Vragen van het lid Vendrik aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken over het uitkeren van hoge bonussen aan de KPN-top.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het wordt lente. Alles groeit en bloeit en dat blijkt ook te gelden voor de topinkomens van Nederlandse topbestuurders. Over de gehele linie melden Nederlandse bedrijven de laatste maanden tegenvallers, dalende winsten, oplopende verliezen, kelderende aandelenkoersen en ontslag van duizenden werknemers die maar moeten zien hoe zij dit jaar doorkomen. Naar nu blijkt zit het topmanagement daar kennelijk niet mee. Nederlandse toppers als Unilever, Shell, Getronics en KPN zitten er nog steeds warmpjes bij. Ondanks dalende aandelenkoersen boekten de topbestuurders in 2002 bij Unilever en Shell een inkomenswinst van 20% tot 25%. Toe maar! Bij Getronics krijgen de falende toppers 7,3 mln euro en ook bij KPN krijgt een ex-bestuurder zes maal zijn jaarsalaris mee: 2,87 mln euro. Dat is meer dan de kerstbonus voor de 22.000 overgebleven werknemers van KPN. De exhibitionistische zelfverrijking viert dus nog steeds hoogtij. De GroenLinks-fractie ergert zich al jaren aan deze praktijk en opnieuw vraagt zij kabinet en parlement zich hiertegen uit te spreken en actie te ondernemen. Ook CNV-voorzitter Doekle Terpstra heeft enkele weken geleden zijn afkeuring uitgesproken.

Ik stel eerst een paar vragen aan de échte baas van KPN, minister Hoogervorst van Economische Zaken, want de Staat der Nederlanden is grootaandeelhouder. Minister, bent u het met mij eens dat de vertrekbonus van de heer Smits en de honorering van de heer Scheepbouwer in 2002 exorbitant, exuberant en exhibitionistisch zijn en dat het niet deugt wat er is gebeurd? Waar waren de overheidscommissarissen die voor de overheid in de raad van commissarissen van KPN zitten? Gaat u zich als grootaandeelhouder sterk maken om deze regeling voor beide bestuurders terug te draaien? Gaat u hierover als grootaandeelhouder op 12 mei tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering van KPN stennis maken en wellicht dreigen – ik zou het u aanbevelen – om uw instemming te onthouden met het financieel jaarverslag van KPN over het jaar 2002?

Ik heb nog enkele vragen aan minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Minister, u liet in Trouw al weten dat u het niet eens bent met de gang van zaken en dat u opnieuw gaat praten. Wat gaat u, behalve praten, nog meer doen? Vindt u niet dat het na jaren van gesoebat eens tijd wordt voor wettelijke maatregelen, bijvoorbeeld openbaarheid van inkomensregeling voor beursgenoteerde bedrijven die vóóraf gegeven dient te worden? Wanneer gaat u optieregelingen aan banden leggen of verbieden? Wordt het niet eens tijd voor een voluit instemmingsrecht van ondernemingsraden met dit soort regelingen? Komt er nu eindelijk eens een apart belastingtarief voor deze veelverdieners?

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. De heer Vendrik heeft algemene vragen gesteld over opties en specifieke over bonussen voor de heer Scheepbouwer. Ik geef op beide vragen antwoord. Het staat buiten kijf dat de heer Scheepbouwer KPN grote diensten heeft bewezen. Hij heeft het bedrijf dat in grote nood verkeerde, een succesvolle "turn around" gegeven: de schuld is afgenomen, de kasstroom is verbeterd, de marges zijn hersteld en er is sprake van een stabiele koers bij een dalende aandelenmarkt. Vergeleken met het buitenland heeft KPN onder Scheepbouwer een fantastische prestatie geleverd. Dit alles neemt niet weg dat ook ik als aandeelhouder de bonus van 2,6 mln euro onmatig en te ruimhartig vind. Het is een groot bedrag, dat bovendien wordt toegekend naast een fors optiepakket en een forse afvloeiingsregeling. In deze moeilijke tijden worden offers gevraagd van het personeel en ik vind dat een topmanager in zulke omstandigheden moet aanvoelen dat ook aan de top een zekere matiging geboden is.

Meer in het algemeen moet mij van het hart dat ik grote moeite heb met de combinatie van resultaatafhankelijke beloningsvormen en riante afvloeiingsregelingen. Het is geen goede zaak dat een topmanager weet dat hij, als de zaak mislukt, na afloop toch kan gaan rentenieren. Wie het inkomen van een topvoetballer wil hebben, moet niet ook nog eens de sociale zekerheid van een ambtenaar verlangen.

Wat gaan wij hieraan doen? Bekendmaking van de toekenning van die bonus is een gevolg van de Wet op de openbaarmaking bezoldiging en aandelenbezit van bestuurders en commissarissen. Deze wet heeft transparantie als effect en zij geeft aandeelhouders, waaronder de Staat, de gelegenheid om tijdens een aandeelhoudersvergadering hierover met de raad van commissarissen van gedachten te wisselen. Ik ben van plan tijdens de komende aandeelhoudersvergadering van de raad van commissarissen te verlangen dat er transparante criteria komen voor toekomstige bonussen. Verder wil ik dat er op goede criteria wordt getoetst en dat er redelijkheid wordt betracht. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee de positie van de aandeelhoudersvergadering op het gebied van bijzondere beloningsvormen voor bestuurders, zoals opties, wordt versterkt, door middel van invoering van een goedkeuringsrecht van aandeelhouders voor optiepakketten. Ten slotte verwacht ik dat ook de commissie-Tabaksblatt, die zich bezig houdt met "corporatie governance", zich zal buigen over het vraagstuk van beloningsvormen aan de top van ondernemingen.

Minister De Geus:

Voorzitter. Zonder de kwalificaties van de vraagsteller direct tot de mijne te maken, deel ik zijn zorg over de hoogte van de bonussen. Ik verschil daarin ook niet van mening met mijn collega Hoogervorst. Naast het morele aspect van de verhouding tussen de verdienste en wat men gedaan heeft, is er het aspect van de verstoring van het draagvlak voor een algemene matiging van lonen en inkomens. Dit laatste aspect baart mij zorgen en zoals men in de krant heeft kunnen lezen, heb ik mij daarover tot de werkgeversorganisaties gewend.

In het Sociaal akkoord dat in het najaar van 2002 is afgesloten, is daarover een zinsnede opgenomen. De vraag of het alleen bij praten blijft of dat er ook iets gaat gebeuren, is volgens mij terecht gesteld. Wel vind ik ten principale dat dit gesprek thuishoort in het overleg tussen de sociale partners over de loonvorming. De overheid kan daarbij betrokken zijn wanneer het algemene klimaat voor loonmatiging aan de orde komt of wanneer zij aandeelhouder is.

Voor het antwoord op zijn vraag naar verdergaande maatregelen op het gebied van de topinkomens verwijs ik de heer Vendrik naar zijn eigen initiatiefwetsontwerp. Het kabinet zal zijn standpunt daarover naar voren brengen bij de behandeling ervan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit schiet allemaal niet op, wij hebben dit al eens eerder meegemaakt. Minister Hoogervorst had het over de zekerheid van de socialezekerheidsregeling voor ambtenaren. Daarop zeg ik: was het maar waar dat je als ambtenaar zo'n vertrekpremie krijgt als je aan de kant wordt gezet! Deze vergelijking gaat mank. Deelt de minister mijn conclusie dat het juiste moment gemist is toen minister Zalm op 8 november 2001 bij het aantreden van de heer Scheepbouwer hier in de Kamer zei dat hij niet over deze regeling ging? Het is hier in het parlement weer krokodillentranen huilen als de huidige minister van Financiën zegt dat het eigenlijk te veel is. KPN kent de heer Scheepbouwer toe wat destijds voor het jaar 2002 is afgesproken. Kortom: wij zijn weer te laat.

Mijn tweede vraag aan de minister van Financiën is niet of hij voor de toekomst goede perspectieven ziet voor KPN, maar of hij bereid is, op 12 mei – dan wel in andere gesprekken die hij heeft met de raad van commissarissen – naar voren te brengen dat de bonus voor de heer Scheepbouwer en de vertrekpremie voor de heer Paul Smits gewoon niet kunnen en dat zij ongedaan dienen te worden gemaakt.

Voorzitter. De bemoeienis van de minister van Sociale Zaken met dit onderwerp spreekt mij op zichzelf wel aan, maar hij mag een strengere toon kiezen. Dit is ziekmakend voor het sociale klimaat in Nederland. Als deze minister zegt dat de loonontwikkeling aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven een zaak is van de sociale partners, dan zit hij er echt naast. In het najaarsakkoord – een akkoord van dit kabinet, van deze minister van SZW met de werkgevers en werknemers – stond die ene zin over loonmatiging aan de top. De minister is verdragspartij en dus gehouden aan het naleven van de bepalingen uit het najaarsakkoord. De werkgevers in Nederland doen dat klaarblijkelijk niet. Ik vraag de minister niet of hij met de werkgevers wil gaan praten om voor elkaar te krijgen dat zij iets doen. Ik vraag hem wat hij gaat doen. Hij is immers gepiepeld door werkgevend Nederland. De werkgevers komen een dure afspraak uit het najaarsakkoord niet na. Wat gaat de minister daaraan doen?

De minister verwijst naar het wetsvoorstel dat ik straks in de Kamer hoop te verdedigen. Dat gaat niet over de beursgenoteerde ondernemingen waar wij het hier over hebben. Voor hen is openbaarheid van topinkomens geregeld bij wet door het vorige kabinet, maar die regeling voldoet dus niet. Ik heb drie suggesties gedaan en ik verlang van deze minister op alle drie de punten een helder, gemotiveerd antwoord.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Toen de afspraken met de heer Scheepbouwer werden gemaakt, had de minister van Financiën geen bevoegdheden ten aanzien van de toekenning van beloningsvormen. Daar was – en is – geen wettelijke basis voor. Daarom is het zo belangrijk dat wij werken aan een wet die de aandeelhouder meer bevoegdheden verleent ten opzichte van de raad van bestuur en de raad van commissarissen met betrekking tot de beloningsstructuur.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze minister levert twee overheidscommissarissen. Zij dienen elke beloningsregeling voor topbestuurders in Nederland goed te keuren. Deze minister heeft gehoord van de ervaringen van de vorige minister van Financiën, hij had tegen zijn topcommissarissen kunnen zeggen: zorg dat dit binnen de perken blijft. Dat is dus niet gebeurd. Ik moet constateren dat deze minister heeft zitten slapen.

Minister Hoogervorst:

De overheidscommissarissen zijn afgeschaft en voor zover zij bestonden, stonden zij niet onder instructie van de minister van Financiën. Zij konden alleen maar op eigen titel in het belang van het bedrijf opereren. Het bedrijf verkeerde toen in grote moeilijkheden en de heer Scheepbouwer was de enige capabele man die toen bereid gevonden werd om deze klus te doen. En hij heeft deze klus ook voortreffelijk gedaan. Dat moet niet uit het oog worden verloren.

De minister van Financiën had dus geen directe of indirecte bevoegdheden om dit aan te pakken. Al had hij wel volledige bevoegdheid gehad, is het nog de vraag of hij deze had kunnen benutten, gezien de deplorabele stand van zaken in dat bedrijf op dat moment.

Op 12 mei ben ik bereid mijn rol als aandeelhouder te spelen en volledige transparantie te vragen aan de raad van commissarissen. Dat ik hier in het openbaar de uitspraken doe die ik daarnet deed, is al een belangrijk signaal aan het bedrijf. Ik denk niet dat dit soort uitspraken eerder in de Tweede Kamer aan het adres van KPN of welk bedrijf dan ook is gedaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet de minister echt corrigeren. Op 8 november 2001 heeft het parlement van links tot rechts tegen de toenmalige minister van Financiën gezegd dat de regeling van de toen net aangetreden heer Scheepbouwer niet kon, daar zij niet in overeenstemming was met het sociale klimaat dat wij met zijn allen in Nederland willen. KPN wist dat het niet kon. De minister doet dus geen nieuwe uitspraak, hij herhaalt wat twee jaar geleden al de mening van het parlement was. Dus de vraag is wat er gebeurt, want het sociale klimaat bij KPN is verziekt. De ondernemingsraad dreigt zelfs met een gang naar de rechter om eventueel de bonusregeling voor de heer Scheepbouwer dan wel de vertrekpremie voor de heer Smits als een onrechtmatige daad te veroordelen. Gaat de minister de ondernemingsraad op dat punt steunen?

De voorzitter:

De minister heeft nu het woord en u mag geen vragen meer stellen.

Minister Hoogervorst:

De heer Vendrik weet net zo goed als ik dat ik geen enkele bevoegdheid heb om contracten achteraf ongedaan te maken. Ik meng mij dus niet in dit soort zaken, omdat dit gewoon niet kan. Wel zal ik tijdens de aandeelhoudersvergadering mijn rol als aandeelhouder op mij nemen door net zoals ik zojuist heb gedaan mijn ongenoegen over de gang van zaken duidelijk uit te spreken en door de raad van commissarissen te vragen om duidelijke, transparante criteria voor beloningstoekenning op te stellen voor de toekomst.

Minister De Geus:

Voorzitter. Allereerst is gevraagd hoe het zit met de naleving van het najaarsakkoord. Ten tweede heeft de heer Vendrik gevraagd wat ik van de door hem in de eerste termijn gedane suggesties vind. Anders dan door de heer Vendrik is gesteld, bestond het sociaal akkoord van vorig najaar in essentie en in verbintenisscheppende zin uit een akkoord tussen de sociale partners, namelijk een aanbeveling van de stichting van de arbeid, en uit een verklaring van de regering over het te voeren beleid. Deze twee zaken hebben samen het akkoord gevormd. In de afspraken tussen de sociale partners is de aanbeveling opgenomen om ten aanzien van de niet-cao-lonen eveneens grote terughoudendheid te betrachten, gelet op het uitgangspunt van een verantwoorde loonkostenontwikkeling voor allen in de onderneming. Op dat moment is het punt van de bonussen niet expliciet genoemd. De strekking van het artikel is evenwel duidelijk. Dit is dus een afspraak tussen de sociale partners, waarop de vakbeweging dan ook terecht niet de overheid, maar de werkgevers heeft aangesproken. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat ik mij zeer betrokken acht bij deze afspraak, omdat zij deel uitmaakt van het in november gevoerde beraad. Ten principale is het dus een afspraak tussen de twee sociale partners.

De heer Vendrik vroeg in tweede instantie wat ik van de door hem in eerste termijn gedane suggesties vond. Ik heb de gangbare wettelijke trajecten nog eens bestudeerd. De Wet openbaarheid topinkomens is ingevoerd. Mijn collega van Financiën is ingegaan op de vragen over de aandeelhouders en de goedkeuring van de beloningszaken. Daarnaast is binnenkort het wetsvoorstel van de heer Vendrik aan de orde. Zo heb ik het begrepen. De heer Vendrik moet het mij echter niet kwalijk nemen als ik niet goed verstaan heb dat hij in de eerste termijn een aantal suggesties heeft gedaan die naar mijn mening zo dicht bij de thematiek van zijn eigen wetsvoorstel staan, dat in het kader van de behandeling daarvan het kabinetsstandpunt aan de orde zou moeten komen. Als ik dit nu doe, loop ik erop vooruit. Dit zou niet getuigen van respect voor zijn initiatiefwetsvoorstel op dit punt. Als ik dit echter verkeerd verstaan heb, laat ik mij graag nog eens uitdagen voor een nadere beantwoording, mits u dit toestaat, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

De heer Vendrik krijgt alleen nog het woord als er sprake is van een misverstand.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Er is inderdaad sprake van een misverstand, want het wetsvoorstel dat ik hoop te kunnen verdedigen, gaat over de openbaarheid bij niet-beursgenoteerde bedrijven en publieke instellingen. De voorstellen waar ik het over had zien op andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld een wettelijke regeling of zelfs een verbod op optieprogramma's. Dit laatste zou mij het liefste zijn. Wordt het bijvoorbeeld niet eens tijd om het instemmingsrecht van de ondernemingsraden bij dit soort beloningsprogramma's te regelen? Sinds 1997, toen minister-president Kok zei dat er sprake was van exhibitionistische zelfverrijking, spreken wij er iedere keer over. Wij zijn nu zes jaar verder, maar wij maken het elk jaar weer mee. Elk jaar wordt er weer met de werkgevers gesproken, maar dat leidt nergens toe. Het wordt dus tijd voor harde actie, ook van de kant van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister De Geus:

Vooropgesteld dat ik de zorgen van de vragensteller deel, kan ik goeddeels aansluiten bij het antwoord van de collega van Financiën. Het moet de vragensteller als muziek in de oren klinken dat ik het eens ben met de heer Hoogervorst, die net heeft gerefereerd aan het aangekondigde wetsvoorstel goedkeuring bezoldigingsbeleid algemene vergadering van aandeelhouders. Dat wetsvoorstel liegt er niet om. Het betreft de goedkeuring van optieregelingen voor bestuurders en commissarissen door de algemene vergadering van aandeelhouders. Het is op dit moment in beraad bij de ministeries van Financiën en Justitie. Als dit wetsvoorstel doorgaat, krijgt de minister van Financiën nog meer bevoegdheden. Het signaal dat de minister van Financiën als aandeelhouder geeft, geldt ook niet alleen KPN. De Staat is in meer bedrijven aandeelhouder. Wat dit betreft schaar ik mij geheel aan de zijde van de heer Hoogervorst. Wie ook zijn opvolger mag worden en welke rol ik daarbij ook mag hebben, de Staat zal in zijn verantwoordelijk van aandeelhouder meer dan voorheen gebruikmaken van de rechten die hij als aandeelhouder heeft om de beloningen op een redelijk niveau te houden. Wat dit betreft schaar ik mij geheel aan de zijde van de heer Hoogervorst.

Mevrouw Kant (SP):

De zelfverrijking aan de top van het bedrijfsleven in Nederland is een onderwerp dat al jaren in politieke discussie is en dat je kunt samenvatten als: iedereen spreekt er schande van, maar de politiek en de regering doen er niets aan. Jarenlang gaan de discussies voort. Wij hebben al vaker de suggestie gedaan die ik nu de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorleg, waarop ik graag een reactie van hem krijg. Als het aan de sociale partners is, waarom vallen dan de salarissen aan de top niet onder een cao evenals dat voor de gewone werknemers het geval is?

Minister De Geus:

Ik vind dat een uitstekende suggestie, ik ga er alleen niet over.

Mevrouw Kant (SP):

U kunt er toch een mening over hebben? U kunt het ook inbrengen in het najaars- en voorjaarsoverleg. Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarvoor belangrijke suggesties en voorstellen doet, kan dat een belangrijke stap zijn om ooit iets te veranderen op dit punt.

Minister De Geus:

Laat ik hier heel open over zijn. Ik vind collectieve arbeidsvoorwaardenregelingen een groot goed. Wat mij betreft vallen daaronder zoveel mogelijk werknemers, ongeacht of het deeltijdwerkers of voltijdwerkers zijn of mensen die veel verdienen of mensen die weinig verdienen. Het zijn echter de sociale partners zelf die de kring van cao-gerechtigden bepalen. Zij maken daarover afspraken.

Mevrouw Kant (SP):

Dat mag zo zijn, maar de overheid en u als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben daarin een bijzondere verantwoordelijkheid. Kunt u dit voorstel misschien met enige drang inbrengen? Misschien kunt u druk uitoefenen in de zin dat de overheid met wettelijke maatregelen komt als men in de cao's niet op een fatsoenlijke manier regelt dat de zelfverrijking aan de top stopt. Daarmee heeft u een stok achter de deur.

Minister De Geus:

Op dit punt verschillende mevrouw Kant en ik van mening. De weg waarlangs zo iets eventueel wettelijk wordt geregeld, is de weg dat de sociale partners dit beleid willen voeren en de hulp van de wetgever nodig hebben om dit vast te leggen. Dan nog moet ik bekijken of het in de rol van de overheid past. Ik ben dus heel terughoudend met het van overheidswege reguleren van de loonvorming voor alle betrokkenen. Wij verschillen hierover dus van mening.

Mevrouw Kant (SP):

Sorry hoor, maar hier spreekt een minister van een kabinet en van een partij die in onderhandeling is over loonmatiging. Wat de minister nu zegt, is echt een beetje bullshit.

De voorzitter:

Voor de Handelingen zal ik daar een ander woord voor bedenken; misschien toch maar weer "nulpraat".

De heer Van Dam (PvdA):

Ik ben blij met de woorden van minister Hoogervorst. Zoals de heer Vendrik zei: het moet niet bij woorden blijven, maar het is tijd voor actie.

Het is opmerkelijk dat de minister in zijn verhaal de heer Scheepbouwer looft voor zijn bijzondere prestaties voor het bedrijf KPN, maar vergeet om lof toe te zwaaien aan het personeel dat bevriezing van de lonen heeft geaccepteerd en keihard heeft gewerkt om het bedrijf er weer bovenop te helpen. Als ik de minister goed begrijp, passeert hij in het wetsvoorstel ook het personeel door niet de ondernemingsraad de mogelijkheid te geven om mee te praten over de beloning van de topfunctionarissen binnen het bedrijf. Is de minister het met mij eens dat prestaties van een bedrijf worden geleverd door zowel de top als het personeel? Waarom wil hij niet ook het personeel een rol geven in de beoordeling van de beloningen voor topmanagers?

Binnenkort is de aandeelhoudersvergadering van KPN. De minister heeft aangegeven dat hij voor de toekomst nadere afspraken wil maken. Wat is echter het oordeel van de minister over het gedrag van de raad van commissarissen? Er is geen overheidscommissaris, maar mogen wij ervan uitgaan dat hij als aandeelhouder de raad van commissarissen aanspreekt op zijn gedrag?

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Het lijkt mij geen goed idee om de ondernemingsraad een rol te geven bij de bepaling van de beloning van de top van het bedrijf. Ik geloof dat het nergens ter wereld voorkomt dat het personeel de inkomens van de superieuren, de hoogste inkomens binnen het bedrijf, mede bepaalt. Dat kwam zelfs in de Sovjet-Unie niet voor. Ik denk dus niet dat wij dat systeem in een hoogontwikkelde markteconomie als de onze moeten introduceren. Ik heb aangekondigd dat mijn opvolger of ik zich via bepaalde mensen zal verstaan met de raad van commissarissen. Ik heb overigens al contact gehad met de president-commissaris van KPN, tegenover wie ik mijn ongenoegen heb uitgesproken.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, ik kan mij nauwelijks voorstellen dat u na de bijdrage van uw fractiegenoot, de heer Vendrik, nog iets te vragen hebt. Ik geef u een halve minuut.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Vendrik en ik vormen een team. Vandaar dat ik toch iets te vragen heb.

De voorzitter:

Dat ervaar ik al jaren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben blij dat het goed overkomt.

Op 27 november 2001 is de heer Eurlings volledig uit zijn dak gegaan over de regeling voor de heer Scheepbouwer die hij exorbitant noemde. Ik vraag de CDA-fractie daarom hoe zij deze topinkomens gaat aanpakken. De heer Van Dam ging daarnet weliswaar niet uit zijn dak, maar hij was wel zeer kritisch. Ik vraag hem daarom of hij of zijn fractie van plan is dit in de formatie te regelen. Het is namelijk hoog tijd om te voorkomen dat wij langs elkaar heen blijven praten terwijl de topondernemers hun zakken vullen. Dat kan toch zeker niet de bedoeling zijn.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik antwoord hier graag op. Met veel interesse hebben wij de antwoorden van zowel de minister van Economische Zaken als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gehoord en wij kunnen ons in grote lijnen in hun antwoorden vinden. Ons finale standpunt zullen wij geven met de beoordeling en de implementatie ervan tijdens de behandeling van het al eerder genoemde wetsvoorstel inzake de topinkomens.

De heer Van Dam (PvdA):

Het mag inmiddels bekend zijn dat wij van mening zijn dat optie- en bonusregelingen wel degelijk aan de ondernemingsraad zouden moeten worden voorgelegd. Dat zullen wij ook bij de behandeling van dat wetsvoorstel inbrengen. Daar zullen wij moeten proberen het te regelen.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het einde van het vragenuur gekomen en ik moet tot mijn spijt mevrouw Vergeer mededelen dat, gezien de tijd, haar vragen niet meer aan de orde komen. Deze keer doe ik dat met wat minder ongemak ten opzichte van de drie bewindslieden aan wie de vragen gesteld zouden worden. Zij moeten hier toch zijn in verband met de stemmingen.

Naar boven