Aan de orde is het debat over de regeringsverklaring.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Nederland heeft de afgelopen jaren nogal wat meegemaakt, maar elk onderzoek laat zien dat heel veel mensen vandaag de dag enorm politiek betrokken zijn, dat het ze wat kan schelen wat er in hun straat, in hun wijk of in hun land gebeurt. Zij hebben daarbij naast een sterke scepsis, ook een hoge verwachting van de politiek, van ons. Niet voor niets gingen er in januari zoveel mensen naar de stembus, evenals dat in mei verleden jaar het geval was. Er viel namelijk iets te kiezen omdat er iets van politici werd verwacht. De problemen van gewone mensen zouden weer centraal komen te staan, het politieke debat zou open en eerlijk worden gevoerd, politici zouden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor wat ze wel en niet laten zien, benoemingen en cruciale beslissingen zouden uit de achterkamertjes komen. Die bocht leek de Nederlandse politiek dan eindelijk te gaan maken.

Het is misschien het meest teleurstellende aan het kabinet dat nu is aangetreden, dat van die lessen helemaal niets lijkt te zijn geleerd. Het is business as usual, alsof Nederland de afgelopen anderhalf jaar niet politiek volkomen op zijn kop heeft gestaan. Het lijkt door dit kabinet nu al vergeten. Een minister-president die zelfgenoegzaam op zijn eerste persconferentie na de beëdiging schampert: nieuwe politiek, wat is dat nu helemaal? Om even later te concluderen: wij leggen toch werkbezoeken af.

Wij hadden nog de vage hoop dat de regeringsverklaring van vandaag benut zou worden als tweede kans, maar niets is minder waar. Wat is nu eigenlijk de afgelopen weken gedaan, als dit het resultaat is van al die noeste arbeid? Het is een leeg verhaal van politici die weigeren concreet te worden, zodat zij ook niet kunnen worden afgerekend. Grote woorden om kleine daden te maskeren. Dit kabinet is akelig duidelijk in wat het van mensen vraagt, maar blijft volstrekt nietszeggend in wat het mensen te bieden heeft. Nederland is politiek anderhalf jaar lang door elkaar geschud. De interesse in politiek is groter dan zij lang is geweest. De onvrede die hieraan ten grondslag lag, is onverminderd aanwezig. En de minister-president kijkt vragend de zaal in en zegt: wat is er nu helemaal aan de hand? Nieuwe politiek, wat is dat nu helemaal? Wij leggen toch werkbezoeken af.

Bij alle kritiek die ik op dit kabinet heb, wil ik op één punt een uitzondering maken. Dit kabinet heeft een recordaantal vrouwen. Dat is een oprechte felicitatie waard. Jeltje van Nieuwenhoven krijgt met een vertraging van een jaar alsnog gelijk: als je maar goed zoekt, zul je ook vinden.

Ik zou het kabinet ook graag feliciteren met de terugkeer van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De lust daartoe wordt mij echter vrij snel ontnomen, als ik zie dat het handhaven van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking een loze belofte lijkt. De komende jaren zal het budget dat beschikbaar is voor echte ontwikkelingssamenwerking, zoals de hiv- en aids-bestrijding in Afrika, met 10% dalen, omdat de kwijtschelding van schulden van ons bedrijfsleven nu als ontwikkelingssamenwerking wordt gezien. En dat terwijl een CDA-minister van Financiën, de heer Ruding, er al in 1985 op wees dat met een exportkredietverzekering in eerste instantie het belang van de Nederlandse export wordt gediend en derhalve geen instrument voor ontwikkelingshulp is. Dit kabinet heeft de mond vol van eigen verantwoordelijkheid, maar dat geldt kennelijk niet voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking nodig heeft om zijn eigen bedrijfsrisico's af te dekken en exportbelangen veilig te stellen. Mevrouw Van Ardenne heeft een hoge prijs moeten betalen voor haar ambitie om minister te worden. Het trieste is dat de rekening wordt neergelegd bij de landen die juist op haar zouden moeten kunnen rekenen.

De heer Verhagen (CDA):

Kan de heer Bos luisteren naar wat gezegd is bij de regeringsverklaring?

De heer Bos (PvdA):

Ja, ik luister wel.

De heer Verhagen (CDA):

Dan heeft u toch ook gehoord dat de minister-president luid en duidelijk gezegd heeft dat ontwikkelingssamenwerking (ODA) op een budget blijft van 0,8% BNP?

De heer Bos (PvdA):

Zeker.

De heer Verhagen (CDA):

En weet u wie bepaalt of iets zuiver ontwikkelingshulp is of niet? Is dat mijnheer Bos of is dat de OESO?

De heer Bos (PvdA):

Nee, dat bepalen wij allemaal, hier.

De heer Verhagen (CDA):

Dat bepaalt de OESO en wij zijn ook vertegenwoordigd in de OESO. Dat is iets dat een lid van uw partij, de heer Pronk, destijds geregeld heeft en daarvoor hebben wij hem lof toegezwaaid. Het is derhalve de OESO die het bepaalt en niet mijnheer Bos. Als de OESO derhalve bepaalde schulden kwijtscheldt en dat als officiële ontwikkelingshulp betitelt, is dat geen vervuiling.

De heer Bos (PvdA):

De OESO bepaalt wat volgens internationale definities onder ontwikkelingssamenwerking gerekend mag worden. Wij maken hier echter helemaal zelf uit waaraan ons geld besteed moet worden. Ik zeg dat met de beslissing die nu genomen is, de feitelijk ontwikkelingssamenwerking die op dit moment hard nodig is, zoals de gelden voor hiv- en aids-bestrijding in Afrika, met 10% zal afnemen, omdat wij hier de beslissing genomen hebben de kwijtschelding van schulden aan het bedrijfsleven ook onder die definitie te laten vallen. Dat mag, maar het is wel onze verantwoordelijkheid en uw verantwoordelijkheid. De vraag is ook niet of het mag, mijnheer Verhagen, maar de vraag is of u het wilt.

De heer Verhagen (CDA):

Het is van tweeën één: óf de OESO bepaalt of iets officiële ontwikkelingshulp is, conform die criteria, óf niet. Op het moment dat je doet wat u wilt, pleit u in wezen voor een verhoging van het ontwikkelingsbudget. Dat is uw goed recht, maar daar heeft u nooit voorstellen voor ingediend.

De heer Bos (PvdA):

Laat ik dan een wedervraag stellen. Als u vindt dat de OESO dit bepaalt, waarom komt u dan pas met die voorstellen op het moment er bezuinigd moet worden? Waarom heeft u dat niet al veel eerder gedaan, want toen moest het toch ook van de OESO?

De heer Verhagen (CDA):

De eerste keer dat deze voorstellen zijn gedaan, was minister Pronk verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking.

De heer Bos (PvdA):

U moet uw eigen verantwoordelijkheid niet ontlopen, mijnheer Verhagen. U maakt hier helemaal zelf uit waar u ons belastinggeld aan wilt uitgeven. Ik zeg alleen maar dat als de keuze is tussen geld voor hiv- en aids-bestrijding in Afrika en het afwentelen van bedrijfsrisico's en exportbelangen op dat budget, wij deze keuze niet gemaakt zouden hebben.

Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het een goede zaak dat dit kabinet serieus werk gaat maken van bestuurlijke vernieuwing. Wij krijgen er zelfs een minister voor. Remkes en De Graaf gaan hokken op Binnenlandse Zaken en hebben daar een wat merkwaardige taakverdeling bij bedacht. Ik houd het erop dat Remkes verantwoordelijk is voor alles dat hetzelfde blijft en De Graaf voor alles dat moet veranderen. Dit kabinet maakt overigens bij die bestuurlijke vernieuwing wel een valse start. Eindhoven krijgt in ieder geval niet de burgemeester die de bevolking het liefst wil hebben. En is bij de benoeming van Hans Hillen tot voorzitter van het College van zorgverzekeraars niet toch weer het lidmaatschap van het CDA belangrijker geweest dan de vraag of de beste man ooit van enige interesse, belangstelling of deskundigheid op het gebied van de zorg blijk heeft gegeven?

Kortom, een valse start voor Thom de Graaf, maar er zijn genoeg herkansingen. Om te beginnen kan hij ervoor zorgen dat over de opvolging van Bolkestein niet besloten wordt zonder dat er enige kiezer of parlementariër bij betrokken is. Als het daar al niet te laat voor is, dan is mijn vraag aan de minister-president of hij zich in wil zetten voor een open procedure.

De echte vuurproef evenwel voor De Graaf en zijn collega's komt de komende dagen al, want de komende tijd wordt besloten over de toekomst van Nederland in Europa: welke zaken doen wij hier nationaal af en welke zaken laten wij aan Europa over en met welke meerderheden beslissen wij daarover? Het is eigenlijk de zwaarst mogelijke beslissing die je als politicus kunt nemen. Je draagt soevereiniteit over van het nationale niveau naar het Europese niveau. Eigenlijk maak je daarmee de Nederlandse kiezer minder machtig en dat is niet gering en raakt het hart van de democratie. Ik ben bereid om dat te verdedigen, omdat ik ervan overtuigd ben dat diezelfde kiezer baat heeft bij een sterker en een socialer Europa. Maar zouden wij dan die kiezer niet vragen wat hij er zelf van vindt? Het gaat hier niet om lantaarnpalen, maar om de democratie zelf. Moeten wij juist dan niet de kiezer de zwaarst mogelijke mogelijkheid geven om zijn stem te laten horen? Welke reden kan een kabinet, dat zegt bestuurlijke vernieuwing en democratisering een warm hart toe te dragen, hebben om hier géén referendum over te houden? Is de minister-president bereid om het initiatief van PvdA, GroenLinks en D66 hierover te ondersteunen?

Ik heb vanochtend een broodje kaas gegeten in een koffiehuis in het Laakkwartier in Den Haag. Dat is een buurt waar de oude politiek vorig jaar genadeloos klop heeft gekregen van ontevreden kiezers. Wie in die buurt gaat kijken, begrijpt ook waarom. Ik ging er vanochtend naartoe om te kijken en te luisteren wat die mensen nu eigenlijk verwachten van de politiek en van een debat zoals vandaag, want het zou vandaag toch ook over hen moeten gaan. Het viel mij op dat er bij die mensen geen enkele naïveteit te zien was over hoe het land eraan toe is. Dat het slecht gaat met de economie en dat wij allemaal moeten inleveren, hoefde ik hen echt niet te vertellen, want dat snapten zij zelf ook wel. Sterker nog, stuk voor stuk vertelden zij mij dat zij daartoe bereid waren, als zij maar zagen dat het ergens toe zou leiden en als zij wisten waarvoor zij inleverden. Ik heb het regeerakkoord erop nageslagen en ik heb de regeringsverklaring gehoord, maar nog steeds kan ik die mensen in het Laakkwartier niet uitleggen waarvoor zij nu eigenlijk inleveren:

  • - niet voor meer banen, want die krijgen zij niet;

  • - ook niet voor meer veiligheid, want onder dit kabinet gaat het aantal politieagenten zelfs omlaag en bezuinigen wij op rechters en officieren van justitie;

  • - ook niet voor een schonere buurt, want de mensen die de buurt moeten schoonmaken, vaak in Melkertbanen, weten nog steeds niet hoe lang zij die baan zullen houden;

  • - ook niet voor stadsvernieuwing, want daarop zal worden bezuinigd.

Deze minister-president en dit kabinet hebben de mond vol van de eigen verantwoordelijkheid die mensen moeten nemen. Welke verantwoordelijkheid neemt hij nu eigenlijk zelf? Hoe arrogant is het om mensen te vragen in te leveren, degenen die het minst hebben het meest en steeds weer te weigeren er eindelijk eens concreet over te worden wat mensen ervoor terugkrijgen? Het was in wijken zoals het Laakkwartier dat politici zoals u misschien en in ieder geval ook ik het onder onze neus gewreven kregen dat wij de afgelopen jaren onvoldoende aandacht hadden gegeven aan de straten en de buurten waar alle problemen van het land bij elkaar dreigen te komen: veel werklozen, hoge schooluitval, jongerencriminaliteit, buren die elkaar niet kunnen verstaan en elkaar niet willen of durven aanspreken op asociaal gedrag, gebrekkige integratie van nieuwe Nederlanders, onveilige buurten, straten zonder buurtagent, woningen die verpauperen, straten die verslonzen. Deze problemen stonden nog geen jaar geleden centraal in de verkiezingen en in alle debatten daaromheen. Die problemen zijn er nog steeds. Horen wij het kabinet er nog over? Ik heb naar de regeringsverklaring geluisterd en heb die gelezen. Steeds kom ik tot de conclusie dat aan deze problemen, de problemen van de oude wijken en de grote steden, exact nul woorden zijn besteed alsof het nooit 15 mei is geweest.

De heer Dittrich (D66):

Mag ik deze klaagzang even onderbreken? Hebt u niet in het hoofdlijnenakkoord gelezen – dat moet u ook in het Laakkwartier gehoord hebben – dat dit kabinet gaat regelen dat er in crisissituaties 24 uur per dag opvang is? Daar hebben mensen in oude wijken behoefte aan. Waarom vermeldt u dat niet? Waarom zegt u niet dat er iets aan preventie wordt gedaan, dat er extra geld voor wordt uitgetrokken, dat de jeugdzorg beter wordt georganiseerd en dat er ontschotting komt? Waarom spreekt u daar niet over?

De heer Bos (PvdA):

Ik wil het er graag over hebben. Als het allemaal gaat gebeuren, zult u mij aan uw kant vinden om dat toe te juichen. Dat is allemaal fantastisch. Het is echter niet alleen mijn taak om te constateren wat er wel wordt gedaan, maar ook om te constateren dat er veel grote woorden worden gebruikt die niet worden ingevuld en dat een aantal zaken en problemen niet wordt benoemd. Ik hoop dat ik u ook dan aan mijn zijde kan vinden, als wij nagaan wat er gaat gebeuren met de stadsvernieuwing in de oude wijken, wat er gaat gebeuren om de werkloosheid op te lossen en wat wij gaan doen om de schooluitval in het vbo tegen te gaan.

De heer Dittrich (D66):

Ik vind ook dat het uw taak is om een reëel beeld te geven. U schetst nu alleen een somber scenario en u laat weg welke goede dingen door dit kabinet worden geregeld.

De heer Bos (PvdA):

Ieder zijn rol, mijnheer Dittrich.

Over klaagzangen gesproken. Wij allemaal hebben het de afgelopen jaren gehad over de noodzaak van een beter integratiebeleid. Wat wij in het regeerakkoord hebben gelezen en nu ook horen, is vooral stoere taal hoe moet worden voorkomen dat er nog meer mensen Nederland binnenkomen, maar eigenlijk geen woord over wat van dag tot dag het grootste probleem is. Hoe zorgen wij er met elkaar voor dat al die mensen die al lang en breed in Nederland zijn, het een beetje behoorlijk met elkaar hebben? Wat horen wij daarover in de regeringsverklaring vandaag? Helemaal niets! Waren wij het er in al die debatten niet over eens dat het essentieel is dat nieuwe Nederlanders snel de Nederlandse taal leren? Waarom pakken wij dat dan niet aan? Zou het niet logisch zijn om eens te beginnen bij al die mensen die graag willen integreren en op wachtlijsten voor taallessen staan? Waarom zetten wij niet in op het aanzienlijk verbeteren van dat taalonderwijs? Waarom zorgen wij er niet voor dat oudkomers, dus mensen die er al heel lang zijn en die tevens opvoeder van jonge kinderen zijn, versneld Nederlands kunnen leren? Waarom accepteren wij de oplopende wachtlijsten? Wij hadden allemaal onze mond vol over integratie en inburgering, maar de boodschap van vandaag is vooral bezuinigen.

Waren wij het ook niet eens over het feit dat wij moesten proberen om oude wijken te herstructureren? Zo zou er een grotere variatie aan woningaanbod kunnen komen, waardoor er tevens een betere spreiding van verschillende bevolkingsgroepen, blank en zwart, met een hoog inkomen en met een laag inkomen, tot stand zou kunnen komen. Ik hoor het Balkenende en Zalm nog zeggen tijdens de verkiezingscampagne. De boodschap van vandaag is echter dat er bezuinigd gaat worden op de stadsvernieuwing. Waren wij het niet eens over het feit dat illegaliteit juist in oude wijken een groot probleem is, zowel voor de veiligheid en de leefbaarheid als voor het draagvlak voor een humaan vreemdelingenbeleid? In Rotterdam en Den Haag bellen overheidsdiensten in een aantal straten bij elke woning aan om te controleren wat er achter de voordeur aan de hand is. De ervaringen zijn onthutsend: overbewoning, illegale verhuur, wietteelt, brandgevaarlijke pensions, maar ook volslagen sociaal isolement zijn schering en inslag. Het is een tijdbom die daar in de oude wijken tikt. Je lost dit niet alleen op met boetes. Er moet ook meer capaciteit komen bij de fiscale en sociale inlichtingen- en opsporingsdiensten om aan deze acties mee te werken. Misschien moeten wij de boetes wel zo hoog maken en de controles zo intensiveren dat wij die mensen ermee kunnen betalen. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar wat wij hier nodig hebben, is meer in plaats van minder regels. Als de minister-president dit niet van mij wil aannemen, moet hij nog maar eens lezen wat nota bene de VVD-fractievoorzitters in de grote steden daar laatst in de Volkskrant over schreven. Ook zij willen meer mogelijkheden om criminele organisaties die panden uitmelken, aan te pakken. De minister-president heeft de mond vol over wat hij van mensen verwacht, maar de vraag is wat zij van hem mogen verwachten.

Waren wij het er ook niet over eens dat scholen in buurten een enorme bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid in een wijk? Daar kun je kinderen namelijk iets bijbrengen over normen en waarden en daar kun je ervoor zorgen dat politie, maatschappelijk werk, jeugdzorg en de schoolbegeleidingsdienst met elkaar samenwerken, zodat jongeren niet aangepakt worden nadat ze iets fout gedaan hebben, maar ervoor. Iedereen die in deze wijken komt waar het goed gaat, ziet dat dit komt doordat de gemeente in staat is om al die verschillende spelers bij elkaar te brengen rond de school in die wijk, de brede school of de buurtschool. In het regeerakkoord gaat het echter vooral om het einde van die buurtschool. Is dat nu waar wij op zitten te wachten? De minister-president heeft gezegd: nieuwe politiek, wat is dat nu helemaal; wij leggen toch werkbezoeken af? Kennelijk worden er nog niet genoeg bezoeken gebracht aan die oude wijken, aan de verpauperende straten en aan de succesvolle scholen. Ook wordt daarbij onvoldoende aandacht besteed aan de wachtlijsten voor taallessen.

Het nieuwe kabinet is een kabinet van cijfers en niet van mensen. Als dat op een punt duidelijk wordt, dan is dat wel bij de zorg. Jarenlang hebben alle politici gepleit voor het oplossen van de wachtlijsten. Minister-president Balkenende deed daar in de verkiezingscampagne nog stoere beloftes over, maar – dat is schrikken – dat blijkt geld te kosten. Alsof wij dat niet al wisten... Het kabinet zegt dan dat wij een tegenvaller hebben. Wat is het eigenlijk voor waanzin dat, als wij eindelijk eens de problemen in de zorg aan het oplossen zijn en daar succes bij hebben, dit succes een tegenvaller wordt genoemd? Als wij wachtlijsten hebben, hebben wij een probleem, maar als wij die oplossen, hebben wij nog steeds een probleem. Een minister van Volksgezondheid die het succesvol oplossen van wachtlijsten betitelt als een tegenvaller, denkt in cijfers en niet in mensen.

Het is een goede zaak dat wij in de zorg een basisverzekering gaan krijgen. Dat is ook een al lang bestaande wens van ons, omdat wij denken dat je dan op een betere manier de solidariteit tussen gezonde en ongezonde Nederlanders en tussen hoge en lage inkomens kunt regelen. Laten wij echter alsjeblieft opletten hoe wij het doen! Wij hebben de laatste jaren het nodige meegemaakt bij privatiseringen. Ik mag toch hopen dat wij daar ook iets van hebben geleerd. Toch wordt er in de regeringsverklaring vrolijk gesproken over normale marktverhoudingen in de zorg. Als dat de voorbode is van hoe dit kabinet het nieuwe zorgstelsel gaat invoeren, dan bekruipt mij een enorme zorg. De gezondheidszorg is namelijk geen normale markt en de patiënt is geen gewone klant. Patiënten hebben vaak geen keus en kunnen geen kant op. De zorgverzekeraar is vele malen machtiger dan de patiënt en zal geneigd zijn, risico's af te wentelen, de klanten te selecteren en prijzen te verhogen, wat nu net niet is waarop wij zitten te wachten. Een grotere rol voor die zorgverzekeraars mag natuurlijk nooit betekenen dat wij als politici en het kabinet niet meer aan te spreken zijn op de toegankelijkheid, de betaalbaarheid en de kwaliteit van de zorg. Wij hebben een marktmeester, een toezichthouder nodig, die zorgt dat de verzekeraars hun macht niet gaan misbruiken en dat het belang van de patiënt centraal staat. Daar wil ik dit kabinet op kunnen aanspreken. Om in de termen van de minister-president te spreken: dat is uw verantwoordelijkheid. Is hij bereid, hier vandaag toe te zeggen dat hij geen stap in de richting van meer marktwerking zal zetten als niet steeds van stap tot stap duidelijk is dat het toezicht op die zorgverzekeraars goed functioneert?

Dit is het kabinet van de valse hoop, wat vaak erger is dan slecht nieuws. Het kabinet had de afgelopen weken ook kunnen gebruiken om mensen met een laag inkomen, chronische ziekte(n) of een handicap duidelijkheid te geven. In plaats daarvan wordt ook vandaag weer gezegd dat met hen rekening zal worden gehouden. Minister Donner ging op de avond van de beëdiging nog verder, en zei dat er voor deze groepen eigenlijk helemaal geen probleem was met het eigen risico, omdat hun kosten gemaximeerd zouden worden. Maar vergis ik mij nu: dat eigen risico en die pakketverkleining komen twee jaar voordat die compensatie van de lage inkomens wordt geregeld. Betekent dit dat het kabinet het inmiddels eens is met wat Mat Herben en ikzelf een paar weken geleden al vroegen, toen we hier over het regeerakkoord debatteerden, namelijk dat je niet begint met eigen bijdragen en pakketverkleining als je niet tegelijkertijd ook de compensatie deugdelijk regelt? Als fractievoorzitter van het CDA heeft Jan Peter Balkenende nog tegen die motie gestemd; wij zijn benieuwd hoe hij daar vandaag als minister-president tegenaan kijkt. Als fractievoorzitter van het CDA heeft de huidige minister-president een paar weken geleden ook een punt gemaakt van verzachtende maatregelen voor WAO'ers, jonger dan 45 jaar, die na herkeuring zomaar in de bijstand terecht zouden komen. Wij zijn een paar weken verder, maar nog steeds weten deze mensen niet waaraan zij toe zijn. Valse hoop is soms erger dan slecht nieuws. Wat heeft de minister-president hen vandaag te vertellen? Dat zij hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen? Elke bezuiniging door dit kabinet wordt steeds weer goedgepraat met die verschrikkelijke verantwoordelijkheid.

Deze minister-president heeft zijn mond vol van het nemen van verantwoordelijkheid, maar welke verantwoordelijkheid neemt hij zelf? Maak het eens concreet! Welke verantwoordelijkheid wil hij eigenlijk dat een chronisch zieke neemt als hij de medicijnen die hij uit het ziekenfondspakket haalt echt nodig heeft? Welke verantwoordelijkheid wil hij dat een WAO'er neemt die wel wil werken, maar niet kan werken en toch naar de bijstand wordt verwezen? Welke verantwoordelijkheid wil hij dat een scheefhuurder neemt als er geen andere woning is waar hij naartoe kan? Welke verantwoordelijkheid wil hij dat een politieagent neemt die van dit kabinet meer aangiftes moet produceren, maar weet dat er tegelijkertijd op rechters en officieren van justitie wordt bezuinigd? Welke verantwoordelijkheid wil hij eigenlijk dat de buurtbewoner neemt die best zijn buren aan wil spreken op asociaal gedrag, maar dat misschien niet durft, omdat hij weet dat als hij in elkaar wordt geslagen, er in geen velden of wegen een agent te bekennen is? Wij moeten als politici inderdaad mensen aan durven spreken op hun verantwoordelijkheid voor de wereld om hen heen. Maar ons verhaal is alleen geloofwaardig als wij ook zelf verantwoordelijkheid nemen. Dit kabinet weet iedereen te vertellen wat men moet doen, maar het weigert concreet te maken wat het zelf gaat doen.

In dit land proberen wij een aantal zaken zo te regelen dat wie in de knel komt, niet over de rand valt, dat je een menswaardig bestaan hebt als je chronisch ziek of gehandicapt bent, dat je toegang blijft houden tot medische zorg, ook als je een laag inkomen hebt, dat je niet in een zwart gat valt als je werkloos wordt. Niet omdat het altijd anderen zijn die chronisch ziek, hulpbehoevend of werkloos zijn, maar omdat het ons allemaal kan raken. Dat is de kern van de solidariteit: een aantal zaken willen we met en voor elkaar regelen, omdat sommige mensen die eigen verantwoordelijkheid, waarvan de minister-president zo zijn mond vol heeft, niet kúnnen nemen, en omdat wij weten dat wij zelf ook ooit in de hoek terecht kunnen komen waar de klappen vallen. Politici moeten durven die solidariteit te verdedigen, ook als dat betekent dat de premies en belastingen moeten worden betaald. Als wij ons in Nederland slechts laten leiden door de bijbel van het financieringstekort en het evangelie van de lastenverlichting, gaan wij hard op weg naar een veramerikanisering van de samenleving, waarin confrontatie centraal straat, in plaats van overleg, waarin de overheid er alleen is voor mensen die al over de rand zijn gevallen, en niet meer voor ons allemaal. Daarin is werkloos of arbeidsongeschikt raken een kwestie van "eigen schuld dikke bult". Als de overheid niet meer van ons allemaal is, zal ook de lust afnemen om voor die overheid te betalen en verantwoordelijkheid te nemen. Als het verantwoordelijkheid nemen van Balkenende betekent dat ieder het maar voor zichzelf moet uitzoeken, bevordert hij cynisme en valt de samenleving uiteen tussen mensen die voor zichzelf kunnen zorgen en mensen die dat niet kunnen. Dan neemt iedereen verantwoordelijkheid voor zichzelf maar niemand voor de overheid. Juist op een moment dat het zo belangrijk is dat we gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst van Nederland. Samen leven, beste vrienden van het CDA, doe je inderdaad niet alleen.

Met de ingrepen in WAO en WW kiest dit kabinet voor een kille benadering van de werkelijkheid. Weer horen we vandaag dat het verlagen van WW-uitkeringen de arbeidsparticipatie moet bevorderen. Alsof iedereen die keus en die mogelijkheid heeft. Als dit al op een visie teruggaat, dan is de kille boodschap kennelijk vooral: laat de goeden onder de slechten leiden. Degenen die in de WW of de WAO zitten, dat zijn anderen; die willen niet werken en daar gaan wij de uitkeringen voor verlagen.

Er was dus ook een ander verhaal mogelijk geweest. Dan is de WW of de WAO iets wat ons allemaal had kunnen gebeuren en wat ons allemaal kán gebeuren. Het gaat dan niet over anderen, maar over ons. Dan probeer je sociale zekerheid zo in te richten, dat mensen niet meteen in de bijstand raken als ze werkloos of arbeidsongeschikt worden omdat je weet welke enorme klap dit kan betekenen en hoe onzeker dat mensen maakt over de toekomst. Sociale zekerheid moet geen valluik naar de bijstand zijn maar een trampoline naar werk, zodat mensen weten dat ze in een dynamische economie een stootje kunnen hebben zonder direct aan lager wal te raken. Dan is de sociale zekerheid er niet alleen voor mensen die de boot missen, maar voor ons allemaal. Sterk en sociaal behoren daarom bij elkaar. En dit is sterk noch sociaal.

Het loze gepraat van dit kabinet over verantwoordelijkheid kan niet verhullen dat het maar op één ding echt zijn verantwoordelijkheid neemt: er moet bezuinigd worden en er moet ingeleverd worden. Alle mooie woorden over veiligheid, wachtlijsten, integratie, milieu en onderwijs ten spijt, alles wordt ondergeschikt gemaakt aan de bangmakende verhalen dat we over een aantal jaren niet meer voor de vergrijzing kunnen betalen. Laat er geen misverstand over bestaan, ook ik vind dat we toekomstige generaties geen schulden moeten nalaten, geen grote schulden moeten nalaten, maar ik wil ze ook een sterke economie, een solidaire sociale zekerheid, een goed milieu, een fatsoenlijke zorg en goed onderwijs nalaten, zelfs als ik daar nu of straks iets meer voor moet betalen. Ook dat is eerlijk delen!

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Van antithese naar synthese. Van soevereiniteit in eigen kring naar het primaat van de eigen verantwoordelijkheid, verantwoordelijke burger en slagvaardige overheid. Zie hier het kabinet-Balkenende II van confessionelen en liberalen. Een kabinet dat staat voor belangrijke en noodzakelijke moderniseringen in de komende vier jaar.

De regeringsverklaring maakt eens te meer duidelijk dat wij nu zorg moeten dragen voor de toekomst, perspectief moeten bieden en maatregelen moeten nemen die noodzakelijk zijn. "Nederland hekkensluiter in de Europese Unie" en "Europese alarmbel voor Den Haag", kopten twee landelijke dagbladen. Die boodschap is niet mis te verstaan. Duidelijk is dat ons land economisch gezien in Europa achteraan in de rij staat. De oplopende werkloosheid en het aantal faillissementen in Nederland getuigen hiervan. Veel kiezers gaven het afgelopen jaar aan ontevreden te zijn over de kwaliteit van de samenleving en over de wijze waarop overheid en burger met elkaar omgaan. Herstel van vertrouwen van de burger in de overheid is nog evenzeer nodig als na de verkiezingen van 15 mei. Ontwikkelingen die zorgen over de toekomst met zich brengen, zorgen die ook de inzet zijn geweest van de verkiezingsstrijd en die nu vragen om een aanpak. Dat vraagt om politiek met visie en moed. Een belangrijke vernieuwing en doorbraak is nodig voor de kwaliteit van de samenleving, voor de doelmatigheid van de overheid en voor de relatie tussen de burger en de overheid. Enerzijds moet de overheid minder aanwezig zijn; anderzijds moet de overheid beter optreden. Er mag geen sprake meer zijn van betutteling van bovenaf. De overheid moet regelen wat nodig is – vooral niets méér – en ruimte laten aan de burger. Dat betekent dat de burger over vier jaar concreet resultaat verwacht. Hij moet kunnen zien dat er minder wachtlijsten zijn, dat er meer vrijheid op school is, dat de buurt en de straat veiliger zijn geworden en dat de economie sterker is en beter kan concurreren. Dat moet samengaan met een respectvolle omgang met elkaar en met aandacht voor waarden en normen. Daarvoor zijn goed onderwijs nodig, een houdbaar sociaal stelsel, ruimte om te bouwen en om te leven. Op deze doelstellingen wil de CDA-fractie het kabinet in de komende periode aanspreken. Wij zijn blij met het hoofdlijnenakkoord, waarin niet alles tot in detail – tot zes regels achter de komma – is geregeld.

Het akkoord is niet alleen een kwestie van centen. Het is juist een programma dat maatschappelijke veranderingen durft door te voeren en problemen als integratie en bureaucratie durft aan te pakken die allang als zodanig worden erkend, maar waaraan in het verleden te weinig gedaan is. Dat vraagt om een herbezinning op de rol van de overheid. Burgers en instellingen moeten meer verantwoordelijkheden krijgen, waardoor de burger bij problemen niet alleen naar de overheid wijst, maar zelf zijn verantwoordelijkheid neemt. De overheid moet leren loslaten en moet, in plaats van zoveel te betuttelen, betere prestaties leveren op de terreinen waarop zij verantwoordelijk is. Dit moet sociaal, solide en waardevast gebeuren. Het moet betaalbaar en haalbaar zijn. Daarom gaat het in de komende periode.

Er worden forse maatregelen genomen. De CDA-fractie loopt daar niet voor weg. Zij zijn nodig om de voorzieningen op termijn in stand te houden en de economie gezond te maken. Als wij duidelijk maken waarvoor bepaalde maatregelen genomen dienen te worden, komt er draagvlak. Dan snappen mensen waarom de koopkracht niet de eerste en enige zorg kan zijn. De sociale zekerheid staat in diverse lidstaten in Europa in het middelpunt van de aandacht. De enige reden daarvoor is dat de sociale zekerheid moet worden gemoderniseerd. Het inhoudelijke debat daarover is te lang gemeden. Het is zaak om te komen tot een activerend, haalbaar en betaalbaar stelsel van sociale zekerheid. Het is niet sociaal om duizenden mensen af te schrijven. Geen land ter wereld heeft naar verhouding zoveel arbeidsongeschikten als Nederland. Andere landen komen vaak niet verder dan een kwart of maximaal de helft van het aantal arbeidsongeschikten van Nederland. Dat wringt het meest bij degenen die op jonge leeftijd in de WAO belanden en erin blijven. Een werkloze kan nog hopen op een nieuwe baan, maar een arbeidsongeschikte is wat dat betreft afgeschreven. Ik las vorige week in een van de landelijke dagbladen een advertentie van de ANGO, de Algemene Nederlandse gehandicaptenorganisatie. De tekst daarvan was klip en klaar: WAO? Geef mij maar een geschikte baan! En daar gaat het precies om: het is beter om mensen aan het werk te krijgen en te helpen dan ze af te schrijven in de WAO. Daarom willen wij nu echt beginnen met de hervorming van de WAO, waarover in Den Haag al jarenlang is gesproken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben het eens met de stelling dat het beter is mensen aan het werk te helpen – zeker jonge mensen – dan mensen het vooruitzicht te bieden van een toekomst in de WAO. Wat wil het CDA als coalitiepartner in het kabinet doen om mensen aan werk te helpen? Kan de heer Verhagen een opsomming geven van maatregelen om de arbeidsparticipatie van mensen te vergroten?

De heer Verhagen (CDA):

In het hoofdlijnenakkoord staat duidelijk dat er met het oog op economisch herstel meer werkgelegenheid op de langere termijn wordt gecreëerd, waarmee perspectief op meer banen wordt geboden. Dat is zojuist ook door de minister-president in de regeringsverklaring naar voren gebracht. Op het moment dat wij niets doen, blijft het niet bij de 10.000 of 11.000 werklozen per maand erbij. Nee, dan holt het nog verder achteruit. Dan zullen er nog minder kansen op werk zijn. De maatregelen die zijn voorzien, ook in het hoofdlijnenakkoord, leiden enerzijds tot tienduizenden banen extra in de collectieve sector en op het moment dat de economie door middel van loonmatiging haar concurrentiekracht hervindt, leiden zij anderzijds ook in de marktsector tot tienduizenden banen extra. Dat is het perspectief dat hier geboden wordt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is geen antwoord op mijn vraag. Daarom herhaal ik die maar. VerhagenKan de heer Verhagen een overzicht geven van maatregelen die arbeid creëren? Er staat er volgens mij geen enkele in het akkoord. Het enige dat wordt gezegd, is dat er een innovatie platform moet komen waarin werkgevers en overheid overleggen over de kenniseconomie. Verder staat er geen enkele maatregel in ten aanzien van bijvoorbeeld Melkertbanen, arbeidsquota voor gehandicapten en deeltijdwerk, waardoor werkgelegenheid wordt geschapen.

De heer Verhagen (CDA):

Dan heeft mevrouw Halsema het niet goed gelezen, voorzitter. Los van de extra intensiveringen in het kader van het onderwijs en de maatregelen die in de zorg en de veiligheid genomen worden, is uit de berekeningen van het CPB af te leiden dat er daar tienduizenden extra banen gecreëerd worden. Verder spreekt mevrouw Halsema nu over Melkertbanen, maar wij hebben steeds gesteld dat het gaat om het creëren van echte banen. Laat ik haar één voorbeeld noemen dat duidelijk in het hoofdlijnenakkoord staat en waar wij zelf voor gepleit hebben: de toezichthouders. Die worden gefinancierd door middel van de bestuurlijke boetes en krijgen de mogelijkheid om daadwerkelijk op te treden en een echte baan te krijgen, in plaats van de gesubsidieerde baan of kunstbaan waar wij tot nu toe in zijn blijven steken. Die maatregel is aangekondigd in het regeerakkoord. Mevrouw Halsema wil dat kennelijk niet lezen, maar ik geef haar in overweging om dat toch te doen, omdat zij anders in ieder geval niet hard kan maken dat er geen extra banen worden voorzien met het regeerakkoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Blijkbaar lezen wij iets anders. Het Centraal planbureau voorspelt juist dat er 10.000 banen gaan verdwijnen als gevolg van het kabinetsbeleid. Het is overigens interessant om de heer Verhagen te horen spreken over Melkertbanen als "geen echte banen"; daarmee wordt er veel helder. Kan hij dan wel aangeven op welke manier het kabinet en de CDA-fractie van Melkertbanen reguliere banen willen gaan maken? De maatregelen van Balkenende-I hebben tot dusver in 74% van de steden geleid tot een vacaturestop en niet tot regulier werk. Mensen in Melkertbanen worden op dit moment bedreigd door de bijstand en gaan niet naar regulier werk.

De heer Verhagen (CDA):

De bestuurlijke boetes die gemeenten kunnen gaan opleggen, zullen ertoe leiden dat er toezichthouders worden aangesteld in een echte baan. Verder wijs ik op het doordecentraliseren van de onderwijsbudgetten naar de scholen toe. Dan staat het een school vrij om echte banen te scheppen, bijvoorbeeld toezichthouders en conciërges. De scholen krijgen immers een groter budget en krijgen de mogelijkheid om dat zelfstandig te besteden. Het is uw goed recht om niet te willen lezen wat er staat, maar dan doet u geen recht aan de werkelijkheid. Ik noem nog een ander element, namelijk de problemen die er zijn bij de invulling van de afspraken die vorig jaar in het kader van het sociaal akkoord zijn gemaakt. Daarbij heeft staatssecretaris Rutte aangegeven dat de regeling per 1 juli wordt veranderd, opdat de omslag naar een reguliere baan ook daadwerkelijk gemaakt kan worden.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Verhagen heeft compassie met mensen die in de WAO zitten. Hij is begaan met die mensen en wil ze niet afschrijven, maar aan een baan helpen. Wat heeft het kabinet daarop bedacht? Welnu, om mensen jonger dan 45 jaar die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn – een deel daarvan werkt gewoon – te gaan herkeuren en vervolgens, als ze geen baan kunnen krijgen, in de WW te plaatsen en daarna in de bijstand. Kan hij mij nu eens uitleggen waar zijn compassie zit?

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben hier een miljoen arbeidsongeschikten, relatief gezien het dubbele van alle andere landen. Er is geen sprake van enige compassie als wij dan gewoon zeggen: u hoeft verder niets te doen, u kunt van uw 25ste tot uw 65ste achter de geraniums gaan zitten. Ik vind juist dat wij een taak hebben om op het vlak van activering, arbeidsbemiddeling en reïntegratie daadwerkelijk iets te doen. Als iemand ten onrechte in de arbeidsongeschiktheidsregeling zit, omdat hij niet arbeidsongeschikt is, is dat in mijn ogen geen activerend beleid. Verder hebben wij bij monde van onze toenmalige fractievoorzitter Balkenende in het vorige debat duidelijk gemaakt dat zorgvuldigheid vereist is, met name bij de herkeuring van mensen onder de 45 jaar. Wij willen deze groep dus wel meer perspectief bieden en de mensen begeleiden naar passende arbeid met eventueel loonsuppletie en bijverzekering als dit nodig is. Ik herinner eraan dat D66 en CDA hebben gepleit voor een fatsoenlijke overgangsregeling.

De heer Marijnissen (SP):

Hoever bent u daarmee inmiddels gevorderd?

De heer Verhagen (CDA):

Hoever ik daarmee ben? Ik ga ervan uit dat als de fracties van het CDA en de VVD hiervoor hebben gepleit, het kabinet dit verder uitwerkt en dan met name in het kader van zijn werkzaamheden om te komen tot een sociaal akkoord. Ik vind dit ook nodig, opdat voor de categorie die niet in staat is om zich particulier bij te verzekeren zoals voorzien in de nieuwe WAO, een publieke voorziening wordt getroffen. Wat de heer Marijnissen voorstaat, namelijk niets veranderen, zal deze mensen echter geen perspectief bieden, behalve het perspectief dat zij in de WAO blijven tot het moment dat zij AOW krijgen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik vind dat de antwoorden korter zouden moeten zijn. Ik zal mijn interruptie in ieder geval heel kort houden.

Ik wil in de eerste plaats bezwaar maken tegen de demagogie die de heer Verhagen nu bedrijft over een miljoen WAO'ers. Hij heeft dit nu al twee keer gezegd en dit is onweersproken gebleven. Daarom wil ik dit nu weerspreken.

De internationale vergelijking die hij maakt, deugt niet. Hij weet dat er in andere landen andere regelingen zijn en daarom kun je niet zomaar een vergelijking maken. Hij vergelijkt appels met peren.

Ik citeer de heer Linschoten van de VVD die heeft gezegd dat het probleem van de WAO schromelijk wordt overdreven in Nederland. De bedragen die wij kwijt zijn aan de WAO en de uitkeringen dalen als percentage van het bruto nationaal product. Er zijn 300.000 mensen met een WAO-uitkering die gewoon werken, er zijn 200.000 mensen met een WAO-uitkering die onder de Wajong vallen, dit zijn vroeggehandicapten...

De voorzitter:

Ik herinner de heer Marijnissen aan de eerste zin van zijn interruptie.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. U begrijpt nu wat ik met kort en met lang bedoel. De heer Verhagen sprak zo lang, dat dit nog steeds kort is.

Ik wijs in de derde plaats op de groep mensen met een WAO-uitkering die ouder zijn dan 57,5 jaar.

De kwantitatieve problemen met de WAO worden dus schromelijk overdreven. Dit moest weersproken worden.

Mijn vraag is nu: wat doet de heer Verhagen om die mensen aan werk te helpen. Er is thans sprake van een teruglopende economie en van oplopende werkloosheid, maar zelfs ten tijde van de hoogconjunctuur konden deze mensen niet aan het werk komen. Daarom stel ik de heer Verhagen nu de concrete vraag: bent u bereid bedrijven te verplichten om mensen met een handicap in dienst te nemen of niet?

De heer Verhagen (CDA):

Nee.

De heer Marijnissen (SP):

En waarom niet? Het is wat al te gemakkelijk om hier een demagogisch verhaal te houden over misbruik van de WAO en te zeggen: wij willen mensen aan het werk helpen, maar niet de bereidheid uit te spreken om bedrijven te verplichten om mensen aan het werk te helpen.

De heer Verhagen (CDA):

Wij zijn wel bereid om mensen aan het werk te helpen. Het beleid is daarop nu juist gericht. Laat ik eens een voorbeeld geven van landen die denken dat zij niets hoeven te veranderen en die de staatsschuld laten oplopen. De socialistische collega van de heer Bos, de heer Schröder, heeft dit jarenlang gedaan. Hij verkeert nu in een situatie waarin hij veel harder en veel scherper moet ingrijpen in de sociale zekerheid dan hier ooit is voorzien. Daar worden nu harde maatregelen getroffen, omdat er te lang is gewacht met het nemen van maatregelen. Ik vind het asociaal om de rekening bij je kinderen en kleinkinderen te leggen en niets te doen waardoor het land helemaal naar de verdoemenis gaat. Als ik zie wat er nu in Duitsland moet gebeuren, noem ik wat wij hier doen kinderspel. Ik weiger te accepteren dat de heer Marijnissen dit demagogie en asociaal noemt.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Verhagen is vrij om te roepen en zeggen wat hij wil, maar hij heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag. Wij zitten hier ook niet in de Bundestag, wij zitten hier gewoon in het Nederlandse parlement. Ik vraag hem daarom nogmaals waarom het CDA niet mijn pleidooi steunt om bedrijven te verplichten een bepaald percentage van het personeel te laten bestaan uit voormalige WAO'ers of gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Dan hebben die mensen een eerlijke kans om aan het werk te komen.

De heer Verhagen (CDA):

De SP is nooit voorstander geweest van de voorstellen voor de WAO. Die voorstellen zijn nu juist in samenspraak met de sociale partners tot stand gekomen om daarmee ook de werkgevers en dus het bedrijfsleven aan te spreken op hun verplichtingen op dat punt. Ook daarvoor worden maatregelen voorzien en genomen, hetgeen past in het kader van het gezondmaken van het WAO-stelsel. Het moet een houdbaar stelsel zijn, ook voor de toekomst, waarbij mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn een hogere uitkering kunnen krijgen omdat het zeker is dat zij nooit meer aan de slag kunnen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Verhagen verwees zo-even terecht naar de bijdrage van toenmalig fractievoorzitter Balkenende over de regeling voor 45-minners in de WAO, om ze zo maar even te noemen. De heer Balkenende zei toen, drie weken geleden, dat er bij het CDA bereidheid bestond om na te gaan of er een fatsoenlijker regeling dan de bijstand kon komen voor de groep die bij herkeuring niet meer aan het werk kan en gedeeltelijk arbeidsongeschikt onder het nieuwe regime valt. De problematiek is bekend. Nu antwoordt de heer Verhagen op een vraag over dit onderwerp dat hij ervan uitgaat dat het nieuwe kabinet hiervoor iets zal bedenken. Ik mag toch aannemen dat de CDA-fractie op dit punt, waarvoor zij drie weken geleden een opening heeft geboden, niet met de armen over elkaar heeft gezeten. Wat is de fatsoenlijke regeling, niet zijnde de bijstand, die de CDA-fractie in gedachten heeft?

De heer Verhagen (CDA):

Bij de besprekingen van het kabinet met de sociale partners over een mogelijk sociaal akkoord, moet ook opening worden geboden om te komen tot een fatsoenlijke overgangsregeling. Die opdracht wil ik dit kabinet meegeven. Naar mijn mening zijn de financiële middelen gewoon beschikbaar. Het bedrag dat is ingeboekt voor de herkeuring, 140 mln euro, is gebaseerd op de ervaring dat na herkeuring 10% wordt goedgekeurd en dus aan de slag komt of, met andere woorden, ten onrechte in de WAO zit. Daarmee worden de besparingen al bereikt, zoals kan worden terugvonden in de berekeningen van het CPB. Derhalve is het geld dat nu beschikbaar is in het kader van de WAO, dus ook beschikbaar voor een fatsoenlijke overgangsregeling.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het gaat mij niet alleen om de vraag of er geld beschikbaar is of hoe het kabinet een en ander invult. Ik vind het onbevredigend dat er drie weken geleden een debat is geweest met drie onderhandelaars over een coalitie, dat twee van de onderhandelende fracties hebben gezegd dat zij hiernaar willen zoeken, en dat er als puntje bij paaltje komt, wordt gezegd dat de bal bij het kabinet ligt. Ik verwacht dat de fracties die deze opening hebben geboden, zelf invulling geven aan die fatsoenlijke regeling.

De heer Verhagen (CDA):

De Kamer controleert de regering, de regering regeert. Ik vraag van dit kabinet dat hij deze fatsoenlijke overgangsregeling uitwerkt. Mijn fractie zal hierop terugkomen bij de algemene beschouwingen en bij de discussies over het sociaal akkoord.

Voorzitter. Bij een activerend, sociaal en houdbaar stelsel hoort ook het levensloopbeleid. Ik ben blij dat dit in de regeringsverklaring naar voren is gekomen: zelf sparen en zelf bepalen wanneer en waarvoor verlof wordt opgenomen. Dat betekent dus niet het keurslijf van de algemeenheid, maar het maatwerk van de eigen keuze. Een levensloopbeleid moet, wat mijn fractie betreft, een gelijkwaardige keuze worden naast de spaarloonregeling en wel vanaf 1 januari 2004. Dralen, wachten of een jaar uitstellen kan niet meer. De CDA-fractie wil de levensloopregeling in de Miljoenennota als gelijkwaardige regeling uitgewerkt zien. Daarmee moet de verantwoordelijke minister voor gezins- en familiezaken dan ook aan de slag.

De heer Dittrich (D66):

De minister-president heeft gesproken over een levensloopregeling voor gezinnen. Ik heb het toch goed dat deze regeling ook voor alleenstaanden geldt? Als een alleenstaande bijvoorbeeld de zorg wil hebben voor een moeder of een neef, moet dat natuurlijk ook kunnen.

De heer Verhagen (CDA):

Daarin heeft de heer Dittrich volkomen gelijk. De CDA-fractie heeft vorig jaar een levensloopbeleid gepresenteerd in de Kamer, waarin dat ook op die manier geldt. Zo kan men zorg en arbeid combineren. Als je kijkt naar de piekbelasting, is het met name voor duo-ouders, die allebei werken, zaak dat de aandacht kan worden verdeeld. Het is dus een combinatie. Indien de bestaande verlofregelingen, met uitzondering van het zwangerschapsverlof, opgaan in de levensloopregeling, betekent dat uiteraard ook dat individuen die voor een "sabbatical" of voor de zorg voor hun zieke ouders tijd willen opnemen, dat moeten kunnen doen.

De heer Dittrich (D66):

Kortom: u zegt dat de levensloopregeling niet alleen geldt voor gezinnen, maar ook voor andere levensvormen en alleenstaanden.

De heer Verhagen (CDA):

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Is de definitie van "gezin" die de heer Verhagen geeft, dus zowel traditionele gezinnen als andere levensvormen waaronder alleenstaanden, nu de definitie van de CDA-fractie of van het kabinet? In het Strategisch akkoord is echt alleen maar sprake van gezinnen.

De heer Verhagen (CDA):

Zorgtoeslagen en dergelijke gaan uit van het huishoudinkomen, maar bij de levensloopregeling is niet over gezinnen in deze vorm gesproken. Kortom: lees dat nog een keer na.

In de Miljoenennota 2004 verwachten wij ook de uitwerking van het fiscaal instrumentarium tegen excessieve verrijking aan de top. De bovenmatige belonings- en afvloeiingsregelingen in het bedrijfsleven verhouden zich ook niet met de noodzaak tot loonmatiging.

De kostenmaximering is een groot winstpunt voor de CDA-fractie in het regeerakkoord. Dit gaat inderdaad over de kosten voor gezinnen. Daarmee wordt invulling gegeven aan een inkomensbeleid waarbij lastenverlichting gericht is op en neerslaat bij degenen die het het meest nodig hebben: gezinnen met kinderen en mensen met lage inkomens en hoge kosten voor zorg, wonen en onderwijs. Als men onevenredig veel betaalt aan bijvoorbeeld zorg, wordt dit terugbetaald via de belastingen. Het CDA heeft zich hiervoor jaren ingezet en is trots op dit resultaat, maar nu de uitwerking nog. In het kader van het nieuwe zorgstelsel wordt een zorgtoeslag ingevoerd die de kosten van zorg voor huishoudens aan een maximum bindt. Dat moet ook, want er komt nogal wat op mensen af de komende tijd. Het recht op zorg vraagt een inspanning van ons allen.

De CDA-fractie is het eens met het kabinet dat de introductie van een eigen risico en de verhoging van de AWBZ-premie vanwege de sterk gestegen kosten onvermijdelijk zijn. Degenen die hun zorgvraag niet kunnen afremmen omdat zij chronisch ziek zijn, mogen niet onevenredig geraakt worden. Voorafgaand aan de zorgtoeslag die in 2006 met het nieuwe stelsel zal worden ingevoerd, is dan ook 1 mld euro gereserveerd om chronisch zieken, kwetsbare groepen als ouderen en mensen met lagere inkomens te ontzien. Dit gebeurt onder andere via verlaging van het belastingtarief van de eerste en tweede schijf en een vaste aftrek. De CDA-fractie wil dat deze regeling ook gaat gelden voor mensen die geen belasting betalen. Deze mensen bevinden zich immers nog een niveau lager dan degenen die zouden profiteren van de verlaging van de eerste en tweede belastingschijf.

De precieze invulling laat ik graag over aan het kabinet, maar ik geef de suggestie mee dat dit zou kunnen door middel van een soort VT-biljet. Hiermee kan voor het komende jaar een voorlopige teruggaaf worden aangevraagd, gebaseerd op de vaste kosten aan zorg in het voorafgaande jaar. Ik zou graag op dit punt een toezegging van het kabinet willen hebben, want ook bij de discussie over de totstandkoming van het hoofdlijnenakkoord hebben wij heel duidelijk gesteld: het is terecht dat er meer betaald moet worden voor goede zorg, maar tegelijkertijd moet er een bepaalde vorm van compensatie zijn voor de gestegen kosten.

De heer Bos (PvdA):

Als je de techniek en hoe het precies in zijn werk gaat even buiten beschouwing laat, wat is dan uw boodschap voor gehandicapten en chronisch zieken? Zegt u nu wel wat u twee à drie weken geleden nog niet zei, namelijk dat de invoering van de eigen bijdrage en de verkleining van het ziekenfondspakket in ieder geval niet lastenverhogend mogen werken voor gehandicapten en chronisch zieken?

De heer Verhagen (CDA):

Er zal in ieder geval sprake zijn van een lastenverhoging. Als wij uw gedachtegang zouden volgen, leidt dit tot een premieverhoging van 3 mld euro. De keuze die tijdens de coalitiebesprekingen en door het kabinet is gemaakt, levert 1 mld euro op door premieverhoging, 1 mld euro door invoering van een eigen risico en 1 mld euro door pakketverkleining/aanvullende verzekering. Wij hebben voorzien dat er voor 1 mld van dat totaal van 3 mld compensatie komt.

De heer Bos (PvdA):

Wat betekent dat nu voor de gehandicapten en chronisch zieken? Wat kunt u hun vandaag zeggen?

De heer Verhagen (CDA):

Dat betekent dat wij hun toezeggen dat wij van het kabinet willen dat de compensatie die is voorzien voor dat ene miljard niet alleen gaat gelden voor degenen die belasting betalen, die dus een vaste aftrek hebben en in de eerste of tweede schijf vallen, maar juist ook voor de categorie daaronder. In onze optiek is het uitermate vreemd als je wel compensatie geeft aan degenen die belasting betalen, maar de categorie die daar nog onder zit, een lager inkomen heeft en dus geen belasting betaalt, geen compensatie zou krijgen.

De heer Bos (PvdA):

Ik denk dat ik het nu begrijp en als het klopt, is het een volstrekt wassen neus. Dan is het enige dat u vandaag voorstelt dat de compensatieregeling iedereen bereikt die zij zou moeten bereiken. U doet helemaal geen voorstel waarmee u kunt bereiken dat gehandicapten en chronisch zieken, die bijvoorbeeld nooit het gemiddelde eigen risico gebruiken, maar altijd het maximale eigen risico, meer compensatie krijgen. De compensatie waar u het over hebt, gaat altijd over gemiddelde kosten die worden gemaakt. Het enige dat u nu zegt, is dat u die gemiddelde kostencompensatie ook wilt doen toekomen aan mensen die geen belasting betalen. U zegt helemaal niet dat zij dat volledig gecompenseerd krijgen. U praat over techniek. U biedt de mensen helemaal niets.

De heer Verhagen (CDA):

U zegt dat ik gezegd zou hebben dat zij volledig gecompenseerd moeten worden. Het is duidelijk – ook in uw voorstellen heb ik daar nooit enige dekking voor gezien – dat de 3 mld extra kosten die een verbetering van de zorg met zich brengt in hun totaliteit gecompenseerd worden. Vanaf 2006 krijgen wij een zorgtoeslag om de zorgkosten te maximeren. Wij willen een tegemoetkoming voor iedereen die nu gecompenseerd zou moeten worden. Dat willen wij niet beperken tot de mensen die belasting betalen.

De heer Bos (PvdA):

Dan begrijp ik toch dat het een wassen neus is.

De heer Verhagen (CDA):

Dat is geen wassen neus!

De heer Bos (PvdA):

U maximeert geen kosten, maar u maximeert gemiddelde kosten. Gehandicapten en chronisch zieken maken geen gemiddelde kosten, maar maximale kosten. Ik zal u graag nog een keer uitleggen wat de PvdA op dat punt voorstelt. Wij willen een eigen bijdrage die wordt betaald door de mensen die ziek zijn. De medicijnen die niet meer in het pakket zitten, worden ook betaald door de mensen die ziek zijn. Hoge premies betalen wij allemaal. Dat heet solidariteit.

De heer Verhagen (CDA):

Ik stel vast dat daarin ook geen compensatie voorzien was en is, terwijl wij niet alleen de zorgtoeslag vanaf 2006 hebben, maar ook voorstellen om reeds nu, per 2004, een gedeeltelijke compensatie te geven, zodat juist chronisch zieken en gehandicapten met de laagste inkomens maximaal gecompenseerd kunnen worden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zou de heer Verhagen bereid zijn de redenering in die zin om te draaien dat de zorg in ieder geval wordt uitgestrekt tot chronisch zieken en gehandicapten en vervolgens, of zo men wil uiteraard, tot de belastingbetalers meer in het algemeen? De heer Verhagen redeneert vanuit de belastingbetaler in het algemeen en vervolgens moeten ook de chronisch zieken en gehandicapten worden bereikt. Die volgorde moet naar mijn mening gelet op de kenmerken van de doelgroepen worden omgedraaid.

De heer Verhagen (CDA):

Dat ben ik met u eens. Ik doe mijn voorstel juist om de chronisch zieken en gehandicapten tegemoet te komen. De bestaande plannen van het kabinet zijn door de reservering die is gemaakt voor de verlaging van het tarief eigenlijk gericht op de belastingplichtige. Ik zou dat willen verbreden. Ik ben het met u eens.

De heer Marijnissen (SP):

Met betrekking tot de zorg en het ziekenfonds stelt het kabinet eigenlijk twee voor ons zeer slechte dingen voor. Het eerste is het eigen risico van 400 euro per gezin. Het tweede is de verkleining van het pakket. Ik herinner mij nog de dagen dat ik onder Paars 1 samen met het CDA actie heb gevoerd tegen de eigen bijdrage van toen nog 200 gulden die werd voorgesteld. Ik weet ook nog dat wij het specialistengeeltje hadden en de medicijnenknaak. Wij zijn er in het verleden steeds op teruggekomen, vanwege de bureaucratie die daarmee in het leven werd geroepen en de strijdigheid met het solidariteitsbeginsel, van rijk met arm en van gezond met ziek. Het lijkt een beetje een gelopen race, maar ik wil er toch nog wel met de heer Verhagen over debatteren. Waarom hecht hij zo aan het invoeren van het eigen risico?

De heer Verhagen (CDA):

In vergelijking met andere landen betalen wij in Nederland relatief weinig aan de zorg. Als een van de weinige landen kent Nederland geen eigen risico of een eigen bijdrage. In België bijvoorbeeld zie je dat hierdoor een remmende werking ontstaat. In dat land bestaan bijvoorbeeld geen wachtlijsten. Als je enerzijds op deze wijze tegemoetkomt aan de behoefte aan meer geld voor de gezondheidszorg en anderzijds deze rem inbouwt, is onze voorgestelde combinatie beter dan wanneer alleen gekozen wordt voor een premieverhoging.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is mij duidelijk. Duitsland is aan de beurt geweest en nu hebben wij België gehad. U bent op vakantie geweest, merk ik! Maar alle gekheid op een stokje. Terecht verwijst de heer Verhagen naar België, maar daar noemt men het eigen risico inderdaad ook "remgeld". Nu is het idee dat begin januari alles voor de zorg betaald moet worden inclusief dat eigen risico. Kunt u zich voorstellen dat deze uit te geven hoeveelheid geld ook een remmende werking heeft op mensen waarvoor dit niet het geval mag zijn? Men gaat later naar een arts en de ziekte kan inmiddels verergerd zijn. Als zorgverlenend land ben je dan meer geld kwijt dan wanneer men op tijd de arts had bezocht. Hoe verklaart u dat er vanuit de huisartsen en de hoek van de eerstelijnszorg geen enkele sympathie bestaat voor dit voorstel?

De heer Verhagen (CDA):

Dat valt nog te bezien. Dat laatste ben ik niet met u eens. Om te voorkomen dat men de zorgvraag laat lopen omdat men het geld niet heeft, pleit ik voor de regeling voor met name chronisch zieken en gehandicapten, om dat geld vooraf te betalen in plaats van achteraf. Deze kosten zijn gebaseerd op de vaste kosten voor zorg in het voorafgaande jaar.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is een verbetering op een heel slecht voorstel. In het tweede debat geeft u dit al toe. Ik wijs op het eerste debat over de WAO en de voorgestelde publieke regeling en bij dit debat geeft u weer toe dat een correctie nodig is. Ik ben er trouwens benieuwd naar wat de heer Zalm daarvan vindt, maar dit terzijde. Ik vraag waarom u aan de kern van het solidaire systeem komt dat ooit in een beschaafd land na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd. U moet nu alweer corrigeren en u doet dat voor chronisch zieken en gehandicapten, maar waarom niet voor al die anderen waarvoor dit ook geldt? Met andere woorden: het voorstel voor het eigen risico moet van tafel. Het zal onhoudbaar blijken te zijn en u roept wederom een heleboel bureaucratie in het leven.

De heer Verhagen (CDA):

Dit is geen correctie. Het is een invulling van een punt. Tijdens de onderhandelingen is niet over de precieze invulling gesproken. Ik geef, gelet op de gevoelens van de CDA-fractie, hier de precieze invulling aan. Die past ook binnen het miljard dat daarvoor voorzien is. Dit komt naast de zorgtoeslag die ook voorzien is ter maximering van de kosten van de zorg.

De patiënt moet weer centraal komen te staan. Daarom is een nieuw zorgstelsel nodig met private uitvoerders. Dit staat in het hoofdlijnenakkoord. Dit vraagt aan het kabinet om zich richting Brussel actief op te stellen, zodat een privaat stelsel onder publieke randvoorwaarden mogelijk wordt. Met het oog op de financiële beheersbaarheid van de zorg in de toekomst en het leveren van de zorg die de patiënt wil, is het van essentieel belang dat de zorgverzekering voor curatieve zorg een private verzekering wordt.

Een flink deel van de gestegen zorgkosten wordt veroorzaakt door het tekort aan artsen en gespecialiseerde verpleegkundigen. Dat is niet alleen slecht voor de wachtlijsten, maar dat leidt ook tot een snelle stijging van de salarissen. Het kabinet moet zo snel mogelijk werken aan de afschaffing van de numerus fixus.

Op medisch-ethisch gebied is de CDA-fractie tevreden met de gemaakte afspraken. Het verbod op therapeutisch klonen en evaluaties bij euthanasie en abortus blijven bestaan. Op basis van die evaluatie zullen wij bezien of recht wordt gedaan aan de zorgvuldigheidseis.

Een ander pleidooi van ons, meer ruimte voor wonen en bouwen in kleine kernen, wordt verwezenlijkt. Wij gaan ervan uit dat in de ene nota Ruimte een integrale visie met minder regelgeving tot stand komt, waarbij meer wordt overgelaten aan provincies en gemeenten en er geen strakke contouren zijn. De leefbaarheid van kleine kernen is hier naar onze mening mee gediend. Een vitaal platteland en een goed milieubeleid betekent ook voortvarende voorzetting van het reconstructiebeleid. Groen, rust en ruimte zijn vaak termen die worden geassocieerd met het platteland, maar het is ook een economische ruimte voor bedrijvigheid, bijvoorbeeld in de agrarische sector. Agrariërs kunnen een belangrijke rol spelen in het beheer van natuur en landschap, een rol die voor de overheid en particuliere organisaties vrijwel onmogelijk is door de omvang van het landelijk gebied. Wij verwachten dan ook een stevige impuls van de overeengekomen extra intensiveringen ten behoeve van agrarisch en particulier natuurbeheer.

Wij zijn blij dat het kabinet de ondertunneling van de A2 en de Hanzelijn een extra sterretje heeft gegeven, want deze projecten moeten worden uitgevoerd. Het kwartje van Kok gaat naar de aanleg van wegen en onderhoud van het openbaar vervoer. Ook dat is nodig. Veel files mogen volgens de nieuwe minister van Verkeer en Waterstaat dan wel een teken zijn dat het economisch goed gaat, maar een goede bereikbaarheid over de weg wordt door ondernemers als een van de belangrijke vestigingsfactoren gezien. Te veel files remmen dat af. Dus grote knelpunten bij die files moeten worden aangepakt. Daarnaast is het absoluut noodzakelijk dat de achterstand in het onderhoud van wegen, spoor en vaarwegen wordt opgepakt. Droge voeten en mobiliteit zijn de grote uitdagingen voor Verkeer en Waterstaat. Als een groot deel van het kwartje naar infrastructuur gaat, zal via herschikking van middelen geld beschikbaar gesteld moeten worden voor het achterstallig onderhoud. Het zal ons toch niet gebeuren dat wij hier Engelse toestanden krijgen, waarbij een trein door achterstallig onderhoud aan het spoor uit de rails loopt.

Verbetering van het openbaar vervoer heeft ook te maken met sociale veiligheid en het tegengaan van verloedering in de openbare ruimte, stations in het bijzonder. Dit vraagt om een directe en integrale aanpak. Het CDA wil daarvoor allereerst een snelle invoering van de OV-chipcard. Dat wil zeggen: één kaart voor trein, tram, bus en metro en tourniquets voor de controle. Gebruik hiervoor 30 mln uit het kwartje van Kok. Wij willen daarnaast de mogelijkheid van preventief fouilleren in het openbaar vervoer en meer spoorwegpolitie. Hiervoor mag geput worden uit de extra middelen voor politie. Wij willen uiteraard ook meer toezichthouders: gemeentes krijgen de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke boetes. Dit instrument zou ook moeten kunnen worden ingezet voor zwartrijden en niet alleen voor andere vergrijpen. Daarmee sla je twee vliegen in één klap: een veiliger openbaar vervoer en Melkertbanen kunnen worden omgezet in echte banen, waarmee de toezichthouders werkelijk aan de slag kunnen.

Veiligheid in den brede is terecht een van de kernpunten van dit kabinet. Preventie én repressie; een hogere strafmaat voor recidive en draaideurcriminelen en eindelijk de invoering van de algemene identifiactieplicht. Wij verwachten van het kabinet-Balkenende II blijvend aandacht voor het herstel van waarden en normen. Het moet duidelijk zijn dat je sommige dingen gewoon niet doet. Punt uit! En als je ze wel doet, dan geldt gewoon lik op stuk. Als de overheid niet optreedt, werkt zij mee aan de verloedering, zoals bijvoorbeeld recent bij de verstoring van de dodenherdenking in Amsterdam. Ook daar geldt dat de overheid moet optreden. Er moet een einde komen aan het pappen en nathouden. Een goed functionerende rechterlijke macht is onontbeerlijk. Wij kunnen wel meer politie willen, maar er moeten ook genoeg rechters zijn om te voorkomen dat de rechtsgang dichtslibt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er moet genoeg politie zijn en er moeten voldoende rechters zijn om te oordelen. Hoe wil de heer Verhagen ervoor zorgen dat er voldoende rechters zijn? Ik zie alleen maar grote tekorten ontstaan.

De heer Verhagen (CDA):

Ik niet. Ik weet niet welk hoofdlijnenakkoord mevrouw Halsema heeft gelezen. Naast de extra investeringen ten behoeve van de veiligheidsketen, die niet alleen door de Kamer verleden jaar zijn vastgesteld, maar die ook in het Strategisch akkoord van het vorige kabinet zijn opgenomen, is in het hoofdlijnenakkoord sprake van een extra veiligheidsenvelop. Daarmee is een budget beschikbaar waarmee de minister van Justitie voor de gehele veiligheidsketen goed aan de slag kan gaan. Dat is beslist het geval. Je hebt het veiligheidsplan en daarbij zijn middelen vrijgemaakt voor 4000 extra agenten; wij hebben aldus meer toezichthouders. Hier bovenop komen juist deze miljoenen extra voor met name het oplossen van knelpunten, ook in de rechterlijke macht en in de hele keten. Leest u het zelf maar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Misschien zou het goed zijn als de heer Verhagen, naast het hoofdlijnenakkoord, bijvoorbeeld de brandbrief zou lezen die er van de rechterlijke macht is gekomen en ook van het openbaar ministerie. Daarin wordt gewezen op de grote tekorten die gaan ontstaan in de justitiële keten, waardoor steeds minder mensen op tijd berecht kunnen worden. Dan zou de heer Verhagen kunnen weten dat wat hij zegt, gewoonweg niet waar is.

De heer Verhagen (CDA):

Nee, u moet toch ook zien welke extra middelen ervoor beschikbaar zijn gesteld; dat is heel duidelijk. Waar de brandbrief terecht aandacht voor vraagt, is het gegeven dat het fout loopt als je al dat extra geld voor veiligheid alleen maar besteedt aan extra politieagenten. Immers, dan kun je overtreders wel oppakken, maar je kunt hen niet meer veroordelen doordat met name de zittende magistratuur een groot knelpunt vormt. Voor dat punt juist hebben de coalitiepartijen bij deze envelop voor veiligheid aandacht gevraagd.

Voorzitter. Goed onderwijs is investeren in de toekomst. Bij de besteding van de extra gelden voor onderwijs zien wij duidelijk als prioriteit: schakelklassen en aandacht voor de Nederlandse taal; dat raakt ook rechtstreeks het integratieprobleem. Taal is de sleutel tot meedoen en tot opleiding en voorkomt isolement.

Voor het herstel van de economie is het daarnaast nodig stevig in de kenniseconomie te investeren en dat doet het kabinet ook. Bijzondere aandachtspunten vormen daarbij het hoger onderwijs, het grote gebrek aan belangstelling voor bètastudies en technische opleidingen en het hoge aantal schoolverlaters zonder startkwalificatie. Ik denk dat de lijn die minister Van der Hoeven in het vorige kabinet heeft ingezet, om met name de uitval in het vmbo tegen te gaan en met deelcertificaten te gaan werken, nu met kracht dient te worden voortgezet. Bij het onderwijs zal ook een van de thema's van dit kabinet, de ontbureaucratisering, met kracht moeten worden ingezet: minder vergaderen en formulieren invullen en minder circulaires lezen, maar meer lesgeven. En voorts meer vrijheid voor ouders en scholen om een eigen invulling te geven.

Ontbureaucratisering is evenwel een thema voor de hele samenleving. Een slager krijgt van de keuringsdienst te horen dat zijn vloer glad moet zijn om deze goed schoon te kunnen houden. Twee dagen later echter komt de arbodienst binnen om te vertellen dat de vloer ruw moet zijn, want anders glijd je erop uit. Voor de aanpassing van je huis, als je invalide wordt, heb je driemaal een indicatie nodig van drie verschillende instanties. Eerst komt het RIO langs, dan komt de gemeente langs en vervolgens komt het verpleeghuis langs. Bureaucratie kan bestreden worden: zij kan op verschillende plaatsen weggesneden worden om meer ruimte te maken voor beleid dat rekening houdt met mensen.

De heer Marijnissen (SP):

Wil de heer Verhagen met mij de RIO's morgen afschaffen?

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb daar wel eens over nagedacht, ook over de zorgkantoren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het een heel interessant punt, een punt waarop wij elkaar hier misschien kunnen vinden. De RIO's, de regionale indicatieorganen, komen langs bij mensen om te kijken hoeveel zorg zij nodig hebben en vervolgens moeten anderen die zorg gaan leveren. Wij vinden dat al van het begin af aan overbodige bureaucratie.

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben in het kader van de modernisering van de AWBZ naar voren gebracht dat je zeer goed moet kijken naar het functioneren en überhaupt naar het bestaan van de RIO's en van de zorgkantoren. Ik denk dat je dit mee moet nemen in met name de discussie over de modernisering van de AWBZ en bij het nieuwe zorgstelsel dat ingevoerd gaat worden. Als je op dit moment tot opheffing zou overgaan, denk ik echter dat je meer problemen veroorzaakt dan oplost. Ik vind het wel een punt, aangezien ik met u van mening ben dat daar veel onnodige problemen veroorzaakt worden. Ik ben van mening dat je, in het kader van de maatregelen die het kabinet moet gaan nemen, ook wat betreft die modernisering, hier zeer kritisch naar moet kijken.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind dit buitengewoon interessant. Ik heb bij het debat over het regeerakkoord ook gepleit voor een echte harde aanpak van alle bureaucratie. Ik heb daarbij de zorg genoemd, waar wij zelf al kwamen op een besparing van 800 mln euro. Daar maakte onder andere het opheffen van de RIO's deel van uit. Er zijn wat dat betreft nog tal van andere voorstellen en ik wil die graag bij gelegenheid ook eens met de CDA-fractie bespreken, want ik ben er erg voor om op díe manier te besparen op zorg.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben blij met iedere discussie met de heer Marijnissen, vooral omdat hij nu ziet dat er meer kan worden bespaard in de zorg dan hij vorig jaar met zoveel stelligheid naar voren heeft gebracht. Vorig jaar sprak hij over 200 mln. Nu is dat al 800 mln, dus dat is een winst van 600 mln. Wie weet, kunnen wij elkaar nog eens vinden.

De heer Marijnissen (SP):

Er dreigt hier een historisch akkoord te ontstaan. Voordat men zich illusies gaat maken: de heer Verhagen heeft het toch echt verkeerd begrepen. Ik ben voor besparingen in de zorg op de bureaucratie, maar er is zoveel nodig om de zorgzwaarte voor verpleegkundigen op te vangen, de wachtlijsten weg te werken en de kwaliteit te verbeteren dat wij, ook de SP, veel meer zullen moeten investeren in de zorg om die te verbeteren.

De heer Verhagen (CDA):

Ik refereerde aan de algemene beschouwingen van vorig jaar. Ik heb toen gezegd dat door middel van het besparen op bureaucratie in de zorg veel geld beschikbaar kan worden gesteld voor die zorg. Als je bespaart, kun je dat zelf weer inzetten. U zei toen: dat is allemaal niks, wij hebben het helemaal uitgerekend; het is maximaal 200 mln. U bent nu al opgeschoven naar 800 mln, dus u bent in een jaar tijd tot de conclusie gekomen dat er meer bureaucratie in de zorg kan worden weggesneden doordat er doelmatiger en efficiënter kan worden gewerkt dan u vorig jaar hebt voorzien. Het kabinet wil die weg voortzetten van snijden in overbodige bureaucratie. Het gaat inderdaad om forse besparingen in de zorg die je weer kunt gebruiken voor die zorg, die de mens centraal stellen in plaats van de bureaucratie.

De heer Marijnissen (SP):

Het verschil in die bedragen is afhanke lijk van de vraag hoever je wilt gaan. Er is nu een mogelijkheid om in de Kamer te spreken over de opheffing van de RIO's. Dat is jarenlang niet het geval geweest. Als wij dat erbij optellen, komen wij inderdaad veel hoger uit. Er zijn nog meer voorstellen van ons waarvoor op dat moment absoluut geen sprake was van enige politieke meerderheid. Ik hoop dat die er nu wel is. Dan kunnen wij een heel eind komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil nog een suggestie doen aan de heer Verhagen. Het is een mooi verhaal over vermindering van de bureaucratie in de zorg, maar eerder heb ik hem een niet te volgen verhaal horen houden over T-formulieren, over zorgcompensatie voor nominale premies en over de introductie van een instantie die dat allemaal moet regelen. Dat betekent extra bureaucratie, dus extra regels. Als u de laagste inkomens wilt compenseren, waarom introduceert u dan niet een inkomensafhankelijke premie?

De heer Verhagen (CDA):

Wij creëren geen extra laag. Een van de grote voordelen van dit regeerakkoord ten opzichte van het vorige Strategisch akkoord is dat de toeslagensystematiek wordt uitgevoerd door een aan de belastingdienst gelieerde instelling. De vorige keer, een jaar geleden, is er een forse discussie over geweest: waarom moet je er nu een nieuwe instantie voor creëren? Dat doen wij nu niet. De belastingen zijn actief, dus de heren Zalm en Wijn kunnen fors aan de slag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vraag de heer Verhagen om er toch nog even op in te gaan. Inkomensafhankelijke premies nemen uw probleem weg van ingewikkelde compensaties die moeilijk aan de betrokkenen zijn uit te leggen. De vraag is waarom u er niet aan wilt. U kunt wel vermoeid kijken, maar ik krijg er graag een antwoord op.

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben die discussie vorig jaar gevoerd en een half jaar geleden en vorige maand ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U heeft er schijnbaar nooit antwoord op gegeven.

De heer Verhagen (CDA):

Nee, u bent het niet eens met ons antwoord. Wij spreken over het zichtbaar maken van de kosten. Bij een privaat stelsel hoort een nominale premie, maar tegelijkertijd moet je zorgen voor compensatie zodat je de kosten maximeert. U bent het er niet mee eens, maar dat is een verschil van opvatting. Dat kan, maar het mag in dit huis.

Voorzitter. De doelstelling van 25% minder administratieve lasten voor het bedrijfsleven is zeer concreet. Wij zullen de minister van Financiën daaraan houden, want hij heeft een aantal coördinerende bevoegdheden op dat punt. Wij zullen hem graag nauwlettend volgen in het kader van VBTB en dergelijke. Dat geldt ook voor de regelgeving uit Europa. Als je de administratievelastendruk met 25% wilt verminderen en op dat niveau wilt houden, is het niet de bedoeling dat die via de achterdeur van Europa weer toeneemt. Dat vraagt ook op dat punt een goede coördinatie. Dat geldt in het algemeen overigens ook voor het tegengaan van overbodige regelgeving, ook vanuit Brussel. Laat ik een voorbeeld noemen. Het is natuurlijk leuk dat alle caravans nu een nummerbord met een eigen nummer moeten hebben, maar het is de vraag hoe nodig dat is en hoeveel dat kost. Wij hebben er als parlement en kabinet voor te zorgen dat regels die wij nationaal proberen weg te nemen, niet internationaal weer worden opgelegd. Dat is ook nodig als je draagvlak voor Europa wilt houden. Wij staan voor buitengewoon belangrijke beslissingen in verband met de uitbreiding van de Europese Unie. Het is de vraag welke plaats Europa op het wereldtoneel wil innemen en welke rol Europa bijvoorbeeld in het Midden-Oosten kan spelen. Ook is het de vraag hoe Europa zichzelf gaat inrichten. Het Europese debat is hard nodig, want onze toekomstige welvaart is mede afhankelijk van de verdere Europese integratie. Ik vraag dan ook een proactieve en strategische opstelling van Nederland in de Europese debatten.

De heer Bos (PvdA):

Ik hoor de heer Verhagen mooie woorden spreken over het versterken van het draagvlak bij de burger voor Europa. Is hij niet met ons van mening dat het verder betrekken van de burger bij de toekomst van Europa en het wellicht geven van meer invloed aan de burger op dat punt een mooie manier kan zijn om dat draagvlak te versterken?

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben in dat kader diverse malen gepleit voor uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement, juist om de democratische legitimiteit in het kader van Europa te vergroten. Daarnaast is het nodig – ik heb daar de heer Timmermans als lid van de Europese Conventie en de heer Van Dijk als plaatsvervangend lid meerdere malen op aangesproken – om het Europese debat ook in de straat te gaan voeren. Wat dat betreft, moet ik zeggen dat ik buitengewoon teleurgesteld ben over de werkwijze van de parallelle conventie onder aanvoering van Dehaene. Het debat zou juist met het maatschappelijk middenveld gevoerd moeten worden, maar ik ben over de activiteiten van de parallelle conventie niets, maar dan ook echt niets tegengekomen in de Nederlandse pers. Dat zijn evenwel elementen waar je in moet investeren, ook als meneer Timmermans en ook als meneer Van Dijk.

De heer Bos (PvdA):

Ik had het niet over de parallelle conventie, maar over het organiseren van een referendum om de burger de mogelijkheid te geven, zich uit te spreken over al die mooie plannen. Uw collega uit de Eerste Kamer, de heer Van der Linden, leek hier op zijn minst over te willen nadenken. Er leek in ieder geval een gesprek over mogelijk met hem. Hoe staat u daar tegenover?

De heer Verhagen (CDA):

Ik zie heel weinig in een referendum, maar dat mag ook bij u bekend zijn.

De heer Bos (PvdA):

U was toch zo bezorgd over dat draagvlak?

De heer Verhagen (CDA):

Ja, maar dat draagvlak krijg je niet door een referendum uit te schrijven. Ik heb de heer Dittrich laatst heel behartigenswaardige woorden horen uitspreken over ingewikkelde zaken waar je alleen ja of neen tegen kunt zeggen. Ik was dat eigenlijk wel met hem eens.

De heer Bos (PvdA):

U hebt zich eerst achter de OESO verscholen en nu verschuilt u zich achter de heer Dittrich. Ik ben echter heel benieuwd wat u hier zelf van vindt.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben daar heel helder in: wij zijn niet voor een referendum.

De heer Bos (PvdA):

Wij staan voor een heel grote beslissing waarmee de Nederlandse kiezer feitelijk macht en invloed overdraagt naar Europa. In de verkiezingscampagne in Nederland is daar niet of nauwelijks over gesproken. Het is geen onderwerp met een hoog profiel geweest. Zou het niet goed zijn dat wij allemaal gedwongen worden om overal waar wij komen, uit te leggen waarom wij geloven dat Europa sterker moet worden om daarna de kracht van onze argumenten te laten testen door de enigen die het recht hebben om zich daarover uit te spreken, namelijk de burgers die een en ander moeten dragen?

De heer Verhagen (CDA):

Het moge bekend verondersteld worden dat de CDA-fractie voor versterking van de representatieve democratie is. Dat is ook een van de redenen waarom zij politici op dat punt duidelijk aanspreekt op hun verantwoordelijkheid. Een politicus mag echter, ook als er geen referendum is, nooit zeggen dat hij zich niet behoeft te verantwoorden. Hij moet de straat opgaan en het Europese debat entameren. Laten wij gebruik maken van het debat dat hier gisteren gevoerd is over de Conventie, en de aandacht die in de pers eindelijk aan de voorstellen van de Conventie wordt geschonken, om dat debat aan te gaan. Daar heb je echter geen referendum voor nodig. U moet werkbezoeken afleggen. U moet nieuwe politiek gaan bedrijven. U moet met de mensen met wie u koffie drinkt in het Laakkwartier, over de Conventie praten.

De heer Bos (PvdA):

Gaat u mee?

De heer Verhagen (CDA):

Dat is goed.

De heer Bos (PvdA):

Ik had ijdele hoop, maar de Eerste-Kamerfractie van het CDA is kennelijk progressiever dan de Tweede-Kamerfractie van het CDA. Dat is ook wel eens anders geweest. Waar het hier om gaat, is of u bij zo'n belangrijke beslissing, die het hart van de democratie raakt, omdat het precies gaat om waar mensen in dit land nog wel voor kiezen en waarvoor niet meer, bereid bent om met ons die verantwoordelijkheid precies neer te leggen waar deze hoort, namelijk bij de kiezer, die zelf moet kunnen beslissen of hij dat wel of niet verstandig vindt.

De voorzitter:

Ik geloof dat deze vraag al is beantwoord. De heer Dittrich wil een interruptie plaatsen.

De heer Dittrich (D66):

Ik wil de heer Bos bijvallen. Nu er zoveel bevoegdheden worden overgedragen, is het erg belangrijk dat ook in Nederland daarover het debat wordt aangegaan. U weet net zo goed als ik dat dat debat, als het alleen maar gaat over politici die daarover afspraken maken, niet goed van de grond komt. Wat is er nu op tegen om dat initiatiefwetsvoorstel van Partij van de Arbeid, GroenLinks en D66 te gaan steunen?

De voorzitter:

Een heel korte reactie, want dit is eigenlijk dezelfde vraag.

De heer Verhagen (CDA):

Precies. Wij zijn grote voorstanders van versterking van de representatieve democratie, wat haaks staat op de gedachte van een referendum, omdat dat nu juist de verantwoordelijkheid van politici die zich moeten verantwoorden, tenietdoet.

De voorzitter:

U moet langzamerhand gaan afronden!

De heer Verhagen (CDA):

Dat zal ik doen, voorzitter.

De bestrijding van internationaal terrorisme elders in de wereld door Nederlandse militairen kan niet los worden gezien van de veiligheid van de Nederlandse en Europese burgers in hun eigen leefomgeving. Terecht sprak de minister-president zijn waardering uit voor de inzet van de Nederlandse militairen. Maar ook onze eigen wetgeving moet adequaat aanpakken van terrorisme mogelijk maken. Naast het strafbaar stellen van het ronselen voor Jihad hebben wij meermalen gepleit voor het verbieden van terroristische organisaties en het strafbaar stellen van het lidmaatschap ervan. Ook daarop zullen wij de minister van Justitie blijven aanspreken. Een kabinet dat daadkrachtig de problemen van vandaag aanpakt, een volksvertegenwoordiging die de mensen die zij vertegenwoordigt serieus neemt, waarbij wij ook middels een nieuw kiesstelsel werken aan een directere band tussen kiezer en gekozene, dát zijn de uitdagingen voor de komende vier jaar. De CDA-fractie verheugt zich op die komende vier jaar waarin we met het kabinet, ieder vanuit onze eigen verantwoordelijkheid, het ook door ons gewenste beleid gaan invullen. Ik wens het kabinet-Balkenende daarbij veel succes en stabiliteit.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Bij de bespreking van het regeerakkoord heb ik de plannen van het nieuwe kabinet een recept voor een sociale ramp genoemd. Ik vind dat nog steeds. De uitkomst van de formatie, en ook de regeringsverklaring, geven mij geen enkele aanleiding om op die kwalificatie terug te komen. Voor de mensen die zich afvragen hoe ik de inhoud van de regeringsverklaring al weet: de fractievoorzitters hebben, zoals alle aanwezigen hier wel weten, de verklaring eerder onder embargo kunnen lezen. Het ís namelijk asociaal om het ziekenfonds uit te kleden en gelijktijdig de premies fors te verhogen, en ook nog eens een eigen risico in te voeren. Het ís asociaal om gedeeltelijk arbeidsongeschikten niet meer toe te laten tot de WAO, maar indien zij geen werk kunnen vinden door te verwijzen naar de natuurlijk verslechterde WW, en daarna rap naar de bijstand, die natuurlijk ook wordt verslechterd, want in de redenering van het kabinet hoort iedereen in de bijstand! Het ís asociaal om ouder dan 57-jarigen te verplichten, te blijven solliciteren tot hun 65ste, en deze mensen ook nog eens niet meer in aanmerking te laten komen voor een fiscale aftrek in het kader van vervroegde pensionering of prepensionering. Het ís asociaal om de uitkeringen en de salarissen van ambtenaren, onderwijzers en verpleegkundigen los te koppelen van de lonen in het bedrijfsleven. Ik stop hier, want ik ga die lijst niet nog eens helemaal voorlezen.

Ik wil mijn termijn gebruiken om verder te gaan met mijn kritiek op het mensbeeld en de maatschappijvisie van dit kabinet. Het is mijn overtuiging dat geen enkele vitale samenleving met toekomst kan zonder vertrouwen. Niet alles laat zich immers organiseren door regels en wetten. Zonder vertrouwen zijn we nergens. Niet alles hoeft te worden besproken of afgesproken. Veel dingen kunnen we gelukkig nalaten, omdat er vertrouwen bestaat. Dat vertrouwen, het vertrouwen in de overheid, in de politiek, in de democratie, maar ook het vertrouwen in elkaar, in de toekomst en misschien ook wel in onszelf, sijpelt weg. Waar geen vertrouwen is, groeit het wantrouwen en daarmee het cynisme over de oplosbaarheid van problemen.

Vanaf de jaren tachtig bij de opkomst van de neoliberale mens- en maatschappijvisie heeft de politiek de mensen te verstaan gegeven dat de overheid niet meer garant kon staan voor de zekerheden van weleer. Sociale zekerheid, goed onderwijs, goede en voldoende zorg, fatsoenlijk openbaar vervoer, een samenhangend en doordacht beleid met betrekking tot onze landinrichting en ga zo maar door. Vanaf toen dachten velen: het is nu ieder voor zich en God voor ons allen. Dat is niet verwonderlijk, velen gingen zich er ook naar gedragen; "dat maak ik zelf wel uit" en "lekker jezelf zijn", zijn uitdrukkingen die sindsdien pas echt aan populariteit wonnen in ons land. De overheid trok zich terug en de mensen moesten het zelf maar uitzoeken, dat was de boodschap.

Op zichzelf is daar helemaal niets mis mee, maar wanneer het gaat om zaken waarover wij niet neutraal en vrijblijvend kunnen spreken, zoals de kwaliteit van onderwijs en zorg en al die andere belangrijke zaken die wij rekenen tot de kern van onze beschaving, de publieke sector, en die in feite van ons allemaal zijn, dan wordt het een ander verhaal. Dan kunnen wij niet zeggen: dat zoeken de mensen allemaal zelf maar uit, want dan hebben wij het over de kern van de verantwoordelijkheid van de overheid zelf.

Na de "no nonsense"-periode van de CDA-kabinetten in de jaren tachtig kregen wij acht jaar Paars. Een periode waarin niet werd gebroken met de trends die Lubbers op de rails had gezet. Integendeel, de trends werden versterkt, voortgezet; nog meer privatiseringen, nog meer marktwerking, nog meer tekorten in de publieke sector en nog meer megalomane projecten zoals de Betuwelijn en de hogesnelheidslijn. En nu zitten wij met de problemen.

Wij hebben wel alle nadelen van het beleid gehad maar niet de beloofde voordelen gekregen. Een voorbeeld wil ik hier toch noemen; het is eigenlijk een gewoon willekeurig voorbeeld: de elektriciteit. De Flevocentrale, een van de schoonste nieuwe centrales in de wereld in ons land, staat nu weg te roesten. De prijs van de stroom van die centrale was net iets te hoog om effectief te kunnen concurreren met de vuile stroom, de bruine stroom uit Duitsland en de kernenergiestroom uit Frankrijk. Zie hier de vooruitgang.

De distributiebedrijven gooien nu jaarlijks tientallen miljoenen over de balk om onzinnige reclamecampagnes te kunnen financieren. Bij gebrek aan onderscheidingsvermogen – waar moet je je op onderscheiden, want stroom is stroom, denkt elk normaal mens, nietwaar? – zijn dure reclamebureaus gevraagd slogans te bedenken. Slogans die mij en u moeten overtuigen om over te stappen van bijvoorbeeld Rendo naar Essent. Ik moet dan overstappen van "Rendo, bruisend van energie" naar "Essent, lekker leven". Ik kan ook nog naar Westland en dan kies ik voor "energie met groeikracht" of naar Eneco en dan kies ik voor "Eneco-energie, mijn energie".

Voorzitter. Wat is dit voor onzin allemaal? Wie betaalt dit eigenlijk, waar reclamebureaus bakken met geld mee verdienen en waar elektriciteitsdistributiebedrijven een nummertje mee denken te maken op billboards, radio en tv? Dat zijn wij allemaal. Zie hier de vooruitgang.

Intussen zijn de eerste colporteurs aan de deuren van nietsvermoedende burgers verschenen. Zij proberen mensen om te praten zodat ze hun elektriciteit gaan kopen. Zie hier de vooruitgang.

Iedereen verwacht een administratieve chaos als straks al die mensen van elektriciteitsbedrijf gaan wisselen omdat ze ergens anders voor een paar centen goedkoper uit zijn voor hun stroom. We hebben de UPC-ellende nu hopelijk net achter de rug, maar dit wordt een administratieve chaos. Iedereen zegt dit inmiddels al. Zie hier de vooruitgang.

Wat blijft dan nog over? Stroom is stroom. De prijs. De Boston Consultant Group heeft er onderzoek naar gedaan. Ik kan in ieder geval nu al verzekeren dat de komende jaren de elektriciteitsprijs met tientallen procenten omhoog gaat. Wat hebben wij nu allemaal aan die marktwerking gehad op dit punt? De Amerikanen zeggen: "if it ain't broken, don't fix it". Wij hadden een leveringszekerheid in ons land van 100%; wij hadden de schoonste centrales ter wereld. Wij hebben dat allemaal overboord gekieperd. En waarom? Wij hebben dat alleen maar gedaan omdat het neoliberale gedachtegoed, Paars, dat voorschreef. Het was niet eens pragmatisch om dat te doen, zo zeg ik tegen de heer Dittrich. Uit pragmatische overwegingen had hij er nooit mee moeten instemmen. Het was ideologisch bepaald.

Dit is één voorbeeld van alle maatregelen die de afgelopen tien jaar bedacht zijn, maar die geen van alle gebracht hebben wat de mensen is beloofd. Dan heb ik het nog niet gehad over de privatisering van de busbedrijven en de verzelfstandiging van de Nederlandse Spoorwegen, over de chaos in de taxiwereld, de ellende met de kabelbedrijven, het notariaat dat de prijzen na de introductie van de marktwerking meteen met 40% heeft verhoogd, de privé-klinieken die het niet zo nauw nemen met de voorschriften enzovoorts.

Er is nog veel meer gebeurd. Zo kregen wij de euro. Je kunt nu overal horen: "Uw euro is een gulden waard". "El Duro", onze minister van Financiën, had nog wel beloofd dat het helemaal goed zou komen met de euro. HP/De Tijd heeft hier onderzoek naar gedaan: de prijzen zijn in een paar jaar tijd met tientallen procenten gestegen. Wat het gewone volk dus allang wist, wordt nu ook door HP/De Tijd opgeschreven. Al eerder pleitte ik in dit kader ervoor om in Nederland te spreken over de noodzaak van een prijsmaatregel in plaats van een loonmaatregel, zoals minister De Geus heeft gedaan.

De problemen in de zorg en het onderwijs werden niet opgelost, maar onder Paars verder vergroot. De bezorgdheid van mensen over veiligheid nam steeds verder toe door gebrekkig toezicht, door onvoldoende preventie en door een falend politie- en justitiebeleid. In plaats van integratie van minderheden, zagen wij steeds meer scheiding langs etnische lijnen, zowel in wijken als op scholen. De woningnood steekt weer de kop op, terwijl hele stadsdelen worden gesloopt zonder dat er voor de huurders een betaalbaar alternatief beschikbaar is. De natuur verloedert steeds verder. Dan hebben wij het nog niet gehad over de traditie van partijpolitieke benoemingen, de achterkamertjespolitiek en de"sorrydemocratie".

Voorzitter, vindt u het gek dat de mensen het niet meer vertrouwen? De minister-president zegt in de regeringsverklaring dat veel burgers het idee hebben dat de overheid onvoldoende begrip heeft voor hun problemen. Hij zegt ook dat velen het idee hebben dat hun opvattingen onvoldoende doorklinken in het overheidsbeleid. Dat zijn juiste constateringen van Balkenende-II. Het is alleen niet zo dat het kabinet met die conclusies aan de slag gaat en met de goede voorstellen komt. De opkomst van Pim Fortuyn is door velen verklaard uit de veenbrand die om zich heen grijpt onder de oppervlakte van de samenleving. Ik deel die analyse en ik ben het eens met degenen die zeggen dat dit kabinet de brand eerder aanwakkert dan blust. De enorme bezuinigingen zijn als zuurstof voor de brand. Nergens wordt de mensen hoop gegeven dat het morgen beter zal gaan. Nergens worden maatregelen genomen die mensen hernieuwd vertrouwen geven in de overheid. Het is niet alleen asociaal wat er wordt voorgesteld; ik vind dit een ramp, want ons land is rijk. Waar is de spirit gebleven? Waar is de ambitie gebleven en waar is de daadkracht?

Ik pleit, net als het kabinet, voor meedoen, maar dan niet zoals het wordt uitgelegd door de captains of industry. Zij doen ook mee, maar op een andere manier dan ik bedoel. Zij zijn trouwens helemaal geen echte ondernemers. Waren de captains of industry dat maar! Deze mensen zijn slechts uit op persoonlijk gewin. Zij verdienen heel veel zonder enig risico te lopen. In de meeste gevallen geven zij er geen blijk van over bijzondere gaven te beschikken. Paul Cliteur heeft hier afgelopen zondag in Buitenhof behartigenswaardige dingen over gezegd. Hij riep Burgmans van Unilever op om eens in de spiegel te kijken en zich af te vragen of hij zich kon vergelijken met ene Schopenhauer of Michelangelo. Ik voeg daar Bono en Van Nistelrooy nog even aan toe.

Dat de minister-president net bij uitstek aan de heer Tabaksblat, oud topman bij Unilever, moest vragen hoe de salarissen aan de top van het bedrijfsleven aangepakt moeten worden, doet mij het ergste vrezen over de uitkomsten. Daar komen wij vast nog over te spreken.

Voorzitter. Ik pleit voor mensen die hun nek durven uit te steken, waar zij ook zitten. Ik pleit voor meer ondernemerschap, voor mensen die bereid zijn risico's te nemen voor een ideaal waar zij voor staan. Ik pleit voor mensen die niet langer zwijgen maar spreken en die bereid zijn zich in te zetten voor een betere toekomst, die bereid zijn daarvoor risico's te nemen. Alle mensen die meegeholpen hebben ons land op te bouwen, weten dat er geen strijd bestaat zonder offers en dat er geen verbetering mogelijk is zonder lijden. Ik pleit voor mensen die niet langer geloven dat wat hun geboden wordt het best haalbare is, mensen die daar hun conclusies uit trekken en zichzelf inschakelen om het daadwerkelijk beter te maken. Onderneem iets! Doe iets! De tijd dringt. Het lijkt er namelijk op alsof Balkenende-II, net als de vorige paarse kabinetten, geobsedeerd is door de cijfers. Zelfs kleuters van vier moeten nu getest gaan worden. Wie bedenkt dat? Het CPB is de baas in dit land en ziekenhuizen en huisartsen worden gek van alle papier dat ze moeten produceren, ter controle. Van de kant van de overheid geen vertrouwen, maar wantrouwen, en daarom moeten er cijfertjes komen, veel cijfertjes. Het is politiek bedrijven als een chauffeur die alleen naar zijn metertjes op het dashboard kijkt en zegt "waarom zou ik ook nog door de voorruit kijken?".

Ik heb het vandaag over vertrouwen. Het vertrouwen van mensen in de overheid neemt af omdat deze niet capabel is gebleken in het oplossen van de grote problemen die mensen bezighouden, niet in staat is gebleken zelf schoon schip te maken en niet bij machte blijkt negatieve tendensen om te zetten in positieve. Aan dat laatste bestaat echter juist zoveel behoefte. Een overheid die de mensen hoop en vertrouwen geeft, zal in staat zijn mensen te bemoedigen en aan te moedigen om actief mee te doen. Een overheid die dat niet doet, zal vervallen tot een machteloze overheid bij wie de greep op de gebeurtenissen wegglipt tussen de vingers, als het droge zand op het strand.

Politiek is echt méér dan op de winkel passen en boekhoudertje spelen. Politiek is analyse, visie en moed en aan alle drie heeft dit kabinet een schromelijk gebrek. Niet minder dan onze beschaving staat op het spel. Tot wie mij niet gelooft en dit te grote woorden vindt, zou ik zeggen: ga zelf eens kijken bij een verpleeghuis waar mensen één keer in de drie weken – zelfs ik schrok daar nog van – onder de douche mogen. Ga eens kijken in een ziekenhuis waar ze vandaag weer te horen hebben gekregen dat er iemand op de wachtlijst is overleden. Ga ook eens naar de andere kant, door te praten met de top van het UWV en die te laten uitleggen waarom men zoveel miljoenen extra nodig had, omdat men zo nodig kersenhout aan het plafond en marmer op de vloer moest hebben. Het zijn allemaal indicatoren voor een beschaving die erodeert, op tal van manieren. Ik vind dat een terechte benaming.

Ik wil wel zeggen wat ik als pijlers onder onze beschaving beschouw: dat zijn onze waarden en normen en ons recht, onze wetenschap, onze educatie, onze zorg, onze cultuur, onze kunsten en onze kritische media. Bij dit kabinetsbeleid kan ik onvoldoende vinden dat men juist daarin wil investeren. Dat is onverstandig. Als het erop aankomt, hebben wij niet veel méér dan de ankers die onze beschaving ons biedt. Die ankers geven de mensen houvast en vertrouwen, ze voorkomen angst, vervreemding en verbittering en leveren ons een probaat middel tegen doorgeslagen egoïsme, fanatisme en geweld. Daar zou dus veel meer in geïnvesteerd moeten worden. Terwijl ons land behoefte heeft aan een nieuw en gerechtvaardigd optimisme, krijgt het weer te horen dat vooruitgang in de praktijk achteruitgang is.

Het alternatief van de SP: investeren, investeren en nog eens investeren. Dat is het beste voor de economie en de werkgelegenheid en bovenal is het nodig. Draai er niet langer omheen en pak de bureaucratie aan, stel vertrouwen in de mensen in plaats van ze steeds van hun werk af te houden door controles, draai de marktwerking in de publieke sector en bij de nutsvoorzieningen terug. Ook ik begrijp dat een euro maar één keer kan worden uitgegeven. Het geld dat wij nodig hebben, verkrijgen wij door bijvoorbeeld fors te bezuinigen op defensie: de JSF bestellen wij af. Wij gaan ook de bureaucratie echt terugbrengen, wat in de zorg zó een besparing van 800 mln oplevert. Verder gaan wij de rijken vragen om bij te dragen aan het sociaal houden van dit land. Tot slot: ja, bij ons zal het tekort iets oplopen, maar nog ver onder de tekorten blijven van landen als Duitsland en Frankrijk en ver onder het maximum dat Europa ons toestaat.

De heer Dittrich (D66):

Ik hoor de heer Marijnissen nu spreken over bezuinigen op defensie, maar hoe moet het dan als wij onze internationale solidariteit willen tonen door aan vredesmissies mee te doen en wij inmiddels hebben bezuinigd op defensie? Dan kunnen wij daar niet meer aan meedoen.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is dan heel erg, maar...

De heer Dittrich (D66):

Ja, dat is inderdaad heel erg, als je je betrokken voelt bij problemen in de rest van de wereld en je wilt bijdragen aan bijvoorbeeld de wederopbouw van Irak.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben blij dat u Irak noemt, want dan kan ik tenminste nu een uithaal maken. Ik snap niet wat wij in Irak gaan doen. Het ging daar om een onwettige oorlog en de Amerikanen zijn naar Irak gegaan zonder enige steun. Volgens mij was ook u buitengewoon sceptisch. De Amerikanen hadden die oorlog nooit mogen beginnen en wij gaan nu niet met terugwerkende kracht alsnog die militaire inval legitimeren door steun te verlenen aan het uitzenden van Nederlandse troepen naar Irak. Laten de Amerikanen maar eens aangeven hoe zij de problemen in dat land willen oplossen. Voor mij is dat totaal onduidelijk. U gaat nu een sprong in het duister maken in Irak en u weet helemaal niet wat daaruit zal komen. Ik ben blij dat ik daar geen verantwoordelijkheid voor draag, want dit is echt het slechtste voorstel dat u maar kunt doen.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Dittrich om nu niet de Irak-discussie te voeren.

De heer Dittrich (D66):

Nee, dat begrijp ik. Ik wil nog wel zeggen dat D66 indertijd tegen de oorlog was, maar dat wij nu een resolutie hebben van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin andere landen worden opgeroepen om mee te helpen aan de wederopbouw van Irak. Dat kunnen wij alleen doen als wij een defensie hebben en militairen kunnen uitzenden. Als de SP zegt: wij gaan dit allemaal afschaffen, zou dit kunnen betekenen dat wij in Nederland heel erg op onszelf gericht raken en niets meer in de wereld kunnen doen. Dit is wat ik de heer Marijnissen voorhoud.

De heer Marijnissen (SP):

"Gericht op de wereld", dat zegt iemand die medeverantwoordelijk is voor de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking.

De heer Dittrich (D66):

Er wordt niet bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking.

De heer Marijnissen (SP):

Er worden nu zaken onder ontwikkelingssamenwerking gebracht die daar eerder niet onder vielen. Naar Nederlandse maatstaven is er daarom de facto sprake van een bezuiniging. De heer Dittrich kan dan wel de OESO erbij halen en wijzen op allerlei formules, maar het is zo. Kom mij niet aan met het verwijt dat de SP met de rug naar de wereld staat. Ik hoor dit verwijt vaker, ook van andere politieke partijen, maar het slaat nergens op. Ik zal dit uitleggen.

Gisteren is in het debat gesproken over een referendum en de SP is daar erg voor. De SP was trouwens een van de eerste fracties die überhaupt pleitten voor referenda over Europese zaken. Wij zijn echter nooit uitgenodigd. Ik snap dit wel, want de drie partijen die nu een voorstel hebben gedaan voor een referendum, zijn voor de Conventie. Wij zijn daartegen, maar wij zijn wel erg voor een referendum. Dan gaat het dus over het buitenland.

Ik wil ook wel zeggen hoe ik denk over de Verenigde Naties.

De voorzitter:

De begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt over enige maanden behandeld. Ik vind niet dat een interruptie van de heer Dittrich aanleiding moet zijn om de hele wereld te beschouwen.

De heer Marijnissen (SP):

Het vertrouwen in Balkenende-II is bij de start al erg laag. Je vraagt je af: waar moet dit heen. De SP heeft het Malieveld inmiddels al ingezaaid en omgedoopt tot Oppositieveld B-II. Wij zijn een grootscheepse voorlichtingscampagne begonnen onder de bevolking en op internet. Wij zullen alles in het werk stellen om de mensen ervan te doordringen dat het tijd wordt om mee te doen, mee te doen in het verzet om hun beschaving veilig te stellen, want ons land verdient echt beter.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Het is wellicht wat oneerbiedig, maar als ik kijk naar het kabinet dat vandaag voor het eerst in ons midden is, moet ik denken aan de woorden waarmee Paul van Vliet zijn publiek placht te begroeten. "Bent u nu blij zoals u daar zit en bent u wel vrij zoals u daar zit van wat u achterliet? Want als u niet blij bent zoals u daar zit en als u niet vrij bent zoals u daar zit van wat u achterliet, dan zeg ik u dit: dan is het een hele zit." Met dank aan deze Unicef-promoter is dit ook ongeveer het laatste wat ik kwijt kan in de korte tijd die wij van de voorzitter hebben gekregen om een aantal dingen tot het nieuwe kabinet te zeggen.

Een kabinet van deze samenstelling was voor ons geen vanzelfsprekende zaak. Ik kan dit met de hand op mijn hart mijn voorganger Koos Rietkerk nazeggen. Hij zei dit in januari 1978 toen er zeer verrassend een kabinet-Van Agt/Wiegel aantrad.

De kabinetsformatie is nu afgerond. Er is een volwaardig kabinet, maar laten wij daarmee ook de turbulentie achter ons? De grootste fout die de huidige politieke klasse zou kunnen maken, is de crisis na de crisis niet onder ogen te zien. Willen de politiek en de overheid de komende jaren niet aan het kortste eind trekken, dan zullen zij de gevoelens van onzekerheid en onveiligheid van veel burgers serieus moeten nemen. Wie mocht denken dat de samenleving na een bijna omwenteling binnen de kortste keren weer terug naar normaal gaat met alle oude beelden en sjablonen van dien tot en met het ingezaaide Malieveld, komt bedrogen uit.

Die instelling heeft mijn fractie dan ook niet. De mensen zijn het wachten beu, het wachten op de politie, het wachten op de ambulance, het wachten in het verkeer, het wachten op een plaats in de crèche, het wachten op de invalleraren, en voor zijn narigheid wil de burger een doeltreffende, concrete maar ook dienstverlenende overheid. Als dat het decor is, en ik spreek hierbij vooral mijzelf toe, dan past ons enige bescheidenheid. Vandaar, mijnheer de voorzitter, mijn voorkeur voor het aloude "wacht op onze daden" van Thorbecke als devies voor dit kabinet. In dat devies zit dynamiek besloten en veranderingsgezindheid. Zoals liberalen in de negentiende eeuw hervormers waren, staan wij nu, samen met D66 en het CDA, voor de opdracht om de samenleving te veranderen. Eindelijk wordt een aantal zaken aangepakt.

Of de verstarde verhoudingen in de sociale zekerheid en in de zorg werkelijk worden doorbroken, of de dynamiek in de samenleving als geheel terugkomt, daarop zullen wij dit kabinet beoordelen. Wij allen moeten het afgenomen vertrouwen in de overheid en in de toekomst herstellen. Het collectief zelfvertrouwen in Nederland moet terugkomen. Het is in mijn ogen de kerntaak van dit kabinet om de vertrouwenscrisis te keren die zich de afgelopen twee jaar heeft gemanifesteerd, zowel in politiek als in economisch opzicht. Politiek door het tonen van leiderschap, economisch door het doorbreken van starre structuren en door het zoeken naar nieuwe oplossingen. Dat perspectief kan dit kabinet Nederland en de Nederlandse bevolking bieden. Nu staan in het hoofdlijnenakkoord en de zojuist afgelegde regeringsverklaring allerlei fikse voornemens op tal van terreinen. Mijn advies is om het nu allemaal maar eens gewoon uit te voeren. Soms is het politieke leven heel simpel: laten wij het gewoon een keer doen!

Voorzitter. Ik loop een paar prioriteiten na die voor mijn fractie van groot belang zijn, te beginnen met de zorg. De wachtlijsten in de gezondheidszorg worden terecht als een gigantisch probleem ervaren. Dat geldt voor ons allemaal en dat geldt zeker voor de VVD. Wij willen op dat gebied helderheid en daadkracht. Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van VWS van vorig jaar heeft mijn fractie een motie ingediend om de regering te bewegen, concrete doelstellingen te formuleren over het terugdringen van de wachtlijsten. De gehele Kamer heeft die motie overigens gesteund. Hoe zullen de wachtlijsten worden teruggedrongen? De vorige minister van VWS De Geus heeft per brief van maart dit jaar laten weten, de uitvoering van deze motie over te laten aan het nieuwe kabinet. Ik wil het kabinet nu vragen om de motie over de wachtlijstreductie alsnog uit te voeren.

De regering heeft grote ambities ten aanzien van veiligheid. Weet zij ook zeker dat er aan het einde van de rit meer blauw op straat zal zijn? Ik vraag dit gezien het forse verloop bij de politie in de komende jaren, de beperkte opleidingscapaciteit en het gegeven dat er ook bij de politie een aantal mensen thuiszit. Het is goed om in Irak de orde te herstellen en een bijdrage te leveren aan de stabiliteit aldaar, maar ook in de Schilderswijk wil men gewoon veilig over straat kunnen. Er heerst onvrede over de criminaliteitsbestrijding. Nederland moet veiliger. Als ik het goed heb, is daarvoor vanuit het vorige akkoord al 850 mln euro beschikbaar. Nu wordt daaraan ongeveer 300 mln euro toegevoegd. Er wordt dus veel geld in gestoken. Worden de toegezegde middelen ook beschikbaar gesteld? Ik krijg de indruk dat nog steeds sprake is van bezuinigingen bij de rechterlijke macht. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat door een zekere traagheid – nogmaals, er is geld genoeg – rechters niet in opleiding kunnen worden genomen? Dat afspraken worden gemaakt aan het begin van de prestatieketen met de politie, maar dat verderop in de keten de boel weer vastloopt? Daarom zou ik een helder antwoord van het kabinet op dit punt zeer waarderen.

De heer Bos (PvdA):

Krijgen wij dan een helder antwoord van de heer Van Aartsen? Hij zegt "het kan toch niet zo zijn dat", maar als het nu wel zo is, wat doet hij dan?

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat is nu weer een onverstandige vraag van u, want ik stel die vraag aan het kabinet. Ik heb die indruk en ik ben reuze benieuwd, maar uiteraard wacht ik op het antwoord dat de minister-president ons morgen zal geven. Ik schetste hoeveel extra middelen er volgens het Strategisch akkoord en dit akkoord in die sector kunnen worden gestopt. Mijn indruk is dat er geld in de pijplijn zit, want er was al 800 mln euro beschikbaar en dat moet er nu natuurlijk wel uitkomen. Die middelen moeten wij de komende jaren ook in concreto ter beschikking stellen. Wij kunnen hier wel eindeloos blijven praten over macrocijfers, maar het gaat er uiteindelijk om dat de maatregelen worden uitgevoerd en dat is de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie.

De heer Bos (PvdA):

Zeker, maar wij hebben natuurlijk ook een eigen verantwoordelijkheid, ook wat betreft de redelijkheid van de eisen die wij aan het kabinet stellen en de zaken die wij het kabinet wel of niet aanrekenen. Op 3 juni jl. hebben wij een brief gekregen van de minister van Binnenlandse Zaken waarin uw vraag over de politiesterkte gewoon wordt beantwoord. In die brief staat dat de politiesterkte de komende jaren niet op niveau kan worden gehandhaafd. Wat wilt u dan nog meer weten?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb u geschetst wat mijn gevoelen is en ik heb daarmee enige ervaring en u ook, want u hebt net als ik in een kabinet gezeten. Je kunt soms prachtige dingen afspreken met elkaar. Aan het begin van de rit spreken wij nu af dat wij gaan investeren in de politie en daar is de PvdA-fractie het ongetwijfeld mee eens, want dat blijkt uit alle stukken die zij indertijd op haar website heeft gezet. Welnu, dan moet dat ook echt kunnen gebeuren. Is er bijvoorbeeld voldoende opleidingscapaciteit? Ik wil graag nog een keer van het kabinet horen of die investeringen gedaan zullen worden, opdat wij dat te zijner tijd kunnen controleren. Dat is toch niet zo vreemd? De mensen in het Laakkwartier, de Schilderswijk en Kanaleneiland vragen daar ook om.

De heer Bos (PvdA):

Zeker, maar ik vind het een beetje goedkoop om te vragen naar de bekende weg, want u suggereert daarmee dat u er ook wat aan gaat doen. Ook de vraag over de rechters is al vele malen gesteld aan het kabinet en dit was het antwoord: bezuinigingen voor het openbaar ministerie betekenen dat niet alle ambities ten aanzien van de opsporing kunnen worden waargemaakt en dat er keuzes zullen worden gemaakt. Als u morgen weer een bevestiging krijgt van het kabinet dat er een probleem is met de politiesterkte en dat er bezuinigd wordt bij de rechterlijke macht, valt er dan met u te praten over het ongedaan maken van een aantal van die plannen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijnheer Bos, ik vraag die dingen toch niet voor niets? Ik vraag om een antwoord van het kabinet en dat zal ik ongetwijfeld morgen krijgen. Morgen ga ik ook weer zelf over mijn tweede termijn en dan mag u mij eindeloos interrumperen, want dat zou ik zalig vinden.

De voorzitter:

Nou, met mate dan.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik kom nu te spreken over de integratie, waarover een aantal goede passages in de regeringsverklaring staan. Hoe voorkomen wij dat Nederland een soort eilandenrijk van minderheden wordt, waarbij iedereen zich in een eigen gemeenschap gaat terugtrekken? Daarbij hoort ook het werkelijk bestrijden van allerlei uitwassen. Het gaat dan niet alleen om uitwassen aan de deur van de discotheek, maar ook om de gigantische uitwas waarvan wij op 4 mei jl. in Amsterdam getuige zijn geweest. Mijn fractie heeft met afgrijzen kennisgenomen van wat er tijdens dodenherdenking is gebeurd. Overigens heb ik grote waardering voor datgene wat een D66-raadslid in de betrokken deelgemeente daaraan heeft gedaan. Wij hebben, zoals de heer Verhagen zei, te maken met opererend islamitisch fundamentalisme in de wereld en in dit land. Dat vormt een bedreiging voor onze rechtsstaat en daaraan zullen wij, wat mij betreft nog in het komende jaar, aan de hand van een aantal concrete voorstellen werken. Mijn fractie heeft een gedachte als het voorstel van de heer Verhagen in het verleden ook gesteund.

Een ander thema waarvan wij blij zijn dat er iets gaat gebeuren en dat wij kunnen gaan moderniseren is al een paar keer aan de orde geweest, in het debat met de informateurs en in het debat zojuist, namelijk de WAO. Eén ding wil ik nog eens duidelijk zeggen. Het devies van mijn fractie is: beter in deeltijd werken dan voltijds stilzitten. Er zijn ongelofelijk veel verhalen van mensen die uit de WAO komen. Ik ken ze trouwens in mijn eigen omgeving. Vele, zo niet de meeste WAO'ers willen gewoon werken. Laten wij daar nu ook eens van uitgaan. De VVD wacht de voorstellen van het kabinet op dit punt af.

In eerdere debatten over de WAO is al aan de orde gekomen dat er extra 140 mln voor de herkeuringen is ingeboekt. Is dat nu het juiste bedrag of is het lager of hoger? Ik zou het op prijs stellen om dat morgen van het kabinet te horen. Stel dat het bedrag hoger zou zijn. Ik heb gedaan wat de heer Marijnissen ook heeft gedaan. Het is heel belangrijk om met uitvoerders en met de UWV te praten. Stel dat het bedrag hoger is. Dan zouden wij dat naar mijn mening moeten inzetten voor een efficiëntere reïntegratie en voor reïntegratietrajecten voor arbeidsongeschikten.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben opgelucht dat ik van de kant van de VVD nu eens niet het ouderwetse, onversneden rechtse verhaal hoor, maar enige nuance proef. De heer Van Aartsen wil de betrokkenen een eerlijke kans op reïntegratie geven. Hij kent WAO'ers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en graag aan het werk willen. Ik had net een debatje met de heer Verhagen over de vraag of je bedrijven niet moet verplichten die mensen aan te nemen. Wij hebben ze daar al eens om verzocht. Er ligt een wet, waarin percentages worden genoemd, maar er zijn geen sancties. Wordt het niet eens tijd om bedrijven gewoon te verplichten om die mensen een kans te geven?

De heer Van Aartsen (VVD):

U hebt al een discussie met de fractie van het CDA. Ik zou daar met uw fractie ook wel eens over willen praten. Van de gedachte van quoteringen weet ik dat zij bij invulling tot allerlei gesjoemel aanleiding geven. Een bedrijf zet gewoon een aantal mensen als voor x% arbeidsongeschikt op de lijst en meent dan aan de quotering te voldoen. Quoteringen hebben altijd grote nadelen. Voor alle duidelijkheid: wij steunen de voorstellen van het kabinet.

De heer Marijnissen (SP):

Ik maakte mij geen illusies.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik vind het toch netjes om het tegen u te zeggen. Wij willen de komende jaren veel zetten op de kaart van de reïntegratietrajecten. Wellicht zijn er mogelijkheden. Heel onlangs is in een proefschrift van een mevrouw met een fameuze naam, Den Uyl, het hele Nederlandse systeem vergeleken met andere landen. De heer De Geus knikt; hij kent het interessante document ook. Er blijkt uit dat wij in Nederland echt nog wel een aantal maatregelen kunnen nemen. Reïntegratie is echter van groot belang. Daarom vraag ik, als er meer geld uit de herkeuringen komt, dat in het reïntegratietraject te stoppen.

De heer Marijnissen (SP):

Er bestaan op dit punt heel veel misverstanden. De discussie van mijn fractie met het kabinet geldt niet de herkeuring als zodanig voor mensen in de WAO onder de 45. Het gaat om het nieuwe regime waaronder die mensen gekeurd worden en het risico dat zij lopen dat zij omdat zij geen baan kunnen vinden, in de WW en daarna in de bijstand komen. Het CDA en D66 hebben al het een en ander toegezegd. Hoe staat de VVD hier in? Als zij ook toestemt, kunnen er misschien snel zaken worden gedaan met het kabinet.

De heer Van Aartsen (VVD):

Aan het begin van mijn opmerkingen over de WAO heb ik gepoogd aan te geven dat wij de voorstellen van het kabinet op dit punt afwachten. Enkele weken geleden hebben wij gedebatteerd met de informateurs. De heer Verhagen heeft er vandaag weer aandacht aan besteed. Wij zijn dus benieuwd naar het type voorstellen van het kabinet.

De heer Marijnissen (SP):

Het is dus een publieke voorziening om dat gat te voorkomen. De simpele vraag is of u dit meteen gaat afschieten of gaat u hierin mee?

De heer Van Aartsen (VVD):

Vanmiddag is bijvoorbeeld ook over het referendum gedebatteerd. Mijn fractie staat niet zo in het leven dat zij zegt: wij willen hier niet over nadenken. Zo werkt het niet en zo moet een parlementaire democratie ook niet werken. Over een aantal zaken is een open debat in de Kamer nodig, te beginnen binnen de fracties. Ik nodig nu min of meer mijzelf uit, en de heer Marijnissen nodigde de heer Verhagen uit, maar ik wil wel eens met de SP-fractie over het thema van de WAO praten. Misschien komt de heer Verhagen er ook nog bij.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is goed om van de VVD te horen dat er zoveel waarde aan reïntegratie wordt gehecht. De vraag is echter waarom wij moeten wachten totdat er misschien meer dan de ingeboekte 140 mln binnenkomt en waarom de VVD akkoord is gegaan met een bezuiniging op de reïntegratiebudgetten van in ieder geval 250 mln.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit heeft te maken met de aard van het akkoord. Wij willen één ding niet. Wij willen niet dat mensen eindeloos in de WAO zitten, zonder dat ze de mogelijkheid hebben daar weer uit te komen. Dat heeft te maken met mijn thema van de dynamisering van de economie. Ik zeg dat het van belang is om, indien er meer middelen uit die maatregelen komen dan nu blijkt, die in te zetten voor de reïntegratie. Wij onderschrijven in het akkoord een aantal door ons noodzakelijk geachte maatregelen die ook wij zwaar vinden. Als er een mogelijkheid is om langs de route die ik aangeef op dit punt tot een reparatie te komen, dan behoort dat tot het open debat dat wij hier in de Kamer moeten voeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik u goed begrijp, zegt u dat de bezuinigingen op het reïntegratiebudget van in ieder geval 250 mln tegen de zin van de VVD-fractie waren.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat zeg ik niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat hoor ik wel. Dit past toch uitstekend in uw verhaal over de dynamisering van de economie? Het gaat hier niet om statische regelingen voor mensen. Het gaat juist om regelingen die de teruggang naar de arbeidsmarkt voor mensen vergemakkelijken.

De heer Van Aartsen (VVD):

Als er ook maar een kleine mogelijkheid zou zijn om daarvoor extra middelen ter beschikking te stellen, is mijn fractie daar voor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil de heer Van Aartsen over nog een punt een vraag stellen.

De voorzitter:

Nee, de heer Van Aartsen zet zijn betoog voort.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het gaat over een aantal thema's die mijn fractie belangrijk vindt en dit heeft ook te maken met de vermindering van de regeldruk. Ik heb op dat punt nog een gedachte voor het innovatieplatform van de minister-president. Naar het oordeel van onze fractie is het helemaal niet nodig dat burgers en bedrijven talloze malen dezelfde vragen moeten beantwoorden op steeds andere formulieren. Voor iedereen is dat een crime. Van de Belgen kunnen wij leren – wij kunnen trouwens van Belgen wel meer leren – dat je met een eenmalige opgave kunt volstaan als je slim gebruik maakt van de combinatie van wetgeving en ICT. België kent deze interessante methodiek. Laten wij dit in Nederland ook toepassen. Het gat tussen beleid en uitvoering is de afgelopen twintig jaar groter geworden. Daarom vergt het bestuur zoveel bijzondere eigenschappen. Als het kabinet tegelijkertijd ook inhoud wil geven aan het uitgangspunt dat men niet alles aan de overheid moet overlaten of alles van de overheid moet verwachten, veronderstelt dit inderdaad gestalte geven aan burgerschap. Ik hoorde die term ook in de regeringsverklaring. Dat is eigenlijk een typisch liberale term. Het was vooral een terminologie die Thorbecke in de negentiende eeuw vaak heeft gebruikt. Het is een burgerschap op de wijze – en dan zijn wij iets dichter bij huis – die is omschreven in het jaarverslag 2002 van de vice-president van de Raad van State. Daarin vindt u eigenlijk de kern van de gedachte die het kabinet zeer goed zou kunnen gebruiken.

Dit geeft mij overigens de mogelijkheid om een opmerking tot een minister te maken. Ik wil dat straks nog een keer doen, als de voorzitter het goed vindt. De uitspraak van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie dat zij het ambt aanvaardde uit liefde voor de publieke zaak, zou ik willen verwelkomen. Als je de overheidsorganisatie wilt veranderen – en dit kabinet heeft de komende jaren veel te doen op dit punt – moet je inderdaad niet vijandig tegenover de overheid staan.

Als er één land is dat een aantal van de grote problemen die wij op dit moment hebben, kan aanpakken, is het Nederland wel. Wij zijn nog steeds een speler van belang op het wereldhandelstoneel. Wij hebben de grootste haven van de wereld. Wij hebben een export waar je u tegen kunt zeggen. Nederlanders behoren nog steeds tot de best opgeleide mensen in de wereld. Daarom kan onze ambitie op dit punt ook niet hoog genoeg zijn. Daarom – weer zo'n overheidssector waar extra geld naartoe gaat – gaat er terecht extra geld naar Onderwijs.

Op het gebied van onze economie, loonkosten en arbeidsproductiviteit hebben wij een probleem. Al eerder heeft Nederland echter bewezen dergelijke problemen te kunnen oplossen samen met de sociale partners, die ook hun verantwoordelijkheid namen. Er is naar het oordeel van mijn fractie geen enkele reden om te veronderstellen dat dit nu ook niet weer zou kunnen. Laten wij, zo zou ik tot het kabinet en tot onszelf willen zeggen, de proef op de som nemen. Ook de Nederlandse vakbeweging weet dat een claim op de loonruimte nu een claim op minder werk is. De sociale partners willen verantwoordelijkheid dragen, maar dan moet het kabinet ook beginnen om ze die verantwoordelijkheid te geven. Tot de sociale partners wil ik zeggen: neem uw maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zorg voor loonmatiging in gezamenlijkheid en werk mee, opdat er meer mensen – in de terminologie van het kabinet – kunnen meedoen. Dat is namelijk in het belang van de vitaliteit van de samenleving.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Aan het belang van loonmatiging wil ik niets af doen. Voor meer werkgelegenheid zijn echter wel initiatieven van het kabinet nodig. Ik heb die noch in het hoofdlijnenakkoord noch in de regeringsverklaring gevonden. Heeft u die wel gevonden?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb daar een idee over. Als ik mijn betoog mag voortzetten, krijgt mevrouw Halsema een antwoord. Maar dan zal zij ongetwijfeld weer naar de interruptiemicrofoon komen.

Binnenkort zal het overleg in de Stichting van de Arbeid plaatsvinden. Ik meen dat het begin juli is gepland en, naar ik aanneem, voordat het kabinet begint aan de besprekingen over de rijksbegroting voor het volgende jaar. Zoals ons advies aan de vakbeweging is om niet te volgen het versleten patroon van de massademonstraties omdat op het Malieveld – ook als het opnieuw is ingezaaid, zeg ik tegen de heer Marijnissen – werklozen niet aan een baan komen, zo is ons advies aan het kabinet: probeer niet een soort van ouderwets sociaal akkoord af te sluiten. Gegeven de keuzen die het kabinet heeft gemaakt en die wij steunen, moet het mogelijk zijn om in de komende vier jaar op gezette tijden deelakkoorden te sluiten met sociale partners. En dan komt nu in antwoord op de interruptie van mevrouw Halsema het idee. Wij hebben ons enige tijd geleden in Europa verbonden aan de Lissabon-voorstellen en -doelstellingen. Die doelstellingen moeten leiden tot meer innovatie en meer dynamiek in de Nederlandse industrie en de Nederlandse samenleving. Het kabinet heeft en krijgt extra geld voor innovatie en onderwijs de komende jaren. Ligt hier niet een aanknopingspunt voor een gesprek met de sociale partners om af te spreken hoe wij nu echt die Lissabon-doelstellingen met elkaar – overheid, sociale partners, werkgevers en werknemers – zullen halen? Naar het oordeel van mijn fractie zou dat kunnen met een geconcentreerd plan dat flexibiliteit kent en dat ook over de kabinetsperiode heen deelakkoorden mogelijk maakt. Is dat misschien niet beter dan te streven naar een soort sleets sociaal akkoord?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik doe mijn uiterste best om hierin een antwoord op mijn vraag te horen. Een deelakkoord in plaats van een sleets sociaal akkoord is echter nog niet het begin van een werkgelegenheidsmaatregel. Mijn vraag blijft dan ook: heeft de VVD misschien ideeën voor het creëren van werkgelegenheid?

De heer Van Aartsen (VVD):

Het beste idee is het hoofdlijnenakkoord van dit kabinet. Al eerder hebben wij het daarover gehad: extra banen in de overheidssector worden volgens de bijlage van het CPB geschapen, als het tot verdere loonmatiging zou kunnen komen. Volgens de CPB-rapportage betekent dat een plus van 30.000 aan werkgelegenheid, terwijl er nu iedere dag werklozen bij komen. Dat is de inzet voor mijn fractie. Wat wij als een extra gedachte aangeven, is om nu eens wat te doen met de middelen voor extra investeringen in de overheidssector, in de sfeer van onderwijs en kennis: doe eens wat aan het beroepsonderwijs, samen met de sociale partners, in de komende jaren. Dat is de gedachte erachter, maar ik geef het als een gedachte aan het kabinet mee. Ik hoor morgen wel hoe men daarop reageert.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Van Aartsen maakt het nu wel bont. Hij zegt eerst geen sociaal akkoord te willen en vervolgens hamert hij op het belang van extra werkgelegenheid. Het CPB heeft echter gezegd dat die werkgelegenheid er alleen maar komt als er een sociaal akkoord is, waarin zowel marktpartijen als publieke partijen tot het besluit zijn gekomen gezamenlijk de lonen te matigen. De heer Van Aartsen wil evenwel geen sociaal akkoord, zodat hij de extra banen wel kan schudden. Welnu, dan kan hij ook niet meer naar het hoofdlijnenakkoord verwijzen als hij extra werkgelegenheid wil.

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijn indruk is een andere. Het is mijn indruk dat het wel degelijk mogelijk zou zijn. Ik heb daar uiteraard over gesproken, want je oriënteert je op dit punt. Naar het oordeel van mijn fractie – ik kan verder niemand binden – zou het mogelijk moeten zijn om in de komende kabinetsperiode, ook op basis van de voorstellen van dit kabinet en gebruik makend van de vele extra investeringen die het kabinet voorstelt, tot deelakkoorden met de sociale partners te komen. Mijn zorg is een beetje dat wij ons focussen op het ene akkoord dat ergens en op enig moment tot stand moet komen, terwijl de werkelijkheid en ook het type overleg tussen sociale partners en kabinet veel meer flexibiliteit en creativiteit vergen. Ik ben zo bang dat wij teruggaan naar de methodieken van de jaren tachtig. Overigens was het akkoord in 1982 prima.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar ben ik van op de hoogte, maar ook als u deelakkoorden wilt, zult u de sociale partners iets te bieden moeten hebben en dat is méér dan een vage verwijzing naar de afspraken van Lissabon. Dan moet u ook werkgelegenheidsmaatregelen kunnen bieden en bijvoorbeeld verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Laat ik u een suggestie doen, u die zo lovend is over het belang van deeltijdarbeid – ook wij zijn dat. Je zou je kunnen voorstellen dat je het wettelijk recht op deeltijdarbeid gaat uitbreiden, want 300.000 werknemers van de allerkleinste bedrijven in Nederland kennen geen wettelijk recht op deeltijd. Op het moment dat je dit uitbreidt, verbeter je de reïntegratie vanuit de WAO, creëer je extra werkgelegenheid, maak je de arbeidsmarkt flexibeler en, om in uw woorden te blijven, dynamiseer je de economie. Het lijkt mij dat wij daar de VVD toch voor moeten kunnen vinden.

De heer Van Aartsen (VVD):

U heeft uw plan, ik heb het mijne.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat is dat dan? Ik heb u er nu al drie keer naar gevraagd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb het u al drie keer uitgelegd: het gebruik maken van de gelden voor innovatie en extra investeringen in het onderwijs in de komende jaren om er gedynamiseerd iets met de sociale partners mee te doen. Dat is mijn voorstel en u doet het uwe maar. Wat het kabinet ons voorschotelt en levert, is verder de basis om de economie aan te zwengelen en werkgelegenheid te creëren. Dat is een feit.

De heer Dittrich (D66):

De VVD, D66 en het CDA hebben in het hoofdlijnenakkoord afgesproken een innovatieplatform in het leven te roepen onder verantwoordelijkheid en voorzitterschap van de minister-president. Die gaat met de ministers van Onderwijs en van Economische Zaken, het bedrijfsleven en kennisinstellingen aan tafel zitten. Daar wordt een dynamiek gecreëerd van nieuwe banen en het uitkiezen van speerpunten om onze economie, met name op kennisterrein, te verbeteren. In hoeverre is uw voorstel nu strijdig met hetgeen in het hoofdlijnenakkoord staat? U zegt nu: een deel van het geld dat het kabinet heeft bestemd voor kennisinnovatie gaan wij hieraan besteden. Dat hoort toch bij het platform thuis?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik vind dat een heel formele benadering van de heer Dittrich. Het is geen strijdigheid, maar een plus.

De heer Dittrich (D66):

Het is voor u een extra boven het innovatieplatform. Is het dan niet veel logischer om de minister-president met de ministers van Economische Zaken en van Onderwijs aan het werk te laten gaan met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen om dat van de grond te tillen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Voor het innovatieplatform had ik een andere, concrete suggestie. Het gaat aan de slag en zal ongetwijfeld met mooie resultaten komen. Wij zullen er in de Kamer ook op moeten letten. Zeer binnenkort zit het kabinet al in de Stichting van de Arbeid met de sociale partners om de tafel. Probeer dan dit idee daar aan de orde te stellen. Wat is daar nu op tegen?

De heer Dittrich (D66):

Uw plan is nog niet geheel uitgewerkt, dus ik hoor graag de reactie van de regering morgen. Wat erop tegen kan zijn, is dat de gelden die voor het innovatieplatform geschikt zijn om research and development te stimuleren – ik noem de Lissabon-agenda – worden weggehaald en ergens anders worden neergezet. Daar ben ik geen voorstander van.

De heer Van Aartsen (VVD):

Een platform is een platform. Ik wil toe naar een aantal concrete afspraken met sociale partners.

De heer Dittrich (D66):

Ik wil ernaar toe dat de economie beter wordt. Ik wil dat er ontzettend veel wordt geïnvesteerd in nieuwe technologieën, want dat is goed voor de werkgelegenheid.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat willen wij beiden.

De heer Bos (PvdA):

Vindt de heer Van Aartsen, met al zijn zorgen over de dynamisering van de economie, het innoverend vermogen en de werkgelegenheid, ook niet dat het ten minste de verantwoordelijkheid van het kabinet moet zijn om zich te onthouden van maatregelen die de werkloosheid vergroten?

De heer Van Aartsen (VVD):

Die stelling heeft u al eerder neergelegd en er is een interruptiedebat over geweest met de heer Verhagen. Uit de CPB-cijfers in de bijlage bij het hoofdlijnenakkoord blijkt dat de werkgelegenheid in de overheidssector ten gevolge van de maatregelen van het kabinet toeneemt. Dat is logisch, omdat er extra wordt geïnvesteerd in de overheidssector. U kunt er niet tegen zijn. Maar het blijkt ook dat verdere loonmatiging kan leiden tot 30.000 extra banen in 2007. Uw plan dat u met het CDA heeft besproken in die wat moeizame periode, waar u naar ik uit NRC Handelsblad heb begrepen inmiddels overheen bent, hebben wij nooit kunnen doorrekenen.

De heer Bos (PvdA):

Laten wij het nu over uw plan hebben aan de hand van een concrete maatregel, omdat het interessant is te weten wat u daarvan vindt. Een van de maatregelen die dit kabinet voorstelt, houdt in dat een groot deel van de onroerendezaakbelasting wordt afgeschaft. Het gaat om 1,2 mld euro. Alle economen zijn het erover eens dat die maatregel de huizenprijzen doet verhogen en de werkloosheid ook. Dat is precies niet datgene wat u verstandig vindt. Waarom besteden wij dat geld niet aan maatregelen, wat mij betreft in de belastingsfeer, waardoor wij de werkgelegenheid juist vergroten en de werkloosheid verlagen? Dat zou toch precies in uw straatje moeten passen?

De heer Van Aartsen (VVD):

De OZB-maatregel is een onderdeel van het pakket dat het kabinet heeft neergelegd in het hoofdlijnenakkoord, dat weer deel uitmaakt van de regeringsverklaring. Een en ander leidt – ik kan ook niet veel anders dan naar de CPB-cijfers kijken – tot de uitkomst, zoals ik die al meldde.

De heer Bos (PvdA):

Ik kan lezen, maar ik weet ook dat een specifieke maatregel in dat pakket precies alles doet wat wij niet willen. Daardoor gaan de huizenprijzen omhoog en de werkloosheid ook. Wij kunnen die 1,2 mld echter ook besteden aan kinderopvang, zodat er op dat punt minder drempels zijn voor mensen om te gaan werken, of aan de armoedeval, zodat mensen met een uitkering die willen gaan werken, daar netto meer van voelen in hun portemonnee. Dat is allemaal lastenverlichting – laten wij het in die sfeer houden – maar het is een vele malen verstandiger besteding van die 1,2 mld. Waarom bent u, als de werkloosheid u zo aan het hart gaat, niet bereid om dat te overwegen?

De heer Van Aartsen (VVD):

De werkloosheid gaat ons aan het hart en daarom onderschrijven wij de maatregelen zoals het kabinet zich die heeft voorgenomen. Zij leiden tot uitkomsten die naar ons oordeel positief zijn, zeker als er sprake kan zijn van verdere loonmatiging. Overigens is de OZB-maatregel, zoals die nu is genomen, ook in het belang van huurders en eigenaren. Lastenverlichting, mijnheer Bos!

De heer Bos (PvdA):

U weet zelf dat die lastenverlichting helemaal geen lastenverlichting is, omdat de lasten per saldo omhoog gaan. Elke euro die u kwijt bent door afschaffing van de OZB, moet u ergens terugverdienen door de belasting op arbeid te verhogen. Dat is waarom de werkloosheid per saldo door al deze briljante ideeën alleen maar omhoog zal gaan.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat is de stelling die u telkenmale betrekt, terwijl hetgeen het kabinet doet, naar het oordeel van mijn fractie juist leidt tot meer dynamiek en meer werkgelegenheid.

De heer Bos (PvdA):

U kunt toch ook met mij rekenen? De belastingen gaan toch niet omlaag met 1,2 mld euro? U verhoogt andere belastingen toch met precies hetzelfde bedrag?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik kan alleen maar rekenen met het CPB. Het pakket waar deze maatregelen deel van uitmaken, leiden tot het resultaat dat is beschreven in de bijlage bij het hoofdlijnenakkoord en in het CPB-rapport.

Ik zeg nog iets over de sociale partners. Naar ons oordeel kan het MKB het kabinet ook helpen, omdat in dat deel van ons bedrijfsleven heel innovatief wordt gewerkt. Ik heb wel eens het idee dat daar de echte entrepreneurs zitten. Daarom zeg ik de minister van Economische Zaken dat hij hen moet stimuleren, want hun dynamiek en hun energie passen wel bij die van hem. Wie een eigen bedrijf begint of voortzet, steekt zijn nek uit. Gaat het mis, dan krijgt de ondernemer de klappen. Gaat het goed, dan kan een ondernemer geld verdienen, hetgeen hem of haar van harte gegund zij. Iets anders ligt die kaart bij mijn fractie waar het gaat om degenen die in loondienst enorme inkomens claimen. Daar is geen sprake van een ondernemersrisico. Dat de markt bepaalde verantwoordelijkheden goed wil belonen, is prima. Dat voor degene die in die verantwoordelijkheid tekortschiet, ook vette vertrekpremies klaarliggen, is echter heel moeilijk te verteren in een tijd waarin ieder een stapje terug zal moeten doen.

Ik kom tot een afronding. Wij staan aan de startlijn van een nieuwe kabinetsperiode. Mijn conclusie vandaag mag zijn dat de regeringsverklaring en de samenstelling van dit kabinet zodanig zijn dat mijn fractie het kabinet met vertrouwen wil begroeten. Het hoofdlijnenakkoord – dit staat trouwens ook weer in de regeringsverklaring – staat ook borg voor een versterking van democratie en dualisme. Mijn fractie zou zich in de komende vier jaar eigenlijk vrijmoedig op het standpunt willen stellen van de grote liberale voorman Oud. Hij heeft de volgende woorden bij die verschillende gelegenheden gezegd, maar ik heb in dit verband en in het bijzonder voor de heer Bos gezocht naar een gelegenheid waarbij hij dit zei tegen een kabinet waar de VVD in zat, maar waar een socialist leiding aan gaf. In 1948 zei hij: de regering heeft te zijn onafhankelijk tegenover de volksvertegenwoordiging en de volksvertegenwoordiging heeft te zijn onafhankelijk tegenover de regering.

De heer Bos (PvdA):

Mooie woorden. Het kan mij ontgaan zijn, maar heeft u iets gezegd over de opstelling van uw fractie ten opzichte van de Europese Conventie en het wel of niet betrekken van de bevolking daarbij via het wel of niet uitschrijven van een referendum?

De heer Van Aartsen (VVD):

U hebt zich vandaag voorgenomen om die vraag maar eens aan iedereen te stellen! Gisteren is er daarover volgens mij een heel debat geweest. De heer Timmermans, die er nu niet is...

De voorzitter:

De heer Timmermans heeft zich afgemeld, omdat hij aanwezig moet zijn bij de Europese Conventie.

De heer Van Aartsen (VVD):

Natuurlijk, excuses. Onze stelling is de volgende: wij gooien de deur op dit punt niet dicht. Mijn eerste reactie op het voorstel van de kant van uw fractie en die van GroenLinks en D66 is geweest: wij kijken daar met een open oog naar. Dat gaan wij ook doen. Wij wachten nu op het advies van de Raad van State, waar naar ik aanneem dit op zich zeer ingewikkelde ontwerp nu ligt. Wij moeten de gelegenheid krijgen op ons moment daarbij de afweging te maken. Dat is precies datgene wat de heer Van Baalen namens de VVD-fractie gisteren heeft gezegd. We moeten er niet spastisch en krampachtig over doen dat hierover in onze fractie verschillend wordt gedacht. Maar geeft u ons nu de tijd om daarover met een weloverwogen oordeel te komen.

De voorzitter:

Het initiatiefwetsvoorstel ligt overigens bij de Raad van State en de Kiesraad, zeg ik voor de volledigheid.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer met genoegen dat die deur wat de VVD betreft op dit moment niet dicht staat, en dat de VVD bereid is de discussie op dit punt aan te gaan. Als u de SP uitnodigt om over de WAO te praten, kom dan ook bij ons langs om over dat referendum te praten! Als dit een manier is om tot een eensluidend positief oordeel te komen, pak ik die handschoen graag op.

De vergadering wordt van 17.07 uur tot 17.12 uur geschorst.

De heer Herben (LPF):

Mijnheer de voorzitter. Terwijl de zaal langzaam volstroomt en er, naar ik aanneem, enige belangstelling mag zijn voor de inbreng van de LPF zal ik verslag doen van wat ik zo-even ter linkerzijde hoorde. De heer Zalm zei namelijk: het kabinet is compleet. Dus ik zou eigenlijk kunnen beginnen, maar ik zou het heel fijn vinden als er nog wat meer bewindslieden in vak K aanschoven. Hoewel ik het duo Balkenende en Zalm een warm hart toedraag, heb ik de heren toch iets toe te voegen. Dus ik wacht nog even...

De voorzitter:

Neen, neen, u heeft het woord gekregen. De minister-president is aanwezig. Als u wacht, geef ik het woord aan de heer Dittrich en gaat uw beurt voorbij. U kunt niet gaan wachten totdat er zoveel mensen zijn als u wilt. Het woord is dus nu aan u.

De heer Herben (LPF):

Dank u, voorzitter. Hartelijke welkom in vak K.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het dan wel goed erop te wijzen dat het kabinet in ieder geval het fatsoen moet hebben om hier te gaan zitten om naar de heer Herben te luisteren.

De voorzitter:

Ik heb tot twee keer toe gezegd dat de vergadering wordt heropend. De premier, de vice-premier en een aantal andere bewindslieden zijn nu aanwezig en dus heeft de heer Herben het woord. U heeft overigens gelijk, zo zeg ik tegen mevrouw Halsema en de heer Herben.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter, u heeft volledig gelijk, maar het gaat in dezen ook om een stukje normvervaging. En daar wil ik toch de vinger op leggen, juist waar ik weet hoezeer u dat ter harte gaat.

De Lijst Pim Fortuyn heeft gemengde gevoelens over de afgelegde regeringsverklaring. Veel goede voornemens naast gemiste kansen en onevenwichtige ingrepen in de sociale zekerheid. De regeringsverklaring is nog vager dan het hoofdlijnenakkoord. Een betere benaming is dan ook intentieverklaring, want de concrete kabinetsvoorstellen zullen we pas op prinsjesdag kunnen beoordelen. Ik hoop dat ik dan wat meer enthousiasme kan opbrengen voor de kabinetsplannen dan nu het geval is.

De minister-president zegt dat Nederland al drie jaar slechter presteert dan het Europees gemiddelde op groei, werkgelegenheid en inflatie. En wat doet het kabinet eraan? Matiging, matiging en nog eens matiging. Geen impuls om het herstel van de economie te bevorderen, een halfslachtige aanpak van de infrastructuur, ja, zelfs maatregelen die economisch averechts werken, zoals het beperken van de hypotheekrenteaftrek.

Mijnheer de voorzitter. Het verkleinen van de kloof tussen burger en politiek begint met een betrouwbare overheid. Gedane beloften dienen te worden nagekomen. Knabbelen aan de hypotheekrenteaftrek en het niet teruggeven van het kwartje van Kok helpen niet het vertrouwen in de overheid te herstellen. Bij een kwakkelende economie moet de overheid alles achterwege laten wat het consumentenvertrouwen schaadt. Het kabinet rekent zich rijk met beperking van de hypotheekrenteaftrek, maar vergeet dat het nu voor starters onaantrekkelijk wordt om spaargeld in de eigen woning te stoppen of om af te lossen. Immers, de eerste hypotheek moet zo hoog mogelijk worden omdat toekomstige overwaarde toch niet langer vrij besteedbaar is. Het benutten van de overwaarde van woningen voor verhuiskosten, herinrichting van de woning en consumptieve bestedingen is juist goed voor de economie. Het midden- en kleinbedrijf mist straks handel en de belastingdienst mist daardoor extra inkomsten. Ik vraag het kabinet om bij de uitvoering van deze maatregel de nodige soepelheid te betrachten om aan praktische bezwaren tegemoet te komen en de huizenmarkt niet verder te verstoren. De huizenkoper moet de winst van zijn verkochte woning in zijn nieuwe huis stoppen. Dat klinkt logisch, maar je kunt de balans pas achteraf opmaken. De aankoop van de nieuwe woning moet al worden gefinancierd voordat de oude is verkocht en dus de overwaarde bekend is. Het lijkt ons redelijk een speling aan te houden van 10% van de nieuwe hypotheek. Gaarne horen wij de reactie hierop van het kabinet.

De thans voorgestelde maatregelen voor de infrastructuur, die gebaseerd zijn op het overhevelen van het kwartje van Kok, zijn onvoldoende om zelfs maar de achteruitgang van het spoor te stoppen. Er resteert nog een tekort van een half miljard om het basisnet te verbeteren. Dit geldbedrag kan eenvoudig worden gevonden door de miljardenverslindende magneetzweeftrein naar Noord-Nederland te vervangen door een snelle intercity-plus-trein. Laten wij, het drama van de Betuwelijn indachtig, niet opnieuw geld verspillen aan megaprojecten, terwijl de reiziger tevergeefs staat te wachten op een aansluiting. De vervanging door een intercity-plus-trein levert een besparing van 1,4 mld op, hetgeen voldoende is om al onze infrastructuurplannen te verwezenlijken. Wij vinden de afronding van het project "Chipkaart voor het openbaar vervoer", waaraan de vertrekkende LPF-minister De Boer nog hard heeft gewerkt, heel belangrijk. Dit vereist een betrekkelijk kleine investering die zichzelf niet alleen grotendeels terugbetaalt doordat zwartrijden erdoor wordt verhinderd, maar die ook maatschappelijk veel oplevert, omdat tourniquets voor de toegangscontrole de veiligheid in het openbaar vervoer sterk vergroten. Door herschikking van middelen is er dus voldoende geld beschikbaar om het openbaar vervoer en het wegennet te verbeteren, zonder dat daarvoor de belofte van teruggave van het kwartje van Kok hoeft te worden verbroken. Het kabinet had op zijn minst kunnen toezeggen dat de mogelijkheid werd opengelaten om het kwartje van Kok alsnog terug te geven, zodra de economie weer aantrekt, dus wellicht al in 2005. Tussen afstel en uitstel om economische redenen zit een groot verschil vanuit het oogpunt van een betrouwbare overheid.

De halve afschaffing van de OZB is een ongelukkige maatregel, omdat de gemeente nu de OZB behoudt als een instrument om belasting te heffen. Je schaft haar helemaal af, wat overigens niet onze voorkeur heeft, of je laat haar intact. De lokale belastingen zijn al excessief gestegen. Ons voorstel is om alleen verhoging van de gemeentelasten toe te staan tot maximaal het inflatieniveau. Om loonmatiging vragen is prima, maar vraag dan ook om belastingmatiging.

Voor de aanleg van de tweede Maasvlakte is een bijdrage van minder dan 500 mln nodig, uitgesmeerd over drie jaar. Deze investering betekent een essentiële impuls voor de nog goed draaiende Rotterdamse haven. Even belangrijk is dat de vrijkomende oude haventerreinen kunnen worden gebruikt voor de bouw van duizenden woningen en daarmee voor de terugkeer van de middenklasse en van bedrijven in het hart van de stad.

Tijdens de parlementaire enquête naar de bouwfraude kwam aan het licht dat er in drie jaar wellicht een miljard gulden te veel is uitgegeven. In hoeverre zijn door striktere controles en door een betere wijze van aanbesteding besparingen te verwachten in de komende kabinetsperiode?

Honderd miljoen euro voor kinderopvang is veel te weinig. Investeren in kinderopvang is dé manier om de arbeidsparticipatie door vrouwen te vergroten. Hoe oordelen het kabinet en de CDA-fractie thans over de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders met kleine kinderen? Kunnen wij op dit vlak enig dualisme verwachten, gezien de eerder door de CDA-fractie gewekte verwachtingen? De staatssecretaris voor emancipatie is verdwenen. Hoe denkt het kabinet thans de emancipatie van allochtone vrouwen te bevorderen en het huiselijk geweld aan te pakken?

Onveiligheid is het belangrijkste probleem in de samenleving. Het zorgen voor veiligheid is een overheidstaak bij uitstek. "Nederland moet veiliger", zo luidde nog terecht de openingszin van het Strategisch akkoord. Ik heb in deze regeringsverklaring maaréén keer het woord veiligheid horen vallen en vooral heel veel keren het woord meedoen. Als je de burger wilt laten meedoen, is een krachtige aanpak van de criminaliteit geboden. De straten en het openbaar vervoer moeten weer worden teruggegeven aan de burger. Het bedrijfsleven lijdt, ondanks 1 mld aan preventiekosten, toch nog 3 mld schade door criminaliteit. Oké, dit kabinet belooft de criminaliteit hard aan te pakken, dus wordt de staatssecretaris voor politie ingeruild voor een minister voor Bestuurlijke Vernieuwing. Eerlijk gezegd niet echt een daad die vertrouwen wekt. En ondertussen is in Nederland een mensenleven 8,5 jaar waard. Dat is namelijk de gemiddelde tijd die een moordenaar hier in een luxecel doorbrengt. De geringe afschrikwekkende werking die hiervan uitgaat, is er mede de oorzaak van dat verknipte persoonlijkheden die een daad willen stellen, die aandacht zoeken, mensen als Pim Fortuyn en mevrouw Pieper willen vermoorden.

De LPF heeft vorig jaar een wetsvoorstel ingediend inzake minimumstraffen op ernstig geweld. Tijdens de verkiezingscampagne was ik aangenaam verrast toen het CDA en de VVD daar ook oren naar hadden. Het voorstel ontbreekt helaas in deze regeringsverklaring. Kunnen wij hierover duidelijkheid krijgen? Wij willen ook duidelijkheid over twee op één cel, of meer, zoals minister Remkes in de campagne nog vond.

De heer Dittrich (D66):

Iemand kan een ander ook doden uit zelfverdediging. Ik geef het voorbeeld van een vrouw die haar man, na jarenlange mishandeling, doodschiet. Op basis van uw voorstel kan de rechter niet afwijken van de minimumstraf. Die vrouw gaat dan jaren de cel in. Vindt u het niet belangrijker dat een rechter met alle omstandigheden van het geval rekening kan houden en dus ook kan nagaan of er verzachtende omstandigheden zijn?

De heer Herben (LPF):

Het een sluit het ander niet uit. Er zijn ook gradaties in de straffen ten aanzien van doodslag, voorbedachte rade en dergelijke. Omstandigheden kunnen meewegen. Met het wetsvoorstel wordt beoogd om ernstige geweldsmisdrijven streng te bestraffen.

De heer Dittrich (D66):

Wat is dan de minimumstraf? Ik begrijp nu uit uw woorden dat daar weer van kan worden afgeweken, naar gelang de omstandigheden van het geval.

De heer Herben (LPF):

Het is een totaalpakket. Het gaat om wat er bij de tenuitvoerlegging van de straf gebeurt. Als een straf van tien jaar ook wordt uitgezeten, ben je al een eind verder. Ik wil daar duidelijkheid over. Minister Donner heeft bijvoorbeeld gezegd dat criminelen vervroegd heengestuurd zouden kunnen worden, als zij de helft van hun straf hebben uitgezeten.

De heer Dittrich (D66):

Dat is een geheel andere discussie.

De heer Herben (LPF):

Dat is geen andere discussie. Het gaat om strenger straffen.

De heer Dittrich (D66):

U zegt dat de LPF wil dat er minimumstraffen worden ingevoerd. U ontneemt daarmee de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met specifieke omstandigheden van het geval. D66 vindt dat een slechte ontwikkeling. Ik ben blij dat in het hoofdlijnenakkoord niets meer is opgenomen over minimumstraffen.

De heer Herben (LPF):

Als iemand volstrekt toerekeningsvatbaar is, ben ik blij dat de rechter de opdracht krijgt zich te houden aan de minimumstraf.

Voorzitter. De succesvolle Glenn Mill-school wordt wel in het regeerakkoord genoemd, maar er is geen geld uitgetrokken voor extra plaatsen in dit boefjeskamp. Er komt wel extra geld voor jeugdzorg en preventie, maar het is niet duidelijk of de Glenn Mill-school hiervan profiteert. Ik hoor graag het antwoord van de minister-president hierop. Wij overwegen om in tweede termijn hierover een motie in te dienen.

Tussen droom en daad staan doorgaans wetten en praktische bezwaren, maar bij de aanpak van onveiligheid ontbreekt vooral de daadkracht. De samenleving heeft er recht op te weten waar dit kabinet staat. Met andere woorden: steunt dit kabinet de lijn-Leers, de Maastrichtse burgemeester die van aanpakken weet, of de lijn-Cohen, de hardleerse burgemeester die vooral een zachte heelmeester wil zijn. Ettertjes die spotten met de dodenherdenking horen op een Glenn Mill-school of in een jeugdgevangenis. Als de Amsterdamse burgemeester zo graag wil praten, doet hij dat maar met de ouders, met of zonder tolk.

Het is een goede zaak dat dit kabinet een minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie handhaaft. De bewindsvrouw heeft te kennen gegeven het beleid van haar voorganger te zullen voortzetten, en dat is prima. Betekent dit nu dat wij de uitvoering van de motie-Varela inzake schrijnende gevallen tegemoet kunnen zien? Blijft dit kabinet van plan een actief uitzettingsbeleid te ontwikkelen en de aantallen illegalen en uitgeprocedeerden uit te zetten die minister Nawijn had geraamd, zijnde 18.000 dit jaar en 24.000 volgend jaar? Voorts denken wij dat de al in gang gezette maatregelen om gezinsvorming tegen te gaan, moeten worden voltooid. Is het kabinet voornemens, de wetswijziging om de leeftijdsgrens voor huwelijkskandidaten op te trekken naar 21 jaar nog dit jaar naar de Kamer te sturen?

Aangaande de zorg zijn wij tegen het verhogen van het geplande eigen risico van 100 naar 200 euro nog voordat het nieuwe stelsel is ingevoerd. Bovendien wordt het ziekenfondspakket verkleind en komen veel voorgeschreven medicijnen niet voor vergoeding in aanmerking. Zo wordt de patiënt dubbel gepakt. Pas als er in 2006 vrije pakketkeuze is in een nieuw zorgstelsel, mag je een flinke eigen bijdrage van de burger vragen. Een eigen risico geldt juist bij vaak voorgeschreven medicijnen en die moeten dan niet ook nog eens uit het pakket worden gehaald, zeker niet bij chronisch zieken en AOW'ers. Ik verzoek het kabinet alles in het werk te stellen om te voorkomen dat de patiënt dubbel de rekening betaalt.

Iets dergelijks geldt voor de aanpak van de WAO. Op zichzelf is er niets mis met het herkeuren van WAO'ers, maar dat moet dan wel gekoppeld worden aan een gedegen plan voor reïntegratie op de arbeidsmarkt. Het gaat er onder andere om dat vele van de 45.000 leerkrachten die nu thuis zitten, weer aan een baan in het onderwijs worden geholpen. De LPF steunt geen bezuinigingsplannen die erop zijn gericht om mensen vanuit de WAO rechtstreeks naar de bijstand te sluizen. Wij zijn voor een strenge aanpak van de WAO, maar dan moet er wel beter beleid komen om betrokkenen aan het werk te helpen. De woordvoerders van CDA en VVD hebben zojuist verwachtingen gewekt. Ik wacht met spanning af welke regelingen wij tegemoet kunnen zien.

Pijnlijke maatregelen zijn nodig, maar je moet de problemen van de overheid niet alleen financieel, maar ook organisatorisch fors aanpakken. De door de LPF bepleite vermindering van het aantal departementen en bestuurslagen die nodig is om de bureaucratie echt te kunnen aanpakken, is uitgebleven. Wij krijgen er zelfs twee ministers bij. Het is echter een goede zaak dat conform de motie-Van As taken, werkwijze en omvang van de rijksdienst, zelfstandige bestuursorganen en adviesraden tegen het licht worden gehouden.

Dat er het afgelopen jaar wel degelijk iets in beweging is gezet, blijkt uit het volgende citaat: "Een voorbeeld hoe het beter kan, is de organisatie van de publieke sector. Deze wordt nog altijd centralistisch en hiërarchisch bestuurd. Politici en beleidsambtenaren nemen besluiten voor de werkvloer van leraar, verpleging en agent. Verstandiger lijkt het de uitvoerende publieke werkers het voortouw te laten nemen in het formuleren van oplossingen voor problemen. De macht moet verschuiven van Den Haag naar het land". Wie had ooit kunnen denken dat de echo van Pim Fortuyn zo doorklinkt in het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant van afgelopen zaterdag? Dat wij de problemen nu bij de naam noemen, is pure winst.

In het regeerakkoord lezen wij dat effectiviteit, slagkracht en luisterend vermogen van de overheid moeten worden vergroot. Wat moet ik mij voorstellen bij "luisterend vermogen"? Wij hebben net de zenderfrequenties verdeeld. Of bedoelt het kabinet het "afluisterend vermogen"? Hebben wij nu ook een tekort aan luisterschroeven? Nee, het gaat om het verbeteren van het openbaar bestuur. Een mooie klus voor minister De Graaf, aan wie wij het onderwerp van de gekozen burgemeester toevertrouwen. Die wens delen wij met D66, evenals het nastreven van de menselijke maat. Stop de schaalvergroting en zorg dat een provinciestadje weer een ziekenhuis, een politiebureau en scholen voor voortgezet onderwijs heeft.

Het benoemen van een minister voor Bestuurlijke Vernieuwing wekt hoge verwachtingen die verder gaan dan de gekozen burgemeester en nadenken over een nieuw kiesstelsel. Denk ook aan een gekozen commissaris van de Koningin, een verbod op politieke benoemingen en het houden van referenda, niet correctief en achteraf, maar vooraf.

Extra aandacht voor onderwijs is terecht. Ook in het Strategisch akkoord was al een groei van 9% voor onderwijs voorzien, naast een groei van 15% voor zorg en 9% voor veiligheid. Beter onderwijs is echter niet zozeer een geldkwestie als wel een kwestie van het terugdringen van het ziekteverzuim en de regelzucht. Ik hoop dat die voornemens uit het Strategisch akkoord recht overeind blijven.

Dit kabinet maakt zich onder aanvoering van D66 sterk voor de kenniseconomie. Het kan daarin op onze steun rekenen. De start is traag en volgens het beproefde recept: er komt een innovatieplatform dat plannen gaat uitwerken voor de strategie. Organisaties als Axis hebben al in maart een duidelijke uitdaging voor de nieuwe regering neergelegd, namelijk om voor prinsjesdag met een actieplan bèta en techniek te komen. In de voorstellen van Axis, maar ook die van het nationale regieorgaan Genomics zitten voldoende concrete aanknopingspunten. Ik verwacht dat wij uiteindelijk op prinsjesdag een concreet actieplan tegemoet mogen zien.

Ter afsluiting een vraag over de Europese Conventie. Geen misverstand: de Lijst Pim Fortuyn is een voorstander van een verenigd Europa, in de zin van een gemeenschap van vrije volkeren die hun gemeenschappelijke joods-christelijk-humanistische erfenis koesteren en waar ruimte is voor andersdenkenden. Wat is ten diepste uw inzet in de komende weken, vraag ik aan de minister-president. Ik vraag niet naar zijn mening over belangrijke zaken als het aantal commissarissen met stemrecht of de rol van een Europese president die naar onze mening overigens volstrekt overbodig is. Nee, wat ik graag zou willen weten, is wat de minister-president en zijn kabinet voor ogen staat als lonkend toekomstperspectief. Is dat een machtig Europa waarin de lidstaten uiteindelijk opgaan of is dat een Unie van soevereine staten die uitgaande van het subsidiariteitsbeginsel politiek en economisch samenwerken? Dit is wat veel Europese burgers bezighoudt, niet alleen in Groot-Brittannië, maar ook hier. Want wat is de bedoeling, wat is de meerwaarde van een Europese grondwet?

Zelfrespect en identiteit zijn belangrijk voor een evenwichtige ontwikkeling. Dit geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor staten. Mijn fractie is van mening dat de burgers in een referendum dienen te worden geraadpleegd voordat er ingrijpende veranderingen plaatsvinden. Helaas leiden veel Europese politici aan het "Albert-Heijnsydroom": hoe groter, hoe beter, zonder de boeken te controleren en zonder op de kleintjes van de Benelux te letten. Je niet laten meesleuren door de maalstroom van de ontwikkelingen vereist leiderschap en visie.

De minister-president vraagt: "Hoe gaan wij met elkaar om". Niet op de manier van het CDA dat zich voor de onderhandelingen met de Partij van de Arbeid al in een achterkamertje indekte met een derde partij. De LPF heeft zich hiervoor niet geleend. Zeg het dan eerlijk. Dit is een kwestie van waarden en normen.

Waar staat de LPF? Het kabinet heeft er recht op dit te weten. Als het ernst maakt met de aanpak van de onveiligheid, de bureaucratie en de regelzucht, als het zich sterk maakt voor het behoud van de kernwaarden van ons mooie Nederland ook in een uitdijend en te dominant Europa en als het zich inzet voor verbetering van de zorg, onderwijs en infrastructuur, dan vindt het de LPF aan zijn zijde als katalysator voor vernieuwing en verandering. Maar: eerst zien en dan geloven. Ook ik heb wijze lessen van mijn moeder gekregen. Een daarvan was: de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens. Het komt niet op woorden aan, maar op daden.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. D66 heeft vorig jaar een oppositie verklaring uitgebracht tegen het kabinet-Balkende I. Wij gaven daarin aan dat wij constructief en ook kritisch oppositie zouden voeren. Constructief, omdat sommige plannen van Balkenende-I onze steun verdienden zoals een nieuwe zorgverzekering en een ander WAO-beleid. Kritisch, omdat Balkenende-I onder andere doorsloeg in een armoedig milieu- en natuurbeleid, te weinig investeerde in onderwijs en kennisinnovatie, te weinig deed aan het versterken van de democratie in Nederland en bovendien het belang van Europa miskende. Wij vonden het een naar binnen gekeerd kabinet.

In januari zijn er verkiezingen gehouden en vierenhalve maand later hebben wij dan een nieuw kabinet en D66 neemt hieraan deel. Wij doen dit met zelfvertrouwen en met geloof in wat dit kabinet tot stand kan brengen. Als wij kijken naar de regeringsverklaring, dan herken ik daarin voor D66 belangrijke thema's zoals die ook in onze oppositieverklaring van een jaar geleden stonden.

Toen ik vanmiddag de minister-president beluisterde, viel mij op dat hij erg kort sprak over de formatie, terwijl dit toch een staatsrechtelijk duistere periode is. De verkiezingsuitslag en de adviezen aan de Koningin wezen op de vorming van een kabinet van CDA en Partij van de Arbeid. Dit mislukte. Tegen de zin in van D66 wezen CDA en Partij van de Arbeid elke lijmpoging af. Zij wilden niet meer met elkaar regeren; het onderlinge vertrouwen was er niet. Wouter Bos zegt daarover in de media: "Wij hebben de formatie verloren, maar de breuk gewonnen." Gefeliciteerd!

In de toen nieuw ontstane situatie rolde er vervolgens een combinatie uit de bus die tevoren nauwelijks denkbaar leek. De kiezers hebben in Nederland na het sluiten van de stembus geen enkele invloed op het resultaat. Met een rechtstreeks gekozen minister-president zou dat anders zijn. Het verandert ook de positie van de fractievoorzitters. Nu smeden zij een kabinet aaneen. Zij hebben zo een dubbelfunctie, omdat zij tevens controleur van de macht zijn en als zodanig zijn gekozen. D66 vindt dan ook dat het veruit de voorkeur verdient dat de minister-president zijn eigen campagne voert, een eigen mandaat van de kiezers krijgt, zijn eigen regeringsprogramma opstelt en zijn eigen ministersploeg bij elkaar zoekt. Wij zijn dan ook zeer benieuwd naar de resultaten van het onderzoek dat is afgesproken naar de positie van de minister-president. Graag wil ik hem, de andere ministers en de staatssecretarissen succes wensen.

Opvallend is het record aan vrouwelijke bewindspersonen: vijf ministers en vijf staatssecretarissen. Wat de participatie van vrouwen in dit kabinet betreft, zit het dus wel goed.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoorde de heer Dittrich nog maar een paar weken geleden op de televisie zeggen dat meer dan de helft van de D66-bewindspersonen uit vrouwen zou bestaan. Nu heb ik een beetje zitten rekenen. Ik erken direct dat ik Zalm niet ben, maar ik zou toch zeggen dat de helft van drie anderhalf is en dat meer dan de helft twee is. Wat is er gebeurd?

De heer Dittrich (D66):

Ik heb op ons congres, waar wij zoals bekend het resultaat van de onderhandelingen aan de leden hebben voorgelegd, de vraag beantwoord of er namens D66 vrouwen in het kabinet zouden komen. Ik heb toen gezegd dat wij maar drie plekken hebben en dat je moeilijk iemand doormidden kunt delen, maar dat ik mijn uiterste best zou doen. Wij hebben ook een vrouw en daar zit zij, Medy van der Laan, staatssecretaris voor media en cultuur. De fractie van D66 bestaat overigens voor 50% uit vrouwen en voor 50% uit mannen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Dittrich heeft dus eigenlijk geen antwoord op mijn vraag over zijn niet nagekomen toezeggingen op de televisie.

De heer Dittrich (D66):

Ik weet niet wat er op de televisie is uitgezonden, maar wat ik heb gezegd op het congres, is wat ik net heb gezegd. Ik heb in ieder geval niet de hakbijl gehanteerd en iemand doormidden gekliefd. Dat verwacht mevrouw Halsema ook niet van mij, denk ik.

De voorzitter:

Ik zie de jarige heer De Graaf opgelucht kijken!

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Wat de participatie van vrouwen in het kabinet betreft, zit het wel goed. In de Nederlandse samenleving hebben vrouwen op diverse terreinen evenwel een structurele achterstand. De D66-fractie verwacht van het kabinet een goed emancipatiebeleid, ook al werd het desbetreffende staatssecretariaat opgedoekt. Hoe wil het kabinet stimuleren dat vrouwen in de Nederlandse samenleving structureel beter kunnen meedoen? Ik hoop dat het kabinet zijn ambities zal waarmaken.

Ik vond de regeringsverklaring een duidelijk verhaal. De verklaring is niet alleen een beschrijving van de grote problemen waarmee Nederland te maken heeft; het kabinet maakt ook keuzes, hakt knopen door en geeft de richting aan. Dat is hard nodig. Per maand verliezen gemiddeld 11.000 mensen hun baan. Bij grote ondernemingen en in het midden- en kleinbedrijf gaat het slecht, veel mensen die aanspraak maken op een WAO-uitkering zouden weer aan de slag kunnen en willen, het regent faillissementen van bedrijven en privé-personen, onze concurrentiepositie holt achteruit in vergelijking met die van de andere Europese landen, de export is ingezakt, de kosten van de gezondheidszorg stijgen explosief en pensioenfondsen hebben het zwaar. Kortom, bij allerlei zaken wordt tol betaald omdat er twee jaar lang niet echt is geregeerd en er geen knopen zijn doorgehakt. De maatregelen die nu moeten worden genomen, zullen stevig zijn. Dat zal veel maatschappelijk verzet opleveren.

Een kabinet dat orde op zaken probeert te stellen, kan het natuurlijk nooit iedereen naar de zin maken. Toch is het van belang dat er wordt ingegrepen. Dat is absoluut noodzakelijk voor de structurele positie van de economie op langere termijn. Een sterke economie is in het belang van iedereen. Het zou te gemakkelijk zijn om beslissingen vooruit te schuiven en het financieringstekort te hoog te laten oplopen. Wij moeten de generatie na ons niet met financiële problemen opzadelen.

D66 heeft de verantwoordelijkheid genomen om samen met CDA en VVD een kabinet te vormen en wij hebben ons ook verbonden aan de pijnlijke maatregelen die dit kabinet neemt om Nederland er weer bovenop te helpen. Wij willen niet voor die moeilijke boodschap weglopen. D66 is ervan overtuigd dat de samenleving er na het afgelopen jaar behoefte aan heeft dat dit kabinet heldere keuzes maakt en die ook eerlijk verantwoordt. Dat is ook nodig om het vertrouwen van de Nederlandse burger terug te winnen. Wij zullen dit kabinet op zijn daden beoordelen en voor een dualistische benadering kiezen. In de regeringsverklaring heeft de minister-president aangegeven langs welke lijnen het kabinet de problemen in de samenleving wil oplossen en daarvan wil ik er een aantal uitlichten.

Burgers krijgen meer zeggenschap. Een belangrijk verschil met het kabinet-Balkenende I is de manier waarop mensen betrokken worden bij de beslissingen die over hen worden genomen. Ik doel dan niet zozeer op de rechtsreeks gekozen burgemeester of de verandering van het kiesstelsel, want het gaat natuurlijk veel verder. Ouders en leraren krijgen meer zeggenschap over het onderwijs en bewoners krijgen meer invloed op de veiligheid in de eigen wijk. De D66-fractie wil dat gepensioneerden meer invloed krijgen op de gang van zaken bij de pensioenfondsen en daartoe heeft zij ook een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat nu bij de Raad van State ligt. Het zou mooi zijn als het initiatief van de fracties van de PvdA, GroenLinks en D66 voor een referendum over de Europese grondwet wordt overgenomen.

Op alle overheidsniveaus wordt bureaucratie aangepakt en onnodige regels worden afgeschaft. De regeringsverklaring is daar heel duidelijk over: minder regels. Dat is natuurlijk ook een oproep aan het parlement zelf, want ook wij, de D66-fractie incluis, dringen veel te vaak aan op extra regels, details en regelingen en misschien zouden wij daarvan af moeten.

In schril contrast met de veranderingen in de WAO en de aangekondigde beleidsvoornemens met betrekking tot de gezondheidszorg, staan de hoge inkomens aan de top, niet alleen van het bedrijfsleven, maar ook van de semi-overheid. Zal het kabinet daadwerkelijk een einde weten te maken aan de cultuur van exorbitant veel geld verdienen? In het hoofdlijnenakkoord is daarover het een en ander afgesproken en de minister-president heeft aangekondigd concrete voorstellen te presenteren op prinsjesdag. Wij zullen die voorstellen goed bekijken en gaan ervan uit dat die zichtbare resultaten zullen opleveren. Daarvoor is de commissie-Tabaksblat nu aan het werk. In de jaren van schraalheid die in het verschiet liggen, zal het een hele toer worden om de pijn eerlijk te verdelen. Met name mensen in kwetsbare situaties, zoals ouderen en mensen die chronisch ziek zijn, zullen zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Het kabinet moet dan ook met voorstellen komen om chronisch zieken, en dan met name mensen die bijvoorbeeld rondkomen van een uitkering, tegemoet te komen. Het mag niet zo zijn dat iemand met een klein pensioentje extra nadeel ondervindt door een cumulatie van maatregelen, zoals huursubsidie, de eigen bijdrage voor ziektekosten en de verkleining van het ziekenfondspakket. Voor de D66-fractie is het van belang dat het kabinet voorkomt dat de noodzakelijke maatregelen onevenredig hard uitpakken. Op dit punt wil ik dan ook graag een reactie van de minister-president.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Heeft de heer Dittrich vanmorgen het artikel in de Volkskrant gelezen van de heer Troost van de Chronisch zieken en gehandicapten raad Nederland? De kop van het artikel was nogal stevig. Deelt de heer Dittrich de kritiek dat de stapeling van maatregelen onevenredig hard aankomt bij gehandicapten en chronisch zieken?

De heer Dittrich (D66):

Ja, ik heb dat artikel gelezen. Ik stel deze vraag omdat mijn fractie niet wil dat een bepaalde groep op verschillende manieren nadeel ondervindt door een cumulatie van allerlei regelingen. Wij hebben in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dat chronisch zieken en gehandicapten ontzien zouden worden, maar de minister-president vraag ik naar de uitwerking. Ik hoop dat hij morgen met een goed antwoord komt en dan zullen wij daarover verder praten. Het artikel heb ik in ieder geval gelezen en goed tot mij genomen.

In vergelijking met het vorige kabinet wordt er voor onderwijs en versterking van de kenniseconomie netto 700 mln euro extra uitgetrokken voor de komende vier jaar. Investeringen op dit beleidsterrein leiden tot het sterker maken van de Nederlandse samenleving op middellange en lange termijn. Ook voor de economie is dat goed. Beroepsonderwijs moet beter worden georganiseerd en goed aansluiten op wat het bedrijfsleven nodig heeft. Er moet met alle macht gewerkt worden aan het terugdringen van het lerarentekort, het volgen van bètavakken moet gestimuleerd worden, er moeten betere ICT-voorzieningen in het onderwijs komen en de kwaliteit van het hoger onderwijs moet verbeteren. Investeren in onderwijs en kennis is van groot belang voor de toekomst.

Het voorstel van D66 om een innovatieplatform of een innovatieraad op te richten heeft in het hoofdlijnenakkoord weerklank gevonden. De minister-president wordt daar voorzitter van. Samen met kennisinstellingen en het bedrijfsleven zal het kabinet doelgerichte speerpunttechnologieën gaan benoemen en stimuleren. Wat ons betreft zou het een soort akkoord van Wassenaar moeten kunnen worden. Een gemeenschappelijke krachtsinspanning helpt Nederland vooruit en zou banen kunnen scheppen. Het innovatieplatform dient natuurlijk ook over de nodige middelen te beschikken. Kan de minister-president aangeven welk deel van de extra gelden voor onderwijs en kenniseconomie hiervoor besteed zal worden?

De heer Bos (PvdA):

De heer Dittrich had het over netto extra beschikbare gelden voor onderwijs. Welk bedrag noemde hij nu precies?

De heer Dittrich (D66):

U zult hebben gezien dat in de stukken 800 mln euro staat. Ik houd altijd 700 mln aan, want er zijn ook bezuinigingen doorgevoerd. 700 mln is ook de berekening van het Centraal planbureau.

De heer Bos (PvdA):

En wat is dan het netto extra bedrag voor het onderwijs?

De heer Dittrich (D66):

Dat is netto.

De heer Bos (PvdA):

Dan is er een bezuiniging van 143 mln die nog uitgevoerd moet worden. Dat klopt toch?

De heer Dittrich (D66):

Er zijn door Balkenende-I bezuinigingen ingevoerd. Die hebben wij voor een deel weer ongedaan weten te maken. Vlak voordat dit kabinet aantrad, is het vorige kabinet nog bezig geweest met een en ander. Het bedrag moet ongeveer 700 mln zijn.

De heer Bos (PvdA):

Minus dus een bezuiniging van 140 mln die blijft staan. Dan zitten wij op 560 mln.

De heer Dittrich (D66):

U zegt dat die blijft staan, maar dat is niet voor het hele bedrag zo.

De heer Bos (PvdA):

Ik ga gewoon even door. De bezuiniging op het onderwijsachterstandenbeleid is 100 mln. Die neemt u ook voor uw rekening, dus die trekken wij ook af.

De heer Dittrich (D66):

Dat is een bundeling van bijvoorbeeld de gewichtenregeling en het terugdringen van de bureaucratie. Die wordt doorgesluisd naar de gemeenten.

De heer Bos (PvdA):

Die bundeling levert per saldo 100 mln minder op voor het onderwijs.

De heer Dittrich (D66):

Deze lijn van vragen stellen verrast mij een beetje. Ik herinner mij, onder andere van uw website, wat de Partij van de Arbeid voor het onderwijs in petto had. Dat was beduidend minder. Weet u nog wat u voor had met het onderwijs?

De heer Bos (D66):

Ik was bezig om aan u vragen te stellen. Het gaat mij erom dat nu even de eerlijkheid wordt betracht om te zeggen wat er netto meer beschikbaar is voor het onderwijs. Dat wie er ook in het kabinet gezeten zou hebben moeilijke maatregelen zou moeten hebben nemen, daar zijn wij het niet over oneens. Wij moeten echter wel eerlijk zijn. Als u over 700 mln spreekt, hebt u het niet over de 140 mln die er nog staat, over de 100 mln minder voor het onderwijsachterstandenbeleid, over de 90 mln die de prijsbijstelling gaat kosten en ook niet over de miljoenen die gepaard gaan met de ruimte voor de incidentele salarisbijstelling. Als wij dat bij elkaar optellen, is het netto bedrag voor onderwijs helaas wat minder.

De heer Dittrich (D66):

Maar uw berekening klopt niet. Ik houd u voor wat u hebt willen afspreken met het CDA. Wat u voor het hoger onderwijs in petto had, dat is wel even andere koek. Dat was heel wat minder.

De heer Bos (PvdA):

Dat debat ga ik graag op elk ander moment met u aan. Het gaat er nu niet om wat de Partij van de Arbeid zou hebben afgesproken. Het gaat erom dat even eerlijk wordt gezegd wat er wel of niet te verwachten is voor het onderwijsveld. Het bedrag van 700 mln is op zijn best een bruto bedrag. Netto zijn de bedragen veel kleiner.

De heer Dittrich (D66):

Ik betwist hetgeen de heer Bos naar voren brengt. Ik stel het volgende voor. Laten wij de minister-president vragen morgen in zijn antwoord aan te geven wat er nu netto extra voor onderwijs en kenniseconomie bij is gekomen. Laten wij er dan verder over praten.

De heer Verhagen (CDA):

Het gaat over extra gelden voor onderwijs. Ik spreek dan in het bijzonder over het bedrag van 350 mln in het kader van de "envelop" van Balkenende-I dat – ondanks het feit dat u daar indertijd oppositie tegen voerde – gehandhaafd blijft. Verder noem ik de autonome groei. Er is een behoorlijk budget. Ik ben het met u eens dat het innovatieplatform als zodanig een rol moet spelen in het kader van de kenniseconomie. Over de verdeling van de gelden zijn afspraken gemaakt over opheffing van het lerarentekort, kleine scholen, vmbo, het tegengaan van uitval, enz. Onderwijs is hierbij bepalend, mede gelet op de brede doelstelling. Het innovatieplatform kan dus geen subsidies verdelen.

De heer Dittrich (D66):

Als u goed geluisterd had, hebt u mij horen zeggen dat het lerarentekort zoveel mogelijk moet worden opgelost. De aansluiting van het beroepsonderwijs op het bedrijfsleven vormt een groot knelpunt. Ook de status van het beroepsonderwijs moet veranderd worden. Verder noemde ik ICT in het onderwijs. De aanpak van deze problemen kan uit de extra gelden gefinancierd worden. De minister-president wordt voorzitter van het innovatieplatform. Ik wijs op de Lissabon-agenda die voor een groot deel uitgevoerd wordt. Hij moet samen met de minister van OCW en de minister van EZ met het bedrijfsleven en kennisinstellingen om de tafel gaan zitten, waarbij geprobeerd moet worden om de dynamiek in de kenniseconomie op gang te brengen. Daar zal hij een bedrag voor nodig hebben en ik vraag hem, antwoord op mijn vraag te geven.

De heer Verhagen (CDA):

Dit betekent dat, wanneer sprake is van een bedrag van meer dan 1 mld extra voor onderwijs, onderwijs het speerpunt is.

De heer Dittrich (D66):

Uiteraard. Een speerpunt van de campagne van D66 was meer geld voor onderwijs en ook voor versterking van de kenniseconomie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb waardering voor het streven van D66 om meer geld naar onderwijs te brengen. D66 verdient daarom een compliment. Ik hoor de heer Dittrich zeggen dat er meer leraren moeten komen en dat zij beter betaald moeten worden. Volgens mij is er de komende jaren sprake van een inkomensachteruitgang van 4% voor onderwijzers. Tegelijkertijd verdwijnen de klassenassistenten als gevolg van het niet uitbreiden en handhaven van de Melkertbanen. Of de heer Dittrich moet geld hebben om daar regulier werk van te maken. Ik zie dat er naar verhouding veel geïnvesteerd wordt in hoger onderwijs en kennistechnologie. Hoe gaat u waarmaken dat er meer en beter betaalde leraren komen?

De heer Dittrich (D66):

U weet dat dit te maken heeft met de werkdruk. Bij leraren is sprake van een enorm ziekteverzuim. Ook dit moet worden aangepakt. Hier is een pakket maatregelen voor nodig. Het kabinet is aan zet en moet voorstellen doen. Deze kwestie heeft overigens niet alleen met geld te maken. Ik vind het interessant dat in de regeringsverklaring en het hoofdlijnenakkoord gesteld wordt dat veel meer verantwoordelijkheid moet worden gegeven aan leraren en ouders als het om onderwijs gaat. Er moet direct verantwoordelijkheid worden gegeven. Als leraren zien dat ze meer invloed hebben, zal hun werkplezier daardoor vergroot worden. Wellicht vermindert daardoor ook het ziekteverzuim.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Met alle respect, maar het is een beetje raar als een partij die steeds geld voor onderwijs tot het allerbelangrijkste eigen agendapunt heeft gemaakt, nu zegt dat geld niet zo belangrijk is. U kunt wel zeggen dat de werkdruk misschien door wat extra invloed vermindert, maar volgens mij hoeft u daar niet mee aan te komen bij een leraar die nu twee klassenassistenten heeft. De Melkertiers maken vaak de helft van het personeelsbestand op scholen uit, maar zij vallen weg. Je mag dan wel meer inspraak hebben, maar daar is een leraar niet bij gebaat. Hij heeft geld, inkomen en ondersteuning nodig en daar heeft de heer Dittrich geen voorstellen en geen geld voor.

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben nooit alleen maar over geld voor onderwijs en kenniseconomie gesproken. Wij hebben een visienota daarover uitgebracht en ik raad aan die te lezen. Mevrouw Halsema zegt dat de Melkertiers worden afgeschaft. Wij geven echter budgetten rechtstreeks aan scholen. Wij laten het aan de school over om te beslissen wat daarmee gedaan wordt. Een school kan een extra conciërge of extra mensen voor de klas inhuren. Nogmaals, wij laten dit aan de scholen over. Waarom moet dat allemaal vanuit Zoetermeer geregeld worden?

Mensen willen meer veiligheid. Het kabinet trekt daar extra geld voor uit en geeft dit punt meer aandacht op een andere manier dan het vorige kabinet. Er wordt veel meer aan preventie gedaan. De bureaucratie in de jeugdzorg wordt aangepakt. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er 24 uur per dag maatschappelijke opvang is die toegankelijk moet zijn bij crisissituaties. Juist door hulp te bieden aan mensen die helemaal zijn vastgelopen, kan de leefbaarheid vergroot worden. Mijn vraag aan de minister-president is: hoe gaat het kabinet deze 24-uursopvang in samenwerking met de Nederlandse gemeenten handen en voeten geven?

De heer Herben (LPF):

De heer Dittrich spreekt behartigenswaardige woorden over preventie. Wil hij ons voorstel steunen om een belangrijk deel van de gelden – 30 mln de komende periode – ook te reserveren voor de Glen Mills-school, zodat het aantal opvangplaatsen daar kan worden uitgebreid?

De heer Dittrich (D66):

Zoals u in het hoofdlijnenakkoord heeft gelezen, hebben wij het niet alleen over de Glen Mills-school maar ook over Den Engh, waar een soortgelijk systeem wordt gehanteerd. Voor sommige jongeren heeft dat wel degelijk een gunstig effect; vandaar dat wij dit in het hoofdlijnenakkoord hebben afgesproken en ik begrijp dat u dit steunt.

De heer Herben (LPF):

Het probleem met het hoofdlijnenakkoord is dat het een beetje in het vage blijft: veel goede voornemens...

De heer Dittrich (D66):

Het zijn hoofdlijnen.

De heer Herben (LPF):

Dan nog kun je man en paard noemen. Ik ben blij dat u nu bevestigt dat u daarvoor de juiste besteding met ons wilt vinden, onder andere bij de Glen Mills-school.

De heer Dittrich (D66):

Sterker nog: ondanks dat het een hoofdlijnenakkoord is, hebben wij expliciet Den Engh en Glen Mills genoemd. Het staat er expliciet in dat daar aandacht en geld voor is.

De heer Herben (LPF):

De koppeling tussen het geld dat er is en de bestemming, moet wel gelegd worden en dat heeft u bij dezen gedaan, waarvoor dank.

De heer Dittrich (D66):

Niet alleen wij doen dat, maar het kabinet gaat dit ook doen. Dat komt met voorstellen en dan zullen wij dit bekijken, want misschien is het wel onvoldoende. Nu, dat zullen wij dan bezien.

Extra geld komt er voor rechters, openbaar ministerie, gevangeniswezen en ook voor knelpunten bij de politie. Maar nu hebben onlangs de rechters de noodklok geluid. Rechters die in opleiding zijn, kunnen niet in dienst worden genomen vanwege geldgebrek, zo zegt de Raad voor de rechtspraak. Dat zou kunnen betekenen dat duizenden strafzaken niet meer behandeld worden. Ik vraag aan het kabinet om te reageren op die kritiek vanuit de rechterlijke macht. Immers, wij hebben toch 350 mln extra voor veiligheid opgenomen en het vorige kabinet had ook al extra geld uitgetrokken. Hoe zit dat precies? In elk geval heb ik de minister-president vanmiddag horen zeggen in de regeringsverklaring dat de onderdelen van de justitiële keten efficiënter moeten werken en dan is het logisch dat er ook naar prestaties wordt gekeken. Een te rigide toepassing van prestatiecontracten, zoals bij de politie, kan echter leiden tot maatschappelijk onwenselijke verdringingseffecten, want de politie doet bijvoorbeeld een heleboel taken die niet te meten zijn maar die voor de veiligheid van onschatbare waarde zijn, zoals het zichtbaar aanwezig zijn op straat en de ogen en oren goed gebruiken. Dat zijn dingen die je niet echt kunt meten en in prestatiecontracten neer kunt leggen, maar die wel van enorm belang zijn.

Ik kom bij de combinatie arbeid en zorg. Mensen moeten tijd hebben voor zichzelf en voor elkaar en voor het onderhouden van persoonlijke relaties, maar in onze informatiemaatschappij ligt het tempo hoog tot zeer hoog. Nogal wat jonge mensen raken overspannen en krijgen een burn-out. Ook met name jonge ouders voelen de druk van het combineren van werk en opvoeding. Voor D66 heeft altijd de keuzevrijheid vooropgestaan. De overheid moet adequate voorzieningen voor kinderopvang bieden, maar ouders moeten zelf bepalen of zij er gebruik van willen maken dan wel of zij ervoor kiezen dat één van hen thuisblijft om de kinderen op te voeden. Hoe kunnen jonge ouders de ruimte krijgen om zelf te kiezen wat het beste in hun situatie past? Die vrijheid heeft alles te maken met hoe de overheid hier bepaalde zaken, zoals de levensloopregeling, de combinatiekorting en de kinderopvang, weet te regelen. Die levensloopregeling – zo vraag ik ook aan de minister-president – geldt natuurlijk niet alleen voor gezinnen, maar bijvoorbeeld ook voor alleenstaanden. Ik heb daar al een interruptiedebatje met collega Verhagen over gehad, maar ik hoor het ook nog eens graag van de minister-president.

Over natuur en milieu merk ik het volgende op. In 2018 moet de ecologische hoofdstructuur gerealiseerd zijn. Voor natuur- en milieubeleid trekt dit kabinet 250 mln uit. Dat is op zichzelf een mooi resultaat, ook al is het natuurlijk nog te weinig. Tijdens de conferentie in Johannesburg heeft premier Balkenende toegezegd dat Nederland een daadkrachtig beleid, gericht op duurzaamheid, zal gaan voeren. Nederland kent een relatief hoge natuur- en milieudruk. Milieuaspecten zullen veel nadrukkelijker moeten worden geïntegreerd in de economische en de sociale besluitvorming. Is het kabinet bereid om gerichte technologische innovaties te stimuleren, bijvoorbeeld via het innovatieplatform en gaat het kabinet milieubewust consumeren, natuur- en milieueducatie en maatschappelijke initiatieven, waaronder maatschappelijk verantwoord ondernemen, stimuleren? Volgens D66 moet het principe "de vervuiler betaalt" in het overheidsbeleid een grotere plaats krijgen. Graag krijgen wij een reactie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hoorde ik de heer Dittrich net zeggen dat hij 250 mln te weinig vindt voor natuur en milieu?

De heer Dittrich (D66):

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Waar denkt u extra geld vandaag te halen? Hoe zorgt u ervoor dat de 250 mln, waarover u vorige keer nog zeer optimistisch was, niet ook voor het grootste deel naar landbouwreconstructie gaat?

De heer Dittrich (D66):

Die vraag hebt u mij de vorige keer vier keer gesteld, zo heb ik geturfd toen ik het verslag van dat debat nalas. Ik bleef toen steeds zeggen dat het ook naar het natuurbeleid gaat. Ik heb echter nooit gezegd dat 250 mln het maximum is dat wij nodig hebben. Neen, wij hadden in ons verkiezingsprogramma zelfs een hoger bedrag genoemd. U vraagt mij waar ik dat bedrag vandaan haal, maar dat is nu juist het probleem. Wij zullen meer dan 13 mld moeten bezuinigen. In zo'n situatie is het heel goed dat er in elk geval 250 mln is binnengehaald.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is een kwestie van prioriteiten stellen. Wij zouden ze anders stellen dan u. Overigens is het een politieke keuze om 13 mld te bezuinigen; het is geen moeten en zeker geen heilig moeten. U heeft mijn vraag de vorige keer niet beantwoord en daarom blijf ik die stellen. Toen was u namelijk ontzettend tevreden met de 250 mln die u had binnengehaald voor landbouwreconstructie en voor natuur en milieu, maar u kon niet vertellen welk deel zou worden besteed aan natuur en milieu en welk deel aan landbouwreconstructie. Ik begrijp nu dat u vindt dat het hele bedrag van 250 mln in ieder geval naar natuur en milieu moet gaan en eigenlijk nog meer.

De heer Dittrich (D66):

Het is zo merkwaardig, echt ongelooflijk hoe u hier in deze zaal luistert. Vorige keer hebt u mij tot vier keer toe die vraag gesteld en tot vier keer toe heb ik gezegd dat wij in het hoofdlijnenakkoord hebben afgesproken dat het naar natuur en milieu en naar reconstructie gaat. Ik heb er tot vier keer toe bij gezegd dat het aan het kabinet is om met voorstellen daarover te komen. Dat is logisch, want de regering regeert en de Kamer controleert. Ik heb u toen voorgehouden dat het in strijd is met de afspraken als al het geld bijvoorbeeld naar de varkensboeren gaat voor de reconstructie en dat wij dit niet accepteren. Het is evenwel aan de regering om met voorstellen te komen. Nu vraagt u het mij weer, maar ik heb drie weken geleden vier keer hetzelfde antwoord moeten geven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik ga nu naar de heer Van der Vlies. U heeft gevraagd om een reactie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan wil ik wel zeggen dat de heer Dittrich erin geslaagd is om zes keer geen antwoord te geven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het is geen schande als er concessies worden gedaan in een onderhandelingsproces. 250 mln is niet verkeerd, maar te weinig in de visie van de D66-fractie. Het is de heer Dittrich toch niet ontgaan dat de te beschermen zonering in het kader van de reconstructie ook verandert. Dat moet voor hem een pijnlijke concessie zijn. Heb ik dat goed begrepen?

De heer Dittrich (D66):

Inderdaad, als je met drie partijen onderhandelt, is het geven en nemen. Ik ben blij met het bedrag van 250 mln, maar ik wil niet verhelen dat wij graag meer geld hadden binnengehaald. Maar ja, op een gegeven moment is het geld op.

De heer Van der Vlies (SGP):

U hebt uw handtekening eronder gezet dat in het kader van de reconstructie zeer kwetsbare natuur bescherming zal genieten in plaats van kwetsbare natuur.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb mijn handtekening er ook onder gezet, weliswaar virtueel, dat de ecologische hoofdstructuur in 2018 is gerealiseerd. Dat is ook een mooie prestatie.

"Meedoen" slaat ook op migranten die zich permanent in Nederland willen vestigen. In het land van herkomst moeten zij eerst Nederlands leren en pas na het halen van het examen krijgen zij toestemming om in Nederland te komen wonen. Op de nieuwe minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie rust de moeilijke taak om een zodanig systeem op te zetten dat het voor mensen in verafgelegen landen daadwerkelijk mogelijk wordt om Nederlands te leren, want de uitwerking van de afspraken mag natuurlijk niet strijden met internationale verdragen doordat bijvoorbeeld een onneembare drempel wordt geïntroduceerd. Wij wachten met belangstelling de plannen van het kabinet af.

Ik rond af. Ik heb de minister-president in de regeringsverklaring uitgebreid horen stilstaan bij internationaal beleid. Ik moet zeggen dat het een verademing was om dat te horen. Het kabinet-Balkenende I was, zoals ik al zei, naar binnen gekeerd, maar voor de fractie van D66 is het echt van belang dat Nederland op allerlei terreinen weer een belangrijke rol gaat spelen in het buitenland. De fractie van D66 verwacht dat dit kabinet met concrete voorstellen zal komen die mensen en bedrijven in de samenleving meer vrijheid geven. Over vier jaar moet er daadwerkelijk sprake zijn van een meer ontwikkeld, menselijker, duurzamer en democratischer Nederland. Wij hebben er vertrouwen in dat dat gaat lukken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wilde maar eens beginnen met over mijn eigen schaduw heen te springen en de nieuwe regering, nu zij plaatsgenomen heeft in vak K, te feliciteren. Het kostte een lange, moeizame en tenenkrullende informatie en een minder ergerniswekkende formatie. Het is niet bepaald een GroenLinks-kabinet, maar desalniettemin wil ik de kersverse bewindslieden feliciteren met hun benoeming en de minister-president met de installatie van zijn nieuwe kabinet. Ook wil ik de minister-president complimenteren: de minister voor Ontwikkelingssamenwerking is terug. Het budget is dat helaas niet, maar de minister is wel een vrouw, een van de vijf. Dat met vijf vrouwen een nieuw regeringsrecord wordt gevestigd, zegt overigens veel over de vrij miserabele staat van vrouwenemancipatie in deze kringen. Daar wil ik nu echter niet over zeuren. Het treurige dieptepunt van Balkenende-I hebben wij daarmee achter ons gelaten en dat is goed nieuws.

De minister-president verdient, wat mij betreft, nog een compliment, al is dat nogal dubbelzinnig. Na een jaar wordt geleidelijk de consequentheid van zijn opvattingen zichtbaar. Onder Balkenende-I en Balkenende-II is de continuïteit inhoudelijk zeer groot. Het meest in het oog springende verschil bij vergelijking van deze regeringsverklaring met de vorige is dat de toevoeging van de heer Zalm aan de gelederen van de bewindslieden heeft geleid tot een aanzienlijke vermindering van de tegeltjeswijsheden. Een tweede verschil met de eerste regeringsverklaring is dat die nog een heel kritische terugblik bevatte op het beleid van het laatste paarse kabinet. Ik doel op teksten als: er was op te ruime voet geleefd. Nu mis ik een oordeel over Balkenende-I. Om de traditie voort te zetten, lijkt het mij goed dat de minister-president een en ander in zijn eerste termijn uiteenzet.

Continuïteit overheerst evenwel. Anders en beter, de slogan waarmee onze premier vorig jaar nog nieuwe politiek wilde gaan bedrijven, blijkt ook in zijn tweede kabinet vooral een combinatie te zijn van rigide bezuinigingen, grote nadruk op sancties en repressie, harde en kleinerende omgang met de sociale partners en een obsessie met de nul in het begrotingsbeleid. Ik zei niet voor niets dat het een dubbelzinnig compliment was. De inmiddels zichtbare contouren van de samenleving die dit kabinet voorstaat, stemmen de fractie van GroenLinks somber.

Volgens de Amerikaanse socioloog Senneth is de kern van het probleem van de open en democratische samenleving hoe te bewaken dat de sterken, de welvarenden, hulpbehoevende en kwetsbare mensen blijven respecteren. Nergens is dit zo zichtbaar als in Senneth's eigen land, de Verenigde Staten, waar een heel gebrekkig en armoedig stelsel van sociale verzekeringen de grote maatschappelijke ongelijkheid bestendigt en dikwijls zelfs verergert en waar de moraal van de selfmade man, die niemand nodig heeft, vermindering verhindert van de structurele ongelijkheid en achterstelling. Volgens Senneth kan respect, zelfrespect en sociaal respect, in een samenleving slechts bloeien, als er wederzijdse herkenning bestaat: herkenning tussen mensen onderling, herkenning van elkaars omstandigheden, elkaars afhankelijkheden en elkaars drijfveren en herkenning tussen mensen en de staat die het mogelijk maakt dat mensen met elkaar meevoelen, zich in elkaar verdiepen en elkaar respecteren. Hoewel Richard Senneth somber is over de mogelijkheid om de ongelijkheid die elke moderne samenleving kent te laten verdwijnen, is hij zeker van de oplossingsrichting. Die ligt wat hem betreft in versterking van de verzorgingsstaat, in brede, alle klassen en achtergronden omspannende bescherming tegen armoede, tegen vernedering en tegen ziekte. Door de staat georganiseerde solidariteit is volgens Senneth noodzakelijk om wederzijdse herkenning en respect mogelijk te maken, om ervoor te zorgen dat arm en rijk, bevoorrecht en achtergesteld, zich in elkaar kunnen blijven inleven en elkaar kunnen respecteren.

De zichtbaar wordende constante in de kabinetten-Balkenende is naar onze overtuiging de veramerikanisering van de binnenlandse verhoudingen. De georganiseerde solidariteit die de verzorgingsstaat en de beschaafde sociale verhoudingen in dit land altijd heeft geschraagd, wordt afgedankt, ten gunste van hardere maatschappelijke verhoudingen. Ik geef drie aanwijzingen.

Om te beginnen de overgang naar een ministelsel naar Amerikaans model, een oude wens van de VVD. Een ministelsel waarbij de regering zich nog slechts verantwoordelijk voelt voor een sociaal minimum dat steeds verder dreigt af te liggen van het inkomen van Jan modaal. Alle overige vormen van solidariteit, die wij zorgvuldig in de achter ons liggende eeuw hebben opgebouwd, worden niet vernieuwd of gemoderniseerd, ze worden afgebroken. Of het nu gaat om de gezondheidszorg of de sociale zekerheid, privaat verzekeren voor wie dat kan wordt als het aan het kabinet ligt het motto voor de toekomst.

Als tweede aanwijzing: dit leunt op de ideologie van de eigen verantwoordelijkheid, het meest voorkomende woord in de regeringsverklaring. Vooral van diegenen die financieel of sociaal afhankelijk zijn van de overheid. Terwijl de financiële zekerheid van uitkeringsgerechtigden bijvoorbeeld vermindert, wordt hun verantwoordelijkheid om voor zichzelf te zorgen vergroot, zonder dat er mogelijkheden worden geschapen voor werkgelegenheid of ontplooiing. Ofwel: via sanering van de verzorgingsstaat wordt de druk op mensen in de bijstand en op arbeidsongeschikten opgevoerd om te solliciteren naar werk dat er niet is. Deze twee verschuivingen samen, het uitkleden van de verzorgingsstaat steunend op de ideologie van de eigen verantwoordelijkheid, hebben tot gevolg dat de kwetsbaarheid van degenen die al kwetsbaar zijn, groter wordt, terwijl degenen die zich goed kunnen redden, worden beschermd, waarvan ik een aantal voorbeelden geef.

Vanmorgen illustreerde de voorzitter van de Gehandicaptenraad, Jan Troost, in de Volkskrant wat de optelsom van maatregelen betekent voor gehandicapten en duurzaam arbeidsongeschikten: armoede en uitsluiting. In een recente evaluatie door de VN van het Nederlandse emancipatiebeleid wordt een vernietigend oordeel geveld over het effect van het sociale beleid op de inkomens- en maatschappelijke positie van vrouwen in Nederland. Vreemdelingen, asielzoekers, gezinsherenigers, ze krijgen allen met meer sancties en belemmerende maatregelen te maken, terwijl hun integratie, hun participatie en hun inburgering geen tot weinig aandacht krijgen. Wat is er bijvoorbeeld overgebleven van de ooit uitgesproken ambitie om asielzoekers sneller en beter te laten integreren? Over onderwijs en werkgelegenheid wordt niet meer gesproken. Slecht functionerende vreemdelingendiensten en respectloze omgang met vreemdelingen die zich hier melden worden gedoogd; hun kansen worden niet verbeterd, en hun kwetsbaarheid blijft hetzelfde, of wordt vergroot. Ook hier, bij vreemdelingen, lijkt het adagium van de eigen verantwoordelijkheid maatgevend te zijn. Samen met de expliciet in de regeringsverklaring gegeven waarschuwing dat leven in Nederland niet vrijblijvend is. Dat is een tekst die je bij geen enkele andere groep tegenkomt. Wat bedoelt de minister-president eigenlijk, en wie heeft hij op het oog? Mensen met gesubsidieerde banen hebben blijkens recent onderzoek van de FNV in 74% van de betrokken steden inmiddels te maken met een vacaturestop. Niks doorstromen naar regulier werk, een enkeltje bijstand. Wat gaat de regering hieraan doen? Ook hierbij gaat het namelijk om een kwetsbare groep die nog kwetsbaarder dreigt te worden.

Voorzitter. Ik kan vele anderen noemen. Mensen in de maatschappelijke opvang, mishandelde vrouwen, daklozen, drugsverslaafden, ze dreigen kwetsbaarder te worden in plaats van weerbaarder. Een teken aan de wand is misschien wel de dreigende opheffing van de stichting Korrelatie, een oud-initiatief van Dolf Coppes, vroeger PPR-lid. Jaarlijks zo'n 55.000 mensen wendden zich daartoe in nood. Ook dat schijnt niet meer nodig te zijn. Het is waarschijnlijk hun individuele verantwoordelijkheid om de nood te lenigen. Kortom, drie aanwijzingen. Voor een Amerikaanse samenleving in zicht, voor Zalm's flipperkastliberalisme, waar CDA en D66 toestaan dat het sociale vangnet er onderuit wordt getrokken.

Volgens de minister-president duiden de verkiezingsuitslagen van 15 mei en 22 januari op de oproep van de kiezer om problemen duidelijk te benoemen en met effectief beleid te beantwoorden. Dat is wel een heel magere, vage en verhullende omschrijving van de protesten en grote electorale verschuivingen van het afgelopen jaar. Behalve dat de multiculturele samenleving en de aanhoudende onveiligheid directe aanleidingen waren, komt de onvrede die in Nederland zichtbaar is geworden ook voort uit een diepgevoelde behoefte van mensen aan wederzijdse erkenning, aan het respecteren van elkaar; het is de wens te kunnen leven in een respectvolle samenleving waarin je door elkaar met respect wordt behandeld en waarin de staat je met respect tegemoet treedt.

We leven in een tijd waarin de economische omstandigheden behoorlijk verslechteren. Dat raakt nu vooral de mensen aan de onderkant, hier en in het buitenland. Voor GroenLinks is dan bevestiging en versterking van de solidariteit, van wederzijdse herkenning en van respect de grote maatschappelijke en politieke opgave. We maken dan een radicaal andere keuze. Niet afbreken, oppotten en afwachten, wat volgens mij een betere slogan zou zijn geweest voor dit kabinet. Geen veramerikanisering van de binnenlandse verhoudingen, maar een actieve overheid die duurzame economische en maatschappelijke verhoudingen schept en die actief bijdraagt aan de emancipatie van mensen; "duurzaamheid" en "emancipatie", dat zijn voor ons de twee sleutelbegrippen.

Onze keuze voor een groene economie en een duurzame samenleving is geen geringe opgave. Het betekent wat ons betreft een radicale omslag naar duurzame energievoorziening, landbouw en mobiliteit. Een groene economie is een slimme economie, waarin de vervuiler betaalt en arbeid goedkoper wordt. En dat moet de economie zijn die je nalaat aan de volgende generaties. De regeringsverklaring zwijgt daarover in alle talen. Eén obligate zin over natuur en milieu is de winst van D66. Dus, mijnheer Dittrich, zo ver brengen optimisme en zonnigheid je. Heeft de minister-president eigenlijk ook maar enige affiniteit met natuur en milieu? Of is hij niet meer dan een radeloze rentmeester?

Een duurzame samenleving kan alleen een internationale duurzame samenleving zijn. De president van Brazilië, Lula, voert permanent campagne tegen de honger, in zijn eigen land en elders. Honger kan niet wachten, stelt hij terecht. Bij de laatste top van de G8 in Evian pleitte hij voor de oprichting van een internationaal fonds tegen de honger, een fonds te vullen met een belasting op de internationale wapenhandel en met het beschikbaar stellen van rente-inkomsten die rijke landen ontvangen van ontwikkelingslanden. Ik vraag de regering om haar opvatting over dit voorstel van de president van Brazilië te geven.

Balkenende-II daarentegen heeft de aflossing van de staatsschuld uitgeroepen tot de hoogste waarde met het oog op de vergrijzing. Wat een illusie dat te beschouwen als een adequate voorbereiding op een toekomst waarin meer senioren zullen leven dan vandaag. Een duurzame economie betekent wat ons betreft ook dat we ons nu goed voorbereiden op de vergrijzing. Veel belangrijker dan een zo snel mogelijke aflossing van de staatsschuld nu, is om zoveel mogelijk mensen aan het werk te helpen. En dat vraagt arbeid op maat, met goede medezeggenschap over werk en werktijden en arbeid die zich voegt naar wat mensen aankunnen en niet andersom. Dat vereist ook een sterke verbetering van het netto inkomen voor werknemers en zelfstandigen met een lage beloning. Zo kun je ervoor zorgen dat de stap naar betaald werk gaat lonen en blijft het combineren van betaalde arbeid en zorg geen luxeartikel voor de welgestelden. Het bevorderen van de zelfstandigheid van mensen, van hun ontplooiing vraagt ook om emancipatie. Dat is werkelijk iets anders dan individuele verantwoordelijkheid als een zweepslag hanteren voor degenen die werkloos zijn of arbeidsongeschikt, die als migrant in Nederland ondersteuning nodig hebben bij het vinden van hun weg, voor vrouwen, daklozen, drugsverslaafden in de maatschappelijke opvang. Emancipatie is het scheppen van gelegenheid en werkgelegenheid.

Voorzitter. Ik heb een probleem. Ik denk dat ik niet voldoende spreektijd heb om mijn volledige inbreng af te ronden.

De voorzitter:

U heeft nog twee à drie minuten spreektijd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vrees dat ik dan moet afsluiten. Dat doet mij pijn, maar het is niet anders. Ik had graag nog een aantal opmerkingen willen maken over de werkgelegenheidsplannen die GroenLinks indient. Wij zullen dat nu schriftelijk doen. Wij zullen ervoor zorgen dat het kabinet daarover beschikt voor de repliek in eerste termijn van de minister-president. Dat geeft ons de mogelijkheid om daar morgen wel het debat over te voeren.

Voorzitter. Ik sprak van de grote inhoudelijke continuïteit van Balkenende-I en -II, maar de vraag is of dat ook gaat gelden voor de politieke en bestuurlijke stijl. De aanloop en de regeringsverklaring doen het ergste vermoeden. Ook hier lijkt de toevoeging van D66 eigenlijk niet meer en niet minder dan een burgemeestersverkiezing op te leveren. Het is het democratisch voorportaaltje van de neoconservatieve kerk. Dit weekend las ik het Belgische regeerakkoord. Wat een verschil! Wat een ambities, helderheid, idealisme! Deze regering weet wat zij wil, verwoordt dat eenvoudig en helder, geeft duidelijk aan wat zij wil bereiken en hoe en op welke termijn zij dat denkt te doen. Het grote manco van Balkenende-I was dat niemand kon vertellen welke concrete doelstellingen het kabinet nastreefde, laat staan dat het daarop controleerbaar was. Dat leidt ertoe dat Saskia Stuiveling, de directeur van de Algemene Rekenkamer, een jaar later constateert dat voor 90% niet zichtbaar is wat dat kabinet nu eigenlijk heeft gedaan. Met andere woorden: plannen zijn niet controleerbaar. Wat gaat de regering hieraan doen? Kunnen wij alsnog heldere doelstellingen tegemoetzien? Kan de minister-president mij duidelijkheid verschaffen over de vraag hoeveel banen Balkenende-II bijvoorbeeld gaat opleveren? Is hij daarop af te rekenen, net als Verhofstadt die 200.000 banen in het vooruitzicht stelt? Is erüberhaupt een doelstelling waaraan de minister-president zijn lot verbindt? Of moeten wij de minister-president telkens geloven op z'n mooie blauwe ogen? Dat van die ogen is overigens een gok.

Voorzitter. Markant is de passage over de formatie in de regeringsverklaring. Schijnbaar is de belangrijkste les van het eerste kabinet-Balkenende dat er gezamenlijk gegeten dient te worden om het belang van eenheid van het kabinetsbeleid er snel en goed in te hameren. De minister-president heeft het geweten. Naar ik schat nog geen dag na dat gezamenlijke dineetje werd het eerste proefballonnetje weer opgelaten: verhoging van de ministerssalarissen. Schijnbaar heeft de aanwezigheid van de heer Heinsbroek en zijn Bentley bij de heren Remkes en Van der Knaap een diep en niet te onderdrukken verlangen achtergelaten. Evenals vorige keren moest de Kamer eraan te pas te komen voordat de minister-president duidelijkheid verschafte over het regeringsbeleid. En wat te denken bijvoorbeeld van het proefballonnetje van minister De Geus, die ook bij zijn LPF-collega's in de leer lijkt te zijn geweest? Dreigen met een loonmaatregel die pas na onrust door de minister-president als een theoretische mogelijkheid wordt afgedaan. Met andere woorden: het ballonnetje zweeft nog. Of de theoretische mogelijkheid gaat ook van tafel, of de minister-president houdt de loonmaatregel open. Ik wil graag duidelijkheid, voorzitter, want ik kan u wel vertellen: een beetje zwanger zijn, lukt niet.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u gaat helemaal in uw tekst op, maar u moet nu wel afronden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is het laatste.

Voorzitter. Inmiddels heeft de minister-president de nieuwe politiek bij het grofvuil gezet. Waar ging het ook alweer over, zei hij. Weliswaar bewijst het kabinet nog lippendiensten aan de wens van burgers om beter gehoord te worden en begrip te vinden voor hun problemen, maar in werkelijkheid worden geen maatregelen genomen en worden de belangrijkste politieke beslissingen weer in de achterkamertjes genomen. Wie anderen vraagt om mee te doen, moet ook zelf bereid zijn om daarvoor ruimte in de meningsvorming te scheppen. Dan deins je er niet voor terug, een referendum over een Europese grondwet, een initiatief van Farah Karimi en Niesco Dubbelboer, in te voeren. Met excuus, dit werd ondersteund door de heer Van der Ham van D66.

De heer Dittrich (D66):

Drie partijen hebben dit initiatief ingediend.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nogmaals, met excuus, hoe kan ik dat vergeten.

Voorzitter. "De Europese Conventie is bepalend voor de richting van Europa en dan laat je de stem van burgers doorklinken". Dit is een tekst uit de regeringsverklaring. Als je de stem van burgers wilt laten doorklinken, dan geven loonmaatregelen en andere machtswoorden wat ons betreft geen pas. Nieuwe politiek vraagt een andere stijl van regeren dan het wat ballerige motto: een rechtse held trotseert her Malieveld.

Een jaar geleden presenteerde de minister...

De voorzitter:

Het is inderdaad ongeveer een jaar geleden dat u uw betoog begon. Ik geef toe dat dit flauw is, maar u moet nu echt afronden. Het is wel een beetje van een vinger, een hand, een hele arm.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben mij daar zeer van bewust en ik dank u voor uw ruimhartigheid, u heeft gelijk.

Tegenover de door ons betreurde consequentheid in inhoudelijke opvattingen – wellicht is het beter om te spreken van financieel-economische halsstarrigheid – staat schijnbaar een grote flexibiliteit in de omgang met de eigen machtspositie en de wens, eerder door burgers geuit, tot grotere openheid, meer inspraak, meer controle. Dan laad je de verdenking van politiek opportunisme op je. Dat lijkt mij onverstandig.

Ik eindig niet met een woord van mijzelf, maar van iemand anders. Eerder heb ik de minister-president wel eens de nationale echoput genoemd. De tijdsgeest werd in hem eindeloos herhaald. Het was Kierkegaard die zei: wie met de tijdsgeest trouwt, wordt weldra weduwnaar.

De voorzitter:

Voor de Handelingen merk ik even op dat mevrouw Halsema het op een gegeven moment had over mevrouw Stuiveling, directeur van de Rekenkamer. Zij is echter president van de Rekenkamer. Voordat wij ruzie krijgen met de Rekenkamer, staat dit nu in de Handelingen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank degenen die mij van verschillende kanten hebben aangemoedigd toen ik naar het spreekgestoelte liep.

Ik begin met tegen deze 26 bewindslieden te zeggen: u bent te feliciteren, want u mag een hoog en eervol ambt bekleden, maar u bent niet te benijden. Dit kabinet treedt aan in een heel moeilijke periode in de Nederlandse politiek. Moeilijk, omdat het economisch fors tegenzit en omdat er grote maatschappelijke onvrede heerst met gevoelens van onzekerheid en onveiligheid. En daarmee zijn tegelijkertijd twee hoofdopgaven voor dit kabinet gegeven: helpen het economisch tij te keren en de kloof tussen burger en overheid te dichten. Ga er maar aan staan.

Het kabinet-Balkenende II lijkt de lijn van duidelijkheid en daadkracht van Balkenende-I door te willen trekken. Dat kabinet ging ten onder aan het tegendeel. Nu echter gaat vooral de samenleving de gevolgen van de nieuwe daadkracht ondervinden. Mijn fractie onderkent de financieel-economische noodzaak tot stevige maatregelen, maar uit het regeerakkoord en uit sommige uitlatingen van bewindslieden krijg ik niet de indruk dat hen er veel aan gelegen is om de samenleving mee te krijgen. Terwijl er juist geïnvesteerd zou moeten worden in een gunstig sociaal klimaat om de klus geklaard te krijgen, roept het kabinet vooral weerstand en maatschappelijk verzet op. Aan sociale partners wordt via dreigementen van ontkoppeling en een loonmaatregel zo ongeveer de oorlog verklaard. Tal van maatschappelijke organisaties worden de gordijnen ingejaagd. Er keert een minister uit Paars terug die de complete agrarische sector tegen zich in het harnas joeg. De omvang van het pakket bezuinigingen en ombuigingen lijkt haast iets om trots op te zijn. Maatschappelijke weerstand? Wij zijn er klaar voor! Staat het Malieveld iedere dag vol, gras of geen gras, wij hebben er zin in! Zo wordt er een sfeer van bravoure, van wij tegen de rest, gecreëerd. Ik vind dat niet verstandig. Eenheid in het kabinet mag immers niet leiden tot verdeeldheid in de samenleving. Er is meer nodig dan daadkracht en het realiseren van omvangrijke ombuigingsoperaties. Knopen doorhakken is nodig, maar niet genoeg. Zeker, leiderschap vergt beslistheid om noodzakelijke beslissingen te nemen, zo nodig tegen maatschappelijke weerstand in. Leiderschap vergt ook het vermogen om de samenleving bijeen te houden en, niet de eenvoudigste opdracht, de samenleving richting te wijzen.

De regeringsverklaring spreekt dat ook uit. Dat deze minister-president daarvan doordrongen is, blijkt uit het feit dat hij zijn bijdrage aan de "Schutte-bundel" besluit met het citeren van de Spreukendichter: zonder visie verwildert het volk. En zo is het. Ik ben er echter niet gerust op dat dit kabinet ook echt over zo'n gedeelde, richtinggevende visie beschikt. Dat zeg ik niet alleen vanwege het weinig inspirerende motto van het onderhandelingsakkoord. Natuurlijk, een zekere zakelijkheid is nodig, maar het heeft er de schijn van dat dit kabinet ervoor kiest een zakenkabinet te zijn. Dat is, na alle politieke en maatschappelijke onrust en onvrede van de afgelopen periode, niet waaraan Nederland behoefte heeft. Terecht spreekt de regeringsverklaring uit dat Nederland meer is dan een BV en dat de samenleving haar kracht ontleent aan fundamentele waarden en normen. Maar krijgt dit ook echt inhoud? Krijgt het handen en voeten of vlees op de botten? Ik vind er te weinig van terug. Het moet toch te denken geven dat het vertrouwen van de bevolking in haar regering gestaag afneemt? Ook een daadkrachtig kabinet kan daar niet onverschillig tegenover staan.

Dat vertrouwen kan alleen opbloeien als een kabinet weer richting weet te geven en daarin de samenleving weet mee te krijgen door overtuigingskracht. Dat vergt eensgezindheid over die richting en de bereidheid om te investeren in sociaal klimaat en kwaliteit van de samenleving. Kortom, niet regeren bij decreet en bij geld alleen, maar weldegelijk ook werken aan vertrouwen. Daarvoor is in elk geval nodig dat regering en parlement voortdurend in het oog houden, ook bij het nemen van pijnlijke maatregelen, wat in de christelijke politiek vanouds als kerntaken van de overheid worden gezien: een rechtvaardig beleid, zuivere rechtspraak, oog voor de kwetsbaren, bestrijding van onrecht.

Eind mei schreef Sytze Faber in het Friesch Dagblad dat het ernaar uitziet dat Nederland definitief de Rubicon is overgestoken, op weg naar een Amerikaanse samenleving waarin de overheid het zich niet meer tot taak rekent een schild, een beschermster te zijn voor het zwakke en het kwetsbare. Heeft hij gelijk? Ik hoef deze minister-president niet te vertellen hoe indringend, bijvoorbeeld, Psalm 72 spreekt over precies deze taken van de overheid: ten goede van de burgers en in dat alles, tot eer van God. Dat is niet vrijblijvend. Daar ligt een opdracht voor regering en parlement om een dienstbare overheid te zijn. Nu wil het toeval dat onlangs onder precies die titel, Dienstbare overheid, een publicatie is verschenen van ons wetenschappelijk instituut over die taak van de overheid. Ik beloof dat alle bewindslieden vandaag of morgen daarvan een exemplaar zullen ontvangen. Ik zie dat de heer Marijnissen er ook graag een wil. Kan de minister-president mij de garantie geven dat er de komende jaren, ook als het moeilijk gaat worden, blijvende aandacht zal zijn voor diegenen die het niet op eigen kracht redden en die door alle maatregelen in de knel dreigen te komen?

Het perspectief van dienstbaarheid geeft een verdieping als het gaat om maatregelen die de komende jaren genomen moeten worden. Bezuinigingen, jawel, maar dan op zo'n manier dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Bevorderen van de economie en investeren in bereikbaarheid, jawel, maar dan zo dat wij niet alleen geen onnodig hoge staatsschuld overdragen aan de komende generaties, maar ook geen onnodig hoge milieuschuld. Effectievere besteding van belastinggeld, ook internationaal, jawel, maar niet ten koste van de mensen in de armste landen. Het vreemdelingenbeleid op een andere leest schoeien, jawel, maar niet door de medeverantwoordelijkheid voor het wereldvluchtelingenvraagstuk te ontlopen.

Dit brengt mij op een vraag die mij de afgelopen weken vaak is gesteld. Hoe had het regeerakkoord en de regeringsverklaring er uitgezien als er een kabinet met de ChristenUnie was gekomen? Ik vind dat een legitieme vraag. Ik wil er in dit debat iets over zeggen. Op onze website hebben wij, onder de titel "Met elkaar, meer betrokken, minder gedogen", op een rijtje gezet wat onze inzet zou zijn geweest en waar wij in de onderhandelingen een punt van zouden hebben gemaakt. Ik loop de punten staccato langs. Ik wil het debat van drie weken geleden niet overdoen. Degenen die deze vraag hebben gesteld, hebben echter recht op een vorm van verantwoording op dit punt. Ik zou het uiteraard zeer op prijs stellen als de minister-president morgen op de verschillende punten zou willen reageren. Ik doe dit maar onder het motto: als het aan de ChristenUnie lag.

Als het aan de ChristenUnie lag, was er meer aandacht voor de risico's van stapeling van ingrijpende maatregelen in de sociale zekerheid en de zorg, met name voor de mensen die het toch al niet breed hebben of die extra zijn aangewezen op de zorgverlening, ik denk aan de chronisch zieken.

Dan werd de hypotheekrenteaftrek gebonden aan een maximum dat nodig is om een gemiddelde woning te financieren en zou de overdrachtsbelasting voor starters worden verlaagd.

Dan zou in de WAO niet worden getornd aan de rechten van bestaande gevallen, maar werd het recht op WAO gebonden aan een maximum van 54 uur per huishouden, in lijn met het dominante anderhalfverdienersmodel op de arbeidsmarkt. Overigens: hoe gaat die fatsoenlijke regeling voor herkeurde 45-minners eruitzien?

Als het aan de ChristenUnie lag, werd het lesgeld afgeschaft. Waarom staat dit niet in het regeerakkoord, terwijl dit wel in de verkiezingsprogramma's van CDA en D66 wordt bepleit?

Dan werd de subsidie voor de instellingen voor kinderopvang omgezet in een kinderopvangtoeslag, een kindgebonden budget voor alle ouders.

Dan was er een royalere regeling voor langdurig hier verblijvende asielzoekers gekomen met daarnaast aandacht voor de uitgeprocedeerden die echt niet terug kunnen. In dit verband stel ik de klemmende vraag of het probleem van de zogenaamde bekeerlingen en anderen die vanwege hun religie echt niet kunnen terugkeren naar landen als Iran, nu eindelijk eens kan worden opgelost.

Als het aan de ChristenUnie lag, zou het budget voor ontwikkelingssamenwerking niet worden vervuild met de kwijtschelding van exportkredieten.

Dan werd de automobiliteit afgeremd door niet het bezit, maar het gebruik van de auto te beprijzen.

Dan zou er structurele aandacht komen voor de problemen in de landbouw zoals de bedrijfsopvolging door jonge boeren, maar ook voor de vitaliteit van het platteland.

Dan werd er werk gemaakt van een volwaardige deelname door gehandicapten aan de samenleving en de bestrijding van discriminatie en uitsluiting.

Als het aan de ChristenUnie lag, werd er een einde gemaakt aan het dubbelhartige beleid ten aanzien van gokken en drugs. Zelfs de Nederlandse horeca pleit voor een einde aan het gedogen van drugs.

Dan zou er een actief taalbeleid worden gevoerd. Mag ik hierbij vragen hoe het kabinet handen en voeten denkt te geven aan het vage voornemen in het hoofdlijnenakkoord over de positie van het Nederlands?

Er zou nog veel meer te noemen zijn, maar ik laat het hierbij. Ik wil nog wel apart stilstaan bij het voor mijn fractie zo belangrijke thema van waarden en normen. Wie de samenleving wil dienen – dienstbare overheid – zal oog moeten hebben voor wat samenbindt, voor gedeelde waarden en onopgeefbare normen. Op immaterieel gebied had en heeft de ChristenUnie hoge ambities die niet verdwenen zijn na die ene passage hierover in het hoofdlijnenakkoord. Ik noem de beschermwaardigheid van het leven, het in ere houden van huwelijk en gezin, het hooghouden van normen van eerbaarheid en fatsoen, de bestrijding van verslaving en verloedering, het bieden van nieuw perspectief aan hen die de gevangenen zijn geweest van drugs, alcohol, gokken of prostitutie en het vasthouden aan de zondag als collectieve rustdag. Dit zijn voor een christelijk sociale partij als de ChristenUnie even zovele topprioriteiten. Het debat over waarden en normen is geen abstract project, maar gaat heel concreet over de vraag hoe wij met elkaar willen omgaan in de Nederlandse samenleving. Dit debat verdient nieuwe impulsen. Eind mei bleek dat driekwart van de Nederlandse bevolking ook die mening is toegedaan.

Onderhandelaar Balkenende heeft mij beloofd dat de nieuwe coalitie hiervan werk zal maken. Ik hoor van minister-president Balkenende graag wat wij hiervan mogen verwachten. Ik was het trouwens zeer eens met wat hij – ook al in de "Schutte-bundel" – schreef over de grote betekenis van de ethische agenda in deze eeuw. Dat dit tot nog toe niet erg uit de verf is gekomen, zal ermee te maken hebben dat hij zijn kopij voor die bundel al had ingeleverd voordat zijn eerste kabinet viel, maar dit maakt zijn stelling niet minder waar. Daarom wil ik hem graag aanmoedigen om dit thema met grote voortvarendheid en kabinetsbreed op te pakken, dus breder dan alleen veiligheid en integratie of fatsoen en respect.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over het kabinet zelf. Over de toename van het aantal ministers van 14 naar 16 is in de afgelopen weken al het nodige gezegd en geschreven. Het begint overigens wel op te vallen dat de ministeriële inflatie in sterke mate aan D66 lijkt vast te zitten. Waren het in Paars 2 de minister voor het grotestedenbeleid en de millenniumbug die D66 zichtbaar moest maken, nu is het de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing. Dit had wat ons betreft een staatssecretaris mogen zijn.

De heer Dittrich (D66):

Vindt de heer Rouvoet het grotestedenbeleid zo'n onbelangrijk onderwerp? Vindt hij dat het in 1998 niet gerechtvaardigd was om op dat gebied op ministersniveau te werken?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nee, dat vond ik toen niet en dat vind ik nu ook niet. Het is een belangrijk onderwerp, maar ik vond het niet voldoende belangrijk om er een aparte minister voor aan te stellen. De heer Dittrich hoort mij overigens geen kwaad woord spreken over de wijze waarop de heer Van Boxtel het onderwerp heeft behartigd, als dat de achtergrond is van zijn vraag. Wat mij betreft had het onder een andere portefeuille kunnen vallen en was het geen aparte ministerspost waard geweest. Er zijn veel meer belangrijke onderwerpen die wij niet bij een aparte minister neerzetten.

Hoe het ook zij, minister De Graaf zou mijn fractie een plezier doen door geen prioriteit te geven aan de voortzetting van het gejojo met de aanstelling van burgemeesters, maar nu eens de verkiezing van de Eerste Kamer hoog op zijn agenda te zetten. Hij kan dat doen door een einde te maken aan de huidige vertoning, waarover Nederlandse verkiezingswaarnemers elders in de wereld verontwaardigd zouden zijn.

Er lijkt meer ruimte dan voorheen te komen voor een gezond dualisme. Ik juich dat toe, maar ik zeg het tegelijkertijd wel heel voorzichtig, want voor je het weet, is het alweer weg. Het is immers de vraag hoe vaak de coalitie het zich kan permitteren om een fractie uit de boot te zien vallen. De aandacht van kapitein Balkenende en stuurman Zalm zal dan ook voortdurend op bakboord moeten zijn gericht. Dat wordt nog spannend als er door de stevige tegenwind scherp moet worden gelaveerd. De fractie van de ChristenUnie zal intussen haar eigen koers varen op het betrouwbare kompas van Gods woord en haar daarop gefundeerde politieke programma. Waar die koers samenvalt met die van het coalitieschip, zullen wij samen opvaren. Waar de vaarrichting echter haaks staat op die welke een dienstbare overheid hoort te varen, zal de regering ons vroeg of laat in haar vaarwater aantreffen. Niet op ramkoers, maar pogend om haar weer op de juiste koers terug te krijgen.

Dit debat is bedoeld voor het kabinet om het vertrouwen van de Kamer te krijgen. Het moge duidelijk zijn dat de fractie van de ChristenUnie dat niet zomaar onverkort in de vorm van een blanco cheque kan geven. Ik heb het eerder gezegd in deze zaal: het kabinet kan niet op onze steun rekenen, maar deze wel verdienen. Zowel de wat onnatuurlijke samenstelling van deze coalitie, met twee van de drie partijen die verantwoordelijk zijn voor het ook door het CDA zo verfoeide paarse beleid, als het voorgenomen beleid zelf, brengen ons ertoe om ook dit kabinet net als al zijn voorgangers positief-kritisch te volgen: niet blind gouvernementeel maar evenmin doof oppositioneel. In de regeringsverklaring wordt aan het slot gesteld dat het kabinet kiest voor de weg omhoog. Mag ik de leden van het kabinet aanraden om ook vooral voor de blik omhoog te kiezen. Van harte wens ik namens de fractie van de ChristenUnie alle leden van het kabinet Gods zegen toe bij het uitvoeren van hun moeilijke, maar mooie taak.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Meedoen, meer werk, minder regels. "Meer werk" en "minder regels" zijn programmatische doelen van dit kabinet, programmapunten die elk kabinet, van welke politieke kleur ook, zou kunnen hebben. "Meedoen" is het enige onderdeel van het daarom toch wat bleke motto van dit kabinet met een eigen profiel: een appèl op de gehele samenleving om vanuit gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gezamenlijk de schouders eronder te zetten. Het is reeds in allerlei toonaarden bezongen: er moet in korte tijd veel gebeuren in dit land op financieel-economisch terrein, maar ook op immaterieel gebied, waar het gaat om een dringend nodig herstel van waarden en normen. Het kabinet wordt gedwongen tot snoeiharde bezuinigingen en een daardoor gekenmerkt beleid roept gemakkelijk felle polarisatie op in politiek en samenleving.

Daarom staat het kabinet tevens voor de grote taak om gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsbesef onder de bevolking te reactiveren. Te veel burgers hebben die deugden verleerd. Zij zijn door de trends van individualisering en fragmentarisering te zeer bezig geraakt met hun eigen belang en vervallen tot onverschilligheid over het belang van anderen en de samenleving als geheel. Er moet draagvlak worden gevonden voor op zichzelf pijnlijke en onsympathieke maatregelen. Dat gaat niet vanzelf. Je kunt zoals collega Marijnissen op het Malieveld opnieuw gras inzaaien om het zo in gereedheid te brengen voor protestdemonstraties. Je kunt ook proberen begrip te kweken voor de te nemen maatregelen. Die moeten dan wel overtuigend nodig zijn en de menselijke maat niet te buiten gaan.

Hoe je het wendt of keert, er is begeestering nodig en het kabinet moet dit uitstralen. Vergeleken met de vorige was de verklaring van vanmiddag op dat punt nogal vlakjes. Daadkracht en leiderschap zijn nodig. Gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsbesef zijn goede accenten. De vraag is alleen: van waaruit worden deze gevoed? Het kabinet kiest voor de weg omhoog, zo hoorden wij, maar kijkt het ook omhoog in het besef van afhankelijkheid van Gods hulp en zegen? Bij het woord "begeestering" denkt de SGP-fractie een enkele dag na Pinksteren aan het werk van de Heilige Geest, die levend maakt en in alle waarheid leidt. De gevolgen bleven in de eerste christengemeenten niet uit. Wij kunnen dat allemaal in het Bijbelboek Handelingen vinden: liefde, offervaardigheid, dienstbetoon enzovoort. Er ging in die verruwde en onderdrukte samenleving een geweldig getuigenis van uit. Iets van die vernieuwing hebben wij heden ten dagen ook nodig. Begeestering die zich afwendt van zonde en ongerechtigheid, in welke vorm ook, en zich richt op het gehoorzamen van Bijbelse waarden en normen. Begeestering die bekering in zich bergt waardoor in het persoonlijke en maatschappelijke leven, nationaal en internationaal, de voetstappen van Jezus Christus worden gedrukt. Wij roepen in alle ernst daartoe op. Tot zegen.

Dit brengt ons als vanzelf bij de discussie over waarden en normen, die spoedig moet worden voortgezet. Natuurlijk is het onderwijs daarvoor belangrijk, maar niet minder het gezin. Daarom moet het gezinsbeleid hoger op de agenda. Voluit wordt in de regeringsverklaring erkend dat ouders zich zelf verantwoordelijk moeten weten voor hun kinderen. Welke consequenties verbindt het kabinet daaraan voor het beleid? Vanzelfsprekend is er blijvende aandacht nodig voor waarden en normen in de gehele breedte van de samenleving. Een eerste punt moet hier zijn het trekken van consequenties voor beleid en regelgeving in de richting van cultuur en media. Wij noemen concreet: geweld in de media en het schofferen van zedelijkheidsnormen in bepaalde programma's. Durven wij het nu echt niet aan eens hardop te zeggen dat wij dergelijke smerige rommel gewoon niet willen toe- of doorlaten? Natuurlijk is er vrijheid van meningsuiting en verhindert artikel 7 van de Grondwet preventief toezicht, maar rotte appelen verwijder je toch uit de fruitmand voordat ook de rest wordt aangetast?

Waarden en normen moeten niet alleen worden herbevestigd, maar ook gehandhaafd. Het is daarom belangrijk dat de voorgenomen rijksbrede bezuiniging niet ten koste gaat van belangrijke delen van de veiligheids- en strafrechtsketen. Bij de besteding van extra uitgetrokken middelen voor de justitiële keten zal het vooral gaan om preventie, de rechterlijke macht en het gevangeniswezen. Terecht, maar dient hier als beleidsprioriteit niet ook de reïntegratie van ex-gedetineerden aan te worden toegevoegd? Het voorkomen van recidive is uiteraard van belang voor de samenleving en niet te vergeten de personen in kwestie, maar kan ook veel toekomstig capaciteitsbeslag voorkomen.

Een dergelijke winst is ook te boeken met drugsverslaafden, die onder drang en dwang afkicken en van wie de geestelijke leegte wordt gevuld met een boodschap die houvast geeft. Wij moeten daar veel duidelijker voor gaan kiezen in het beleid. Gaarne hoor ik een positieve reactie. Het drugsbeleid moet van ingeslopen halfslachtigheid worden verlost. Harde aanpak van productie en handel: jazeker. Overleg over de coffeeshops in de buurt van scholen en grensgebieden: akkoord. Maar waarom geen radicaal einde aan het gedoogbeleid rond drugs? Uit onderzoeken blijkt dat de schadelijke effecten van softdrugs zich zelfs in toenemende mate voordoen. Moeten er nog meer "kalveren" verdrinken, voordat wij de put dempen? Dat is toch onverantwoord!

Een punt van grote zorg is voor mijn fractie dat wij steeds meer in onze samenleving worden geconfronteerd met uitingen van antisemitisme. Er is weliswaar een beleidslijn, maar die wordt naar wij denken te behoedzaam uitgevoerd. Antisemitische uitingen, ook in de digitale wereld, moeten overtuigend worden bestreden. Er zou grondig naar moeten worden gekeken en een plan van aanpak zou moeten volgen. Wil de regering ons daarover een notitie, of hoe zij ons dit ook wil brengen, toezeggen?

Het naleven van waarden en normen heeft alles te maken met ons gedrag, ook in het verkeer. Mensen zullen helaas steeds weer fouten maken, dingen over het hoofd zien. Verkeersveiligheid is derhalve niet in absolute termen voor de verkeersdeelnemers te garanderen. Maar het kan niet zo zijn dat de aandacht voor de verkeersveiligheid verslapt onder druk van financieel-economische malaise. Mijn fractie vindt de aandacht voor het thema verkeersveiligheid onderbelicht. Wij zijn er kritisch over dat er wél versneld wordt geïnvesteerd in meer asfalt, maar dat investeringen in verkeersveiligheid achterblijven met een beroep op de economische tegenvallers. Dat is niet goed uit te leggen. De maatschappelijke kosten van verkeersongevallen liggen op ongeveer 8 mld euro per jaar. De files kosten ongeveer 1 mld over dezelfde periode. Het is dus, zelfs los van de ons het zwaarst wegende ethische overwegingen, meer dan rendabel om te investeren in verkeersveiligheid. Gaarne een heldere reactie op dit punt.

De kilometerheffing komt er gedurende deze kabinetsperiode niet. Dat heeft de VVD kennelijk binnen gehaald. Maar de vraag is of ons land de boot niet zal missen, mede in internationale context. Want een probleem is de dichtgeslibde infrastructuur wél!

Het is in het huidige tijdsgewricht wat goedkoop om te vragen om méér geld, voor dit en voor dat. Toch stellen wij de niet goedkoop bedoelde vraag of het vele geld dat voor het beoogde waterbeheer in de 21ste eeuw nodig zal zijn wel voldoende tijdig is of wordt gereserveerd. Van een wat andere orde is de vraag of er wel voldoende vaart wordt gemaakt met het nadenken over alternatieven voor olie en gas, een vraag die mede in het kader van de Kyoto-afspraken urgent is.

Met de naamsverandering van LNV hebben wij de moeite dat de ons na aan het hart liggende visserijsector uit beeld verdwijnt. Uit de naam, uit het hoofd, maar toch niet uit het hart, mag ik hopen! Nu wij het toch over landbouw hebben, wil ik opnieuw aandacht vragen voor een snelle aanpak van de ruimtelijke ordening, de herstructurering en reconstructie van het platteland, inclusief bedrijfsopvolging. Dat is echt te lang blijven liggen.

Het is bekend dat met name de oriëntaties en ambities van D66 en VVD op het terrein van het buitenlands beleid, alsmede inzake Europa en het vredes- en veiligheidsbeleid soms behoorlijk uiteenlopen. Graag vernemen wij wat nu de gemene deler is waarop de drie partijen elkaar in dezen hebben gevonden en elkaar zullen vasthouden.

Er is al enige tijd sprake van vervuiling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Daar zijn hele discussies over gevoerd. Die vervuiling moet niet nog erger worden nu ook de kwijtschelding van exportkredietschulden een rol gaat spelen in de begroting voor OS. Het gaat om een fors bedrag (om en nabij de 300 mln euro), dat in mindering komt, linksom of rechtsom, op normale en reeds lopende programma's van OS-organisaties. Daar komt nog het voornemen bij om de ondergrens van 11% van het totale OS-budget voor thematische medefinanciering los te laten. Dit totaal leidt tot grote onzekerheid bij betrokken organisaties. Wij vragen om de uitgangspunten voor de wending in dit beleid en de consequenties ervan eerst maar eens uit te schrijven, waarna deze worden beoordeeld voordat tot uitvoering wordt overgegaan.

Belangrijke dossiers liggen er te wachten in de sfeer van de ziektekosten: pakketverkleining, eigen risico, de gezondheidszorg meer algemeen, de sociale zekerheid en de WAO. Het gaat hier wel heel in het bijzonder om overtuigingskracht en maatwerk en uiteraard ook om zorgvuldigheid. Wij denken aan cumulatieve effecten voor bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten. Die moeten worden voorkomen. Met herkeuringen en dergelijke is op zichzelf niets mis. Het gaat erom wat er gebeurt als opnieuw voor een deel een baan moet kunnen worden aanvaard en die baan er onder de gegeven omstandigheden gewoon niet is. Is dan het perspectief de bijstand? Geen misverstand, er mag wat ons betreft een stevige prikkel in het systeem gevonden worden om mensen die dat kunnen te stimuleren zich (opnieuw) op de arbeidsmarkt te begeven. Ook dat is een kwestie van solidariteit. Maar er moeten dan wel reële mogelijkheden zijn. In dit verband begrijpen wij niet waarom de "partnertoets" in de WAO terzijde is gelegd. Het ontgaat ons ten enenmale waarom er in de sfeer van de WAO geen onderscheid mag worden gemaakt op grond van het draagkrachtbeginsel, zoals in de bijstandswetgeving wel gebeurt. Een uitkering voor iemand met een partner met twee keer modaal of meer is toch iets anders dan een uitkering voor iemand met een partner met een minimuminkomen? Zijn de verworvenheden van de individualisering dan zó heilig geworden dat daar niet eens meer kritisch naar gekeken mag worden? Wij zouden het aanvaardbaar vinden als juist ten behoeve van laag betaalden degenen die het met beduidend meer kunnen doen, daarvoor extra worden aangeslagen. Kan de regering de diverse scenario's naast elkaar uitwerken, opdat een verantwoorde keuze kan volgen?

Het zal geen betoog behoeven dat de SGP-fractie dankbaar is voor enkele voornemens op immaterieel vlak. De herkomst is iedereen bekend. Wij gaan ervan uit dat er in de loop van de komende tijd niet aan deze thema's zal worden getornd. Enkelen spanden zich onlangs al in om de afspraken op het terrein van de abortus provocatus te minimaliseren en te relativeren. Ik verzet me daar met kracht tegen. Sterker nog, ik zou haast gemaakt willen zien met de uitwerking van deze voornemens omtrent bijvoorbeeld de vestiging respectievelijk het weren van bordelen, de adoptie, palliatieve zorg en dergelijke. Kan deze voortvarendheid worden toegezegd? Een man een man, een woord een woord. Deze klassieke norm geldt uiteraard ook voor de vrouwen die na alle extra inspanningen van de heer Zalm dan toch maar zijn gevonden voor het kabinet en voor de vrouwen die deel uitmaken van beide Kamers der Staten-Generaal. Het gaat hierbij vanzelfsprekend inzonderheid om degenen die tot de coalitie gerekend kunnen worden.

Het gaat in de nabije toekomst om daadkracht en gezaghebbend beleid. Als dat er niet komt, betekent het schade voor de partijen en personen die nu "de kar trekken", maar ook voor de relatie tussen burger en politiek of de verhouding tussen kiezer en gekozene. Er staat veel op het spel, meer dan wat er met een eventueel nieuw te vormen, de regio accentuerend kiesstelsel in onze netwerksamenleving kan worden gewonnen, waarbij je je kunt afvragen welke herkenbare rol de regio nog speelt. Niet de regionale bekendheid of de regionale knelpunten lijken bepalend, maar de wijze waarop problemen krachtdadig worden opgelost en vooral de gezindheid en de overtuiging op basis waarvan vraagstukken worden benaderd. Wij wensen de regering daarbij uit de grond van ons hart de kracht en wijsheid toe van God. Inderdaad, het moet van Boven komen!

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De minister-president zal morgenochtend om 10.15 uur antwoorden.

De vergadering wordt van 19.02 uur tot 19.10 uur geschorst.

Naar boven