Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van het lid Depla tot wijziging van het Reglement van Orde (28853).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de heer Depla en mevrouw Marleen Haage, die hem bij dit onderwerp assisteert, hartelijk welkom in vak K.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft grote waardering voor collega's die de drang hebben een idee, overtuiging of iets wat zij erg graag willen, zelf in een initiatief neer te leggen. Alleen al daarom vind ik dat dit onderwerp plenair behandeld moet worden. Mijn fractie heeft grote waardering voor het initiatief.

In de VVD-fractie heeft een discussie plaatsgevonden waarbij wij nog eens tegen elkaar hebben gezegd dat wij zeer aan de ambtseed hechten. Wij hechten zeer aan het feit dat mensen die deze eed hebben afgelegd, zelf verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop zij daarmee omgaan en de conclusies die zij daaraan verbinden. Wij vinden het niet nodig en ook niet wenselijk om een register in het leven te roepen waarin cadeaus op basis van een willekeurig drempelbedrag genoteerd worden. Wij vinden dat mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben. Waar mogelijk, moeten dit soort bureaucratische structuren eerder worden verminderd dan vermeerderd. Voor elk register dat er bijkomt, zouden er wat mij betreft twee moeten sneuvelen. Ik zeg dit om een indicatie te geven van de manier waarop wij de komende jaren met regelgeving zouden willen omgaan.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van Gent wil reageren. Zij krijgt daartoe de gelegenheid, maar ik zeg er wel bij dat dit geen debat is waarbij uitgebreide onderlinge interrupties nodig zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben altijd geïnteresseerd als de bureaucratie ter sprake komt en als ik het goed begrijp brengt de heer Van Beek dit als hoofdargument tegen het voorstel naar voren. Jaarlijks wordt gecheckt welke nevenfuncties Kamerleden vervullen. Dit betreft niet meer dan 150 mensen en daarom moet de zaak ook niet worden overdreven. Overdrijft de heer Van Beek de bureaucratie niet een beetje omdat hij eigenlijk niet wil dat cadeautjes van meer dan 35 euro die Kamerleden ontvangen, openbaar worden gemaakt?

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben het met mijn collega eens dat mijn positie niet sterk zou zijn als bureaucratie mijn enige argument zou zijn. Ik ben dan ook begonnen met een meer principiële kant van de zaak, namelijk dat ik vind dat mensen zelf verantwoordelijk zijn. Daarnaast heb ik het argument van de bureaucratie genoemd. Toen mevrouw Van Gent interrumpeerde wilde ik net gaan zeggen dat het in mijn fractie heel gebruikelijk is om met elkaar van gedachten te wisselen over dit soort onderwerpen. Die discussie zal vrijwel nooit eindigen met de gemeenschappelijke conclusie: wij zetten de streep bij 35 euro en zo lossen wij het op. Normaal gesproken eindigt een dergelijke discussie met de conclusie: jullie weten nu wat de collega's ervan vinden en iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Ook in dit geval zou het zo moeten gaan, want wij hebben allemaal de ambtseed afgelegd en dat houdt in dat wij ons integer dienen te gedragen. Veel belangrijker is echter dat wij ook integer dienen te zijn.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik complimenteer de heer Depla met zijn initiatief.

Volksvertegenwoordigers hebben een voorbeeldfunctie op het gebied van integer handelen. Daarover kan en mag geen misverstand bestaan. In dat opzicht zijn wij het volledig eens met collega Depla, de initiatiefnemer voor dit voorstel. Mede door de resultaten van de parlementaire enquête bouwnijverheid is eens te meer duidelijk geworden dat een cultuur van smeren en fêteren voorkomt. Een dergelijke cultuur moet met kracht worden bestreden. Tegen deze achtergrond komt het voorstel sympathiek over.

Ik hecht er wel aan te benadrukken dat door de behandeling van dit voorstel niet de indruk moet ontstaan dat wij als volksvertegenwoordigers permanent allerlei giften of cadeaus aangeboden krijgen. Ik heb die ervaring in elk geval niet en ik ga ervan uit dat de indiener niet op basis van dergelijke indrukken met zijn voorstel is gekomen.

De CDA-fractie heeft wel een principieel bezwaar tegen het voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde. Het voorstel gaat naar ons idee volstrekt voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid van elke volksvertegenwoordiger om af te wegen of bepaalde giften of cadeaus wel of niet in ontvangst genomen moeten worden. Vanzelfsprekend zal elk lid van de Kamer deze afweging steeds maken. Uitgangspunt is de verantwoordelijkheid van elke parlementariër, en dat moet ook het uitgangspunt blijven. Bovendien leggen wij bij de aanvaarding van dit mooie ambt de eed of de belofte af. Zoals wij vanmiddag nog hebben kunnen horen, wordt daarin expliciet gesteld dat, om dit ambt te kunnen aanvaarden, wij alles zullen nalaten wat een goede uitoefening van het ambt in de weg zou kunnen staan. Het in ontvangst nemen van giften of geschenken wordt daarbij expliciet genoemd. Het aanleggen van een register van het al dan niet hebben ontvangen van giften ter waarde van een bepaald bedrag is naar ons idee eerder een uitholling van de eed of de belofte dan een versterking daarvan.

Ik zou nog een aantal aanvullende argumenten kunnen noemen op het gebied van bureaucratie, zoals ook de heer Van Beek heeft gedaan, maar eigenlijk gaat het ons erom dat een Kamerlid staat voor de eed of de belofte die betrokkene heeft afgelegd. Elk Kamerlid geeft daaraan op een geheel eigen en verantwoorde wijze invulling. Dit voorstel past daar naar ons oordeel onvoldoende in en voegt daaraan niets toe. Wij zullen het voorstel dan ook niet steunen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Door middel van het initiatiefvoorstel tot wijziging van het Reglement van Orde dat voorligt, vraagt collega Depla opnieuw aandacht voor het belangrijke thema van de integriteit van Kamerleden. Ik complimenteer hem met zijn voorstel en ik denk dat hij, onafhankelijk van de uitkomst van dit debat, in zoverre al succes heeft gehad, dat hij in elk geval heeft bereikt dat het thema integriteit in alle fracties weer even aan de orde is geweest. Wij moesten ons afvragen hoe wij daar nu precies mee omgaan, welke regels wij in dit opzicht hanteren en of die wel up-to-date en van deze tijd zijn.

Het belang van het thema integriteit is voor de SGP-fractie onbetwist. Integriteit geldt natuurlijk voor iedereen, maar Kamerleden hebben in het bijzonder een voorbeeldfunctie. Zij dienen in hun gedrag onkreukbaar te zijn, zodat hun betrouwbaarheid onbetwist is en de geloofwaardigheid van de politiek door hun toedoen geen schade wordt berokkend. Terecht geeft collega Depla in de toelichting op zijn voorstel aan dat de integriteit van Kamerleden niet ter discussie mag staan.

De indiener stelt voor om te bepalen dat er ter griffie een register wordt bijgehouden waarin Kamerleden ontvangen giften en cadeaus met een geschatte waarde van meer dan 35 euro vermelden. Ik zou graag nog iets meer horen over de noodzaak van deze regeling, zoals de indiener die ziet. Ik kom tot die vraag, omdat hij verwijst naar de cultuur van smeren en fêteren zoals die recentelijk met name in de wereld van de bouw naar voren is gekomen. Het blootleggen van de cultuur van smeren en fêteren in de bouw leidt niet automatisch tot de conclusie dat deze cultuur ook onder Kamerleden heerst, of heeft de heer Depla daarvoor bepaalde aanwijzingen?

Voorzitter. De SGP-fractie is het met de indiener eens dat het aannemen van grotere giften en cadeaus de onafhankelijkheid en de integriteit van Kamerleden kan aantasten. In de ambtseed, waar terecht naar is verwezen, is heel duidelijk vastgelegd dat er nooit sprake kan zijn van geschenken of cadeaus die zijn verbonden aan het iets doen of iets nalaten, dus aan een bepaalde tegenprestatie. Daar hoef je geen regeling voor te treffen, dat mag gewoon niet en het hoort gewoon niet. Wij hebben het hier echter over een schemergebied waar het – zo begrijp ik althans het voorstel– niet gaat om zaken in strijd met de ambtseed. Het gaat niet om zaken die absoluut niet kunnen, maar om een schemergebied waar men zich kan afvragen of het wel verstandig is om bepaalde geschenken in ontvangst te nemen. Maak maar eens transparant wat er dan zoal aangenomen wordt.

Dan is inderdaad de vraag aan de orde: moet het worden overgelaten aan de eigen verantwoordelijkheid van parlementariërs? Moet het aannemen van grotere giften en cadeaus op fractieniveau worden geregeld? Of is het een kwestie die zonder meer in het Reglement van Orde thuishoort? Er wordt hier gekozen voor regeling in het Reglement van Orde, zonder dat op dit punt een uitdrukkelijke toelichting wordt gegeven. Mijn fractie wil niet op voorhand voor de laatste optie kiezen of deze uitsluiten. Het kan heel goed zijn dat wij op goede gronden zeggen: laten wij dat op dat niveau regelen. Maar juist vanuit de gescheiden verantwoordelijkheidsniveaus – persoonlijke verantwoordelijkheid, fractieverantwoordelijkheid, Reglement van Orde – wil ik graag een nadere toelichting daarop horen.

Als je al vindt dat een regeling in het Reglement van Orde gepast is, is nu gekozen voor de vorm van het louter transparant maken. De verantwoordelijkheid om wel of niet geschenken in ontvangst te nemen, wordt dus niet beperkt, maar slechts transparant gemaakt. De vraag is of het nodig is dat in het Reglement van Orde te bepalen. Wat zijn de alternatieven die voorliggen als je al vindt dat er iets geregeld moet worden? Hoe denkt de indiener bijvoorbeeld over de mogelijkheid om met elkaar na te denken over een gedragscode op dit vlak? Is hem overigens ook bekend of op het onderhavige punt regelingen op fractieniveau bestaan? Zo ja, wat houden die in? Als bekend zou zijn hoe het in andere landen is geregeld, zou ik dat eveneens graag horen.

Voorzitter. Ik kom tot het punt van de uitwerking. Collega Depla stelt voor om alle giften en cadeaus met een geschatte waarde van meer dan 35 euro in een register te vermelden. Dat roept wel een aantal vragen op van meer praktische aard. Waarom is gekozen voor de grens van 35 euro? Hoe onnauwkeurig mag de schatting van de waarde van cadeaus zijn? Leidt het voorstel niet tot te veel rompslomp, met het gevaar van verslonzing? Daarbij is mijn overtuiging dat de aanvaardbaarheid van giften en cadeaus niet samen hoeft te vallen met de waarde in geld. Zo vind ik een toegestuurd jaarverslag met enkele flessen wijn ter waarde van 25 euro minder acceptabel dan een waardebon van 50 euro als blijk van waardering voor het houden van een spreekbeurt. Dat ondervang je volgens mij niet zomaar door het trekken van een bepaalde grens. Geeft het vaststellen van zo'n grens niet blijk van een te rigide benadering?

Ik heb ook nog een vraag over de reikwijdte van het voorstel. Valt hier nu eigenlijk alles onder, dus ook hetgeen er in partijverband nog als blijk van waardering voor een bepaalde lezing kan worden gegeven? Zo onbegrensd als het nu geformuleerd is, vallen zelfs verjaardagscadeaus voor leden van de Tweede Kamer eronder. Dat is niet afgegrensd. Wat stelt de indiener zich daarbij precies voor? Vallen excursies, diners, evenementen er ook onder? Dat maar even om je ook een praktische voorstelling te maken van wat de instelling van zo'n register betekent.

Voorzitter. Als je over deze onderwerpen nadenkt, is het toch belangrijk om het thema integriteit van Kamerleden in een integraal kader te plaatsen. Het valt mij op dat de aandacht voor dit thema nogal versnipperd is. Vorige maand bijvoorbeeld diende collega Vos bij de behandeling van een ander wijzigingsvoorstel van het Reglement van Orde een motie in over nevenfuncties en buitenlandse reizen van Kamerleden. Dat bracht mij tot de vraag of het niet goed zou zijn om nog eens breder na te denken over de kwestie of er nog aanvullingen nodig zijn vanuit het perspectief van de integriteit van Kamerleden. Graag leg ik deze vraag via de voorzitter aan het Presidium van de Kamer voor. Ik kom daar ook op omdat ik een tijdje geleden een afstudeerscriptie over de integriteit van Kamerleden onder ogen kreeg. Daarin werd op diverse onderwerpen ingegaan op de vraag wat er aan regelingen mogelijk c.q. wenselijk is. De scriptie is eind vorig jaar verschenen bij de Erasmus Universiteit Rotterdam, die daarvoor wellicht een goede aanzet kan geven en kan voorkomen dat wij nu wat versnipperd over een concreet voorstel van gedachten moeten wisselen.

De SGP-fractie hecht groot belang aan het thema integriteit en zij vindt het goed dat daar opnieuw aandacht aan wordt besteed. Ik heb nog heel wat vragen over en bedenkingen bij het voorliggende initiatiefvoorstel. Daarom wil ik er op dit moment geen eindoordeel over geven. Ik wacht dit debat af en spreek er daarna verder over in mijn fractie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil allereerst de heer Depla en zijn medewerkster welkom heten. Het is altijd geweldig als collega's in vak K zitten.

Ik wil graag enkele woorden spreken over dit initiatiefvoorstel. De fractie van GroenLinks vindt het van groot belang dat er meer openheid komt over nevenfuncties en zakelijke belangen van Kamerleden. Het vertrouwen in de politiek heeft het afgelopen jaar een flinke deuk opgelopen. De integriteit van politici staat volop ter discussie. Het onderzoek naar de bouwfraude heeft opnieuw laten zien hoe belangrijk de integriteit van bedrijven, ambtenaren en politici is. Uit dit onderzoek bleek ook wat de gevolgen zijn als de integriteit in het geding is. De integriteit van Kamerleden moet boven elke twijfel verheven zijn. Dat is van levensbelang voor het vertrouwen in de politiek. Als de politiek, heel terecht, integriteit en maatschappelijk verantwoord gedrag van anderen vraagt, moet zij zelf het goede voorbeeld geven.

De integriteit van Kamerleden moet dus – ik zeg het nogmaals – boven elke twijfel verheven zijn. Elke schijn van belangenverstrengeling moet worden voorkomen. Financiële motieven mogen nooit een rol spelen bij politieke besluitvorming. Niet voor niets staat in de eed die Kamerleden afleggen: "Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen." Dat zijn heel plechtige woorden die wij ons natuurlijk allemaal aantrekken, maar ik denk dat het geen kwaad kan om een aantal zaken wat beter vast te leggen.

Overal in Europa gelden stringente voorwaarden, inclusief verplichte openbaarmaking en soms zelfs strafbaarheidstelling van overtredingen. Er gelden bijvoorbeeld regels voor de omgang met nevenfuncties, zakelijke belangen, giften, voordeeltjes en vermogen. Ook in het Europees Parlement is daarvoor een uitgewerkte regeling van kracht. In Nederland bestaat er niet meer dan een vrijwillige vermelding van nevenfuncties en buitenlandse reizen in de registers bij de griffie van de Tweede Kamer. Het is dus volledig aan de Kamerleden zelf in hoeverre zij zich aan de eed houden. Ik heb daar natuurlijk helemaal geen twijfels over en die twijfel wil ik ook niet zaaien. Ik vraag mij echter wel af wat ertegen is om een aantal dingen in openbare registers vast te leggen.

Het voorstel voor een wijziging van het Reglement van Orde dat nu voorligt, vinden wij een goede eerste stap om iets aan die zaken te doen. Wij vinden dat ook openbaar moet worden gemaakt hoeveel tijd Kamerleden aan hun nevenfuncties spenderen en welke betaling of vergoeding zij hiervoor ontvangen.

Ik begrijp dat er wat misverstanden bestaan over het de grens van 35 euro. Sommigen vragen of giften en geschenken die duurder zijn nog wel mogen worden ontvangen. Dat is echter niet het punt dat nu voorligt. Er wordt nu voorgesteld om een register bij te houden van geschenken van meer dan 35 euro. Ik zou het persoonlijk nog beter vinden – mijn fractie steunt mij daarin – als geschenken van 35 à 50 euro gewoon niet meer worden aangenomen en als het ook niet wordt geaccepteerd dat die worden aangenomen. Er gelden immers vergelijkbare regels voor ambtenaren. Giften en cadeaus van dat soort bedragen wekken in ieder geval de schijn dat zij de onafhankelijkheid van de leden kunnen aantasten. Wij vinden dat die schijn te allen tijde moet worden weggenomen.

Wij zouden het ook goed vinden als openbaar werd gemaakt welke buitenlandse reizen Kamerleden ontvangen. Soms zijn die reizen natuurlijk heel erg nuttig, maar niet altijd. De leden maken hoofdzakelijk reizen die een inhoudelijke meerwaarde hebben voor hun portefeuille. Het doel, het programma en degene die de reis financiert, moet in onze ogen gewoon openbaar zijn. Gelet op wat de heer Van der Staaij zei, denk ik dat er nog een geweldig samenwerkingsverband tussen SGP en GroenLinks kan ontstaan. Dat is natuurlijk altijd feest, zeker als hij de vraag opwerpt of integriteit van Kamerleden niet integraal zou moeten worden aangepakt. Ik vind dus van wel. Ik heb zojuist nog een aantal punten genoemd en ik zou het van harte toejuichen als wij die nog eens wat meer expliciet bekeken, want wij bespreken nu een bepaald punt, maar het gaat wat ons betreft ook om een aantal andere zaken. Het gaat dus niet alleen om openbaarmaking, maar ook om de vraag of het überhaupt gewenst is om duurdere geschenken aan te nemen.

De bureaucratische rompslomp lijkt mij wel te overzien, want het gaat om 150 Kamerleden. Het is natuurlijk mogelijk dat sommigen dagelijks drie, vier geschenken ontvangen. Dan wordt het wel een hele administratie, maar het moet toch maar duidelijk zijn en in de openbaarheid komen, want als je niets te verbergen hebt, ben je ook best bereid om die gegevens op zo'n lijst te laten zetten. Ik zie dit dus niet als een bezwaar.

Wij vinden dit een sympathieke wijziging van het Reglement van Orde en wij zullen er onze warme steun aan geven. Het is een eerste stap in de goede richting en ik hoop bondgenoten te kunnen vinden – één heb ik er al gevonden in de heer Van der Staaij – om te komen tot een integraal plan van aanpak voor allerlei extra inkomsten en activiteiten van Kamerleden.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ook wij vinden dit een sympathiek voorstel. Overigens refereerde de heer Van de Staaij aan een proefschrift over de integriteit van Kamerleden; ik kan me dat ook nog herinneren en ik meen dat mijn fractie en de zijne daarbij heel goed uit de bus kwamen. Ook dat is een link die wij kunnen leggen.

Ik heb nog wel een paar vragen over het voorstel. Is de grens van 35 euro willekeurig? Waar komt die vandaan? En hoe wordt dit bedrag aangepast? De inflatie gaat immers door en als het niet wordt aangepast, loopt mevrouw Van Gent over tien jaar toch een mooie bos bloemen mis...

Verder vraag ik me af hoe je een geschatte waarde van meer dan 35 euro zou kunnen vermelden. Hoe moet een Kamerlid de waarde van een geschenk precies bepalen?

Ik sluit mij ook van harte aan bij allen die vragen om een wat meer integrale visie op de integriteit van Kamerleden bij dit soort vraagstukken. Ook sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Van der Staaij, welke giften je zou moeten laten registreren, omdat een verjaardagscadeau er bij wijze van spreken ook onder zou vallen, wat toch niet de bedoeling kan zijn. Ik vind het dus niet allemaal even scherp geformuleerd, maar wellicht kan de heer Depla ons nog overtuigen, want dit is een sympathiek idee.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Ik heb waardering voor het initiatief van mijn collega Depla. Het is de tweede keer dat hij in vak K zit en het is ook de tweede keer dat ik de eer heb om woordvoerder te zijn bij de behandeling van een initiatiefvoorstel van hem. Dit lijkt mij de aanzet tot een mooie traditie; ik hoop dat er nog vele initiatieven zullen volgen.

Ik vind het ook belangrijk dat wij voortdurend scherp blijven, als het gaat om de modernisering van het Reglement van Orde, want het is natuurlijk geen statisch gegeven, het ligt niet voor de eeuwigheid vast. De Kamer moet zich voortdurend afvragen of het nog wel adequaat is en of het niet moet worden aangepast. Deze keer was het debat over de bouwenquête de directe aanleiding, de discussie over de cultuur van smeren en fêteren, waarbij helaas op z'n minst de verdenking was gerezen dat het ook in ambtelijke kringen voorkwam en dat er van onoorbare praktijken sprake was.

Goed voorbeeld doet goed volgen. De politiek heeft in dit soort discussies echt een belangrijke verantwoordelijkheid. De geloofwaardigheid van hetgeen wij hier met elkaar bespreken, is afhankelijk van het feit of wij als eersten het goed doen. Dat geldt dus ook voor transparantie in de sfeer van geschenken aannemen, op uitnodigingen ingaan waaraan mogelijk geldwaarde verbonden is, et cetera. Om met gezag te kunnen spreken, moet elke schijn van belangenverstrengeling worden vermeden. Daarom hebben wij ook een register van nevenfuncties en een register van reizen. Dat is niet omdat wij graag willen weten waar bijvoorbeeld collega Van Beek het afgelopen jaar is geweest. Natuurlijk is dat leuk om te weten, maar iedereen moet kunnen zien of hij dat zelf heeft betaald of dat het door anderen is aangeboden, wie die anderen waren en wat het reisdoel was. Men moet kunnen zien of het allemaal in de lijn van ons werk in de Kamer ligt.

Een aantal collega's heeft een link gelegd met de eed of gelofte en gezegd dat dit initiatief eigenlijk onnodig is omdat wij als Kamerleden al beloven dat wij niets zullen aannemen dat niet binnen de grenzen van het oorbare ligt. Ik heb nog even naar de precieze tekst van de eed of gelofte gekeken, maar die zegt wat anders. Je belooft daar namelijk dat je om lid te worden van deze Kamer rechtstreeks nog middellijk enige gift of gunst hebt gegeven of beloofd. Op het moment dat je lid wordt van de Kamer beloof je dat. Vervolgens ga je aan het werk als Kamerlid en wat dan? Ik weet niet of het mogelijk is binnen de orde van het debat, maar ik zou de voorzitter willen vragen of hij zijn oordeel zou kunnen geven over die interpretatie van de eed of gelofte.

Mevrouw Spies (CDA):

De eed of gelofte gaat nog verder. Er staat "dat ik om iets in dit ambt te doen of te laten" en die expliciete bepaling betreft dus de situatie waarin iemand al Kamerlid is.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb een wedervraag voor mevrouw Spies en misschien kan ook de heer Depla daarop ingaan.

Rijksambtenaren leggen sinds enige tijd weer een eed af. Vindt u, mevrouw Spies, en vindt de initiatiefnemer dat daarmee het integriteitsbeleid van de rijksoverheid wel gecoverd is? Wij vinden van niet. Die eed is belangrijk. Daarmee wordt een algemene verantwoordelijkheid afgelegd. Men belooft zich ethisch en rechtmatig te gedragen, et cetera. Desalniettemin moet men ook transparantie betrachten. Het beleid gaat op dit punt verder dan alleen het afleggen van de belofte. Ik hoop dat u dat met mij eens bent en vindt dat dit ook voor ons moet gelden. Of vindt u dat rijksambtenaren langs een strengere lat moeten worden gelegd dan de gezagsdragers in deze Kamer?

Mevrouw Spies (CDA):

Die discussie voeren wij over een week of vier naar aanleiding van de nota Integriteitsbeleid. Vandaag spreken wij over ons eigen Reglement van Orde. Ik zou deze discussie daartoe willen beperken.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Met alle respect, ik vind dat antwoord iets te gemakkelijk. Het gaat immers om de vraag of wij menen dat het integriteitsbeleid voor de rijksoverheid in het algemeen ook zijn pendant moet hebben in deze Kamer. Vinden wij dat transparantie bijvoorbeeld ten aanzien van aannemen van geschenken voor deze Kamer net zo belangrijk als voor rijksambtenaren? Wij willen immers dat rijksambtenaren geen geschenken boven een bepaalde grens aannemen. Waarom zou die discussie wel gevoerd moeten worden voor de rijksdienst maar niet hier?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zou graag van collega Dijsselbloem horen of hij overtuigd is van het feit dat de zogenaamde zuiveringseed wel degelijk betrekking heeft op het handelen als Kamerlid.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb die vraag ook aan de voorzitter gesteld. Ik begrijp de toevoeging van mevrouw Spies. De voorzitter heeft de tekst inmiddels in zijn handen en ik veronderstel dat hij zelf nog iets gaat zeggen hierover.

De voorzitter:

Ik lees wat er staat. Dat heb ik vanmiddag nog hardop voorgelezen, waarna een nieuw lid is beëdigd. Wat u heeft gezegd, mijnheer Dijsselbloem, slaat op het benoemd wórden. Dan staat er verder: "Ik verklaar en beloof dat ik om iets in dit ambt te doen of te laten rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen." Dat lijkt mij niet voor interpretatie vatbaar. Ik meng mij uiteraard niet in uw discussie over de inhoud van het voorstel van de heer Depla.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Hartelijk dank voor uw toelichting. Hierover is dan geen discussie meer mogelijk. Blijft gelden dat wij niet vinden dat met het afleggen van de eed of de belofte het integriteitsbeleid bij de rijksdienst is gecoverd.

Ik wil de initiatiefnemer nog een vraag stellen over de hoogte van het bedrag. Ik neem aan dat die is gerelateerd aan de bedragen die in ambtelijke diensten worden gehanteerd. De heer Van Beek zei: de hoogte is willekeurig gekozen. In zekere zin is dat waar. Als hij de hoogte van het bedrag wil amenderen, valt daarover met ons te praten, maar in alle gevallen zul je ergens een grens moeten trekken, tenzij wij afspreken om geen grens te trekken. Ik zou daar niet negatief tegenover staan. We zouden alle geschenken dan in het register kunnen opnemen. Dan hebben we geen grens.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat mij niet om de hoogte van het bedrag. Als je alles in aanmerking wilt nemen, wordt de lijst wel erg lang. Dan zou je een bonnetje van 10 euro ook moeten opnemen. Als je een grens trekt, vind ik een grens van 35 euro goed te verdedigen. Het gaat ook niet om de vraag of je een bedrag wel of niet aanneemt. Dat staat niet ter discussie. Het gaat erom of je dat wel of niet opschrijft. Ik vind echter dat hier de eigen verantwoordelijkheid van de Kamerleden moet prevaleren.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb uw betoog gehoord. U maakte een punt van de willekeurigheid van de hoogte van het bedrag. Ik vroeg mij af of wij u op dat punt tegemoet zouden kunnen komen.

Voorzitter. Er is gezegd dat het voorstel veel bureaucratie met zich zou kunnen brengen. Dat vind ik een minor argument. Ik vind dat dus van ondergeschikt belang. Alleen als er zeer, zeer veel te melden zou zijn, zou dat een papieren rompslomp met zich brengen, maar juist dan zou de Kamer goed doen met het verschaffen van inzicht, want dan zou ik mij misschien toch zorgen moeten maken over de wijze waarop wij hier ons werk verrichten.

De voorzitter:

Mevrouw Kant heeft mij gevraagd haar te verontschuldigen in verband met andere verplichtingen. Dat betekent dat we hiermee zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

Ik geef nu het woord aan de heer Depla voor de beantwoording.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik dank u voor de lovende woorden voor het initiatief, maar het is jammer dat daarna de woordvoerders stoppen met het spreken van lovende woorden en dat dan blijkt dat de inhoud wat minder steun kan krijgen. Ik ga echter een poging doen om de leden te overtuigen en ze ertoe te bewegen dit initiatief te steunen

Allereerst wil ik iets zeggen voor de aanleiding om dit initiatiefwetsvoorstel in te dienen. Ik heb zelf het woord mogen voeren bij de behandeling van het rapport van de commissie voor de bouwenquête. Ik heb mij toen met veel andere Nederlanders mateloos lopen opwinden over de manier waarop de smeer- en fêteercultuur in de bouw aan het licht is gekomen. Dat was niet het enige. Ook trof mij de manier waarop tijdens de verhoren de mensen hoog in de organisaties deden alsof zij van niets wisten, terwijl iedereen op de werkvloer van de gehanteerde praktijken op de hoogte was. Dat heeft bij mij voor boosheid gezorgd. Die boosheid was er niet alleen bij mij, maar bij de gehele Kamer. Ik dacht toen echt: er moet een einde komen aan die smeer- en fêteercultuur in de bouw.

Misschien is het een oude tegeltjeswijsheid die wellicht in het regeerakkoord van Balkenende-I thuishoorde, maar voor mij geldt nog steeds: verbeter de wereld en begin bij jezelf. Dat was de eerste en de belangrijkste motivatie om met dit voorstel te komen. Wil je namelijk op een moreel verantwoorde manier een sector kunnen aanspreken, dan moet klip en klaar duidelijk zijn dat de Kamer die smeer- en fêteercultuur verre van zich houdt. Wat is dan mooier om voortaan gewoon transparant en helder te zijn over de giften die je krijgt? Iedereen mag mij dan op mijn gedrag aanspreken. Ik vind het zelfs prettig dat ik openbaar kan maken wat heb ik gekregen. Dan kunnen de mensen mij daarop aanspreken en dan krijg je niet allerlei vage discussie en veronderstellingen over hetgeen de Kamerleden zouden kunnen ontvangen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik heb mij ook beziggehouden met de bouwenquête en ik kan mij de gevoelens over de cultuur die wij bij de bouw hebben aangetroffen zeer goed voorstellen. De heer Depla en ik zijn nog niet zo heel lang lid van de Kamer. Mijn directe vraag aan hem is: heeft u toen u hier kwam een smeer- en fêteercultuur aangetroffen?

De heer Depla (PvdA):

Nee, dit is precies de vraag die verschillende mensen hebben. Punt is echter dat als de Tweede Kamer zich pas met voorstellen als deze zou bezighouden op het moment dat de buitenwereld hier een smeer- en fêteercultuur aantreft, het gezag van het parlement voor jaren weg is. Daar wil ik niet op wachten. Er is door meerdere mensen gevraagd of ik voor mijn voorstel aanleiding heb gezien in het aantal dagelijkse cadeautjes. Dat is niet het geval, maar ik ken wel voorbeelden van zaken waar ik vraagtekens bij plaats. De vaste commissie voor Financiën mocht naar Ajax-AC Milan. Ik zag dat niet zitten, maar niet alleen omdat ik PSV-fan ben. Waar is zo'n bezoek voor nodig? Als ik zou mogen meedoen aan de quiz Herexamen, krijg ik een televisie. Wij hebben allemaal een kaartje voor Duinrell aangeboden gekregen. Onlangs kregen wij nog een kaartje voor de Anton Philipszaal. Al met al krijgen wij regelmatig presentjes. Ik vind het noodzakelijk dat ik mensen kan laten zien wat ik krijg.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben het daar helemaal mee eens, maar elke fractie gaat daar op haar eigen manier mee om. Als je naar Tien voor taal gaat en daar 1000 euro krijgt, gaat het bij de fractie van de heer Depla naar een goed doel. Bij D66 geldt ook zo'n regeling.

De heer Depla (PvdA):

Dat mag u ook helemaal zelf weten. De kern van het voorstel is niet dat wij het willen verbieden dat u giften krijgt. Nee, de kern is dat volksvertegenwoordigers laten zien welke giften zij krijgen. Wat zij er verder mee doen, is ieders eigen verantwoordelijkheid. De buitenwereld moet ons erop kunnen aanspreken. Iemand moet het kunnen uitleggen dat hij elke week naar de bioscoop gaat met een beroep op het feit dat hij cultuurwoordvoerder is. Dat doet niets af aan het nobele idee dat in bepaalde fracties alle geschenken worden weggegeven. Dat is de verantwoordelijkheid van de fracties.

De heer Van der Ham (D66):

Dan zijn wij het daarover eens.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Het belangrijkste bezwaar van de fracties van het CDA en de VVD was gericht op de noodzaak van het register. Kamerleden hebben de eed afgelegd, waarin zij verklaren en beloven dat zij "om iets in het ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte" hebben aangenomen of zullen aannemen. Het register zou niets toevoegen, omdat alle Kamerleden zich hieraan houden.

Op zichzelf is dat juist, maar het gaat erom dat wij ons als Kamerleden in het openbaar verantwoorden. Verwijzen naar de afgelegde eed is onvoldoende basis om het vertrouwen, zeker in deze tijd, te behouden. Immers, vertrouwen in de politiek moeten wij blijven verdienen. Wij moeten ons blijvend verantwoorden, ook voor de geschenken die wij aannemen. Burgers hebben er recht op te weten hoe wij deze eed in de dagelijkse praktijk invullen. In een gezonde democratie willen volksvertegenwoordigers dat zij daarop worden aangesproken. Volksvertegenwoordigers willen zich publiekelijk verantwoorden over de manier waarop zij in het dagelijks leven met de eed omgaan. Moderne volksvertegenwoordigers zeggen niet: wees maar gerust, ik heb de eed afgelegd. Nee, moderne politici willen zich publiekelijk verantwoorden. Vandaar het register.

Als ambtenaar moet je ook de eed afleggen, en wij vinden het niet meer dan logisch dat wij in dit opzicht allerlei checks and balances en verantwoording hanteren. Het is niet zo dat een ambtenaar een eed aflegt en vervolgens, wanneer zijn baas vraagt om een verantwoording, verwijst naar zijn eed en zijn eigen verantwoordelijkheid. Er is niet voor niets regelgeving over welke cadeaus zij mogen aannemen. Ik kan niet begrijpen waarom wij als Kamerleden hierin een uitzonderingspositie zouden moeten innemen, zeker omdat wij een belangrijke voorbeeldfunctie hebben. Met name in deze tijd is dat van belang. Wij moeten zuinig zijn op ons moreel gezag. Wij moeten ons in feite afvragen waarom wij dit niet al veel eerder hebben geregeld.

Ik redeneer nog verder door. Ik heb de eed afgelegd, dus ik hou mij aan regels. Waarom zouden wij dan allerlei controles uitvoeren? Als iedereen het belooft, is het voor iedereen de eigen verantwoordelijkheid. Ik snap het punt van de fracties van de VVD en het CDA, maar ik snap niet dat zij een en ander niet graag openbaar willen maken. Dan kan iedereen ons erop aanspreken. Dan kunnen wij met opgeheven hoofd de dingen verantwoorden. Ik heb om die en die reden dit ontvangen en ik vind het om die en die reden volstrekt normaal.

Mevrouw Van Gent heeft gezegd dat het eigenlijk beter zou zijn dat Kamerleden helemaal geen cadeautjes aannemen. Ik heb niet gekozen voor een verbod vanwege de ongewenste nevenactiviteiten die dat zou hebben Om als woordvoerder cultuur of woordvoerder politiezaken je werk goed te kunnen doen, moet je wel eens een kijkje kunnen nemen in de schouwburg of in het voetbalstadion. Het is dan ook terecht dat uitnodigingen hiervoor kunnen worden aangenomen. Echter, het elke week als cultuurwoordvoerder gratis naar de plaatselijke bioscoop gaan, lijkt mij niet passend, Maar waar ligt de grens dan wel? Dat is niet in regels vast te legen. De kracht van het systeem is dat volksvertegenwoordigers door kiezers publiekelijk ter verantwoording kunnen worden geroepen. Als de volksvertegenwoordiger een plausibel verhaal heeft, is er niets aan de hand.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb aangegeven dat ik mij heel goed zou kunnen voorstellen dat geschenken boven de 35 euro en wellicht zelfs boven de 50 euro – daar wil ik nog wel verder over discussiëren – niet kunnen worden aangenomen. U weet net zo goed als ik dat 50 euro veel geld is. Binnen de voorbeelden die u noemt, is het nog heel goed uit te leggen. Echter, als je in staat wordt gesteld om vanuit zo'n vreselijke skybox een voetbalwedstrijd te volgen en je er ook enorm gefêteerd wordt met allerlei zaken eromheen, dan wordt het toch wel wat duurder dan 35 tot 50 euro. Ik zou dat dan ook ongewenst vinden. Als je echt als woordvoerder wil weten wat er speelt, ga dan maar lekker tussen de anderen zitten.

De heer Depla (PvdA):

Eerder is al het voorbeeld genoemd van de wedstrijd tussen Ajax en AC Milan. De kaartjes daarvoor waren ruim boven de 40 euro, hoewel het geen skyboxplaatsen waren.

De heer Van der Ham (D66):

Los van mijn sympathie voor het voorstel, vind ik uw toon wat aanmatigend. Het is natuurlijk niet zo dat cultuurwoordvoerders onbeperkt gratis naar de bioscoop gaan. Dat is ook niet aan de orde. Mocht dat wel zo zijn, dan moet men er zeker voor op de vingers worden getikt. De heer Van Beek heeft zo-even gevraagd of er ten aanzien van Kamerleden sprake is van fêteren en smeren. U heeft daarop geantwoord dat daarvan geen sprake is. Het is dus wel van belang dat wij ons een beetje beperken in de toon richting onszelf.

De heer Depla (PvdA):

Ik meen dat hier sprake is van een misverstand. Ik zeg niet dat er woordvoerders elke week gratis naar de bioscoop zouden mogen gaan. Ik poog slechts uit te leggen waarom ik het niet verstandig acht om een totaalverbod in te voeren. Je zou ook een relatie met het buitenland kunnen leggen. Het zou in mijn ogen zeer onhoffelijk zijn als, wanneer parlementariërs uit het buitenland hier een bezoek brengen, we de door hen aan ons aangeboden geschenken niet zouden aannemen.

Het mooie van een register is overigens dat wanneer mensen iets aangeboden wordt, ze tevens weten dat ze het moeten melden in het register, zodat ze op een andere manier naar het geschenk kijken, in de zin dat ze zich afvragen of ze het wel kunnen uitleggen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik begrijp uw redenering, maar wie gaat dat controleren? Als een Kamerlid de boel zou willen flessen, wie gaat hem daarop dan controleren? Als je het niet opschrijft, zal niemand erachter komen.

De heer Depla (PvdA):

Zo werkt het niet. Er is bijvoorbeeld ook geen griffiepolitie die regelmatig gaat controleren of er sprake is nevenfuncties. Iedereen weet dat het verplicht is om er melding van te maken. Op het moment dat je dat weet en het uitkomt dat je het niet hebt gemeld, dan heb je een groot probleem. Hetzelfde geldt voor het ontvangen van cadeaus. Het betreft veelal een groep Kamerleden die iets krijgt. Als er één iemand is die dat nooit registreert, dan zal dat gaan opvallen en zullen collega's die persoon erop aanspreken dan wel zullen de media er melding van maken. Het lijkt mij in ieder geval geen goed idee om de griffie voortaan te laten optreden als een soort handhaver in dezen. Ik denk dat het in de praktijk zo werkt, dat mensen elkaar erop aanspreken en dat zij het dan zelf opgeven. Als zij dat niet doen, zal het vroeg of laat uitkomen en dan zijn de rapen echt gaar voor een Kamerlid. Dus ik verwacht dat Kamerleden dat wel zullen doen.

De heer Van der Ham (D66):

Dan moet een Kamerlid wel inschatten hoeveel een cadeau waard is. In de tekst staat "ongeveer". Wat bedoelt u daarmee? Welke marges zijn er voor de inschatting van de waarde van zo'n cadeau? Is dat 10 euro of 20 euro? Ik draaf hier een beetje op door omdat ik graag wil weten hoe precies de tekst is. Ik vind dat het wat slordig is opgeschreven en ik wil graag dat u wat preciezer wordt.

De heer Depla (PvdA):

Hierbij spelen twee vragen een rol. Ten eerste de vraag waarop de grens van 35 euro gebaseerd is en ten tweede de vraag van de heer Van der Staaij of ook verjaardagscadeautjes, vaderdagcadeautjes of sinterklaascadeautjes eronder vallen. Om bij het laatste te beginnen, duidelijk moet zijn dat het gaat om cadeaus die niet in familiair verband gegeven worden. Het gaat om cadeaus die een Kamerlid krijgt die te maken hebben met zijn of haar functie. De heer Van der Ham vindt dat dit niet duidelijk verwoord is in de tekst. Het lijkt mij voor de hand liggend dat dit de bedoeling is. Dat wordt nu ook in de Handelingen opgenomen en dat heeft, net als bij een gewoon wetsvoorstel, dan ook meteen die werking. Wat mij betreft is dat voldoende. Dan de vraag waarop de grens van 35 euro is gebaseerd. Ik heb daarbij verschillende aspecten meegenomen. Ik heb gekeken naar de verbodsgrens die voor ambtenaren geldt, die op 45 euro ligt. Ik heb naar het buitenland gekeken. Op basis daarvan ben ik tot de conclusie gekomen dat de grens, omdat het een registratiegrens is, iets lager mag liggen dan de verbodsgrens. Maar het leek mij ook niet verstandig dat elke bos bloemen of elke fles wijn bij een spreekbeurt opgeschreven moet worden. Wel vind ik het logisch dat een gift bij een congres – en dat kan soms wel 500 euro bedragen – in het register wordt opgeschreven. Om die reden heb ik gekozen voor de grens van 35 euro.

De heer Van der Ham sprak ook over de inflatie. Inderdaad is het mogelijk dat over tien jaar de boekenbonnen en de flessen wijn niet meer hieronder zouden vallen. Ik neem aan dat onze opvolgers dan zo verstandig zullen zijn om het bedrag aan te passen. Het lijkt mij niet handig om dat via inflatiecorrectie te doen, want dan worden het moeilijk te hanteren bedragen.

De heer Van der Ham (D66):

U bent nog niet ingegaan op mijn vraag over de geschatte waarde.

De heer Depla (PvdA):

Wij hebben gekozen voor de geschatte waarde omdat niet van elk cadeau exact is vast te stellen hoeveel het waard is. Gezien de aard van het Reglement van Orde lijkt mij dat wel met de geschatte waarde gewerkt kan worden. Als wij een wet zouden maken, op basis waarvan mensen strafrechtelijk vervolgd kunnen worden, kan niet met geschatte waarde gewerkt worden. Dan moet het veel objectiever zijn. Bij dit voorstel is het zo dat je er bijvoorbeeld 10 euro naast kunt zitten. Dan zal niemand in de buitenwereld je daarop aanspreken. Het doel van dit initiatief is dat Kamerleden transparant aangeven welke geschenken zij aannemen en dat zij erop aangesproken kunnen worden. Natuurlijk is het zo dat iemand die geen kennis van wijn heeft en die zijn wijn alleen bij de Aldi koopt, moeilijk kan inschatten dat hij een fles wijn van 80 euro heeft gekregen. Dat soort problemen kan zich voordoen, maar daar zie ik niet snel een oplossing voor. Het lijkt mij overdreven om alles door kenners op waarde te moeten laten schatten. Het gaat mij echter te ver om daaruit te concluderen dat het voorstel niet door moet gaan. Dit technische probleem vind ik niet zwaar genoeg wegen om het andere belangrijke doel, namelijk de geloofwaardigheid en de voorbeeldfunctie van het parlement, daarvoor op te offeren.

De heer Van der Ham (D66):

Ik noteer dat de heer Depla heeft gezegd dat het voorstel misschien nog aangepast moet worden wat de cadeaus aan familieleden of intern binnen de fracties betreft, maar dat dit ook in de Handelingen is opgenomen. Daarnaast zegt u dat dit naar billijkheid ingeschat moet kunnen worden. De ene keer kan het 10 euro zijn en de andere keer 20 euro, als je niet zo'n goede wijnkenner bent. Het gaat dus om billijkheid.

De heer Depla (PvdA):

Ja.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Depla refereerde al even aan het buitenland. In hoeverre kent hij voorbeelden van andere parlementen waarin een dergelijke regeling functioneert?

De heer Depla (PvdA):

Ik heb een willekeurig lijstje voor mij: Australië, Canada, Tsjechië, Frankrijk, waar zelfs alles geregistreerd moet worden, maar uit gewoonte retourneren parlementariërs daar alles om belangenverstrengeling te voorkomen, Duitsland, Ierland, Italië, Korea, Zuid-Afrika, Taiwan, waar ook alle giften geregistreerd moeten worden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, waar niets boven de 50 dollar aangenomen mag worden. Wij zijn dus geen voorloper in dit geval. Als gevolg van aanvaarding van de wetsvoorstellen inzake dualisering zijn gemeenten en provincies verplicht om op termijn een gedragscode in te voeren. De code is in eerste instantie bedoeld voor het college van burgemeester en wethouders en van gedeputeerde staten, maar ook voor raads- en statenleden. De regering stelt in de memorie van toelichting van de Wet dualisering gemeenten dat de raad zichzelf met het vaststellen van een gedragscode beter controleerbaar maakt. Dat heeft de regering, door ons geaccordeerd, goed gezien. Een van de punten in de opsomming is het aannemen van geschenken als onderdeel van de gedragscode. Dat is in het buitenland al gebeurd. Wij vinden het zelf dus ook redelijk dat andere overheden dat doen. Het ligt dan voor de hand dat wij dit als laatste stap nu ook voor onszelf regelen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Een gedragscode noemt u in één adem met een register, maar dat zijn verschillende vormen. Ging het in de landen die u noemde in alle gevallen om een register?

De heer Depla (PvdA):

Ja. In sommige landen ging het ook niet om een register omdat het aannemen van elk geschenk verboden is. In de wetten inzake dualisering wordt min of meer opgeroepen tot het opstellen van een gedragscode. Onderdeel daarvan is hoe wordt omgegaan met giften. De VVD- en de CDA-fractie noemden als argument de eigen verantwoordelijkheid van degenen die een eed afleggen. Gekozen volksvertegenwoordigers in de gemeente en de provincie hebben die eed ook afgelegd, evenals de bestuurders aldaar, maar toch vond de wetgever het blijkbaar zinvol om hen te adviseren en zelfs om verplicht te stellen dat er een gedragscode in het leven wordt geroepen waarin dit geregeld moet zijn.

Mevrouw Spies (CDA):

U sprak over een vergoeding van 500 euro voor een optreden bij Euroforum of wat voor congres dan ook. Kunt u een nadere omschrijving geven van het begrip "giften of geschenken"? Deze woorden veronderstellen dat er niet per se een tegenprestatie geleverd hoeft te worden, terwijl je je bij een congres kunt voorstellen dat je wordt ingehuurd om iets te doen. Daarvoor kan een vorm van beloning, die terecht bij de fiscus opgegeven moet worden, op haar plaats zijn.

De heer Depla (PvdA):

Daarmee heeft u een punt. In mijn enthousiasme heb ik dat voorbeeld genoemd, maar het klopt niet. Dat zijn neveninkomsten en die moeten worden opgegeven. Het gaat in dit geval om cadeaus en geschenken.

De heer Dijsselbloem (GroenLinks):

Op de vraag aan de indiener of er in de Kamer een cultuur van smeren en fêteren is aangetroffen, zei hij "nee". Ik vraag hem om dat te nuanceren. Mijn waarneming is dat bijvoorbeeld bankbedrijven kaartjes voor voetbalwedstrijden aanbieden. Hij noemde zelf een voorbeeld, maar er zijn er meerdere te geven, ook van het Nederlands elftal. Daar staat formeel geen tegenprestatie tegenover, maar er hangt wel een bepaalde sfeer omheen in de zin van waarom doet men dat en wie treft men in de skybox. De prijs van een kaartje gaat de grens van 45 euro zeker te boven. De discussie dreigt hiermee slechts een wat theoretisch en principieel karakter te krijgen, terwijl zij ook een praktische betekenis heeft.

De heer Depla (PvdA):

U heeft een punt. Er spelen twee zaken. Uit de bouwenquête kwam een smeer- en fêteercultuur naar voren. Het ging daarbij om reizen en zelfs bezoeken aan huizen van lichte zeden. Als je het vanuit dat beeld over smeren en fêteren hebt, wordt er een verkeerd beeld geschetst als ik zou zeggen dat ik dat ook hier aantref. Daarom zei ik zo snel dat ik hier geen smeer- en fêteercultuur aantref. Op een veel kleinere schaal kennen wij echter allemaal voorbeelden. Dat heeft te maken met relatiebeheer. Waar eindigt relatiebeheer en waar begint smeren of fêteren? Het is dus inderdaad niet een zuiver theoretische discussie. Ik heb ook wel eens "nee" tegen iets gezegd. Wij hebben hier allemaal mee te maken. Het is niet alleen een theoretisch register dat na een jaar leeg zal blijven. Wel denk ik dat het niet zo vol zal zijn, omdat iedereen die weet dat hij in het register moet staan, kritischer gaat nadenken over de vraag of het eigenlijk wel redelijk is dat men iets krijgt en waarom men dat krijgt. Als dat gedrag ontstaat, zullen heel veel mensen vaker "nee" zeggen; althans, zo heeft het bij mij gewerkt. Als het goed is, wordt het register dus niet zo groot, maar u hebt een punt. Het is niet niks; het is niet iets waarvan wij zeggen: het zou over een paar jaar wel eens kunnen. Je mag het echter niet vergelijken met de omvang in de bouw, want dat zou een volstrekt verkeerd beeld schetsen, zowel van wat hier gaande is als van wat in de bouw gaande is geweest.

De fractie van GroenLinks heeft gevraagd waarom niet is voorgesteld om de reizen eraan toe te voegen. Zoals gezegd: mijn voorstel moet worden gezien tegen de achtergrond van de bouwenquête. De enquêtecommissie heeft geconcludeerd dat er een eind moet komen aan de smeer- en fêteercultuur in de bouwwereld. De Kamer heeft die conclusie unaniem overgenomen. Onder het motto "verbeter de wereld en begin bij jezelf" is toen dit voorstel geboren. Dat laat onverlet dat er iets voor te zeggen is om de zaken rondom vliegreizen beter te regelen. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar dat valt op dit moment buiten de reikwijdte van dit voorstel.

Nu ga ik in op de bureaucratie. Hoewel ik heel veel bezwaren heb tegen het huidige regeerakkoord, ben ik het er hartgrondig mee eens dat het aantal regels moet verminderen. Dat zal in ieder geval mijn steun en de steun van mijn fractie krijgen. Daar zullen wij de komende tijd ook concrete voorstellen voor doen, misschien wel sneller dan het kabinet. Wij moeten echter niet doorslaan. Wij zeggen zelf dat het met de smeer- en fêteercultuur in de Kamer wel meevalt. Het aantal keren dat u naar het register zal moeten, zal dus beperkt zijn, tenzij er fracties zijn waar de situatie anders is, waardoor zij dagelijks de gang naar het register zouden moeten maken; daar ben ik heel benieuwd naar.

De heer Van Beek (VVD):

Om elk misverstand te voorkomen: ik heb niet gezegd dat de smeer- en fêteercultuur in de Kamer wel meevalt. Ik constateer dat die niet aanwezig is; dat is iets anders.

De heer Depla (PvdA):

Dat is interessant. Waar eindigt relatiebeheer en waar begint een smeer- en fêteercultuur? Als er sprake is van een smeer- en fêteercultuur, is er sprake van een heel systeem. Dat is, mede door u, mooi opgeschreven in het rapport van de enquêtecommissie. Dat laat echter onverlet dat wij ook in dit huis in het kader van relatiebeheer te maken hebben met geschenken. Wij hebben soms al een probleem in de relatie met de samenleving, maar als wij als parlement terechtgekomen zouden zijn in een smeer- en fêteercultuur, zouden wij onze geloofwaardigheid volledig kwijt zijn. Dat is een van de redenen waarom wij, gegeven het feit dat wij door burgers en bedrijven benaderd worden om hun belangen te behartigen, kwetsbaar zijn voor een smeer- en fêteercultuur. Mensen hebben daar namelijk belang bij, omdat wij hier regelgeving en beleid maken. Wij doen van alles wat burgers en bedrijven raakt. Het is dus logisch dat zij hun belang bij ons onder de aandacht willen brengen. Gegeven het feit dat er in het kader van het relatiebeheer geschenken over en weer gaan, ben je daar kwetsbaar voor en kun je beter zeggen: wij doen dit nu, want dan ontstaat er nooit discussie over de vraag of er hier zo'n cultuur is. Dan is het namelijk van begin af aan transparant; dan kan iedereen ons daarop aanspreken en dan hebben wij er tenminste een debat over. Dat is eigenlijk precies wat ik de heer Van Beek, en uiteraard mevrouw Spies en de heer Van der Staaij – die nog aan het overwegen is of hij het voorstel zal steunen – zou willen vragen. Laten wij met zijn allen het heldere signaal geven dat er in het Nederlandse parlement geen sprake is van een smeer- en fêteercultuur en dat daar ook nooit sprake van zal zijn. Om dat te voorkomen moet wij juist zo'n register in het leven roepen, waarin wij onze schaarse cadeaus opnemen. Met de bureaucratie zal het geweldig meevallen, want als ik tien cadeautjes per jaar krijg – ik hoop bij wijze van spreken dat ik er zoveel krijg – hoef ik slechts tien keer per jaar een gang te maken naar het register. Dat lijkt mij geen bureaucratie; dan zijn er nog wel taaiere zaken die wij kunnen aanpakken.

Wij moeten zuinig zijn op onze voorbeeldfunctie. Het uitstralen van moreel gezag in het publieke debat is een heel belangrijke taak van het parlement, mede omdat wij een rol spelen in de discussie waar deze samenleving heengaat en wat wel of niet acceptabel is. In de bouwenquête kwam dit duidelijk naar voren. Indien het parlement zich die rol wil aanmeten – ik vind dat dit moet – moet het ervoor zorgen dat hierover geen enkele discussie kan ontstaan. In dat licht is het een kleine moeite om al onze geschenken boven de 35 euro op te nemen in een register. De buitenwereld kan ons daarop dan aanspreken, als men vindt dat het onoorbaar is wat wij doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat zo'n register dan aantoont dat het erg meevalt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil een vraag stellen om een tweede termijn te voorkomen. Op het punt van zaken als diners en excursies krijg ik graag nog enige verduidelijking. Vallen deze ook onder de gebruikte definitie? Als je bij een werkbezoek bent, wordt soms een diner aangeboden. Moet je daarvan dan ook de waarde schatten?

De heer Depla (PvdA):

Dat is een van de redenen dat ik heb gekozen voor een bedrag van 35 euro, zodat niet elk kopje koffie of elk broodje bij een werkbezoek zou moeten worden geregistreerd. Ik vind het echter evident dat ook evenementen en diners vallen onder "geschenken". Het is begrijpelijk dat een Kamerlid dat met een commissie op pad is, wel eens door een gemeentebestuur een diner wordt aangeboden. Het maakt echter niet uit of een gemeentebestuur of een bedrijf ons als individu of als commissie een diner aanbiedt. Ik vind het voor de hand liggen dat dit dan ook in het register komt, want het is een vorm van een geschenk. Die grens van 35 euro maakt dan zaken als een broodje, normaal eten, mogelijk. Het is geen probleem als het meer is, maar dan moet het kunnen worden verantwoord.

De voorzitter:

Ik bied de Kamer geheel gratis aan om geen tweede termijn te houden!

Daartoe wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week over het voorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 18.06 uur

Naar boven