Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik benoem tot lid van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten de leden Verhagen, Bos en Zalm.

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Mede namens de fractie van de PvdA verzoek ik u, het debat met de regering over het rapport van de enquêtecommissie Bouwnijverheid twee weken uit te stellen. Ik vraag dit omdat de minister van Justitie in verband met zijn informatiewerkzaamheden de komende week niet in de Kamer aanwezig zou willen zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Uiteraard is de voortgang van het formatieproces relevant. Uiteraard heeft de SGP-fractie begrip voor de fysieke belasting die samenkomt in de persoon van de heer Donner, zijnde informateur en demissionair minister van Justitie. Overigens is de argumentatie een bijzondere. Wij hebben in de Kamer immers twee weken geleden afgesproken dat het debat over het rapport van de enquêtecommissie Bouwnijverheid met de regering deze week gevoerd zou worden. Als de Kamer vindt dat de minister dan hier dient te zijn, moet daaraan in formele zin wel vastgehouden worden. Ik voel er dus niet veel voor om het voorstel van collega Rietkerk te volgen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Wij hebben twee weken geleden met open ogen, wetende dat er een informatie gaande is, besloten om het rapport in deze week te behandelen, terwijl de behandeling aanvankelijk nog sneller zou zijn. Een van de overwegingen voor D66 was daarbij dat je het ook tegenover de sector die afhankelijk is van de uitkomsten van deze enquête niet kunt maken om de behandeling eindeloos uit te stellen. Wij vinden het een slechte zaak dat de behandeling nu weer naar achteren geschoven wordt en houden ons hart vast voor de argumentatie die er over twee weken zal zijn. We zien wel hoe de hazen blijken te lopen. Als het debat echter niet deze week gehouden wordt, willen wij nu in ieder geval vastgesteld hebben dat de behandeling dan zeker in de week van 15 april zal plaatsvinden en niet nog later.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. Ook in onze fractie is enige irritatie ontstaan over dit bericht. Dit is op een mooie vrijdagochtend even door de twee fracties geregeld, terwijl we vorige week of de week daarvoor nog een extra procedurevergadering hebben gehad.

De voorzitter:

Ik val u even in de rede. Er is natuurlijk niets door welke fracties dan ook op een vrijdagochtend even geregeld. We hebben nu de regeling van werkzaamheden. U gaat straks beslissen.

De heer Hofstra (VVD):

Dat klopt, maar op het moment dat het bericht je bereikt, is de agenda al gemuteerd.

De voorzitter:

Ik maak bezwaar tegen wat u nu zegt. We bepalen nu de agenda van deze week. Het is dadelijk aan de Kamer om te beslissen.

De heer Hofstra (VVD):

Goed. De VVD heeft steeds gepleit voor meer tijd tussen een debat met de commissie en een debat met de regering. Ik breng de collega's ook nu weer onder de aandacht dat we langzamerhand zo vertraagd zijn dat de vraag opkomt of we dit rapport niet moeten bespreken met een missionair kabinet, zoals wij destijds hebben voorgesteld.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik kreeg vrijdagmiddag het mailtje en ik telde de stemmen die erachter stonden. Ik dacht toen: ik hoef dat debat dus niet te gaan voorbereiden. U heeft gelijk, voorzitter, dat het debat nu nog moet plaatsvinden. Ik zou de collega's graag overtuigen, maar pragmatisch gezien leken de kaarten geschud. Ik sluit me aan bij de collega's, maar ik wil de heer Rietkerk graag een vraag stellen. Als hij zegt over twee weken, betekent dat dan dat we, formatie of geen formatie, dat debat dan ook voeren? Of bedoelt hij dat we het debat niet voeren zolang de heer Donner informateur is?

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij kunnen ons voorstellen dat de dubbele petten van minister Donner weleens kunnen gaan wringen. Dat schijnt zich dus deze week voor te doen. Als we afspreken dat we het debat over veertien dagen zullen hebben, wie garandeert ons dan dat de informatie dan is afgelopen en dat de heer Donner dan ook niet nodig is aan de andere kant van het gebouw? Wij zijn bang dat we het debat zover gaan doorschuiven dat het momentum dat we met elkaar hadden willen benutten, weg is.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Ik ben het met u eens dat wij nu de regeling van werkzaamheden hebben, die overigens morgen, overmorgen en volgende week ook weer plaatsvindt. Het zou niet de eerste keer zijn dat dingen die op een dag geregeld worden, op een andere dag weer anders geregeld worden. Je hoort ook weleens iets buiten deze Kamer. Ik geef alle collega's die het daarover hebben, daar gelijk in. Ik heb heel goed geluisterd naar de heren Zalm en Hoogervorst. Zij hebben mij overtuigd van het feit dat de formatie nu de absolute prioriteit heeft. Om die reden steun ik de heer Rietkerk dat we het debat veertien dagen moeten uitstellen.

Mevrouw Giskes (D66):

Dat is op zich een heel leuk argument, waarvoor we allemaal heel gevoelig zijn. Ik wil er echter aan toevoegen dat het probleem, als je echt wilt, best oplosbaar is. Je kunt de minister van Justitie een beetje ontzien door hem niet op alle uren waarop we over het rapport praten, aanwezig te laten zijn. Je kunt dan toch een goede behandeling laten plaatsvinden. Ik vind het argument van de formatie dus onzin.

De heer Rietkerk (CDA):

De vraag die in mijn hoofd zit is of het voorstel om het debat twee weken uit te stellen betekent dat het dan in ieder geval op 14, 15 en 16 april gehouden zal worden. Mijn antwoord daarop is ja.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Als de informatie dan nog Voorzitteraan de gang is en de heer Donner nog informateur, komt u dan niet op vrijdagmiddag opnieuw met het voorstel om het debat toch uit te stellen?

De heer Rietkerk (CDA):

Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.

De voorzitter:

Ik kan net als de heer Duyvendak tellen. Ik heb gehoord wat de heer Rietkerk mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid – naar ik meen, noemde hij mevrouw Dijksma – heeft voorgesteld en ik heb de woorden van mevrouw Van Nieuwenhoven gehoord. Ik stel daarom voor om het debat dat wij deze week met de regering zouden houden over het rapport van de enquêtecommissie Bouwnijverheid, niet deze week te houden, maar over precies twee weken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil de minister van Verkeer en Waterstaat graag om een brief vragen over de Sealink, een vrachtschip dat drie maanden geleden op 70 km voor de kust van Terschelling is gezonken. Het schip ligt in een drukke vaarroute. Gisteren kwam het bericht dat Rijkswaterstaat geen geld heeft om dat schip te bergen. De kustwacht zegt echter dat dit een gevaarlijke en risicovolle situatie is en dat de kans bestaat dat een ander schip erop knalt.

Wil de minister van Verkeer en Waterstaat voor morgenochtend negen uur hierover een brief aan de Kamer sturen waarin staat wat hij daaraan gaat doen?

De voorzitter:

Mijnheer Duyvendak, waarom morgenochtend negen uur?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Om tien uur houdt de commissie voor Verkeer en Waterstaat een procedurevergadering. Dan kan de brief daarin aan de orde komen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister. Het verzoek is dus om de brief morgenochtend, uiterlijk tien uur, bij de Kamer te laten zijn.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Op dit moment zijn vier wetsvoorstellen tot herziening van de Grondwet voor een tweede lezing bij de Kamer in behandeling. Ik duid ze kort aan: de burgemeestersverkiezing, het correctief referendum, de samenwerkingsschool en de vervanging van zieke Kamerleden. Afgelopen zaterdag hebben de staatsrechtgeleerden Jurgens en Van der Braak in een opiniebijdrage in Trouw betoogd dat de bevoegdheid om te beslissen over deze wetsvoorstellen exclusief berustte bij de Kamer in de vorige samenstelling. Door de ontbinding van de Kamer in januari 2003 is een einde gekomen aan de grondwetgevende vergadering. De conclusie is dat, nu een nieuwe Tweede Kamer zoals bedoeld in artikel 137, lid 4, van de Grondwet de wetsvoorstellen niet heeft aangenomen, die procedures tot een eind zijn gekomen en het getij is verlopen. Kan de regering in een brief aangeven of zij deze visie deelt en, zo ja, of zij om die reden tot intrekking van de voorstellen wil overgaan? Deze uitleg van de Grondwet is toch een aangelegen kwestie. Wil de regering hierover een advies aan de Raad van State vragen?

De voorzitter:

Ik wil hieraan een verzoek toevoegen, en wel aan de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Aangezien het hierbij gaat om een verwijt van een Eerste-Kamerlid, de heer Jurgens, en een collega-schrijver aan het adres van de Tweede Kamer, verzoek ik deze commissie van de Tweede Kamer om dit punt ook te bekijken. Dat neemt niet weg dat het verzoek van de heer Van der Staaij zal worden doorgeleid naar het kabinet. Mij blijkt dat de leden met deze dubbele procedure akkoord gaan.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik neem aan dat de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereid is, mijn verzoek in behandeling te nemen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Op 26 maart hebben wij bij de voorbereiding van de informele JBZ-raad aan de minister vragen gesteld over het feit dat vluchtgegevens van passagiers worden verstrekt aan de Verenigde Staten. Wij hebben daar toen geen antwoord op gehad. Er is ons toegezegd dat dit antwoord schriftelijk zou worden gegeven, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Ik vind dat de Kamer die antwoorden uiterlijk donderdag om 17.00 uur moet hebben. Deze gegevens worden immers al dagelijks aan de Amerikanen verstrekt. Dan heeft iedereen rustig de tijd om de antwoorden in het weekend te bestuderen en dan kunnen wij volgende week bezien wat de volgende stappen van de Kamer moeten zijn.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik sluit mij hierbij aan omdat ik over hetzelfde punt al eerder schriftelijke vragen heb gesteld. Kunnen deze tegelijkertijd worden beantwoord?

De voorzitter:

Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering – het verzoek van mevrouw Van der Laan en het verzoek van de heer De Wit – door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft vanmiddag een procedurevergadering gehad over Irak. Wij proberen alle verzoeken zoveel mogelijk via die commissie te laten plaatsvinden, maar helaas gaan de ontwikkelingen in Irak zo snel dat wij na de procedurevergadering een bericht hebben ontvangen waarover wij in actie moeten komen. Ik heb een halfuur geleden een bericht van het ANP onder ogen gekregen dat de Britse regering zich zorgen maakt over de behandeling van Irakese krijgsgevangen door de Amerikanen. De Britten maken zich zorgen over de manier waarop de krijgsgevangen worden behandeld, omdat blijkbaar een situatie is ontstaan waarbij de Amerikanen spreken van illegale strijders. Morgen vindt er een gesprek plaats tussen de Amerikaanse minister Colin Powell en zijn collega's van Europese landen. Ik vraag minister De Hoop Scheffer om dit onderwerp morgen aan de orde te stellen bij zijn collega en de Kamer daarover na die ontmoeting te informeren.

De voorzitter:

Ik had begrepen dat het gesprek van de minister van Buitenlandse Zaken overmorgen zal plaatsvinden, maar dat weet hij zelf het beste. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Herben.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Het is niet alleen vervelend dat wij in het ongewisse worden gelaten over de duur van de informatie, maar het is ook volstrekt onduidelijk welke kant het opgaat. Het is voor het parlement niet de meest voor de hand liggende en juiste weg om via de media te vernemen wat er werd besproken, maar dan konden wij er nog enigszins vrede mee hebben. Op de perstribune zijn er journalisten die met weemoed terugdenken aan een jaar geleden, want toen wist je tenminste waar het over ging. Daar kan ik mij iets bij voorstellen. Op eerdere verzoeken van mevrouw Halsema hebben de informateurs gezegd dat de Kamer niet bepaalt wat zij doen en zij wilden geen uitleg komen geven. Ik vind dat vervelend. De LPF zou een tussentijdse rapportage op prijs stellen, zodat wij weten waar wij staan met de informatie. Daarom vraag ik de minister-president om ons de berekening van het Centraal planbureau toe te sturen, zodat wij niet na de informatie of uit de tweede hand via de media te weten komen wat de onderwerpen zijn. Een broedende kip moet je niet storen, maar het uitbroeden van een ei duurt drie weken. Het heeft nu lang genoeg geduurd.

De heer Zalm (VVD):

Er schijnt een lijstje naar het Centraal planbureau gegaan te zijn. Misschien kunnen wij dat krijgen om ons te oriënteren op wat ons te wachten staat. Dat zou geen verzoek zijn aan de minister-president, maar aan de fracties van CDA en PvdA.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben blij met de steun voor een tussentijdse rapportage. Ik heb een verzoek ingediend bij de commissie voor de Werkwijze om dat mogelijk te maken. Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat en wanneer ik uitsluitsel krijg over de behandeling daarvan. Ik ondersteun het verzoek. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat dit een openbaar stuk wordt.

De heer Dittrich (D66):

Ook wij denken dat het belangrijk is dat wij kunnen beschikken over de stukken die naar het Centraal planbureau zijn gegaan en over de doorberekening, zodat de fracties in de Kamer daarmee kunnen werken en op een gegeven moment het debat op een gelijkwaardige manier kunnen aangaan.

De heer Herben (LPF):

Ik dank de collega's hiervoor. Wij willen ons absoluut niet bemoeien met de besprekingen tussen de onderhandelaars, maar in het land wil men wel weten waar het over gaat. Het schimmenspel heeft nu lang genoeg geduurd.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Het gaat daarbij met name om de specifieke vraag van de heer Herben aan de minister-president. Ik stel voorts symbolisch voor, het stenogram van dit deel van de vergadering, met name de vraag van de heer Zalm, door te geleiden naar de fracties van de Partij van de Arbeid en het CDA. Het voorstel van mevrouw Halsema tot wijziging van het Reglement van orde zal op zo kort mogelijke termijn, te weten volgende week, aan de orde komen in de commissie voor de Werkwijze der Kamer.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vergeer-Mudde.

Mevrouw Vergeer-Mudde (SP):

Voorzitter. Ik had graag mondelinge vragen willen stellen, omdat er op dit moment een acuut probleem speelt. Duizenden studenten dreigen hun kamers te moeten verlaten of op hun uitkering te worden gekort, omdat de Koppelingswet vandaag in werking is getreden. Ik wil daarover een brief aan het kabinet vragen. Ik wil vermijden dat de discussie van november en december vorig jaar wordt herhaald en vraag derhalve om antwoorden op de volgende concrete zaken. Is onderzocht welk percentage van de kleine 5000 studenten werkelijk fraudeert? Hoeveel studenten wonen thuis terwijl zij opgeven uitwonend te zijn? Hoeveel studenten frauderen niet echt, maar worden er door de kamernood toe gedwongen om zich niet op hun daadwerkelijke adres te laten inschrijven? Die studenten zijn dus wel uitwonend. Om hoeveel studenten gaat het dan feitelijk? Zijn de bewindslieden bereid om in het licht van de woningnood na te gaan of het mogelijk is om de korting op de huursubsidie op te schorten? Anders kunnen ontvangers van huursubsidie immers geen kamers verhuren. Men zou in dat verband ook kunnen kijken naar de kosten van het niet korten op de huursubsidie in vergelijking met het moeten bijbouwen van nieuwe huisvesting voor studenten. Zo'n kostenvergelijking in verband met de kamernood lijkt mij heel goed. Kan de regering voorts ingaan op de mogelijkheid van een overgangsmaatregel, waarbij het huurcontract in plaats van de inschrijving bij de gemeentelijke basisadministratie wordt gehanteerd?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil het verzoek van mevrouw Vergeer ondersteunen en voeg daar nog een vraag aan het adres van de staatssecretaris van Onderwijs aan toe. Deze staatssecretaris heeft op 19 november 2002 gezegd dat zij met het ministerie van VROM in overleg was over de kamernood onder studenten. Zij had het idee dat dit probleem heel serieus werd opgepakt en was van mening dat de kamernood opgelost moest worden. Wat heeft de staatssecretaris samen met VROM tot nu toe aan het probleem gedaan? Hoe kijkt zij ertegen aan dat minister Kamp heeft gemeend om de kamerbreed aangenomen motie over de mogelijkheid om huursubsidie te geven voor onzelfstandige woonruimte – wat een uitermate goede bijdrage zou leveren aan het oplossen van de kamernood – naast zich neer te moeten leggen? Naar mijn idee wordt de kamernood zo niet op een goede manier opgelost.

De heer Van der Ham (D66):

Net voordat de SP-fractie had aangekondigd, mondelinge vragen te willen stellen, heb ik zelf schriftelijke vragen ingediend. Ik zou de antwoorden op mijn vragen graag in de brief van het kabinet opgenomen zien worden. Mijn vragen liggen nog bij de commissie. Ik neem aan dat die vanzelfsprekend bij het stenogram van dit deel van de vergadering worden gevoegd.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en de beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Van der Ham daarbij te betrekken.

Mevrouw Vergeer-Mudde (SP):

Voorzitter. Het is wellicht goed om een termijn af te spreken. De studenten zitten nu inderdaad met een acuut probleem. Kan die brief van het kabinet binnen een week bij de Kamer zijn?

De voorzitter:

Dit verzoek met betrekking tot de termijn staat bij dezen in het stenogram zoals het wordt doorgezonden.

Ik deel de Kamer mee dat in verband met de afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken aanstaande donderdag de behandeling van het associatieverdrag met Egypte helaas wederom moet worden uitgesteld. Dit verslag zal op zo kort mogelijke termijn weer op de agenda worden geplaatst.

Al deze wijzigingen in de agenda van deze week hebben tot gevolg dat er morgen niet zal worden vergaderd. Er zal morgen dus ook geen regeling van werkzaamheden worden gehouden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven