10de vergadering

Woensdag 16 oktober 2002

13.00 uur

Voorzitter: Weisglas

Tegenwoordig zijn 145 leden, te weten:

Van Aartsen, Aasted-Madsen-van Stiphout, Adelmund, Albayrak, Alblas, Algra, Arib, Van As, Atsma, Azough, Bakker, Van Beek, Blaauw, Van Blerck-Woerdman, Blok, Van Bochove, Van Bommel, Bonke, Bos, Van den Brand, Van den Brink, Bruls, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cornielje, Çörüz, Crone, Dekker, Van Dijk, Van Dijke, Dijksma, Dittrich, Van den Doel, Duyvendak, Eberhard, Eerdmans, Eski, Eurlings, Ferrier, Van Fessem, Van Geen, Geluk, Van Gent, Gerkens, Giskes, Th.C. de Graaf, T. de Graaf, De Grave, Groenink, De Haan, Van Haersma Buma, Halsema, Van der Ham, Hamer, Haverkamp, Van Heemst, Herben, Hessels, Hofstra, Van Hoof, Hoogendijk, Ten Hoopen, Huizinga-Heringa, Jager, Janssen van Raay, Jense, Joldersma, De Jong, Jorritsma-Lebbink, Jukema, Kalsbeek, Kant, Karimi, Klein Molekamp, Koenders, Koopmans, Kortenhorst, Lambrechts, Lazrak, Van Lith, Van Loon-Koomen, Luchtenveld, Marijnissen, Mastwijk, Meijer, Melkert, Mosterd, De Nerée tot Babberich, Netelenbos, Van Nieuwenhoven, Van Oerle-van der Horst, Oplaat, Ormel, Palm, De Pater-van der Meer, Rehwinkel, Rietkerk, Rijpstra, Rosenmöller, Rouvoet, Van Ruiten, De Ruiter, Schonewille, Schreijer-Pierik, Smilde, Smolders, Smulders, Spies, Van der Staaij, Sterk, Stuger, Teeven, Terpstra, Timmermans, Tonkens, Varela, Van der Velden, Te Veldhuis, Van Velzen, Vendrik, Verbeet, Verbugt, Verburg, Vergeer-Mudde, Verhagen, Vietsch, Van der Vlies, Vos, B.M. de Vries, Jan de Vries, Monique de Vries, K.G. de Vries, Van Vroonhoven-Kok, Weisglas, Wiersma, Wijnschenk, Wilders, Van Winsen, De Wit, Wolfsen, Zalm, Zeroual en Zvonar,

en de heer Balkenende, minister-president, minister van Algemene Zaken.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Duivesteijn, Ingekomen stukkenwegens verblijf buitenslands;

Noorman-den Uyl, wegens verblijf buitenslands, ook morgen;

Tichelaar, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van de leden Van Fessem, Eski, Mastwijk, Eerdmans, Te Veldhuis, Monique de Vries en Van Nieuwenhoven tot leden in de bestaande vacatures in de Interparlementaire Commissie inzake de Nederlandse Taalunie.

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van de leden Albayrak, Wiersma, Wilders, Van Winsen en Eski tot leden in de bestaande vacatures in de OVSE-Assemblee.

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van de leden Koenders, Eurlings, Kortenhorst, Wijnschenk en Van den Doel tot leden in de bestaande vacatures en de leden Van Oven, Van Winsen, Herben en Vos tot plaatsvervangende leden in de bestaande vacatures in de Noord-Atlantische Assemblee.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Ingekomen is de volgende brief van het lid Melkert:

"Aan de voorzitter van de Tweede Kamer.

Zeer geachte voorzitter,

Het spijt mij u te moeten berichten dat ik met ingang van donderdag 17 oktober a.s. mijn lidmaatschap van de Tweede Kamer zal beëindigen. Daarmee ontvalt mij het grote voorrecht de publieke zaak te mogen dienen vanuit de volksvertegenwoordiging. De spijt die hiermee gepaard gaat betreft de aanleiding, gelegen in de uitspraak van de kiezers op 15 mei. Die bood mij weliswaar een mandaat voor een nieuwe periode, maar beperkte tegelijk in hoge mate mijn mogelijkheden om daaraan een optimale invulling te geven. Nu ik op voordracht van de Nederlandse regering ben gekozen tot Voorzitterbewindvoerder bij de Wereldbank voel ik mij in de gelegenheid mijn bijdrage aan de publieke zaak vanuit die interna tionale verantwoordelijkheid voort te zetten. Ik vraag om die reden begrip voor mijn besluit.

Ik zet deze stap niet zonder zorgen over de toestand van onze democratie. Zij is kwetsbaar gebleken onder gevoelens van onzekerheid, onder meer verbonden met de moeilijke opgave om mensen uit verschillende culturen bijeen te brengen en tegelijk onze nationale identiteit in het verenigd Europa te waarborgen. Zij wordt ook kwetsbaarder omdat de macht van geld en media de macht van de idee en het ideaal onder druk zetten. En ze zal kwetsbaar blijven omdat onze parlementaire democratie historisch jong is, op dit moment slechts voor een minderheid van de wereldbevolking bereikbaar en altijd onderhevig aan kritiek.

Omdat wij deze kwetsbaarheden kennen, moeten we alert zijn. Alerter ook op onze eigen omgangsvormen. Het gaat om grote en kleine dingen. Over de politieke moord op collega-lijsttrekker Fortuyn bestond nog grote eensgezindheid in de totale afschuw daarover. Daarna zijn we in een tijdperk beland waarin veel over normen en waarden wordt gesproken, maar feitelijk normverval gaande is. Daaraan ligt niet zelden de veronderstelling ten grondslag dat alles wat men denkt ook gezegd moet kunnen worden. Beschaving vereist echter dat jegens elkaar grenzen in acht worden genomen wanneer de zorgvuldigheid naar personen of groepen dat vraagt. Onderling respect in de Kamer, serieuze beantwoording door de regering van vragen uit de Kamer en in woord en daad bijdragen aan het gezag van de volksvertegenwoordiging: daarin ligt het niet te overschatten belang van vormvereisten waaraan de instellingen van de democratie moeten voldoen. Zo stellen zij een normerend voorbeeld aan de samenleving.

Mijnheer de voorzitter, bezinning is nodig, ook met het oog op een meer aansprekende rol van Nederland in de grote Europese Unie nu zich een unieke kans aandient op het bereiken van vrede en voorspoed in een ongedeeld Europa. Ik ben ervan overtuigd dat die bezinning er tijdig zal komen.

Ten slotte. Ik heb alle uren en jaren in Kamer en kabinet als een hoog voorrecht ervaren, een kans om te dienen en daarmee ook iets terug te geven van wat de gemeenschap mij en velen van mijn generatiegenoten mogelijk maakte. Ik dank alle medewerkers voor hun onmisbare steun bij het kunnen reilen en zeilen van de Kamer. Ik dank de collega's voor zowel hun samenwerking als hun tegenwerking, en voor het respect en de vriendschap, dwars door de partijen heen. Niet hetgeen voorbij is staat nu voorop, maar de inspanning voor een toekomst die allen verbindt. Vroeger of later vertrouw ik op een weerzien. Het ga u goed."

w.g. Ad Melkert.

(Applaus)

De voorzitter:

Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het Centraal Stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ik stel voor, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Geachte heer Melkert, de brief die ik zojuist heb voorgelezen tekent u ten voeten uit: een alert, constructief én kritisch, maar ook bezorgd sociaal-democraat.

Uw loopbaan in de politiek binnen en buiten de Kamer is zo rijk geschakeerd dat ik daar op deze plaats en op dit moment geen recht aan kan doen. Het noemen van slechts enkele onderwerpen waar u zich diepgaand mee bezighield, tekent uw inzet en veelzijdigheid: ontwikkelingssamenwerking, financiën, buitenlandse zaken – ik herinner mij onze goede samenwerking als woordvoerders tijdens de debatten over de Golfoorlog en inzake Suriname – en sociale zaken. En uiteindelijk was u, als fractievoorzitter, dan ook officieel generalist.

Des te rijker de schakering, des te meer is afstand nodig om eruit te halen wat essentieel is, ook omdat uw loopbaan altijd in het volle licht van de openbaarheid heeft gestaan. Dan denk ik niet alleen aan de Handelingen, maar ook aan uw eigen publicaties en vooral aan de media aan wie u altijd zóveel ruimte hebt gegeven, dat zeker in het begin collega-kamerleden daarvan weleens schrokken: zou er nog wel een minuutje voor mij overblijven? Een geschiedschrijver zal ongetwijfeld ooit uit al die bronnen een historisch verantwoorde selectie maken.

Ik beperk me tot een blik, alweer meer dan vijftien jaar terug, toen u op 9 april 1987 uw maidenspeech hield, bijna acht maanden na uw beëdiging. Zolang moest je toen in een fractie van 52 leden op die gelegenheid wachten. U moest toen uw sporen aan het Binnenhof nog verdienen en u deed dat in een debat over het vluchtelingenbeleid, waarin u direct de beginselen formuleerde waaraan u trouw gebleven bent. U merkte toen op dat het debat ging over "onze eigen samenleving, over de medeverantwoordelijkheid van Europa en Nederland voor het handhaven van de fundamentele rechten van de mens in de wereld".

Op 3 oktober van dit jaar, twee weken geleden, werd u opnieuw gefeliciteerd, toen met uw afscheidsspeech, waarin u vijf aanbevelingen aan het kabinet meegaf die ik hier niet alle ga herhalen. Ik citeer echter wel uw eerste aanbeveling. Die luidde kort en bondig: "geef meer ruimte aan idealen". Ik denk dat de felicitaties en de woorden van waardering die u vorige week gehoord hebt, vooral de consequentheid golden van uw benadering van de politiek. Maar daar kwam iets bij waartoe in 1987 nog geen aanleiding kon zijn: bewondering voor uw onversaagde houding. U hebt hier vorige week in het debat over Europa laten zien dat u niets van uw idealen hebt opgegeven. Het was mede om die reden dat ik mij toen al, als voorzitter, het commentaar permitteerde dat wij u zullen missen.

Die onversaagde houding heeft u ook getoond in de afgelopen periode, die voor u en uw gezin erg moeilijk was. Wat u is overkomen, behoort niet in de Nederlandse politieke en maatschappelijke omgangsvormen thuis.

Ik herhaal dat wij u zullen missen, maar ik voeg daar de wens én het vertrouwen aan toe dat u de volgende jaren waarin u niet dagelijks in de openbaarheid zult verschijnen, de publieke zaak zult blijven dienen, zoals u al aankondigt in uw brief. Ik beloof u dat wij uw oproep om het aanzien van de Kamer ernstig te nemen, ernstig zullen nemen. Wij wensen u en uw gezin een goede tijd in Washington toe.

Het ga u goed.

(Applaus)

De voorzitter:

Ik heb nog een volgende ingekomen brief van het oud-lid van de Tweede Kamer de heer Gijs de Vries.

"Geachte voorzitter,

Op vrijdag 4 oktober heeft het kabinet mij verzocht de positie van Nederlands regeringsvertegenwoordiger op de Europese Conventie op mij te willen nemen. Ik heb deze uitnodiging aanvaard.

Gelet op de controlerende taak van de Kamer ten opzichte van de regering acht ik het staatsrechtelijk niet zuiver de functie van regeringsvertegenwoordiger te verenigen met het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Ik heb daarom gemeend mijn kamerlidmaatschap met ingang van 8 oktober te moeten beëindigen.

Ik beschouw het als een eer deel te hebben mogen uitmaken – zij het korte tijd – van uw Kamer. Graag zou ik hebben bijgedragen aan het versterken van de rol van de Kamer met betrekking tot de Europese aspecten van het regeringsbeleid. De internationale rechtsorde, waarvan de regering conform artikel 90 van de Grondwet de ontwikkeling bevordert, heeft voor ons land in het bijzonder gestalte gekregen in de Europese Unie. Het mede waarborgen van het democratisch karakter van de Unie behoort naar mijn overtuiging tot de voornaamste taken van de nationale parlementen.

Graag wens ik u bezieling en wijsheid in het uitoefenen van uw hoge ambt.

Met de meeste hoogachting,"

w.g. G.M. de Vries.

Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het Centraal Stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ik stel voor, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Nu de heer De Vries alweer een week geen deel meer uitmaakt van de Kamer, kan ik niet meer in zijn bijzijn terugkijken op zijn korte aanwezigheid in ons midden als lid van de Kamer. In die tijd heeft de heer Gijs de Vries een maidenspeech gehouden over het onderwerp dat nu zijn eerste zorg wordt, de Staat van de Unie. Maar in het openbaar en op de televisie was hij al veel eerder en veel vaker te horen als lid van de enquêtecommissie Bouwnijverheid. Voor zijn inzet in die commissie zeg ik hem zeer veel dank. Hij heeft hiermee zijn veelzijdigheid getoond. Ik ben ervan overtuigd dat hij dezelfde combinatie van hoffelijke precisie en precieze hoffelijkheid in zijn nieuwe functie zal opbrengen. Namens de Kamer wens ik hem, de heer Gijs de Vries, daarbij veel succes.

(Applaus)

De voorzitter:

Uiteraard zal dit deel van het stenogram aan de heer Gijs de Vries worden doorgezonden.

Ik deel u mede dat degenen die mondelinge vragen hadden willen stellen, die vragen inmiddels hebben ingetrokken. De vragen van mevrouw Bussemaker en mevrouw Vergeer-Mudde zijn vlak voor deze vergadering ingetrokken, waarmee het agendapunt vragenuur van de agenda van vanmiddag is geschrapt.

Naar boven