Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | nr. 39 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | nr. 39 |
Er is geen inhoudsopgave aanwezig.
De voorzitter:
Ik stel voor, morgen bij het begin van de vergadering te behandelen:
- de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (28619, nrs. 56 t/m 68).
Ook stel ik voor, de overige leden van het Presidium morgen te benoemen.
Ik stel voor, morgen om 13.00 uur te vergaderen.
Verder stel ik voor, als commissies zoals bedoeld in artikel 32, tweede lid, van het Reglement van orde aan te wijzen:
- de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
- de commissie voor de Werkwijze der Kamer;
- de commissie voor de Verzoekschriften;
- de commissie voor het Onderzoek van de geloofsbrieven.
Ik stel daarnaast aan de Kamer voor, onder het voorbehoud dat de Eerste Kamer eenzelfde besluit neemt, mij te machtigen, tezamen met de voorzitter van die Kamer de Nederlandse leden aan te wijzen voor de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa en de West-Europese Unie, de Noord-Atlantische Assemblee en de raadgevende interparlementaire commissie inzake de Nederlandse Taalunie.
Ten slotte stel ik voor, onder hetzelfde voorbehoud, deze aanwijzingen te doen gelden tot het bijeenkomen na gehouden verkiezingen van een der Kamers of van beide Kamers in nieuwe samenstelling, met dien verstande dat de aangewezenen in hun functie blijven totdat in hun opvolging is voorzien.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel vast dat de diverse fracties als volgt hun voorzitter hebben gekozen:
- CDA: de heer Balkenende;
- PvdA: de heer Bos;
- VVD: de heer Zalm;
- SP: de heer Marijnissen;
- LPF: de heer Herben;
- GroenLinks: mevrouw Halsema;
- D66: de heer Dittrich;
- ChristenUnie: de heer Rouvoet;
- SGP: de heer Van der Vlies.
Het woord is aan de heer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Mijnheer de voorzitter. Ik maak meteen van deze gelegenheid gebruik om u van harte geluk te wensen met uw verkiezing.
Ik heb de vorige week bij de regeling van werkzaamheden aangekondigd dat de fractie van D66 heel graag een debat wil voeren met de informateur over het verloop van de informatie. Ik heb uit mediaberichten begrepen, en gelezen in de brief van de informateur, dat rekening wordt gehouden met een debat over de informatie. Ik wil u graag verzoeken dat debat nog vanavond te doen plaatsvinden, zodat wij met de heer Donner en met de hoofdrolspelers, de heren Balkenende en Bos, kunnen praten over de verkiezingsuitslag, het tussentijds verslag en de richting die wordt ingeslagen.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Uiteraard steunt mijn fractie dit verzoek. Ik wil hieraan een punt toevoegen.
De vorige week heeft mijn collega Vendrik gevraagd het advies van de CEC naar de Kamer te sturen. Tot op heden hebben wij dat niet gezien. Dat advies lijkt mij zeer relevant voor het debat van vanavond, waarin het uiteraard ook gaat om de financiële contouren waarbinnen de kabinetsformatie zich zal afspelen. Via de voorzitter wil ik de regering daarom nogmaals vragen het advies van de CEC openbaar te maken en dat nog voor het debat van vanavond naar de Kamer te sturen.
De heer Rijpstra (VVD):
Voorzitter. Mochten bij dit debat moties worden ingediend, dan verzoek ik u toe te staan dat hierover niet vanavond wordt gestemd.
De voorzitter:
Laten wij het stap voor stap doen en eerst nagaan of moties worden verwacht.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Wij willen graag tussentijds debatteren, als de informatie wat verder op dreef is. Ik vind het nu nog te vroeg. Je moet een broedende kip niet storen.
De voorzitter:
Nadat de heer Dittrich kort heeft gereageerd, zal ik een voorstel doen.
De heer Dittrich (D66):
Gelet op het feit dat de Kamer voor het eerst kan debatteren over de verkiezingsuitslag en de richting die de informatie opgaat, zal het niet verbazen dat ik het absoluut niet eens ben met de heer Herben. Ik denk dat het van belang is om er vanavond nog over te praten.
De vraag van de heer Rijpstra is heel relevant. Ik moet zeggen dat ik overweeg een motie in te dienen. Ik weet niet wanneer de eerstvolgende mogelijkheid is voor stemming. Gelet op de richting van de motie hoeft deze niet per se vanavond in stemming gebracht te worden. Als het morgen kan, heb ik daar geen bezwaar tegen, maar het hangt ook af van het verloop van het debat. Het is lastig om hierover een heldere uitspraak te doen.
De voorzitter:
Nogmaals, laten wij het stap voor stap doen. Wat betreft het verzoek van mevrouw Vos stel ik voor, dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, het debat hedenavond te houden. In de veronderstelling dat wij over tien minuten klaar zijn met de regeling van werkzaamheden, wil ik het debat om acht uur vanavond laten beginnen, met spreektijden van vijf minuten per fractie.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het lastigste zijn de moties. In de media en in het advies van de heer Donner heeft men kunnen lezen dat de informateur het staatshoofd heeft geadviseerd om met de volgende stap in de informatie te wachten tot het debat is afgerond. Dat wil zeggen dat het redelijk is dat de Kamer dat snel doet en dat wil zeggen dat er dan ook vanavond gestemd moet worden.
Ik vind het erg moeilijk om nu op basis van de informatie van de heer Dittrich uit te sluiten dat er gestemd moet worden, maar dat is geen kritische kanttekening aan zijn adres. Hij zegt dat hij een motie indient waarbij dat wellicht niet nodig is. Dat vind ik moeilijk, want dat hangt toch van het debat af. Ik vrees dat ik niet anders kan dan de leden te vragen, er rekening mee te houden dat er vanavond nog gestemd moet worden.
De heer Verhagen (CDA):
Over het laatste punt ben ik het volledig met u eens. Als er vanavond een debat plaatsvindt en er worden moties ingediend die een rol kunnen spelen in de voortgang van de formatie, vind ik ook dat er hedenavond over gestemd moet worden. Indien wij ertoe besluiten om de stemming tot volgende week uit te stellen, kan het debat ook naar volgende week. Het is van tweeën één. Als wij het van belang vinden om als Kamer te debatteren en moties in te dienen die de voortgang van de formatie kunnen beïnvloeden, horen wij dat ook te koppelen. Als er vanavond een debat plaatsvindt – wat wij al eerder geconcludeerd hebben – hoort er wat onze fractie betreft vanavond gestemd te worden.
De heer Dittrich (D66):
Ik ben het daar helemaal mee eens. Om een misverstand uit de weg te helpen: ik heb niet gesproken over een stemming volgende week. Ik meen dat de heer Verhagen dat in mijn woorden heeft gehoord, maar dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb naar de voorzitter gekeken en gezegd: stel dat er morgen nog een stemming zou zijn ...
De heer Verhagen (CDA):
Als er morgen gestemd kan worden, kan er morgen ook een debat plaatsvinden. Als eraan wordt gehecht dat wij vanavond nog een debat voeren met de informateur, opdat de gevoelens van de Kamer ook een rol kunnen spelen – en daar steun ik de heer Dittrich in – dan hoort er wat mijn fractie betreft ook bij dat wij vanavond over eventuele moties zullen stemmen.
De heer Dittrich (D66):
Dank voor de steun.
De voorzitter:
Ik concludeer dat het debat vanavond zal worden gehouden. Ik vraag de leden om er rekening mee te houden dat er vanavond gestemd zal moeten worden. Ik heet overigens de heer Donner, die op dit moment nog minister van Justitie is en die de zaal zojuist betreedt, hartelijk welkom!
Het woord is aan mevrouw Arib.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Allereerst van harte gefeliciteerd. Vorige week heb ik bij de regeling van werkzaamheden om een brief gevraagd van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de fraude in de zorg. Die brief is inmiddels door de Kamer ontvangen, maar de minister gaat niet in op een aantal vragen die ik had gesteld en die door andere collega's naar voren zijn gebracht. Er ontbreken ook een aantal stukken die bij een debat noodzakelijk zijn. Dit is voor mij aanleiding om een spoeddebat aan te vragen. Ik benadruk ook dat wij de gevraagde stukken vóór het debat in ons bezit willen hebben. De stukken zijn: het rapport van Zorgverzekeraars Nederland, de reactie van het College van toezicht uitvoeringsorganisatie en het rapport van het OM. Mede namens collega Wilders vraag ik of ook de minister van Justitie bij het debat aanwezig kan zijn.
De voorzitter:
Ik stel spoedshalve voor om aan het verzoek van mevrouw Arib te voldoen en het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik zal de Kamer later tijdens de regeling van werkzaamheden een voorstel doen voor het moment dat het debat kan worden gehouden, omdat er naar verwachting nog twee debatten zullen worden aangevraagd.
Het woord is aan mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Ik heb bij de regeling van werkzaamheden van vorige week minister De Geus om een schriftelijke toelichting gevraagd op de door hem in de media naar voren gebrachte ideeën over de veranderingen in de WAO. Wij hebben een brief van de minister ontvangen, maar daarin gaat hij niet in op mijn vraag. Daarom vraag ik de Kamer om aan de hand van die brief, waarin weliswaar het antwoord niet staat, maar die wel de aanleiding van het debat is, met minister De Geus over zijn ideeën over de WAO te debatteren.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Ik maak voor één keer misbruik van de interruptiemicrofoon om u van harte te feliciteren met uw herverkiezing als voorzitter. Ik heb dat al persoonlijk gedaan, maar ik wil het graag ook op deze manier doen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik wil aan mijn felicitatie een vraag aan mevrouw Kant koppelen. Vorige week heeft de CDA-fractie al aangegeven dat zij voor het houden van een spoeddebat is. Ik heb mevrouw Kant toen gevraagd of de Kamer over alle informatie kan beschikken waarover andere Kamerleden schijnen te beschikken. Ik vraag haar nog één keer of zij of andere leden van haar fractie over informatie beschikken die een bijdrage kan leveren aan de openheid van het debat en waarover de rest van de Kamer niet beschikt. Is mevrouw Kant bereid die informatie beschikbaar te stellen?
Mevrouw Kant (SP):
Die informatie heb ik niet, maar dat wil niet zeggen dat ze er niet is. Ik zeg u dat ik het niet heb, maar de regeling van werkzaamheden lijkt mij niet de juiste plaats om daarover tot in detail door te discussiëren. Als dergelijke informatie bestaat, is het de vraag waarom de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die niet aan de Kamer ter beschikking heeft gesteld.
Mevrouw Verburg (CDA):
Dit is ongeveer hetzelfde antwoord als het antwoord dat u vorige week gaf. Ik verwijs dan met name naar het gebruik van het woordje "ik". Dat begrijp ik, maar mijn vraag is breder. Is er voor zover u weet informatie beschikbaar, of kan die beschikbaar komen, die wij niet hebben gekregen van de minister? Het is mogelijk dat uw collega's er wel over beschikken. Dan is het voor de openheid van het debat goed als ook de andere Kamerleden daarover kunnen beschikken.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik steun het verzoek van mevrouw Kant. In het verlengde daarvan vraag ik of de minister alle relevante stukken die ergens op zijn departement zwerven, per omgaande naar de Kamer wil sturen. Ik heb in Trouw gelezen dat de minister al in september gezegd zou hebben dat hij instemt met de invoering van een "risque professionnel". Ik zou het op prijs stellen als die stukken eveneens naar de Kamer werden gestuurd en dan ook ten spoedigste, zodat wij daarover met de minister kunnen debatteren en de onderste steen eindelijk boven komt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik steun het verzoek van mevrouw Noorman. Wij horen steeds hetzelfde debat tussen de woordvoerders van de fracties van CDA en SP. Eigenlijk vind ik dat niet zo relevant. Wij hebben er behoefte aan om hierover met de minister te debatteren. Zelf hebben wij al eerder vragen gesteld over deze kwestie. Als de minister nog stukken heeft die van belang zijn, dan zie ik ze ook graag. Ik mag aannemen dat dit ook geldt voor de SP-fractie.
Mevrouw De Vries (VVD):
De VVD-fractie heeft geen bezwaar tegen het debat.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mijn fractie steunt het verzoek om een debat. Ik ontvang graag relevante stukken van het ministerie, maar ik zie wel graag dat ze beleidsstandpunten bevatten en dat het geen voorbereidingsstukken zijn zonder officiële standpunten van de regering. Mijn fractie heeft daaraan geen behoefte.
Mevrouw Kant (SP):
Wij hebben verschillende keren gevraagd om stukken zonder ze te krijgen. Via deze weg verzoek ik de minister dringend om ze alsnog vóór het debat naar de Kamer te sturen. Als hij dat niet doet, zullen wij hem in het debat vragen waarom hij dat niet heeft gedaan. Blijkbaar heeft hij daar een gegronde reden voor. Als de minister niet bereid is de Kamer de stukken te sturen waar wij naar vragen, is dat zijn verantwoordelijkheid. Wij zullen hem daar in het debat over ondervragen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik probeer het voor de laatste keer. Ik sluit mij aan bij de formulering van de heer Rouvoet, dat wij geen behoefte hebben aan stukken die nog in voorbereiding zijn en waarbij vertrouwelijkheid gediend is. Ik krijg steeds de indruk, vorige week al en nu in versterkte mate, dat de fractie van de SP of de omgeving daarvan, over stukken beschikt waarover de rest van de Kamer niet beschikt. Ik verzoek mevrouw Kant om die stukken, als ze er zijn, ter beschikking te stellen aan de rest van de Kamer.
Mevrouw Kant (SP):
Mevrouw Verburg kan mij drie keer hetzelfde vragen, maar ik heb op haar vraag geantwoord. Mevrouw Noorman-den Uyl heeft net duidelijk gezegd dat in de kranten heeft gestaan dat er nog andere stukken bestaan. Als de minister de Kamer niet op de juiste manier wil informeren door deze stukken naar de Kamer te sturen, is dat zijn verantwoordelijkheid. Daarvan kun je iets vinden. Ik vind het niet juist dat hij de Kamer op dit punt niet volledig informeert. Daarover gaat het debat onder andere. Mevrouw Verburg kan drie keer dezelfde vraag stellen, maar ik kan haar drie keer op dezelfde manier antwoorden.
De voorzitter:
Ik geef het woord nog één keer aan mevrouw Noorman en dan moet de Kamer mij in staat stellen om de belofte die ik daarstraks heb gedaan, namelijk om het kort te houden, waar te maken. Anders stel ik mijzelf daartoe in staat.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
In tegenstelling tot mevrouw Verburg hecht ik eraan dat de minister alles wat beschikbaar is, aan de Kamer stuurt, in ieder geval die stukken waaruit in de krant is geciteerd. Toen dat gebeurde, werden de stukken openbaar. De PvdA-fractie vindt dat zij daarom recht heeft op een integrale tekst.
De voorzitter:
Ik stel de Kamer voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Bovendien stel ik voor om het genoemde debat deze week, meer in het bijzonder morgen, te houden. Ik kom dadelijk op de agenda van morgen terug.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Wit.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. Vlak voor het begin van de vergadering kwam de brief binnen waar de Kamer vorige week om heeft verzocht naar aanleiding van mijn verzoek om een spoeddebat te houden over de uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers die op dit moment plaatsvindt, en de commotie die dat in de samenleving veroorzaakt. In de brief wordt geen antwoord gegeven op de punten die toen aan de orde zijn gesteld. Ik doel vooral op het uitzettingsbeleid op zichzelf. Evenmin wordt in de brief inzicht gegeven in de wijze waarop de minister zijn bevoegdheid gebruikt om in schrijnende gevallen alsnog een oplossing te zoeken. Daarom stel ik de Kamer voor om, bij voorkeur morgen, alsnog een spoeddebat over dit onderwerp te houden.
De voorzitter:
Dit verzoek ligt eveneens in het verlengde van de regeling van werkzaamheden van vorige week.
De heer Blok (VVD):
Ik heb vorige week al aangekondigd dat ik een AO hierover voldoende vind. In het debat over het voorzitterschap bevestigde de Kamer nog eens dat zij moet uitkijken dat haar instrumenten niet bot worden. Dat geldt ook voor spoeddebatten. Als de heer De Wit morgen tijdens de procedurevergadering om een AO verzoekt, zal ik hem daarbij steunen.
Mevrouw Vroonhoven-Kok (CDA):
De CDA-fractie ondersteunt het verzoek van de VVD-fractie. Ook wij hebben goed geluisterd naar het debat dat wij hiervóór hebben gehad en wij hebben daar een wijze les uit getrokken.
De heer Herben (LPF):
Ik sluit mij aan bij het verzoek van de CDA-fractie, vooral omdat het houden van een spoeddebat over een dergelijk gevoelig onderwerp, niet bevorderlijk is voor het verlenen van toestemming door de minister om mensen hier te laten blijven. Wij willen dat de minister zijn discretionaire bevoegdheid gebruikt. Als daarover echter een spoeddebat wordt gehouden, wordt het onderwerp in het politieke vlak getrokken, terwijl het ons gaat om humanitaire gevallen. Als vanouds willen wij daarbij ruimhartig zijn. Wij vinden het niet verstandig om dit te politiseren.
De heer De Wit (SP):
Dit is een heel ingewikkeld probleem waarover grote commotie is ontstaan in de samenleving. Mensen die jarenlang asielzoekers hebben meegemaakt in hun omgeving, worden geconfronteerd met het schrijnende beeld dat deze asielzoekers Nederland geboeid worden uitgevoerd. Dat schokt de samenleving. Met de discussie van vanmiddag en de door de drie kandidaat-voorzitters verwoorde opvattingen in mijn achterhoofd, vind ik dat de Kamer bij uitstek in dit soort situaties snel moet reageren. Wat mij betreft zou de Kamer dit probleem op hoofdlijnen moeten bespreken en zich er snel over moeten uitspreken of dit het beleid is dat gevoerd moet worden.
Als de heer Herben dat politiek wil noemen, vind ik dat prima. Daar gaat het ook om, want het probleem vloeit voort uit beleid dat in gang is gezet en waarvan de Kamer de effecten moet beoordelen. Als het beleid commotie veroorzaakt in de samenleving, zal de Kamer snel moeten handelen.
De heer Herben (LPF):
Ik kan mij niet voorstellen dat de minister aansporing nodig heeft om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Het gaat nu niet over een debat op hoofdlijnen, maar om schrijnende, individuele gevallen. Daarvoor is geen hoofdlijnendebat nodig. Het gaat om gevallen die door de rechterlijke macht zijn getoetst en afgewezen. Ik ben met u van mening dat er, gezien de grote aantallen en de lange periode die is verstreken, gevallen zullen zijn die getoetst moeten worden door de minister. Wat mijn fractie betreft heeft hij ruimschoots de mogelijkheid om die gevallen te toetsen. Een debat past daar niet bij, dat maakt het alleen maar lastiger.
De voorzitter:
Het lijkt mij niet nuttig om deze gedachtewisseling voort te zetten, want zij raakt aan de inhoud. Gezien de opmerkingen die door de verschillende woordvoerders zijn gemaakt, stel ik voor dat de commissie zich hierover morgenochtend in een procedurevergadering buigt. Als dit niet tot een oplossing leidt, zullen wij hier morgen nogmaals over spreken in de regeling van werkzaamheden.
De heer De Wit (SP):
Ik denk dat dit bij uitstek het soort zaak is waarover wij het vanmiddag hebben gehad. Ik doe een voorstel namens een grote minderheid van de Kamer, want vorige keer werd het gesteund door een aantal fracties dat nog niet aan het woord is geweest. Als de minderheid vindt dat hierover gedebatteerd moet worden, is dat volgens mij een belangrijk signaal waar ook de meerderheid zich naar zou dienen te voegen.
Ik ben het met de heer Herben eens dat het voor een deel gaat over de manier waarop de minister zijn discretionaire bevoegdheid hanteert. Hoewel er wel naar is gevraagd, blijkt uit de brief niet hoe hij dat doet en wat de criteria zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat er over een discretionaire bevoegdheid wordt gedebatteerd en aan een minister wordt gevraagd wat de criteria zijn.
De voorzitter:
Ik sluit met mijn voorstel uiteraard niet uit dat er een spoeddebat zal plaatsvinden. Gezien de gemaakte opmerkingen en de verschillende opvattingen, ook inhoudelijk, over dit onderwerp, stel ik alleen voor om morgenochtend eerst in een procedurevergadering bijeen te komen om deze gedachtewisseling voort te zetten. Morgenmiddag om 13.00 uur is er wederom een regeling van werkzaamheden en het is absoluut niet onmogelijk om dan te beslissen het debat nog dezelfde dag te houden. Ik vraag de commissie hierover echter eerst morgenochtend te spreken.
Mevrouw Albayrak (PvdA):
Voorzitter. Als fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie deel ik u mee dat de procedurevergadering pas om 14.30 uur is, dus na de regeling van werkzaamheden.
De voorzitter:
In dat geval vraag ik u, als fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, om de procedurevergadering iets te vervroegen. Zullen wij het zo doen?
De heer De Wit (SP):
Als er verder geen steun is voor mijn voorstel, zal ik mij daarbij neer moeten leggen.
De voorzitter:
Nogmaals, een spoeddebat wordt niet uitgesloten. Ik stel slechts een tussenstap voor.
Aldus wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Eurlings.
De heer Eurlings (CDA):
Voorzitter. In het programma NOVA/Den Haag vandaag werd ik gisteren onaangenaam verrast door de activiteiten van de fundamentalistische moslimorganisatie Takfir wal Hijra. Dit lijkt mij reden genoeg om de regering, met name de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken, een brief te vragen waarin wordt ingegaan op de situatie. Wat is er precies aan de hand, hoe ernstig is de situatie en wat zou de aanpak moeten zijn? Kan de regering ook ingaan op de verschillen in aanpak in verschillende landen? In de publiciteit over deze zaak kwam heel nadrukkelijk het beeld naar voren dat de betrokken organisatie vanuit Frankrijk meer deze richting uit is gekomen, omdat men in Frankrijk na een aanslag aldaar deze organisatie erg op het jak heeft gezeten. Wij zouden de informatie graag op zo kort mogelijke termijn willen ontvangen.
De heer Wilders (VVD):
Ik ondersteun het verzoek van de heer Eurlings. Wat wij gisteren op televisie zagen, was natuurlijk schokkend. Ik zou niet alleen willen weten wat de aanpak zou kunnen zijn, maar wat de aanpak is geweest. Het gaat om tientallen mensen die in Nederland actief zijn in de criminele en terroristische sfeer. Hoe heeft men tegen deze mensen opgetreden? Op 17 december hebben wij een debat gevoerd over de financiering van moslimextremistische organisaties. Niet alleen zijn er toen moties aangenomen, maar ook heeft de minister van Justitie schriftelijke informatie toegezegd. Die is er nog niet. Kan de regering nog deze week, tegelijk met de antwoorden op de vragen van de heer Eurlings, reageren op de motie en de genoemde informatie aan de Kamer toezenden?
De heer Eurlings (CDA):
De eerste toevoeging van de heer Wilders spreekt voor zich. Wij spreken nu niet voor het eerst over deze organisaties. Met de tweede toevoeging van de heer Wilders ben ik het ook eens. In mijn bijdrage ging ik ervan uit dat de discussie over het verbieden van organisaties zou kunnen worden gevoerd. Daarom refereerde ik ook aan een andere aanpak.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Timmermans.
De heer Timmermans (PvdA):
Voorzitter. Hedenmiddag zijn er in dit huis behartigenswaardige woorden gesproken over het belang van het hoger op de agenda zetten van Europa. Het zou al een stuk beter gaan als de Kamer gebruik maakte van de mogelijkheden die zij heeft. Zij doet dit nu onvoldoende. Een van de mogelijkheden is bijvoorbeeld om volgende week met onze eigen vertegenwoordigers in de Europese Conventie over die Conventie van gedachten te wisselen. Dit is echter niet voldoende, gelet op de dynamiek die nu in de Europese Conventie ontstaat en die zich niets aantrekt van de vraag of Nederland nu wel of niet een missionair kabinet heeft. Daarom verzoek ik het kabinet om de Kamer op korte termijn een brief te sturen over de standpunten die Nederland zal innemen in de Europese Conventie. Op basis van die brief zou mijn fractie nog voor het reces een debat willen voeren met de minister-president, en met de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.
De heer Van Aartsen (VVD):
Mijn fractie steunt het verzoek van de heer Timmermans.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en over het debat te beslissen wanneer de gevraagde informatie is ontvangen. Laten wij er daarbij rekening mee houden dat het debat volgende week kan plaatsvinden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
In de nacht van vrijdag op zaterdag heeft een aantal raketaanvallen plaatsgevonden op het Nederlands-Duitse kamp in Kabul. Ik had hierover vanmiddag mondelinge vragen willen stellen, maar dat kon niet omdat de minister van Buitenlandse Zaken in de Eerste Kamer moest zijn. Voor de regeling van werkzaamheden van morgen zou ik graag een brief van de minister van Buitenlandse Zaken en van de minister van Defensie ontvangen, waarin de bewindslieden ingaan op de huidige veiligheidssituatie in Afghanistan. De heer Brahimi heeft daarover gesproken in de VN-Veiligheidsraad. Gebleken is, dat de veiligheidssituatie in Afghanistan zienderogen verslechtert. Graag verneemt mijn fractie het oordeel van de regering daarover. Heeft een en ander consequenties voor ISAF, voor het mandaat en voor de bewapening van onze militairen in Kabul en, zo ja, welke?
De voorzitter:
Als ik mij niet vergis, zijn de reeds ingediende schriftelijke vragen nog niet goedgekeurd, omdat u uw mondelinge vragen eerder had aangekondigd. Ik stel voor, dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, met uw verzoek om informatie voor de regeling der werkzaamheden voor morgen en uw goedgekeurde schriftelijke vragen, voor zover die de zojuist door u gestelde vragen niet overlappen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Via de media hebben wij vernomen dat er blijkbaar nieuwe, concrete afspraken zijn gemaakt tussen de Verenigde Staten, Nederland en Duitsland over de exit-strategie voor de ISAF-militairen in Afghanistan. Daarover wil ik graag informatie hebben, want volgens mij is de Kamer hierover niet geïnformeerd. Wat mij betreft zouden de afspraken tussen Nederland en de Verenigde Staten naar de Kamer kunnen worden gestuurd, zeker als die de eventuele gevolgen van een oorlog tegen Irak betreffen voor bijvoorbeeld de militairen in Afghanistan.
De heer Eurlings (CDA):
Voorzitter. De regering heeft destijds in het debat heel duidelijke garanties gegeven. Ik vind dat je er dan van uit mag gaan dat het zo is. Het is prima als je wilt dat er nog een brief over wordt geschreven, maar het idee dat men het had moeten doen, maar niet heeft gedaan, stemt volgens mij niet geheel overeen met de manier waarop dit debat werkelijk is verlopen. De regering heeft de toezeggingen klip en klaar gedaan. Ik kan mij in zoverre bij het verzoek aansluiten dat het mij heel goed lijkt dat de regering naar aanleiding van de recente gebeurtenissen een schriftelijke reactie geeft en kijkt of de destijds gemaakte risicoanalyse actualisering behoeft.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Inderdaad is tijdens dat debat toegezegd dat erover zou worden gesproken met de Amerikanen, maar over het resultaat van die afspraken is de Kamer nooit geïnformeerd. Ik wil dat dit gebeurt.
De heer Eurlings (CDA):
Voor de duidelijkheid merk ik op dat er destijds niet is toegezegd dat er met de Amerikanen zou worden gepraat. Er is aan ons toegezegd dat de garanties waarom wij vroegen, zouden worden gegeven. Dat is alles. Ik vind het prima als dit nog eens op schrift wordt gesteld, maar ik wilde voor de geschiedschrijving even toelichten hoe dat debat in werkelijkheid is verlopen.
De voorzitter:
Daarom stel ik voor, dit stenogram, waarin al uw verzoeken vervat zijn, door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 19.00 uur tot 20.30 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20022003-39-2878-2883.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.