gaat hier helemaal niet om de stekker. Aan de orde is de vraag of je met een kabinet kunt rekenen op een stabiele meerderheid in de Kamer. Die vraag heb ik negatief beantwoord, gelet op de ontwikkelingen binnen de LPF. Het betreft hier niet een spelletje "wie trekt de stekker uit het kabinet". Waar het om gaat, is dat de minister-president hier vanmiddag heeft aangekondigd dat hij het ontslag van het kabinet gaat aanbieden.

De heer Zalm (VVD):

Even voor de geschiedschrijving: ik heb vandaag het woord "stekker" niet in de mond genomen, behalve nu.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Misschien zei u wel dat u het "stopcontact" eruit had getrokken. Dan heb ik u vanochtend echt iets heel raars horen zeggen.

De heer Verhagen (CDA):

Misschien kan mevrouw Van Nieuwenhoven het stopcontact zoeken waar zij de stekker kan insteken.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Zo gemakkelijk komt u daar niet mee weg. U hebt aangegeven dat er een verschil is tussen uw verkondiging en die van de heer Zalm vanochtend, maar dat is niet het geval. Waarom zegt u steeds dat de minister-president besloten heeft om naar de Koningin te gaan, terwijl u en de heer Zalm bij de regeling van werkzaamheden beiden zeiden dat u het vertrouwen in het kabinet had opgezegd? Waarom herhaalt u dat nu niet?

De heer Verhagen (CDA):

Dan hebt u niet goed geluisterd. Ik heb vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden gezegd dat ik er geen vertrouwen in had dat het kabinet kon rekenen op een stabiele meerderheid in deze Kamer.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Zo is het niet op mij overgekomen en ook niet bij de anderen die in deze zaal aanwezig waren. De heer Zalm en u hebben beiden gezegd dat u het vertrouwen in het kabinet had opgezegd.

De heer Verhagen (CDA):

Nee, nee. De heer Zalm zei: ik zeg het vertrouwen in het kabinet op. Ik zei: ik heb er geen vertrouwen in dat met de LPF een meerderheid stabiel is.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik zei net dat er verschil was tussen de manier van opereren van u en van de heer Zalm. Toen zei u: nee, dat is niet zo. Nu zegt u het zelf weer.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb hier vanmiddag gezegd: ik heb er geen vertrouwen in dat er met de LPF op de manier waarop vertegenwoordigers daarvan zich de afgelopen weken hebben opgesteld, een stabiele coalitieverhouding kan blijven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Dan is er dus verschil tussen de manier waarop de heer Zalm vanochtend heeft geopereerd en de manier waarop u dat hebt gedaan.

De heer Verhagen (CDA):

Iedereen gebruikt zijn eigen woorden. U kunt er wel allemaal korreltjes zout op gaan leggen, maar iedereen heeft zijn eigen appreciatie. Als u mij vraagt of ik er gelet op hetgeen er is gebeurd vertrouwen in heb dat met de LPF een stabiele regering gevormd kan blijven, dan zeg ik nee.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. De heer Verhagen draait ontzettend om het antwoord op de vraag heen. Het is glashelder. De heer Zalm heeft gezegd: ik zeg het vertrouwen op in het kabinet. Mijn vraag aan de heer Verhagen is dus of hij hetzelfde heeft gezegd als de heer Zalm. Hij zegt op die vraag: nee. Maar hij zegt wel dat hij hetzelfde vindt als de heer Zalm.

De heer Verhagen (CDA):

Wat zit u nou moeilijk te doen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik geloof niet dat ik hier moeilijk doe. U bent degene die moeilijk doet. De vraag is namelijk of u het aan de minister-president hebt overgelaten of dat u het met de heer Zalm eens was en vanuit uw fractie hebt gezegd dat u het vertrouwen in het kabinet opzegt.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb hier om een uur of half drie geconstateerd dat de minister-president in de Kamer een verklaring heeft afgelegd waarin hij heeft gezegd dat hij naar de Koningin zal gaan om het ontslag van het kabinet aan te bieden.

De heer Herben (LPF):

Mijnheer Verhagen, u refereert er voortdurend aan dat u geen vertrouwen meer hebt in de LPF gezien de afgelopen periode. Ik handhaaf evenwel mijn stelling dat u ons in politiek opzicht als het gaat om de stemmingen en de uitvoering van de in het regeerakkoord gemaakte afspraken, niet ervan kunt betichten dat wij ons niet hebben gehouden aan afspraken. U kunt ons verwijten dat wij aan organisatorische chaos hebben geleden en aan andere mooie bewoordingen, maar niet dat wij ons politiek niet hebben gedragen als een duurzame partij die het regeerakkoord steunt. Dat wil ik even gemarkeerd hebben.

Veel belangrijker vind ik echter het volgende. Met mevrouw Van Nieuwenhoven ben ik benieuwd wanneer in uw gedachte de beslissing is genomen om dit kabinet en de LPF de wacht aan te zeggen, want gisteravond heb ik uitdrukkelijk vanuit het kabinet signalen gekregen dat een lijmpoging mogelijk zou zijn als wij het ontslag van deze twee kemphanen zouden inwilligen. De minister-president heeft zojuist bevestigd dat alle bewindslieden daarmee akkoord gingen. Kennelijk verschilt u van mening met uw eigen bewindslieden in het kabinet.

De heer Verhagen (CDA):

Misschien is dat ook wel dualisme.

De heer Herben (LPF):

Dan hebben wij nu duidelijk gemarkeerd dat u degene bent die het kabinet...

De heer Verhagen (CDA):

De minister-president heeft voor zichzelf gesproken. Hij heeft zijn consequenties eraan verbonden. Ik heb hier de opvatting van de CDA-fractie weergegeven. Wij hebben als CDA-fractie de uitslag van de verkiezingen van 15 mei buitengewoon serieus genomen, omdat die tweeërlei was. In de eerste plaats was er een aantal problemen die het kabinet-Kok niet had aangepakt en die om een oplossing vroegen. Wij hebben op dat punt ook duidelijk gezegd dat de uitslag van de verkiezingen van 15 mei vroeg om een kabinet van CDA, LPF en VVD. Wij hebben ook op dat punt de kiezer serieus genomen en hebben gezegd dat wij vonden dat de LPF de gelegenheid moest krijgen, de daadkracht te tonen om de problemen op te lossen.

Sindsdien was er de ene na de andere interne strubbeling.

De heer Herben (LPF):

Interne strubbelingen, oké.

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben uw fractie graag het vertrouwen willen geven. Wij hebben er ook in onderlinge contacten alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat wij het kunnen blijven waarmaken. Wij zijn dit kabinet ingestapt voor vier jaar. Dat hebt u helaas niet kunnen waarmaken. Naast de interne strubbelingen waren er de problemen met het partijbestuur en de ruzie tussen twee bewindslieden. Er is hier gesproken over spelers die het kleedhok niet uit zijn gekomen of in eigen doel hebben gescoord. Ik heb de indruk dat het spelers van dezelfde club zijn die elkaar tackelen in plaats van naar de bal te kijken.

De heer Herben (LPF):

Mijnheer Verhagen, als u van mening was geweest – en dat is het geval – dat de LPF de afgelopen periode niet goed heeft gefunctioneerd en als u op grond daarvan, wat uw recht is, de samenwerking wilde opzeggen, dan had u dat niet gisteravond hoeven te doen, dan hadden Verhagenwij niet bijeen hoeven te komen met onze bewindslieden om nog een laatste poging te wagen om te voldoen aan het ultimatum om orde op zaken te stellen. Wij hadden dan niet gisteravond bijeen hoeven komen. Wij hadden dan niet nu bijeen hoeven komen. U had dat dan gewoon volgende week of op een ander moment kunnen zeggen. De signalen die wij ontvingen waren tegenstrijdig. Uit het kabinet ontvingen wij signalen dat de zaak kon worden gered. Om 21.00 uur gisterenavond hebben wij al aan het kabinet doorgegeven dat 23 van de 24 aanwezige leden vandaag een nieuwe fractieleider zouden kiezen en dat twee bewindslieden zouden worden afgezet. Als het niet noodzakelijk was geweest voor de oordeelsvorming, had het ook niet zo hoeven lopen. Dan was die bijeenkomst gisterenavond niet nodig geweest.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb gisterenavond met de fractievoorzitter van de LPF gesproken. Toen kreeg ik heel andere signalen. Ik heb vanochtend met de fractievoorzitter van de LPF gesproken. Dat sterkte mij in het gevoel dat wij volgende week het volgende probleem zullen hebben. Ik heb vanmiddag met een aantal LPF'ers gepraat die over hun collega-LPF'ers spreken als "gajes". Met alle respect, als de heer Herben zegt dat de fractie nu eenheid uitstraalt, mag hij van mij niet verwachten dat ik aanneem dat dit volgende week nog steeds het geval zal zijn. Ik wil, juist gelet op de uitslag van de verkiezingen, een kabinet dat daadkracht kan tonen, dat de problemen kan aanpakken die in het Strategisch akkoord zijn verwoord. De heer Herben mag niet van mij verwachten dat ik dat op een wankele basis stoel die iedere dag weer kan veranderen. Ik kan niet van de luim van de dag laten afhangen of ik een daadkrachtig kabinet kan hebben of niet. Dat is dus geen spelletje, dat is niet vooropgezet, maar dat concludeer ik mede op basis van de bevindingen van vandaag, ook op basis van gesprekken met LPF'ers. De LPF-fractie zegt nu eensgezind te zijn, maar de heer Herben is nu zelf fractievoorzitter ad interim. Met andere woorden, daarmee geeft hij al aan dat dit volgende week of volgende maand of over een jaar weer anders kan zijn.

De heer Herben (LPF):

Dat geeft uitsluitend aan dat ik dat ben zo lang ik het nodig vind om de stabiliteit te herstellen. Of dat nu drie maanden is of drie jaar, is niet aan de heer Verhagen ter beoordeling. De LPF is politieke afspraken altijd nagekomen. De heer Verhagen verlangt kennelijk samenwerking met een partij die uit koorknaapjes bestaat. Dan wens ik hem na de verkiezingen veel succes met het zoeken naar zo'n partij.

De heer Verhagen (CDA):

Daarnaar is de CDA-fractie absoluut niet op zoek. Helaas is het niet over de inhoud gegaan. Wij zijn niet aan die inhoud toegekomen vanwege de interne strubbelingen van de LPF. Dat betreurt de CDA-fractie ten zeerste, maar ik heb helaas geen enkele garantie dat er volgende week niet weer een probleem is. Wat dat betreft heb ik helaas geen vertrouwen in de stabiliteit van de LPF. Die stabiliteit is wel noodzakelijk, juist om de problemen op het gebied van zorg, onderwijs, integratie en veiligheid concreet te kunnen aanpakken.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als ik dit zo beluister – je probeert ook een beetje de tijd te doden – dan is de conclusie dat de heer Verhagen tegen de minister-president heeft moeten zeggen dat het indienen van het ontslag van het kabinet onafwendbaar was. Er was toch geen andere oplossing meer denkbaar?

De heer Verhagen (CDA):

Die oplossing heeft de minister-president hier toch ook aangegeven?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is nog volstrekt onduidelijk. Ik heb hier het stenogram van twee uur geleden. De politieke kwestie van de inzet van de CDA-fractie blijft onduidelijk. Er wordt steeds in andere termen gesproken. Was het ontslag dat het kabinet gaat indienen naar het oordeel van de heer Verhagen onafwendbaar of waren er wat hem betreft nog andere opties?

De heer Verhagen (CDA):

Dat was onafwendbaar.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat is dan helder. Ik meen dat de heer Verhagen gisterenmiddag een overleg heeft gehad met de fractietop en de bewindslieden. Is toen de optie besproken waarover de heer Herben spreekt en die misschien bij hem de gedachte heeft doen postvatten dat het met het ontslag van twee bewindslieden nog goed zou komen met het kabinet?

De heer Verhagen (CDA):

Die optie is niet aan de orde geweest. Althans, wij hebben toen via teletekst en de telefoon gehoord dat zeven bewindslieden van de LPF van mening waren dat beide kemphanen, de ministers Heinsbroek en Bomhoff, moesten opstappen. Dat feit is gemeld, maar het werd van onze kant niet gezien als een optie om eruit te komen. Ik begrijp niet waar dat idee op is gebaseerd, althans bij mijn weten is het niet aan de orde geweest.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Ik wil het de heer Verhagen toch nog één keer vragen. Ik kan het verkeerd hebben, maar mij is ter ore gekomen dat er vanuit de CDA-fractie en de VVD-fractie twee duidelijke eisen lagen: de LPF-fractie moest vanmorgen nog uit minimaal twintig mensen bestaan en de twee ministers moesten opstappen. Is dit absoluut onjuist of klopt er toch wel iets van?

De heer Verhagen (CDA):

Dat is onjuist. Ik heb een aantal weken geleden, toen er in de LPF-fractie enige onrust bestond en ik van de toenmalige fractievoorzitter van de LPF begreep dat hij overwoog uit de fractie te stappen, gezegd: gezien het aantal zetels dat nodig is, kun je niet verwachten dat je het probleem oplost als je met acht man uit de fractie stapt. Als je al uit de fractie stapt, moet je ervoor zorgen dat je in ieder geval twintig mensen van de LPF hebt die op basis van het Strategisch akkoord door willen gaan.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Als ik de heer Verhagen goed begrijp, was het signaal: er moeten twintig mensen blijven en twee ministers moeten weg.

De heer Verhagen (CDA):

Nee, ik heb de toenmalige fractievoorzitter toen – en dat herhaal ik nu – gezegd: investeer in het team, zodat je een eenheid hebt om op basis daarvan aan de slag te gaan. Dat was het signaal. Alle gebeurtenissen sindsdien hebben mij niet het vertrouwen gegeven dat er eenheid en stabiliteit in de LPF zal zijn. Gezien de problemen die aangepakt moeten worden, vind ik het onverantwoord dat je afhankelijk bent van de blijkbaar per dag wisselende gemoedstoestand van een van de coalitiepartners.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Klopt het dat uw fractie de LPF-fractie gedurende vijf maanden voortdurend heeft gecoacht op allerlei terreinen? De leden van de LPF-fractie zouden inhoudelijk zijn geassisteerd, bijstand hebben gekregen als zij moesten spreken en geholpen zijn bij het schrijven van speeches. Klopt dat?

De heer Verhagen (CDA):

Nee, maar als er wordt gevraagd "hoe werkt dat?", vind ik het normaal dat je collega's antwoord geeft.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Nee, dan is het duidelijk dat die bijstand voor één nieuwkomer is gereserveerd en niet beschikbaar is voor iedereen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik begrijp niet waar u op doelt.

Voorzitter. Naar de mening van de CDA-fractie is het in het belang van het land dat er zo spoedig mogelijk een kabinet komt dat de problemen kan aanpakken op basis van het beleid zoals dat door de minister-president tijdens de regeringsverklaring en de algemene politieke beschouwingen is voorzien en aangekondigd. Dat vraagt om een stabiele verhouding binnen een coalitie die ook zorg kan dragen voor een vruchtbare samenwerking tussen kabinet en Kamer.

Ik dank de minister-president voor de inzet die hij heeft getoond en ik wens hem een kabinet en een regeringscoalitie toe die het hem mogelijk maken de daadkracht en duidelijkheid te tonen die hij zelf uitstraalt. Ons inziens vraagt dat om het op zo kort mogelijke termijn houden van verkiezingen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik hecht eraan de bijdrage van de ChristenUnie-fractie te beginnen door de premier bij te vallen in zijn teleurstelling over het moment waarop de crisis kennelijk in de openbaarheid moest komen. Zo kort na de uitvaart van Prins Claus hadden wij dit de Koningin liever bespaard. Wij generen ons ten opzichte van onze majesteit. Ik wil daaraan de vraag verbinden of de minister-president pogingen heeft ondernomen dit te voorkomen en wat het precies onmogelijk maakte dit te voorkomen.

Voorzitter: Verburg

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. De verkiezingsuitslag van 2002 was uniek. Eigenlijk was er maar één advies mogelijk: bezie of een kabinet geformeerd kan worden van CDA, LPF en VVD. Ook ons advies had die strekking. Het was in zekere zin een onvermijdelijk experiment. Dat experiment is nu mislukt en misschien was het daartoe ook wel gedoemd. De formatieonderhandelingen die volgden, maakten inderdaad een kabinet van die samenstelling mogelijk en dit doorstond zowel het debat over de regeringsverklaring als de algemene politieke beschouwingen hoewel van meet af aan sprake was van een hinderlijk gedoe en instabiliteit binnen de LPF.

Het strekt ons inziens de minister-president dan ook tot eer dat hij zijn volledige inzet aan het welslagen van dit kabinet heeft gegeven. Misschien – en dat zeg ik ook een beetje met de wijsheid van de terugblik – heeft de minister-president te lang, haast tegen beter weten in, geprobeerd om zijn kabinet overeind te houden. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of de minister-president niet hard had moeten optreden bij de eerste signalen dat de voortdurende instabiliteit binnen de partij en de fractie van de LPF, het LPF-smaldeel in het kabinet bereikte. Met andere woorden: het gedoe tussen de ministers Heinsbroek en Bomhoff over het politieke leiderschap van de LPF en de daaruit voortvloeiende verdere onmin. Onmin waarmee ik mij verder niet wil inlaten en waarin ik mij verder niet wil verdiepen. Ik vraag de minister-president om tijdens dit debat wat dieper in te gaan op zijn optreden in en buiten het kabinet, met name in de laatste weken.

Het kabinet is niet gevallen over een politiek verschil van mening, maar over een haast onbenoembaar persoonlijk conflict van botsende ego's. Ook dit feit kunnen wij op dit moment slechts vaststellen. Het is triest om dit te moeten constateren, maar het is niet anders. Wel wil ik vragen op welk moment de minister-president de handdoek in de ring heeft gegooid. Moeten wij naar aanleiding van de verklaring constateren dat de minister-president geloofde, dat met het afgedwongen vertrek van de ministers van Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport het kabinet nog in gewijzigde samenstelling verder kon gaan? Was hij die mening toegedaan? Bepaalde het opzeggen van het vertrouwen door de fractievoorzitters van het CDA en de VVD, het moment waarop hij de gang naar de Koningin moest aankondigen? Ik wil graag duidelijkheid op dit punt.

Het moet in dit huis wel over politiek blijven gaan. Wij kruisen daarover graag de degens met welk kabinet dan ook. In dat licht kunnen wij terugblikkend zeggen dat wij het kabinet in het politieke debat open tegemoet zijn getreden. Het voorgestelde beleid bood ons hoop en sprak ons op onderdelen ook aan. Ik doel hierbij op initiatieven om een reveil van het waardenbesef en het naleven van normen in onze samenleving te bewerkstelligen. Onze fractie waardeerde ook het gezinsbeleid zeer positief. Daarentegen stelde het kabinet ons teleur op sociaal terrein en in het werkgelegenheidsbeleid, dat voorzag in het schrappen van banen waarvan juist de zwakkeren op de arbeidsmarkt profiteerden. Evenzo liet het beheer van de schepping op heel veel punten te wensen over. Het vreemdelingenbeleid was te eenzijdig in zijn uitwerking.

Laat echter het politieke debat dan maar weer eens gaan over die thema's. Wat ons betreft is het woord nu aan de kiezers. Op de politiek rust de zware verantwoordelijkheid om de schade die is aangericht, te herstellen. Het is puinruimen en opnieuw beginnen, wat ons betreft zo snel mogelijk.

Voorzitter: Weisglas

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Aan wat ik eerder vanmiddag heb gezegd in de verklaring namens het kabinet, heb ik vanzelfsprekend niets toe te voegen. Er zijn echter veel opmerkingen gemaakt vanuit de Kamer die nopen tot een antwoord. Gegeven de inbreng van u allen, lijkt het mij het beste dat ik niet de sprekers afzonderlijk beantwoord, maar meer thematisch een antwoord geef, zodat de verschillende bijdragen van de Kamer in samenhang worden beantwoord.

Het lijkt mij goed om eerst kort in te gaan op het klimaat na 15 mei, de verantwoordelijkheid waar het kabinet voor stond en de manier waarop het motto van dit kabinet, "duidelijkheid en draagkracht", in de praktijk vorm en inhoud heeft gekregen. Daarna wil ik ingaan op de verhouding tot de LPF en het beschaamde vertrouwen waarvan thans sprake is. Vervolgens wil ik ingaan op het moment waarop de discussie heeft plaatsgevonden, namelijk gisterenavond, op de trieste dag waarop wij stilstonden bij het overlijden van Prins Claus en de indrukwekkende uitvaart in Delft hebben mogen beleven. Ik zal in samenhang daarmee ingaan op de rol van de minister-president en de opmerkingen over de vermeende onderschatting van de situatie. Ten slotte zal ik ingaan op de vraag hoe wij verder gaan nadat het kabinet het ontslag heeft aangeboden aan Hare Majesteit de Koningin.

Degenen die mij beter kennen, weten dat een centraal woord in mijn denken en handelen steeds is: het nemen van verantwoordelijkheid. Ik heb die genomen, vorig jaar, toen de partij, het CDA, in een crisis verkeerde en toen mij het fractievoorzitterschap en het lijsttrekkerschap ten deel vielen. Ik heb die verantwoordelijkheid eveneens willen nemen na de uitslag van de verkiezingen op 15 mei, toen ook sprake was van een uitzonderlijk moeilijke situatie in de Nederlandse politiek: een ongekend verkiezingsresultaat en een aanloop die nog lang zal naijlen in de Nederlandse politiek, met zeer ernstige momenten. Ik heb eerder ook gezegd dat als wij een klimaat hebben waarin politici niet meer voor hun mening uit kunnen komen omdat zij worden bedreigd, dit niet zo kan zijn. Dat was de werkelijkheid vóór 15 mei en ook wel na 15 mei, en dat mag nooit meer gebeuren. In die omstandigheden had ik mijn verantwoordelijkheid te nemen.

Als je verantwoordelijkheid neemt, is dat nooit zonder risico's, maar je neemt je verantwoordelijkheid omdat je idealen hebt als het gaat om de kwaliteit van de samenleving. En als je die idealen wilt koesteren, betekent het ook dat je je nek durft uit te steken en dat je oog wilt hebben voor de belangen van de samenleving en voor de toekomst van dit land. Ik denk dat na 15 mei de politieke werkelijkheid zo was dat het daarom ging: hoe gaan wij met elkaar verder in dit land, hoe functioneert de politiek en hoe kun je je verantwoordelijkheid nemen in een moeilijke politieke situatie? Wij hebben te maken gekregen met een politieke werkelijkheid die volstrekt nieuw was, een situatie waar niemand eerder ervaring mee heeft gehad. Het is door verschillende woordvoerders gezegd: een nieuwkomer in de Nederlandse politiek die in één klap de tweede partij wordt van het land. Ook dat gaf een nieuwe dimensie aan de politiek.

Het is ook vandaag gezegd – het is door ongeveer alle fracties in deze Kamer gezegd – dat in de omstandigheden na 15 mei er geen alternatief was, op basis van de verkiezingsuitslag, dan de vorming van een regeringscoalitie van CDA, LPF en VVD. Zo is er tussen de drie partijen onderhandeld, zo kwam het Strategisch akkoord tot stand en zo is ook een regeringscoalitie gevormd. Daarover is verantwoording afgelegd en daarna zijn wij aan de slag gegaan.

Er zijn in dit debat opmerkingen gemaakt die erop neerkomen dat het dit kabinet aan inhoud zou hebben ontbroken en dat het alleen een zaak zou zijn geweest van ruzie in de afgelopen maanden. Ik hecht eraan als minister-president om dat beeld krachtig te weerspreken. Wij hebben een Strategisch akkoord gehad, wij hebben een regeringsverklaring gehad en wij hebben verantwoordelijkheid genomen toen de financieel-economische ontwikkeling zich aanzienlijk slechter voordeed dan wij nog aannamen toen wij met elkaar spraken over de afspraken. Dat was de realiteit. Wij hebben een begroting met elkaar opgesteld en wij hebben moeilijke keuzes niet durven te ontlopen. Wij hebben een beleidsprogram vastgesteld voor de periode tot 2006. Ik herinner mij heel goed de algemene politieke beschouwingen: wij zijn daar respectvol met elkaar omgegaan en wij hebben gedebatteerd over inhoud. Ik accepteer dan niet de kritiek dat het dit kabinet aan inhoud zou hebben ontbroken. Het klopt ook niet met dit debat: er wordt aan de ene kant gezegd dat er geen inhoud is en aan de andere kant hoor ik tal van kritische opmerkingen over het beleid. Dat kan niet beide waar zijn.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Er staat natuurlijk veel over de beleidsvoornemens in het Strategisch akkoord en die zijn ook gehekeld of van steun voorzien, afhankelijk van de fractie waarover je spreekt. Maar ik heb het idee dat u in een andere wereld leeft dan heel veel anderen. U bent misschien veel met inhoud bezig geweest, maar dat is heel veel mensen volledig ontgaan omdat in de beeldvorming die daadkracht plaatsgemaakt heeft voor ruzie, rancune en conflicten. Dat beheerste gemiddeld genomen het beeld van Den Haag. Dat kunt u toch niet ontkennen? Dat had ook al in een vroegtijdig stadium een weerslag op datgene wat het kabinet deed of voornemens was te doen.

Minister Balkenende:

Wat u zegt over de beeldvorming, ontkracht mijn argument niet dat het dit kabinet niet aan inhoud heeft ontbroken. Wij verschilden van opvatting. Wij hebben voor onze keuzes willen staan. Wij hebben aangegeven wat wij voornemens waren te doen en hebben het nemen van moeilijke besluiten niet geschuwd. Dat is de realiteit. Over de beeldvorming kom ik straks te spreken als het gaat over de positie van de LPF en het gedoe waarmee wij de afgelopen tijd te maken hebben gehad. Als echter wordt gezegd dat het dit kabinet aan inhoud zou hebben ontbroken, weerspreek ik dat met klem!

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Wij hebben natuurlijk een debat gehad bij de algemene politieke beschouwingen. Dat was een inhoudelijk debat, het was overigens het meest inhoudelijke en misschien zelfs wel het enige echt inhoudelijke debat wat wij gehad hebben. Dat heb ik zelf ook aangegeven en ik geloof niet dat anderen daarop afgedongen hebben. Door echter zo nadrukkelijk een knip te maken tussen inhoud – waarmee u zo nadrukkelijk zegt bezig te zijn geweest – en de andere aspecten die uiteindelijk bepalend zijn voor de val van uw kabinet, wekt u een verkeerde indruk en creëert u een verkeerd beeld, minister-president.

Minister Balkenende:

Over de beeldvorming komt ik straks te spreken. Ik wilde nu het punt maken dat het dit kabinet niet aan inhoud heeft ontbroken.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zou er de voorkeur aan geven als de minister-president man en paard noemt. Toen hij het over de inhoud had, keek hij ook mij even aan als zou ik daarover iets gezegd hebben. Wilt u man en paard noemen en aangeven wie hier gezegd heeft dat het dit kabinet aan inhoud zou ontbreken? Volgens mij heeft niemand dat gezegd.

Minister Balkenende:

Ik heb uit het debat het beeld gekregen dat dit kabinet geen beleid voerde, dat er alleen maar ruzie was. Ik heb niet voor niets dit punt hier willen maken. Als het echter zo is dat de Kamer nu bevestigt dat het dit kabinet niet aan inhoud heeft ontbroken, ben ik daarmee buitengewoon gelukkig!

De heer Marijnissen (SP):

Ja, een kinderhand is gauw gevuld, voorzitter. Niemand heeft dat bestreden, ik in ieder geval niet. Ik heb anderen niet horen zeggen dat dit kabinet niet ergens voor stond. U heeft het Strategisch akkoord geschreven. Dat heb ik genoemd, ik heb ook gesproken over de algemene politieke beschouwingen, over de begrotingen die er gemaakt zijn. Ik heb ook gezegd dat u geen daadkracht heeft kunnen tonen. U heeft wel nota's geschreven, maar u heeft geen daadkracht getoond. Ik heb gesproken over "niet kúnnen tonen". Met andere woorden: de tijd is daarvoor te kort geweest. Ik heb zelfs gezegd, dat ik deze minister-president meer tijd had willen gunnen.

En wat het debat bij de algemene politieke beschouwingen betreft, ik kom niet terug op mijn mededeling dat ik dat een buitengewoon waardevol debat vond.

Als u mensen gaat toespreken, moet u echt man en paard noemen want anders krijgen wij dit soort schimmige discussies!

Minister Balkenende:

Ik ben niet iemand die wil debatteren zonder man en paard te noemen. Ik heb uw compliment over de manier waarop wij met elkaar zijn omgegaan in het debat bij de algemene politieke beschouwingen zeer gewaardeerd. Ik vond het een volwassen en democratische methode van met elkaar omgaan. Het is goed om dat tegen elkaar te zeggen, ook als je kritiek hebt.

Een tweede punt dat aan de orde is geweest en dat betreft mijn verantwoordelijkheid als minister-president, is de vraag, hoe de verhoudingen in het kabinet zijn en of er coöperatief en constructief wordt gewerkt. Ik hecht eraan op te merken dat er, los van de beeldvorming waarover de heer Rosenmöller sprak en waarop ik straks terugkom, binnen het kabinet tot en met vrijdag jongstleden constructief is gewerkt. De besluiten die moesten worden genomen, zijn genomen. Wij hebben het vrijdag nog gehad over een veiligheidsprogramma en hebben ook een moeilijke discussie gehad over de verdeling van de frequenties. Wij zijn er bij al die onderwerpen uitgekomen. Vrijdag was de sfeer in het kabinet gewoon goed en constructief en er werd respectvol met elkaar omgegaan. Natuurlijk hebben wij met elkaar gesproken over de momenten waarop het beeld niet goed was, ik bestrijd echter dat er alleen maar ruzie was. Als voorzitter van de ministerraad ben ik van mening dat er op een goede en constructieve manier is samengewerkt en daarom spijt het mij dat wij thans in deze situatie zijn beland.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Het wordt toch wat merkwaardig. Natuurlijk heeft iedereen niet gezegd dat er in het kabinet alleen maar sprake is geweest van ruzie, althans dat wil ik niet op mij nemen. Het was echter al wel een paar weken duidelijk dat de heren Bomhoff en Heinsbroek ruzie hadden. U hebt zelf in het openbaar gezegd dat dit u grote zorgen baarde. Het is toch niet zo merkwaardig als ik dan namens mijn fractie zeg dat ik van u verwacht had dat u daaraan eerder een eind gemaakt zou hebben?

Minister Balkenende:

Op die vraag kom ik zo terug. Het gaat mij om het volgende beeld: eerst de inhoud, dan de verhoudingen in het kabinet en ten slotte de situatie waarover wij thans spreken: de val van dit kabinet.

Dan kom ik bij de situatie met betrekking tot de LPF. Het CDA en de VVD hebben de verkiezingsuitslag uitdrukkelijk erkend. Wij hebben ook onderkend dat de LPF een nieuwe politieke beweging is die niet zoals de gevestigde partijen kan bogen op een program van uitgangspunten, een gevestigd partijpolitiek kader en een traditionele achterban. Het was allemaal nieuw. Dat hebben wij met elkaar geweten. In de afgelopen tijd, toen er sprake was van incidenten, van luchtballonnen en van vragen op het gebied van de eenheid van kabinetsbeleid, hebben wij die kwesties steeds in het perspectief getrokken van een nieuwe verhouding na 15 mei. Ik heb een en ander ook verbonden met de werkelijkheid van 15 mei en daarvoor: er was meer behoefte aan open debat en aan meer directe communicatie en er moest naar de burgers worden geluisterd. Dit betekent dat je ook debatten kunt krijgen die misschien wat minder geregisseerd, wat minder scherp omlijnd zijn dan in vroeger tijden het geval was. Ik heb wel gezegd: de criteria die je moet hanteren als het gaat om eenheid van kabinetsbeleid en de marges die je hebt om deel te nemen aan het debat, moet je in ogenschouw nemen. Ook daarover is in het kabinet gewisseld. Het CDA heeft het aangedurfd om samen met de LPF een kabinet te vormen, wetend dat je bepaalde risico's zou kunnen lopen. Dit geldt ook voor de andere coalitiepartner, de VVD. Ik spreek nu even als onderhandelaar destijds bij de vorming van dit kabinet. Het vertrouwen moet dan echter van beide kanten komen, dat wil zeggen van de partijen die langere tijd deel uitmaken van het parlement en van de nieuwkomer. Dit vertrouwen is beschaamd en wij hebben de situatie bereikt dat dit kabinet niet langer kan voortbestaan. Dit sluit aan bij vele opmerkingen die vanmiddag zijn gemaakt.

Mevrouw Van Nieuwenhoven stelde de vraag: hoe is dit dan gegaan? Ik denk dat er twee heel belangrijke momenten zijn geweest die voor vandaag en ook voor het debat relevant zijn. Het gaat om twee momenten waarop er vertrouwen leek te zijn en waarop dat vertrouwen werd beschaamd. De eerste keer was op 3 oktober jongstleden. Op die dag kwam het vice-premierschap ter discussie en daarmee was dit het eerste moment waarop er een relatie begon te ontstaan met het kabinet, de functies in het kabinet en het functioneren van het kabinet. Dit was een nieuw moment ten opzichte van de eerdere discussies die wij met elkaar vaker hebben gewisseld. Ik heb daarover ook met de Kamer gesproken. Dit is nog slechts een week of twee geleden. Na 3 oktober leek het onderlinge vertrouwen schijnbaar te zijn hersteld. De Kamer zal zich herinneren dat op die derde oktober 's avonds het beeld was dat wij eruit waren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb een vraag over die derde oktober. U zegt dat het ging over het vice-premierschap van de heer Bomhoff. Door wie is dat punt aan de orde gesteld?

Minister Balkenende:

Dat punt is niet door bewindslieden zelf aan de orde gesteld, maar wij merkten natuurlijk dat er in LPF-kringen een discussie begon te ontstaan over het politiek leiderschap. U weet dat ook de naam van de heer Heinsbroek in dat kader is genoemd. Het begon duidelijk te worden dat niet slechts het politiek leiderschap aan de orde was in het maatschappelijk debat, maar ook het vice-premierschap. Dat was de reden voor de bewindlieden van de LPF om met elkaar in discussie te gaan. Dit heeft geleid tot het beeld op 3 oktober 's avonds. Wij kregen te maken met opgewekt vertrouwen, in de trant van: wij zijn eruit. Dat was relevant, omdat die middag de fractie ook tot conclusies leek te zijn gekomen. Het beeld op zaterdag 5 oktober was echter dat het verhaal van donderdagavond een toneelstukje was geweest. Vrijdag kregen wij nog de verzekering dat men knopen had doorgehakt en dat men verder wilde. U kunt zich voorstellen dat er iets knapte toen dat beeld ontstond op die zaterdag. Dat was het eerste moment waarop sprake was van beschaamd vertrouwen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Als ik het fout heb in de chronologie van de gebeurtenissen, mag de minister-president mij corrigeren. Ik meen mij te herinneren dat de heer Wijnschenk als fractievoorzitter de heer Heinsbroek lanceerde als mogelijke nieuwe politieke leider en dat daarmee de discussie begon. Heeft dat daarna helemaal niet gespeeld in het kabinet? Heeft u in het bilaterale overleg niet met de heer Heinsbroek of de heer Bomhoff besproken: wacht even, politieke leider; hoe gaat dat hier met mijn vice-premier?

Minister Balkenende:

Wanneer er in een politieke partij allerlei speculaties zijn over het politiek leiderschap, is dat een eerste verantwoordelijkheid van de partij. Ik ben mijn interventie begonnen met de opmerking dat het mijn verantwoordelijkheid is dat sprake is van werkbare verhoudingen binnen het kabinet en dat de zaken gedaan kunnen worden die gedaan moeten worden. Er was nog geen reden voor mij om te interveniëren, want het betrof een partijpolitiek probleem. Daar behoor je je verre van te houden.

Wanneer was voor mij het moment om te denken dat de situatie ernstig begon te worden? Dat was op de zaterdag toen bleek dat het beeld dat donderdagavond was opgeroepen, feitelijk niet meer hanteerbaar was. Toen kregen wij het vreselijke overlijden van Prins Claus. Plotseling ontstond een andere situatie voor de Nederlandse politiek. Het kabinet was van mening dat bepaalde werkzaamheden moesten doorgaan, maar wilde kiezen voor een medialuwte. Het discussiëren over de situatie binnen de LPF kwam daarmee in een ander kader te staan. De medialuwte die ontstond en de terughoudendheid die in acht behoorde te worden genomen vanwege het trieste overlijden van Prins Claus, boden de LPF de ruimte om te bepalen hoe men met elkaar verder wilde, welke conclusies men wilde trekken en welke berichten men aan de coalitiegenoten wilde overbrengen.

Er zit dus een verbinding tussen de ervaring van 5 oktober en de hoop dat men er onderling zou uitkomen. Wanneer discussies gaan ontstaan over politiek leiderschap en over krachtsverhoudingen, dan kom je in een andere situatie terecht. Datgene wat zich na 3 oktober en vooral na 5 oktober ontwikkelde, was van een andere orde dan datgene wat wij eerder meemaakten met luchtballonnen en dergelijke. De positie van het kabinet zelf begon ter discussie te komen. Daarmee begon ook mijn rol als minister-president meer in beeld te komen. Ik wilde scannen hoe de verhoudingen lagen. Probeert men eruit te komen? In de nacht van 13 op 14 oktober is lang vergaderd. 's Ochtends was het verhaal dat men eruit was. Diezelfde avond bleek echter dat men er niet uit was en dat de problemen levensgroot waren. Het zijn twee momenten van beschaamd vertrouwen die aangaven dat de positie van het kabinet in het geding begon te komen, vanwege onderling gekrakeel, vanwege iets wat aanvankelijk tussen twee personen leek te bestaan, maar wat zich in het hart van het kabinet ging afspelen. Daarmee was de situatie ernstig geworden.

De heer Marijnissen (SP):

Hebt u op enig moment de twee heren of de fractievoorzitter van de LPF bij u geroepen om te zeggen: wacht eens even, wij hebben het wel over de vice-premier; daar heb ik ook nog een stem in?

Minister Balkenende:

Ik heb met beiden regelmatig contact gehad. Ik heb het signaal afgegeven dat het spreken over het vice-premierschap een riskante ontwikkeling was, omdat het dan niet langer alleen een kwestie is van politiek leiderschap binnen een beweging, maar ook raakt aan de afspraken die in de formatiefase zijn gemaakt. Zo ligt het ook nog een keer. Ik heb hen gewezen op deze verantwoordelijkheid. Wanneer zij te luchthartig met dit vraagstuk zouden omgaan, zou de positie van het kabinet in het geding komen. Het is dan geen interne, partijpolitieke kwestie meer. Men tornt dan aan afspraken die ook door anderen zijn gemaakt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De minister-president zal zich realiseren dat op het moment dat direct of indirect de discussie gaat over de vraag of de vice-premier nog vice-premier kan blijven, sprake is van politiek dynamiet.

Minister Balkenende:

Ik moest terughoudend zijn omdat wij als Nederlandse samenleving een moeilijke situatie meemaakten. In het gesprek dat wij vrijdag in de ministerraad hebben gehad, heb ik het mijne gezegd over de situatie waarin het kabinet dreigde verzeild te raken. Ik heb het signaal afgegeven dat het niet langer handhaafbaar was om op deze manier door te gaan. Dat signaal heeft de LPF-gelederen aanleiding gegeven om te komen tot intern beraad, dat heeft plaatsgevonden op zondagavond, doorlopend in de nacht. Daarmee was het politieke signaal afgegeven dat het zo niet langer kon. Men wist wat men had te doen om te komen tot oplossing. Het ging om het vertrouwen dat nog zou mogen bestaan bij een partij die haar verantwoordelijkheid wil nemen voor het landsbelang. Door verschillende sprekers is terecht gezegd dat het gaat om het landsbelang, om de regeerbaarheid van het land. In een situatie die door de leden van het kabinet als kritisch wordt beschouwd, in een situatie waarin door tal van bewindslieden de nodige opmerkingen zijn gemaakt, kun je niet blijven steken in onderling gekrakeel.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik begrijp wel waarom de minister-president steeds terugvalt op zijn activiteiten in de laatste dagen, want toen was er wel sprake van enige activiteit. De kritische kanttekeningen gaan echter terug naar de dagen van begin oktober. Dit tegen de achtergrond van wat allemaal al speelde in de LPF-fractie, de relatie met de partij en de posities die de diverse ministers hadden ingenomen als het gaat om de breuklijn in de fractie en de partij. U kon dat allemaal begin oktober echter al uittekenen. Als dan begin oktober de kwestie van het vice-premierschap ook u bereikt en u zegt dat dat inderdaad politieke dynamiet is, is het toch heel onverstandig om als dat donderdagavond gebeurd en de Kamer daar haar zorgen over uitspreekt, vrijdag zoiets naar de Kamer te sturen.

Minister Balkenende:

Daar kom ik zo nog op.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nee, kom daar nu maar op, want wij hebben het er nu over.

Minister Balkenende:

Mijnheer Rosenmöller, dacht u werkelijk dat als ik in die week begin oktober merk dat er een eigen dynamiek in de discussie ontstaat, omdat er wordt gespeculeerd over een vice-premierschap en het leiderschap, ik dat onbesproken zou laten? Ik heb contact opgenomen met de bewindslieden. Dat heeft mede geleid tot de conclusies die die donderdagavond zijn getrokken. Ik heb toen ook aangegeven dat het zo niet langer kon. De heer Heinsbroek zei overigens steeds nadrukkelijk: ik ben er niet over begonnen. Dat moet ik er wel bij zeggen voor de geschiedschrijving. Er was echter wel wat aan de hand. Als je het hebt over politiek leiderschap raakt dat de verhouding tussen een vice-premier en een andere bewindspersoon die mogelijk bepaalde claims wil leggen.

Dan komt er een moment dat iedereen weet dat de situatie niet goed is. Als dan de fractie en de bewindslieden zeggen dat zij eruit zijn, mag je van serieuze politici verwachten dat dat niet een loos gebaar is. Ik vind dat je elkaar moet kunnen vertrouwen op datgene wat je tegen elkaar zegt. Er is dan geen plaats voor scepticisme. Dat is ook de reden waarom wij zo hebben geantwoord op het verzoek dat u deed. Ik kan, gezien uw positie, heel goed begrijpen dat u bij de regeling van werkzaamheden het kabinet vroeg antwoord te geven op de vraag hoe het ervoor stond. Dat gebeurde die donderdagmiddag. De werkelijkheid daarna was dat de fractie van de LPF conclusies trok en dat de bewindslieden dat daarna deden. Dat gaf ons aanleiding om te zeggen dat er sinds uw verzoek sprake was van een nieuwe werkelijkheid. De sfeer in het kabinet was die vrijdag bijzonder goed. Daarom konden wij ook zeggen: gehoord wat er die donderdag was gewisseld en wat naar voren was gekomen vanuit de LPF, is er sprake van gezamenlijkheid en eenheid. Toen heb ik gezegd: wij doen de groeten. Dat was een ludiek gebaar, maar het gaf wel aan hoe de sfeer in het kabinet was en gaf aan dat wij meenden te mogen afgaan op datgene wat die avond daarvoor zo nadrukkelijk naar voren was gekomen. Ik heb namelijk geen andere signalen gekregen. Daarom heb ik geantwoord, zoals ik heb gedaan. Ik heb uw reactie toen op prijs gesteld. U heeft toen en ook nu weer gezegd dat het geen situatie is om te lachen, maar uw opmerking wie het laatst lacht, lacht het best was een reactie van uw kant, waaruit bleek dat u begreep dat de situatie anders bleek te zijn. U kunt zich voorstellen dat toen die zaterdag de situatie anders werd, ik een ander beeld kreeg en dat daarmee de werkelijkheid ging veranderen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

En toen kreeg u een beetje spijt van dat kaartje dat net op de post zat.

Minister Balkenende:

Nee. Dat is met de kennis van nu een oordeel geven over wat er die vrijdag is gebeurd. Ik sta nog steeds achter wat er toen is gebeurd. Het gaf de sfeer in het kabinet aan. Ik meende ervan uit te mogen gaan dat, wetend dat er een hypotheek ligt op de discussies binnen de LPF, dat de fractielijnen uitzet, je in alle redelijkheid af kunt gaan op de conclusies die bewindslieden trekken. Dat is echter niet het geval gebleken en dat spijt mij zeer.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Heeft de minister-president na 5 oktober, toen die teleurstelling zo hard bij hem toesloeg, aan de bewindspersonen duidelijk gemaakt dat, wanneer men op deze wijze doorging, dat het einde van het kabinet zou zijn? Heeft hij die hypotheek erop gelegd?

Minister Balkenende:

Je hebt geen grote woorden nodig om de bewindslieden duidelijk te maken dat, wanneer men steeds praat over politiek leiderschap en politieke posities en als dat de verhoudingen in het kabinet zouden kunnen gaan infecteren, je daarmee riskant bezig bent. Natuurlijk heb ik dat signaal gegeven. Dat signaal is niet alleen door mij, maar ook door andere ministers in de ministerraad van vrijdag daaropvolgend gegeven. Dat is vervolgens aanleiding geweest voor nader intern beraad. Men wist dus wat de consequenties zouden zijn wanneer men niet tot heldere stellingnames zou komen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Waarom heeft u niet verlangd dat zij publiekelijk zouden aangeven dat de discussie over het politieke leiderschap per onmiddellijke ingang gestaakt zou worden en dat zij daar niet meer op terug wensten te komen?

Minister Balkenende:

Mijnheer Van Dijke, u heeft met mij gesproken over de dag die wij gisteren hebben meegemaakt. Wij delen de verdrietige periode die achter ons ligt. Ik vind dat je in die omstandigheden wat terughoudend moet zijn met het voeren van een publieke discussie over politieke perikelen. Men behoort verantwoordelijkheid te nemen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik praat niet over een publieke discussie, maar over een kennisgeving die de stabiliteit van het kabinet raakt. Met andere woorden: het afleggen van een verklaring dat het over en uit is en dat kan worden overgegaan tot de orde van de dag. Dat is geen publieke discussie voeren, maar een verklaring afleggen die terugslaat op het stabiele beeld van het kabinet.

Minister Balkenende:

Mijnheer Van Dijke, u kent mij goed genoeg en weet dat ik geen man ben van dreigementen. Ik geef één keer een waarschuwing en dan is het over. Ik heb vrijdag, met anderen, in de ministerraad gezegd dat het zo niet langer kon. Wij hebben de gevolgen ervan gezien.

De heer Herben (LPF):

Ik heb goed naar de minister-president geluisterd. Ik doe dat graag, want het is altijd een genoegen om hem aan te horen, maar nu bespeur ik toch enige tegenspraak. Minister, u zegt dat u zich niet wilt mengen in partijpolitieke aangelegenheden. Dat is wijsheid. De opmerking dat er een toneelstukje werd opgevoerd, die bij u, bij mij en bij iedereen in het verkeerde keelgat is geschoten, werd gemaakt door een partijbestuurslid, de heer Hammerstein. Dat betrof de situatie tussen de partij en de heer Heinsbroek. Er was sprake van een partijpolitiek probleem, want al eerder had de heer Heinsbroek nadrukkelijk bekendgemaakt dat hij afzag van de claim op het vice-premierschap. Het was geen probleem in de boezem van het kabinet, maar in de boezem van de LPF. Met u ben ik van mening dat er in het kabinet tot zeer recent constructief is gewerkt. Daarom blijft het mij verbazen dat het nu plotseling zo ver komt, want uw waarschuwing hebben wij zeer ter harte genomen. Wij hebben zo snel als mogelijk was schoon schip willen maken. Ik vraag u dan ook op de man af: bent u vanochtend net zo verrast als ik door de opstelling van de fracties van het CDA en de VVD?

Minister Balkenende:

Dit deel komt verderop in mijn betoog aan de orde, te weten de vraag wat gisteravond in de ministerraad en wat erna is gebeurd.

Ik kom op de vraag die velen bezighoudt, namelijk waarom gisteravond over dit onderwerp is gesproken. Ik heb in mijn verklaring niet voor niets nog eens aangegeven dat het mij spijt dat dit debat gisteravond heeft moeten plaatsvinden. Wat was de situatie? Er was voorzien in een extra ministerraad ter voorbereiding van het Europadebat. Daar is haast bij geboden. Dit was vorige week overeengekomen, omdat het kabinet nog niet tot een conclusie was gekomen. Dat was de voorgenomen agenda.

Gevraagd is naar de verdere gang van zaken ten aanzien van het Europadebat. Komende vrijdag zal het kabinet zich daarop verder beraden. Daarna krijgt de Kamer nader bericht.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Morgen hebben wij een debat met de regering gepland.

Minister Balkenende:

Dat klopt. Ik heb aangegeven wanneer de ministerraad erover zal spreken. Dat kan technisch niet eerder dan vrijdag, maar ik heb begrepen dat hier morgenochtend door betrokken bewindslieden nader over wordt gesproken. Verder kan ik nu niet gaan. Op de vraag hoe wij hier verder mee omgaan, antwoord ik dat wij ons bewust zijn van deze situatie. Morgenochtend zullen betrokken bewindslieden overleggen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is altijd prettig om te weten wanneer bewindslieden overleggen, maar wanneer krijgt de Kamer een brief met het standpunt van de regering over de rapporten van de Europese Commissie?

Minister Balkenende:

Ik heb u gezegd dat vandaag in de ministerraad is gewisseld dat morgenochtend overleg plaatsvindt. Verdere uitspraken kan ik op dit moment niet doen. Wellicht kan ik in een volgende termijn nadere informatie geven, maar op dit moment kan ik alleen zeggen dat voorzien is in een ministerraad komende vrijdag en een overleg morgenochtend.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is een kwestie van de commissie dan wel de Kamer dat morgenmiddag het laatste overleg staat gepland voor het herfstreces, dat onderbroken zal worden voor een plenair debat. Maandag gaat de minister van Buitenlandse Zaken naar de algemene raad. Dan is het misschien toch prettig om te weten wat het parlement van de uitbreiding van de Europese Unie vindt.

Minister Balkenende:

Er is vandaag nog door de ministers gezegd dat morgen overleg plaatsvindt. De heer Rosenmöller geeft de reden daarvoor al aan. Ik hoop dat wij de Kamer daarover kunnen berichten. Verder moet ik even afwachten wat er morgenochtend wordt gezegd. Wij zijn ons bewust van deze situatie. Dat geeft ook precies aan waarom wij afgelopen vrijdag besloten dat wij nog een extra moment nodig hadden om met elkaar over dit onderwerp van gedachten te wisselen.

De heer De Graaf (D66):

De heer Rosenmöller heeft natuurlijk groot gelijk. Het parlement komt in uiterste tijdnood. Waarom heeft de minister-president gisteravond niet gezegd: wat er ook van alle ruzies in de LPF zij, of de twee ministers nog drie dagen langer blijven of niet, daar zal het land waarschijnlijk niet kapot van gaan, het eerste wat wij nu moeten doen is over de Unie praten, want dat is een belangrijk besluit, Europa kijkt naar ons en de Kamer heeft het nodig? Waarom heeft u niet gezegd: geen enkel ander onderwerp, alleen Europa?

Minister Balkenende:

Er is een samenhang tussen het een en het ander. Gistermiddag vond een overleg plaats tussen LPF-bewindslieden, een overleg dat te maken had met de politieke positie van de bewindslieden. Op hen lag een zware politieke hypotheek op grond van hetgeen zich eerder had afgetekend. Dat weten we. Toen duidelijk was dat in de LPF-kring over dit onderwerp was gesproken, beseften de andere partners nadrukkelijk dat er sprake was van een zeer complexe situatie. Vooral de VVD-bewindslieden vonden het gelet op de politieke ontwikkeling en de dynamiek die al in de pers was ontstaan – men wist immers dat de LPF-bewindslieden met elkaar spraken – noodzakelijk om zich, ondanks alle pijn in het hart, te beraden op de politieke positie waarin het kabinet terecht was gekomen. Daarom konden en wilden wij niet voorbijgaan aan hetgeen in LPF-kringen naar voren was gekomen. Het ging hier om meer dan de vraag "hoe is het beraad verlopen?". Wij voelden aan dat hiermee de positie van het kabinet in het geding was gekomen. Ik zeg in alle eerlijkheid dat het klimaat niet rijp was om te spreken over een Europadossier terwijl je wist dat het voorbestaan van het kabinet mogelijk in het geding was. Zo lag het. Aan het eind van de middag waren de speculaties al volop gaande. Dan komt er een moment waarop een kabinet ondanks de trieste dag niet voorbij kan gaan aan de politieke realiteit, die voor het voortbestaan van een kabinet ernstig kan zijn. Om die reden hebben de VVD-bewindslieden, anderen en ik gezegd dat wij daar in ieder geval over behoorden te spreken.

Ik zeg hier een ding nadrukkelijk bij. Toen helder werd hoe de positie in LPF-kring was en wij de mogelijke consequentie daarvan begonnen te voelen, namelijk een ministerscrisis, hebben wij gezegd dat op die dag, op die avond, geen politieke conclusies zouden worden getrokken. Wetend hoe moeilijk alles was, hebben wij de ministerraad uitgesteld tot de volgende dag. Wij wisten dat wij een discussie nodig hadden. Op het moment dat zeven bewindslieden van de LPF hadden aangegeven met twee personen niet verder te kunnen, kwamen de werkverhoudingen, ook bij het Europadossier, in het gedrang omdat de werkbaarheid van het kabinet onder druk was komen te staan. Op dat moment had ik mijn verantwoordelijkheid te nemen en deze twee bewindslieden te vragen: bent u bereid uit eigen beweging terug te treden? Daar begon het mee, maar het ging nog verder, want het ging ook over de inhoud van de zaak.

Het begon met het feit dat er twee bewindslieden waren die niet meer door één deur konden met de collega-bewindslieden. Dat was een. Het tweede was dat wij voorvoelden dat die bewindslieden niet op zichzelf stonden, maar ook te maken hadden met het krachtenspel en het krachtenveld in hun eigen politieke partij, in de Tweede-Kamerfractie. Daarmee was het meer dan een geschil tussen personen. Het ging hier om andere zaken.

Gisteravond is geconstateerd dat er in ieder geval sprake was van een ministerscrisis. Dat was de eerste conclusie. Het was voor het kabinet onwerkbaar om daarvoor de ogen te sluiten. Op dat moment moest een signaal worden gegeven. Aan de bewindslieden moest worden gevraagd of zij bereid waren, terug te treden. Toen bleek dat het niet alleen ging om onverenigbaar van karakters, maar ook om draagvlak in het parlement, kom je bij de vraag: er is niet alleen een ministerscrisis; hoe zit het met het vertrouwen in het kabinet bij een meerderheid van het parlement? Dat was het aanknopingspunt om te zeggen: je hebt contact nodig met de fractievoorzitters. Dat was noodzakelijk. Ik heb toen gezegd: ik zal in overleg treden met de fractievoorzitters van de drie partijen die het kabinet dragen, maar dat gebeurt vanavond niet. Ik vond dat uit piëteit met wat er die dag was gebeurd en uit respect voor wat ons allen had beziggehouden, de besluitvorming over een mogelijke val van het kabinet per se niet op die avond kon en mocht plaatsvinden, maar binnen het kabinet werd wel aangevoeld dat het om meer ging dan een ministerscrisis en dat ook de vertrouwenssituatie in het parlement aan de orde begon te komen en daarmee het voortbestaan van het kabinet. Dat was de ernst van de situatie. Wij konden en mochten gisteravond geen val van het kabinet veroorzaken.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat ben ik met u eens, maar kunt u zich voorstellen dat ik gisteravond met schaamte en verbijstering naar de televisie heb gekeken?

Minister Balkenende:

U hebt gemerkt – ik hoop dat u ook naar mij wilt luisteren – dat wij gisteravond hebben gezegd: wij hebben stilgestaan bij het overlijden van Prins Claus en dit is dus niet de dag en mag nooit de dag zijn van een val van een kabinet. De politieke omgeving was die middag echter gevormd door conclusies van de LPF en van bewindslieden die niet meer door één deur konden; dat had ook op straat gelegen. Die politieke werkelijkheid noopte, hoe triest dat ook was, dan wel tot gesprekken, maar niet tot het die avond trekken van definitieve conclusies. Om die reden hebben wij ook gezegd dat de ministers zich zouden beperken tot een procedurele mededeling; de plaatsvervangend directeur-generaal van de RVD geeft de mededeling dat morgen verder wordt gesproken, juist om geen verdere voeding aan discussies te geven.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik weet wel wat er gebeurd is; ik heb het namelijk allemaal gezien. Daar was ik zo boos over en daar heb ik met schaamte naar zitten kijken. U hebt mij nog niet kunnen overtuigen. Hoewel het voor u vanwege de vergadering van de bewindslieden van de LPF moeilijk was – dat erken ik voluit – had u naar mijn stellige overtuiging op dat moment moeten zeggen dat het, zoals u in uw verklaring hebt gezegd, de dag van Prins Claus en de dag van het denken aan Prins Claus had moeten zijn en blijven. Dat is niet gelukt. Dat had voorkomen kunnen worden als u besloten had tot uitschrijving van een ministerraadsvergadering over de crisissituatie die 's middags was ontstaan en die de afgelopen dagen was opgevoerd, maar waarover het parlement natuurlijk niet kon vergaderen.

De voorzitter:

Ook op dit punt zeg ik dat u dit echt al een paar keer hebt gezegd. Het woord is nu aan de minister-president.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat vind ik nou zo flauw. Misschien is de vraag lang, maar laat de minister-president dan antwoorden op de vraag in plaats van herhalen wat er gebeurd is.

De voorzitter:

De minister-president moet kunnen weten wat u wilt vragen, want u hebt dit al een paar keer gevraagd. Daarom zeg ik: het woord is aan de minister-president.

Minister Balkenende:

In de situatie die gistermiddag was ontstaan toen door LPF-bewindslieden was gesproken over het eigen lot, waarbij twee bewindslieden feitelijk de wacht aangezegd kregen, met alle speculaties die toch al bestonden, was het onvermijdelijk dat het kabinet zich zou beraden op de ontstane situatie, hoe moeilijk dat ook was. Ik heb vanmiddag toevallig de heer Pronk gezien, die commentaar in een vergelijkbare richting gaf. Op dat moment kun je niet zeggen: wij praten er niet over. Dat weet u zelf ook, maar wij hebben juist uit respect geen conclusies getrokken, wij hebben niet de media gezocht en wij hebben gezegd dat de politieke conclusies pas een dag later aan de orde kunnen komen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat is wel gebeurd, want vice-premier Bomhoff heeft wel de media gezocht met een verklaring. Ook die afspraak in de ministerraad is dus weer geschonden. Verder zou ik zeggen: als u luistert naar de adviezen van de heer Pronk, doe dat dan voortaan vaker.

De heer De Graaf (D66):

Ik denk dat ook de minister-president, als hij terugkijkt, stiekem bij zichzelf denkt: als ik die vergadering had afgelast en vanochtend om zeven uur had gehouden, had ik in ieder geval dit probleem niet gehad. Dat had echter niets afgedaan aan de politieke situatie. U hebt de EU van de agenda geschrapt; dat betreur ik zeer, maar dat probleem krijgen wij nog. De kernvraag is toch wat uw rol was. Was u leidend of was u lijdend voorwerp? Daar krijg ik in deze Kamer tijdens dit debat onvoldoende duidelijkheid over.

Minister Balkenende:

Ik ga eerst terug naar de opmerkingen die zijn gemaakt over het feit dat wij gisteren als ministerraad daarover hebben gesproken. U hebt daar heel kritische opmerkingen over gemaakt. Ik heb net aangegeven waarom het zo moest lopen en ik zeg het met pijn in mijn hart. Tegelijkertijd moet iets anders ook gezegd worden. Ik zeg van mijn kant maar eerlijk dat ik gisteravond uiteraard, althans in herhaling, Barend & Van Dorp heb gezien. Dan mag ik u ook vragen waarom u daar ingaat op de politieke situatie van een kabinet dat in moeilijkheden verkeert. U had ook matiging kunnen betrachten. Het spijt met dat ik dit moet zeggen. Ik had het liever niet gedaan, maar na uw kritiek vind ik dat dit gezegd moet kunnen worden.

De heer De Graaf (D66):

Er wordt een irrelevant feit aan de orde gesteld. Dat vind ik echt belachelijk. Het kabinet vergadert, het is volkomen duidelijk waar het over vergadert en dan zouden kamerleden geen commentaar mogen geven op wat er gebeurt? Belachelijk! Als de heer Van der Vlies op de dag van de uitvaart een stuk publiceert in NRC met als conclusie dat u zou moeten opstappen, zou dat op zichzelf niet mogen omdat het die dag is?

Minister Balkenende:

Als u mij verwijt dat er niet over gesproken had mogen worden omdat het daar de dag niet voor was, dan vind ik het ook logisch dat u die avond dezelfde conclusie voor uzelf had getrokken.

De heer De Graaf (D66):

Dan had u er niet mee moeten beginnen. U hebt die politieke situatie laten ontstaan, niet ik. U moet wel de volgorde van de dingen in acht nemen. Het is spijkers op laag water zoeken en het is flauw om zo terug te meppen.

De voorzitter:

Ik sluit de discussie op dit punt. De minister-president gaat voort met zijn betoog.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dan kom ik bij de rol van de minister-president. Er zijn opmerkingen gemaakt over afwachtendheid en over onderschatting. Een van de vragen was wanneer voor mij het cruciale en bepalende moment was gekomen om definitief conclusies te trekken. Ik heb u net aangegeven dat gisteravond niet het moment was en mocht zijn om definitief conclusies te trekken. Toen ik gisteravond laat en vannacht de indicatie kreeg dat de bewindslieden Bomhoff en Heinsbroek niet uit eigen beweging zouden aftreden, was daarmee feitelijk een volstrekt onwerkbare situatie ontstaan voor wat betreft de verhoudingen in het kabinet. Ik zeg er nadrukkelijk bij dat dit de verhoudingen in het kabinet betrof. Het was een ministerscrisis en betrof ministers die elkaar niet langer konden velen. Toen die mededeling kwam, was er een onwerkbare situatie ontstaan. Dat men vandaag uit eigen beweging toch is opgestapt, doet aan die waarneming en aan mijn positie niets af.

Een andere vraag is of dit alleen een ministerscrisis betreft of dat er meer aan de orde is. De situatie was zodanig dat daarover gecommuniceerd moest worden met de voorzitters van de Tweede-Kamerfracties die dit kabinet dragen. Ik moest te weten komen hoe zij aankijken tegen de ministerscrisis en of zij nog ruimte zagen voor een lijmpoging. Het gevoel in het kabinet was dat de ministerscrisis veel verder ging, omdat het probleem in de diepte zat. Het ging over veel meer dan twee karakters die botsen met elkaar. Alleen is het vaststellen daarvan niet iets wat de ministers alleen kunnen doen. Dat heb ík te doen vanuit mijn verantwoordelijkheid. Ik moest kijken hoe het met het draagvlak van dit kabinet was.

Er kwamen dus vanochtend twee dingen samen toen ik de fractievoorzitters heb gesproken: een ministerscrisis aan de ene kant en het wegvallen van vertrouwen aan de andere kant. De combinatie van die twee zaken leidt tot de conclusie dat het aanvragen van ontslag een feit begon te worden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Dat begrijp ik. Toch blijft er nog een vraag over die, geloof ik, al door de heer Herben is gesteld en waar ik vanmiddag mee begonnen ben, namelijk wanneer u wist dat u het algemeen ontslag van alle minister zou aanvragen. Was de heer Herben niet vanochtend nog in de veronderstelling dat het ook om een lijmpoging kon gaan, terwijl de andere twee fractievoorzitters al naar buiten kwamen en het vertrouwen in het kabinet opzegden? Daar zit een verschil in tussen de heren Verhagen en Zalm. Ik begrijp dat intussen niet meer, u misschien wel.

Minister Balkenende:

Om de situatie van gisteravond te begrijpen, is het van groot belang om de twee elementen die ik noemde, ministerscrisis en vertrouwen van de fracties, in onderlinge samenhang te bezien. Gisteren ontstond er een uitzonderlijk moeilijke situatie wat betreft de interne verhoudingen in het kabinet. Dat voelde iedereen aan, maar men voelde ook aan dat het niet het geschikte moment was om daarover te spreken. Als je praat over een ministerscrisis, is er nog een mogelijkheid om te denken hoe het verder moet. Op dat moment had ik kunnen besluiten om de fractievoorzitters te consulteren, maar dat heb ik niet willen doen, om redenen die ik eerder heb aangegeven. Wij konden echter niet volstaan met de constatering dat er problemen waren in het kabinet. Wij konden niet anders dan concluderen dat de problemen verdergingen. Daarvoor was overleg nodig met de fractievoorzitters. Het is geen "geënsceneerde val", de conclusie was onontkoombaar dat er niet meer samen te werken viel binnen het kabinet. Daar kwam nog bij dat de dragers van het kabinet vonden dat het zo niet langer kon doorgaan.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik leef nog steeds in de veronderstelling dat de heer Herben vanochtend met een andere vooronderstelling naar u toe kwam dan de twee andere fractievoorzitters en misschien kunt u die wegnemen.

Minister Balkenende:

Ik heb eigenlijk niets aan vooronderstellingen. Ik heb te maken met de feiten en ik heb al aangegeven wat de feiten zijn.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

De heer Herben heeft het zelf gezegd. Ik verzin het niet.

De heer Herben (LPF):

Belangrijker dan wat ik vanochtend bij het scheren dacht, is wat de minister-president gisteravond dacht. Verkeerde de minister-president gisteravond, net als ik, nog in de veronderstelling dat het kabinet kon worden gered?

Minister Balkenende:

U vraagt nu naar mijn persoonlijke opvatting over wat er gisteren is gebeurd. Ik heb precies aangegeven wat mijn verantwoordelijkheid was en wat de verschillende stappen waren die gezet moesten worden. Ik denk dat de ministers, dat geldt zeker ook voor mij, gisteravond aanvoelden dat wij in een buitengewoon moeilijk vaarwater waren gekomen. De situatie was ernstig en een ministerscrisis was aanstaande. Wij voelden ook aan dat het niet mogelijk was om de twee personen die problemen hadden te vervangen en gewoon door te gaan. Dat was het beeld van gisteravond. Ik had grote problemen toen ik merkte dat de twee bewindslieden van wie ik had gezegd dat het beter was dat zij de eer aan zichzelf zouden houden, zeiden dat zij niet zouden aftreden. Dat is het moment waarop er een onwerkbare situatie ontstond. Pas daarna kreeg ik de situatie waarin ik de voorzitters behoorde te consulteren met de vraag hoe zij aankeken tegen het verdere functioneren van het kabinet. Het ging in die volgorde.

De heer Herben (LPF):

Ik waardeer de prudente wijze waarop u gisteren met deze crisis bent omgegaan. Juist omdat u gisteravond niet de fractieleiders hebt geraadpleegd, maar de raadpleging hebt uitgesteld tot vandaag, moet de opstelling van die fractieleiders voor u net als voor mij als een verrassing zijn gekomen. Bent u opgestaan met een goed gevoel dat het nog zou lukken of niet?

Minister Balkenende:

Het woord verrassing betekent in dit geval dat er een situatie ontstaat die helemaal niet tevoren te denken zou zijn, dus plotseling iets nieuws. Ik ben expres hier begonnen met aan te geven dat het eerste moment van beschaamd vertrouwen was 5 oktober en dat er daarna een tweede moment was van beschaamd vertrouwen. Daarna constateerde ik dat er afspraken zijn gemaakt of indicaties waren die niet bleken te kloppen. Dat was het probleem van de LPF. Vervolgens merkte ik dat de zaak in het kabinet dooretterde om het zomaar te noemen, en dat er sprake was van verdeeldheid binnen de LPF-fractie. Dat is de realiteit. Je kunt dan niet praten in termen als verrassing indien de fractievoorzitter van het CDA die ik vanochtend als eerste heb gesproken, en daarna de fractievoorzitter van de VVD zegt: in deze omstandigheden is de werkbare basis feitelijk weggevloeid. Als die conclusie wordt getrokken, is dat een zeer heldere, maar je kunt niet zeggen dat het een verrassing is.

De heer Herben (LPF):

Ik dank u voor uw toelichting. Waar wij al uw instructies, als ik ze zo mag noemen, hebben uitgevoerd, kan ik toch niet anders dan concluderen dat u gisteren een andere, optimistischer visie had op het voortbestaan van het kabinet dan hedenochtend. Mijn conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat beide fractieleiders u op grond van onjuiste informatie in de LPF-fractie hebben aangezet tot die beslissing.

Minister Balkenende:

Wij moeten ervoor oppassen twee dingen te verwarren, namelijk speculaties en feiten. Als minister-president heb ik te letten op de feiten. Die zijn precies zoals ik heb aangegeven: uitkomst van het LPF-beraad, gedachtewisseling, geen conclusies trekken en je bewust zijn van de moeilijke situatie. Meer is eigenlijk niet aan de orde. Je schiet er niets mee op om speculaties te laten zegevieren boven gezond verstand en nadenken over de moeilijke situatie waarin je bent terechtgekomen.

De heer Herben (LPF):

Ik speculeer niet. U zegt zelf dat u om goede redenen de discussie met de fractieleiders en in de ministerraad naar vandaag hebt willen uitstellen. Ik had dan ook de veronderstelling dat vandaag de besluiten zouden worden genomen.

Minister Balkenende:

Ik herhaal dat gisteren niet het moment was voor het nemen van besluiten en dat er een moeilijke situatie was ontstaan binnen het kabinet. Er is maar heel weinig politiek gevoel nodig om te weten dat het verder zou gaan en dat het moment voor het trekken van conclusies vandaag was. Zo liggen de feiten en niet anders.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Zou de minister-president nu, om uw woorden te gebruiken, klip en klaar kunnen uitleggen of hij samen met de andere leden van het kabinet dan wel alleen heeft besloten om het ontslag van alle kabinetsleden aan te vragen? Of hebben de twee overgebleven regeringspartijen, CDA en VVD, vanochtend gezegd: wij zeggen het vertrouwen op en u moet maar het ontslag van het kabinet aanvragen? Dat lijkt mij de belangrijkste vraag die hij nog kan beantwoorden na datgene wat de heer Herben hem al heeft gevraagd.

Minister Balkenende:

Ik heb gemerkt, ook in de uitlatingen van de heer De Graaf in de pers, dat sommigen denken: de premier neemt niet de regie en is afhankelijk van wat de heren Zalm en Verhagen zeggen. Ik heb precies aangegeven wat er gisteravond is gebeurd. Ik ben niet iemand die zich zomaar laat leiden door de toevallige uitkomst van het gesprek met de heren Zalm en Verhagen. U weet hoe ik in elkaar zit. Gisteravond was duidelijk hoe de vork in de steel zat. Ik heb precies aangegeven hoe de volgorde der dingen was. Dat betekent dat je gisteravond de moeilijkheden al kon voelen aankomen. Dat gold ook voor mij. Ik heb toen gezegd: in de eerste plaats moeten de twee bewindslieden die ter discussie staan weg, omdat er anders een volstrekt onwerkbare situatie ontstaat, en dan worden de conclusies een dag later getrokken. Uit de schets die ik heb gegeven, kunt u afleiden wat gisteravond al feitelijk aan de orde was wat de procedure betreft, maar ik kon niet vooruitlopen op conclusies. Ik had te respecteren wat de twee bewindslieden zouden doen die ik had aangesproken. Daarna moest ik kijken hoe het draagvlak van de politieke partijen was. Daarvoor was politiek overleg nodig en dat moest vandaag plaatsvinden. De regie was wat dat betreft gewoon aanwezig. Ik moet ook zeggen dat het beeld dat wordt opgeroepen als zou de premier zich laten leiden door toevallige uitkomsten van gesprekken van vanochtend bezijden de waarheid is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U hebt duidelijk gemaakt dat u gisteren twee ministers de wacht te hebben aangezegd. Vervolgens was het gisteren niet het moment voor conclusies. Als de dag van gisteren niet was overschaduwd door de gebeurtenissen rondom Prins Claus, had het kabinet dan gisterenavond de conclusie getrokken dat het indienen van het ontslag bij Hare Majesteit onafwendbaar was?

Minister Balkenende:

Dat is een als-situatie. Als wij gisteren niet te maken zouden hebben gehad met de plechtige uitvaart in Delft, hadden wij natuurlijk gisterenavond aansluitend aan de ministerraad een gesprek gehad met de fractievoorzitters. Wij hadden dan mogelijk nog een extra ministerraad georganiseerd. Gisteren was evenwel niet het moment om dat te doen.

De vraag was ook of ik contact heb gehad met de heer Zalm. Ik heb bewust geen contact willen hebben omdat het in die situatie geen pas gaf.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik moet de vraag anders stellen, want dit moet duidelijk worden. Heeft de minister-president het gesprek met de heren Zalm en Verhagen nodig gehad om tot de beoordeling te komen dat hij het ontslag van het kabinet moest indienen bij de Koningin? Of was hij voor die gesprekken al tot die conclusie gekomen als minister-president van dit kabinet?

Minister Balkenende:

Mijnheer Rosenmöller, u bent een ervaren parlementariër, meer dan menigeen hier. U weet nu toch precies hoe het feitelijk zat, zoals ik het heb geformuleerd?

De heer Rosenmöller:

Ik weet hoe de minister-president het vertelt, maar ik weet niet hoe het zit. De minister-president van dit bijna demissionaire kabinet maakt niet duidelijk of het gesprek met de fractievoorzitters nog van invloed is geweest op het besluit om het ontslag aan te bieden of dat hij dat zelfstandig al had genomen en het vanzelfsprekend en logischerwijs toetst bij de fractievoorzitters van de dragende partijen.

Minister Balkenende:

Ik denk dat ik in herhaling ga vallen. Gisterenavond zijn de ministers onderling tot de conclusie gekomen dat er een ministerscrisis was. Zij waren zich er uiteraard van bewust dat het om meer ging dan alleen onverenigbaarheid van twee karakters, maar dat het ook te maken had met de relatie met de LPF-fractie. Daarmee waren voldoende argumenten aanwezig om als kabinet het ontslag aan te bieden. Maar omdat er sprake was van een persoonlijk conflict binnen het kabinet, met een relatie tot de verhoudingen binnen de Kamerfractie van de LPF, moesten de fractievoorzitters worden geconsulteerd om te horen of zij nog langer wensten vast te houden aan dit kabinet. Het is dus mijn verantwoordelijkheid om te kijken naar de ministerscrisis. De heer Rosenmöller heeft het over een lijmpoging.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nee, daar heb ik het niet over. De minister-president zegt feitelijk dat het kabinet gaat over de ministerscrisis en dat de fractievoorzitters gaan over de kabinetscrisis. Dat waag ik evenwel te betwijfelen. Ook de minister-president kan zelfstandig tot het oordeel komen dat er sprake is van een kabinetscrisis. Dat deed hij evenwel niet; hij is tot die conclusie gekomen na het gesprek met de fractievoorzitters. Het is dan logisch dat in de analyses van dit debat het beeld wordt versterkt dat de heren Zalm en Verhagen een beslissende invloed hebben gehad op de minister-president om de ministerscrisis uiteindelijk tot een kabinetscrisis te laten zijn.

Minister Balkenende:

Ik heb buitengewoon grote bezwaren tegen deze beeldvorming. De argumenten die ik heb gegeven en die ik eindeloos moet herhalen gaan om twee dingen. Een ministerraad kan zeggen dat er een crisis is; dat kan reden zijn om ontslag aan te bieden. Als die situatie zich voordoet en er is sprake van vertrouwen in het parlement, is de situatie totaal anders dan wanneer sprake is van een weggevallen vertrouwen in de Kamer. Als minister-president heb ik met de volgende vraag te maken. Als ik naar de Koningin ga en ik dien het ontslag van de kabinet in, moet ik de Koningin dan duidelijk maken dat het alleen een ministerscrisis betreft of dat het voortbestaan van het Balkenendekabinet als zodanig in het gedrang is omdat het gaat om een wegvallend draagvlak in de meerderheid? Als laatstgenoemde situatie zich voordoet, is dat van groot belang voor de vraag of er al dan niet nieuwe verkiezingen nodig zijn. Om die conclusie te trekken, moest ik mij vergewissen van de visie van de drie fractievoorzitters. Ik kan natuurlijk niet op de stoel van de fractievoorzitters gaan zitten.

De heer De Graaf (D66):

Ik hoop dat de premier het niet erg vindt dat ik het nog steeds niet begrijp. Ik wil het gewoon weten. Het kabinet heeft een eigen verantwoordelijkheid om te beoordelen of het intern consistent kan doorgaan. Daarbij kan een ministerscrisis spelen. De minister-president kan zelf de verantwoordelijkheid voelen om te zeggen dat hij zo niet kan doorgaan, zowel vanwege de ministerscrisis als vanwege het feit dat het geen consistent geheel is. Daar hebt u de fractievoorzitters niet voor nodig. Een andere vraag is of er voldoende vertrouwen is in de Kamer. Als u dat de belangrijkste vraag vindt, is het logisch dat u vanochtend met de heren Zalm en Verhagen hebt gesproken. Als u dat de belangrijkste vraag vindt, betekent dit dat u het antwoord ook relevant vindt voor de vraag of u uw ontslag zou aanbieden. Dat is de vraag die wij aan u stellen. Was u zelf tot de conclusie gekomen dat u niet door zou gaan, als zij hadden gezegd "ga rustig door"?

Minister Balkenende:

Ik denk dat u het met mij eens zult zijn dat het gisteravond niet het moment was om definitief politieke conclusies te trekken. Goed, dat is in ieder geval winst.

De heer De Graaf (D66):

U hebt mij ook nooit het tegendeel horen zeggen.

Minister Balkenende:

Het is goed om dat te markeren. Het volgende punt is of je had kunnen besluiten ontslag aan te zeggen, los van het oordeel van de fractievoorzitters. Ik zeg dat je de situatie gisteren kon voelen, maar iedereen voelde ook dat het moment niet daar was om conclusies te trekken. Of er een draagvlak is voor het kabinet bepaalt niet alleen de ministerraad, maar om dat vast te kunnen stellen, heb je ook de partners in het parlement nodig. Daarmee laat je je nog niet leiden door de oordelen van anderen. Natuurlijk hadden wij, niet gisteren maar op een ander moment, naar de Koningin kunnen gaan om te zeggen: er is een probleem in het kabinet en wij bieden ons ontslag aan. De vraag is dan of er slechts problemen spelen tussen personen of dat er meer aan de hand is. Kortom, het is mijn verantwoordelijkheid om niet alleen te kijken naar de gevoelens binnen de ministerraad, maar nadrukkelijk ook te kijken of dit kabinet in aangepaste vorm, met nieuwe personen, nog verder kan functioneren. Dat oordeel – ik had daar gisteren gevoelens over – kan ik niet zelfstandig vormen. Die volgorde moest in acht worden genomen om de conclusie te kunnen trekken.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Wij hebben daarover dan een verschil van mening. De minister-president moet ook begrijpen dat bij delen van deze Kamer inderdaad de indruk wordt gewekt dat het oordeel van de heer Zalm en dat van de heer Verhagen bepalend zijn geweest voor wat hij uiteindelijk deed. De heer Zalm zei zelf dat hij het vertrouwen heeft opgezegd. Het had ook andersom kunnen zijn, namelijk dat de premier had gezegd dat hij, ongeacht de oordelen van de heren Zalm en Verhagen, vond dat dit kabinet zo niet verder kon en dat hij onvoldoende vertrouwen had in de stabiliteit van één van de coalitiepartners. De premier heeft daar niet voor gekozen.

Minister Balkenende:

U moet niet proberen hier een verkeerd beeld te laten ontstaan. Als ik na het debat gisteren een conclusie had moeten trekken, had ik in ieder geval al kunnen zeggen dat wij naar de Koningin zouden gaan om ontslag aan te vragen, op grond van het feit dat er een crisis was. Die conclusie zou getrokken moeten worden. Alleen, daar blijft het niet bij. De volgende vraag is of het voortbestaan van het kabinet in het geding is, omdat er sprake is van een schending van de vertrouwensrelatie met het parlement. Wij voelden gisteren als ministers aan dat er sprake was van schending van dat vertrouwen, omdat wij wisten dat het niet alleen over twee personen ging, maar ook over de verhoudingen in de LPF-fractie. Die conclusie kon ik niet trekken voor de fractievoorzitters, maar zij moest wel worden getrokken voor de boodschap die ik bij de ontslagaanvraag aan de Koningin had over te brengen.

De heer De Graaf (D66):

Een minister-president kan ook zelfstandig, vanuit zijn verantwoordelijkheid, bepalen dat hij geen vertrouwen heeft in de voortgang van dit kabinet, met deze coalitiepartners.

Minister Balkenende:

U luistert niet.

De heer De Graaf (D66):

Dat mag hij niet alleen maar afschuiven naar de coalitiepartners. Dat is ook zijn eigen verantwoordelijkheid.

Minister Balkenende:

U moet nu niet de werkelijkheid gaan verdraaien. Dat doet u! Ik heb aangegeven dat er een ministerscrisis was. Het ontslag had zonder meer moeten worden aangeboden, op grond van de ontstane situatie.

De heer De Graaf (D66):

Het ontslag van die ministers, maar niet per se van het kabinet! Dat is uw eigen verantwoordelijkheid.

Minister Balkenende:

Wij stelden gisteren in de ministerraad vast dat er sprake was van een geschonden vertrouwen tussen bewindslieden. Men kon niet met elkaar verder. Relevant voor het lijmen of het laten toetreden van nieuwe bewindslieden was of het alleen persoonlijke conflicten zou betreffen, die niets te maken hadden met het draagvlak in het parlement. Van die situatie was gisteren geen sprake. Dus konden wij geen andere conclusie trekken dan wij hebben gedaan. De twee bewindslieden behoorden hun taak neer te leggen in verband met de werkbaarheid van het kabinet. Zo kon het echt niet langer. Om de vraag van het draagvlak te kunnen beantwoorden, had ik het oordeel van de drie fractievoorzitters nodig.

De heer De Graaf (D66):

Dat schept nu dus duidelijkheid. Als de twee fractievoorzitters van CDA en VVD hadden gezegd dat u alles moest doen om het kabinet te redden en dat zij ervan uitgingen dat reconstructie mogelijk was, had u dat gedaan. Dan zou u niet zelfstandig hebben gezegd dat u ermee ophield.

Minister Balkenende:

Als bij het kabinet niet meer het vertrouwen bestaat dat er een werkbare relatie is, ook met het parlement op grond van het feit dat in de verhoudingen in de ministerraad zich ook de problematische verhouding in de LPF-fractie manifesteerde, is dat een zelfstandig oordeel dat het kabinet heeft te trekken. Die conclusie was gisteren bijna getrokken geworden, maar dat kon niet in verband met het moment. Daarom hadden wij vandaag twee dingen te doen: een weging van de situatie van het kabinet en dat in relatie tot het draagvlak in het parlement. Zo ligt het. Daarmee heb ik behandeld het moment waarop alles heeft plaatsgevonden, wat gisterenavond aan de orde was en mijn eigen rol hierin.

De vraag is nu natuurlijk hoe het verder moet. Na dit debat en met de uitkomst van de besprekingen zal ik namens het kabinet het ontslag van alle ministers en staatssecretarissen bij Hare Majesteit de Koningin melden. In staatsrechtelijk opzicht gaat dit kabinet dus niet over zaken zoals verkiezingen en wat daarna komt. Wij bieden ons ontslag aan. Dat betekent dat na de consultaties gekeken moet worden naar de status van het kabinet. Over een demissionaire status zal dan gesproken moeten worden. Dan zal ook gekeken moeten worden naar de datum van verkiezingen en anderszins. Er zitten staatsrechtelijke aspecten aan verbonden. Die zaken komen dan aan de orde. Ik kan daarop geen voorschot nemen. Dat is een vooruitlopen op hetgeen nu aan de orde is. Daarmee heb ik ook de vragen beantwoord die betrekking hebben op de status van het kabinet, een rompkabinet en het tijdstip van verkiezingen.

Daarmee heb ik in belangrijke mate en in hoofdzaak dat namens het kabinet naar voren gebracht wat te maken heeft met hetgeen door het parlement naar voren is gebracht. Het lijkt mij goed om in deze ernstige omstandigheden niet in te gaan op de rechtspositie, een punt waarover de heer Marijnissen sprak.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het raar om daarop niet in te gaan, maar goed.

Een andere vraag was wat het kabinet nog redelijkerwijs in deze demissionaire periode aan de Kamer kan presenteren. Denk aan de uitbreiding van de Unie en allerlei andere zaken die door een belangrijk deel van de Kamer als controversieel kunnen worden aangemerkt.

Minister Balkenende:

Dat is een belangrijk punt. Aan de orde is dat straks het parlement de eigen verantwoordelijkheid moet nemen en moet beoordelen welke onderwerpen het controversieel wenst te verklaren. Namens het kabinet en met het oog op de nog missionaire status zeg ik, dat het in het belang van de financieel-economische ontwikkelingen en het begrotingsbeleid is dat voortgang wordt gemaakt. Mogelijk zal een kabinet met demissionaire status dat behoren te doen, maar dan blik ik te veel vooruit op hetgeen gaat komen. Feit is natuurlijk wel dat wij te maken hebben met de begrotingsbehandeling. Wij zullen zaken moeten vaststellen, maar de eerste verantwoordelijkheid ligt bij het parlement. Degenen die straks verantwoordelijkheid dragen voor de verdere gang van zaken, zullen dit in overleg met het parlement moeten bespreken. Zo liggen de zaken.

De heer Marijnissen (SP):

Dat betekent met het oog op alle beleidsvoorstellen die het kabinet presenteert in het kader van de behandeling van de verschillende begrotingen, dat de Kamer – inclusief VVD, CDA en LPF en los van het Strategisch akkoord en los van alles wat is overeengekomen – moet beoordelen of het controversieel is en over de verkiezingen heen wordt getild.

De voorzitter:

Misschien is het nuttig dat ik daarop antwoord geef. Zoals u het stelt, is het de normale gang van zaken. Het is aan de Kamer om te bepalen wat controversieel is. De Kamer zal morgenochtend – ik zal daarover voorstellen doen – via de kanalen die daarvoor zijn, zoals de commissies, andere vormen van overleg, het Presidium en secretarissenoverleg, tot besluitvorming moeten komen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgenochtend niet te vergaderen en de vergadering om 13.00 te laten beginnen met de beëdiging van mevrouw Van Heteren en een regeling van werkzaamheden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mijn verwachting is dat de andere, inhoudelijke onderwerpen die voor morgen geagendeerd staan – de interpellatie-Rehwinkel, de algemene financiële beschouwingen en het debat quota in de opsporing – in ieder geval morgen niet behandeld zullen worden. Ik kan nu echter niet verder gaan dan te zeggen dat dit mijn verwachting is, omdat het morgen aan de Kamer is om daarover te besluiten.

Over de kwestie van het controversieel zijn heb ik zojuist naar aanleiding van de vraag van de heer Marijnissen een opmerking gemaakt. Ik denk echter, met de nodige voorzichtigheid van mijn kant, dat het toch nuttig is om te zeggen dat het mijn verwachting is dat het voornemen van de Kamer om volgende week woensdag tijdens het reces bij elkaar te komen om over Europa te praten, nog steeds het voornemen is. Ik zeg dit ook na hetgeen ik erover heb gehoord van de vaste commissie voor Europese Zaken, want, zo zeg ik in mijn eigen woorden, de internationale agenda, de top van Brussel, gaat wel door. Wij hebben nu geen regeling van werkzaamheden, maar het leek mij nuttig om op te merken dat dit mijn verwachting is. Ik stel mij voor dat deze kwestie morgen bij de regeling van werkzaamheden wordt besproken en niet nu; het is mijn verwachting en niet mijn voorstel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Uw verwachting verbaast mij enigszins, omdat de premier zonet heeft aangegeven dat er over een aantal zaken niet meer gesproken kan worden en dat het aan de Kamer is. Het debat van volgende week over de uitbreiding van de Europese Unie kan echter alleen gevoerd worden wanneer er een kabinetsstandpunt is, maar dat is er nog niet.

De voorzitter:

In mijn verwachting sprak ik dan ook indirect een verzoek uit aan de regering om dat kabinetsstandpunt op tijd te mogen hebben. Ik spreek daarbij in lijn met datgene wat in de vaste commissie voor Europese Zaken leeft. Misschien is het nuttig dat de voorzitter van de vaste commissie dit hier zelf zegt.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Voorzitter. Als voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken kan ik u zeggen dat wij een schriftelijke procedurevergadering hebben gehad en dat wij hebben besloten dat morgen het algemeen overleg over de Algemene Raad die maandag en dinsdag wordt gehouden, in ieder geval door zal gaan, ook als er nog geen kabinetsstandpunt is. Dan zal de mening van de verschillende fracties helder naar voren komen en zal het kabinet worden gezegd dat het maandag en dinsdag geen bindende afspraken mag maken, doch dat wel wordt verwacht dat er dan een brief van het kabinet zal zijn als basis voor het debat aanstaande woensdag.

De voorzitter:

Ik zou het hierbij willen laten. Wat mevrouw Terpstra zegt, is nuttige informatie maar behoort verder bij de commissie. De besluitvorming door de Kamer vindt morgen bij de regeling van werkzaamheden plaats, als de Kamer dit wil.

Sluiting 18.21 uur

Naar boven