Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 93, pagina 5552-5558 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 93, pagina 5552-5558 |
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mede dat de fractie van de LPF op 1 september jl. de heer Wijnschenk tot fractievoorzitter heeft benoemd.
Op verzoek van de LPF-fractie stel ik voor, te benoemen in de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven het lid Van der Velden in de bestaande vacature.
Op verzoek van de CDA-fractie stel ik voor, te benoemen tot lid van het Presidium het lid Van de Camp tot plv. lid in de bestaande vacature.
Op verzoek van de PvdA-fractie stel ik voor, te benoemen tot lid van het Presidium het lid Rehwinkel in de plaats van het lid Hamer en het lid Hamer tot plv. lid in de nu bestaande vacature.
Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in de gemengde commissie voor de Stenografische dienst het lid Van de Camp tot lid in de bestaande vacature.
Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Justitie het lid K.G. de Vries tot plv. lid in de bestaande vacature.
Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Netelenbos tot plv. lid in de bestaande vacature.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Koenders.
De heer Koenders (PvdA):
Voorzitter. In de gehele wereld, in de Verenigde Staten, in Europa en in de landen om ons heen, woedt op het ogenblik een debat over de mogelijkheid van een militaire actie tegen Irak. In Nederland is dat onderwerp nog niet bediscussieerd in deze Kamer. Volgende week gaat de minister van Buitenlandse Zaken naar de Verenigde Staten. Hij heeft inmiddels overleg gevoerd in het kader van de Europese Unie, maar de windstilte omtrent de standpuntbepaling naar de Kamer toe is nog steeds aanwezig. Ik wil daarom mede namens mijn collega De Graaf van de D66-fractie met spoed een brief van de regering vragen over dit onderwerp, met de mogelijkheid om dit deze week, voordat de minister afreist, te agenderen.
Ik vraag ten eerste naar de positie van de Nederlandse regering met betrekking tot de discussie die nu internationaal plaatsvindt over Irak. Ten tweede vraag ik naar de positie van de Nederlandse regering in het overleg van de Europese Unie van afgelopen weekend en volgende week over de betrekkingen met de Verenigde Staten en in het overleg van de Verenigde Naties. Ten derde vraag ik naar de legitimiteit van eventuele acties in het kader van de uitspraken van de Veiligheidsraad. Ten vierde vraag ik informatie met betrekking tot de conceptie van de Nederlandse regering over massavernietigingswapens en het eventueel in te zetten instrument van preventieve aanvallen. Ten slotte vraag ik naar het eventueel organiseren van een conferentie van de Iraakse oppositie in Nederland.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter. Ik zou mijn eigen verzoek, dat zo eloquent is geformuleerd, niet willen herhalen. In aanvulling daarop wil ik wel vragen of het mogelijk is dat wij de brief van de regering uiterlijk woensdagavond hebben, zodat wij er donderdag een debat over kunnen voeren.
De heer Eurlings (CDA):
De CDA-fractie sluit zich aan bij het verzoek aan de regering om met een brief meer duidelijk te verschaffen op dit punt. Juist vanwege de zorgvuldigheid en het belang van dit dossier, laten wij de vraag of wij erover gaan praten, op welk moment en in welk debat, mede afhangen van het antwoord in die brief. Volgens mij heb ik begrepen dat collega Koenders het daarmee eens is, omdat hij zei dat wij er "mogelijk" op een bepaald moment over gingen spreken. Donderdag hebben wij een procedurevergadering en ik neem aan dat wij dan naar aanleiding van het antwoord bekijken welke procedure wij verder volgen.
De heer Van Aartsen (VVD):
Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij namens de VVD-fractie aan bij de zienswijze van de heer Eurlings.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Verder stel ik voor, na ontvangst van de brief, met aantekening van het moment van gewenste ontvangst zoals met name verwoord door de heer De Graaf, bij de regeling van werkzaamheden te bezien of er deze week een debat plaats moet vinden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Niet zo lang voor het reces had de Kamer een debat met de vorige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het afstoten van taken van de Inspectie volksgezondheid. Een van de conclusies van de minister naar aanleiding van dit debat was dat zij niets meer zou veranderen aan de taken van de inspectie tot 1 januari van het volgend jaar. Ik krijg echter signalen dat er wel degelijk iets is veranderd bij de Inspectie volksgezondheid en wel bij de afdeling reclametoezicht geneesmiddelen. Deze afdeling zou niet meer volledig functioneren; nieuwe zaken zouden niet meer worden aangenomen.
Ik wil graag van de nieuwe minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opheldering op dit punt. Is dit juist? Om welke taken gaat het? Worden er inderdaad geen nieuwe zaken aangenomen? Ik heb hierbij nog een tweede verzoek. De vorige minister heeft hierover op 16 juli een brief doen uitgaan naar de Stichting Code Geneesmiddelenreclame. Ik wil graag dat die brief wordt meegezonden met de brief aan de Tweede Kamer. Ten slotte zou ik die brief graag morgen voor de regeling van werkzaamheden krijgen, zodat wij eventueel nog kunnen besluiten, deze week een debat hierover te voeren.
De heer De Grave (VVD):
Voorzitter, eigenlijk wil ik via mevrouw Kant een vraag stellen aan u.
De voorzitter:
U mag mij ook rechtstreeks aanspreken.
De heer De Grave (VVD):
Wij krijgen altijd een overzichtje van alle punten die bij de regeling van werkzaamheden aan de orde worden gesteld. Mij is eigenlijk niet duidelijk wanneer onderwerpen bij de regeling van werkzaamheden aan de orde komen en wanneer in procedurevergaderingen. Ik heb na enig spitwerk begrepen dat zaken bij de regeling van werkzaamheden aan de orde kunnen komen als er spoed is en er niet kan worden gewacht op een procedurevergadering of als zaken een brede politieke strekking hebben. Het gaat mij niet alleen om het verzoek van mevrouw Kant; ik begrijp dat er straks nog verzoeken komen om informatie over zaken als het politieoptreden ter Berger Heide, over de stand van zaken bij rioleringen in gemeenten en over MPA-besmet voer. Kortom, kunt u mij informeren over de achtergronden? Wanneer moet iets aan de orde komen bij de regeling van werkzaamheden en wanneer bij de procedurevergadering? U begrijpt natuurlijk de achtergrond van mijn vraag: ik wil bepleiten dat de regeling van werkzaamheden beperkt blijft tot zaken die echt met spoed moeten worden behandeld of die een brede politieke relevantie hebben. Overige elementen zouden bij de procedurevergaderingen van de commissies aan de orde moeten worden gesteld.
De voorzitter:
Ik wil mevrouw Kant niet de dupe te laten worden van de instemming met de woorden van de heer De Grave. In dat licht stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, wat de woorden van mevrouw Kant betreft, door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Verder stel ik voor, aangemoedigd door de reactie op de woorden van de heer De Grave, met zijn allen strenger te zijn – uiteraard heb ik daarbij de eerste verantwoordelijkheid – bij het bepalen of iets hoort bij de regeling van werkzaamheden of bij de procedurevergaderingen van commissies. De criteria daarvoor staan uiteraard niet zwart op wit, maar de heer De Grave heeft ze redelijk goed geformuleerd. Het gaat om politieke actualiteit, de aard van het onderwerp, uiteraard, zoals het geval was bij mevrouw Kant, de wens om iets plenair te agenderen en met spoed. Dat zijn elementen die bij mijn beoordeling meespelen. Willen degenen die nu op de lijst staan erover nadenken of zij daarop willen blijven staan? Ik zal een en ander tegen de zojuist geschetste achtergrond beoordelen. Dat geldt uiteraard niet alleen voor vandaag. Ik zou bijna zeggen: wie durft nog?
Het woord is aan de heer De Ruiter.
De heer De Ruiter (SP):
Voorzitter. Ik heb even nagedacht over de vraag of ik op de lijst wil blijven staan. Het antwoord op die vraag is "ja" en de reden lijkt mij duidelijk. U zei voor de vakantie zo mooi dat vakantie geen reces is en reces geen vakantie. Dat weten de woordvoerders voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, maar dat weten vooral een miljoen aanvragers van huursubsidie. Of zij de subsidie al ontvangen hebben, is nog maar de vraag. Wel weten wij zeker dat zij de subsidie niet op tijd ontvangen hebben. Vrijwel zeker weet ik dat zij inmiddels twee voorschotten ontvangen hebben. Dat de klachtenstroom is afgenomen, durf ik hier ook wel te zeggen. Dat de klachtenstroom is opgedroogd, absoluut niet. Mijn voorstel is om de alternatieven, die onder meer de SP deze week heeft aangedragen, deze week nog te bespreken in een debat over het verslag van het algemeen overleg.
De voorzitter:
Ik maak nog een procedurele opmerking naar aanleiding van wat de heer De Grave zei. Het gaat nu om een verzoek dat uiteraard bij de regeling van werkzaamheden thuishoort, want de behandeling van een verslag van een algemeen overleg kan alleen maar plenair worden aangevraagd.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Ik wil het verzoek namens de PvdA van harte ondersteunen. Daarnaast vraag ik de minister van VROM om de Kamer nog voordat zij het verslag van het algemeen overleg deze week zal bespreken, in een brief op de hoogte te stellen van de laatste ontwikkelingen.
De voorzitter:
Ik stel voor om te voldoen aan het verzoek van de heer De Ruiter om een debat over het VAO deze week op een nader te bepalen moment te agenderen. Bij de agendering dient rekening te worden gehouden met de agenda van de parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid.
Ik stel verder voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, met name met het oog op het verzoek van mevrouw Dijksma.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Verburg.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Naar aanleiding van berichten in het dagblad Trouw van verleden week maandag en een artikel in Elsevier over het niet optimaal functioneren van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen vraag ik de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een brief waarin hij op de inhoud van deze artikelen reageert. Verder verzoek ik hem, in te gaan op de vraag hoe hij ervoor zal zorgen dat het uitvoeringsorgaan wél optimaal functioneert.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Ham. Ik ken het onderwerp en ik vraag hem te motiveren waarom het niet in de commissie besproken kan worden.
De heer Van der Ham (D66):
Ook dat nog! Toch durf ik hier te gaan staan. Het onderwerp heeft te maken met een situatie die acuut kan ontstaan als er meer regen valt dan wordt verwacht. Met het oog op de komende herfst wijs ik op het achterstallig onderhoud van de riolering en andere soorten van afwatering bij vele gemeenten. Soms zitten de mensen tot de knieën in het water. Ik vraag de minister of hij in een spoedbijeenkomst met de VNG en waterschappen deze problemen wil bekijken. Verder vraag ik hem of hij de stand van zaken van de riolering in Nederland inzichtelijk kan maken. De overige vragen zal ik bij de procedurevergadering indienen. De door mij genoemde punten hebben echter de hoogste noodzaak.
De voorzitter:
Ik stel voor, ook de vraag die hier gesteld is door te verwijzen naar de commissie.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Gerkens.
Mevrouw Gerkens (SP):
Voorzitter. Uit berichten onder andere in het vakblad De Boerderij blijkt dat de minister van LNV de regels van Brussel ten aanzien van de aanpak van het voedselschandaal MPA zou hebben omzeild. Volgens deze berichten is dat onder andere gebeurd onder druk van slachterijen en de mengvoederindustrie. De minister zou hierover nog deze week uitleg moeten geven aan Brussel. Daarom verzoek ik op korte termijn – in ieder geval vóórdat hij naar Brussel gaat – om een brief van de minister waarin hij nauwkeurig uiteenzet wat er gebeurd is rondom de aanpak van het MPA-schandaal alsmede een reactie op het artikel in De Boerderij.
De voorzitter:
Ik wil niet flauw zijn, maar waarom stelt u deze vraag plenair? Waarom kan dat niet in de commissie?
Mevrouw Gerkens (SP):
Omdat het spoedeisend is; het moet vóór het einde van deze week.
De heer Blaauw (VVD):
Voorzitter. Over vier minuten is er een procedurevergadering van LNV waarin dit soort dingen altijd bij de rondvraag naar voren gebracht kan worden. Het kan dus op zeer korte termijn gebeuren!
De voorzitter:
Ik stel voor, het in eerste instantie in de procedurevergadering van LNV te bespreken. Als dat niet tot een snelle beslissing leidt, is er morgen weer een regeling van werkzaamheden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Dijksma.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Voorzitter. Er woedt een taxioorlog op de luchthaven Schiphol. Die taxioorlog is verhevigd nadat de rechter in Haarlem heeft toegestaan dat er op een bepaalde wijze klanten geronseld worden op de luchthaven. Mijn fractie zou graag op korte termijn van de minister van Verkeer en Waterstaat vernemen of hij bereid is een gesprek aan te gaan met de directie van de luchthaven Schiphol over de nu ontstane situatie en welke betekenis hij hecht aan de uitspraken in dezen van de rechter.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De heer Mastwijk (CDA):
Het zal u niet ontgaan zijn, voorzitter, dat de CDA-fractie schriftelijke vragen heeft gesteld over dit onderwerp. Ik kan het verzoek van mevrouw Dijksma van harte ondersteunen. Ook ik dring aan op spoed en vraag de minister om op zeer korte termijn dat gesprek met Schiphol aan te gaan. Het is immers heel dringend!
De voorzitter:
Ik stel voor, de beantwoording van de door u gestelde vragen over dit onderwerp bij dit verzoek te betrekken. Die beantwoording moet binnen dezelfde spoedeisende termijn plaatsvinden.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Giskes (D66):
Voorzitter. Ik probeer de veranderende spelregels goed te begrijpen, ik ben altijd in voor vernieuwing. Over 24 uur hebben wij een procedurevergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat. Waarom is dat dan te lang en is vier minuten wel goed? Wij moeten dit spel natuurlijk wel perfectioneren.
De voorzitter:
Het is geen spel. Een van de criteria is politieke actualiteit. Dat heeft subjectiviteit en die subjectiviteit is aan de voorzitter.
Mevrouw Giskes (D66):
Dan wordt het wel interessant om te zien hoe de pet staat bij de regeling en wat er gehonoreerd gaat worden.
De voorzitter:
Zo is dat!
Het woord is wederom aan mevrouw Dijksma.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Ik durf zowaar nóg een verzoek te doen, voorzitter. Dat betreft de verhoging van de tarieven bij de NS. Wij hebben daarover zojuist gesproken met de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik heb begrepen dat de minister bereid is om over die ongewenste tariefsverhogingen een gesprek aan te gaan met de directie van de NS. Mede namens de heer Duyvendak van de fractie van GroenLinks verzoek ik de minister om dat gesprek deze week te voeren en daarvan een verslag aan de Kamer toe te zenden.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer K.G. de Vries.
De heer De Vries (PvdA):
Voorzitter. Om u moeite te besparen, deel ik mee dat het onderwerp dat ik wil bespreken, al in een procedurevergadering aan de orde is geweest. De afgelopen weken heeft de heer Nawijn – hij is thans al geruime tijd in ons midden in grote ledigheid – bijna dagelijks beleidsvoornemens geuit. De meest vergaande was de verbanning van Nederlanders die zich aan strafbare feiten schuldig maken, naar het buitenland. De gedachten en de ideeën van de minister hebben veel losgemaakt, veel vragen opgeroepen en veel discussies bevorderd. Het lijkt ons wenselijk dat de minister de Kamer een overzicht zendt van zijn in de publiciteit geopperde beleidsvoornemens en daarbij aangeeft wat daar nog wel en niet meer actueel van is, zodat wij daar nog deze week met hem over van gedachten kunnen wisselen. Die brief moet natuurlijk eerst naar de Kamer komen – donderdag voor de aanvang van de vergadering zou mooi zijn – voordat wij daar een definitief besluit over kunnen nemen.
Zoals gezegd, heb ik dit in de vaste commissie voor Justitie besproken. Het gevoelen daar was dat hierbij gelijktijdig ook de vragen beantwoord moeten worden die door verschillende leden over incidentele onderwerpen uit deze reeks van uitingen zijn gesteld. Verder zou ik het op prijs stellen, als in die brief ingegaan kan worden op de precieze taakverdeling tussen minister Donner en minister Nawijn, omdat de heer Nawijn in de brief ook zal ingaan op een aantal onderwerpen die het strafrechtelijke beleid aangaan. Voorzover ik weet, behoort dat tot het domein van de heer Donner, maar dat kan misschien nader opgehelderd worden. Ik doe dit verzoek, na de procedurevergadering, mede namens de fracties van GroenLinks, D66, de SP, de ChristenUnie en de SGP en met gedogende steun van het CDA en de VVD.
De voorzitter:
Het lijkt mij dat er dan geen aanvullende vragen of opmerkingen van andere leden noodzakelijk zijn. Dat is inderdaad niet het geval.
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Voor de procedure zeg ik erbij dat beantwoording van de al door een aantal leden schriftelijk gestelde vragen over een aantal onderwerpen onderdeel zal zijn van de gevraagde brief. Van de termijn zal ook goede nota genomen worden. Evenals bij het door de heren Koenders en De Graaf naar voren gebrachte onderwerp zullen wij na ontvangst van de brief, indien u dat wenst, in een regeling van werkzaamheden bezien of hier een debat over moet plaatsvinden en, zo ja, of dit mogelijk nog deze week kan plaatsvinden.
Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Rouvoet.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Mede namens de collega's Ormel van het CDA en Van der Vlies van de SGP wil ik het volgende aan de Kamer voorleggen. Wij hebben met nogal wat verontrusting kennisgenomen van de berichten dat de kinderartsen in het academisch ziekenhuis in Groningen een protocol hebben opgesteld met voorwaarden voor levensbeëindiging bij pasgeborenen met ernstige onbehandelbare handicaps. Nu mag ons standpunt over de Euthanasiewet als zodanig bekend zijn, maar vaststaat dat zo'n protocol in ieder geval in strijd is met die wet. Onze fracties willen graag in een brief van de bewindslieden van Justitie en van Volksgezondheid horen of zij op de hoogte waren van de ontwikkeling van dit protocol en of zij daar wellicht zelfs bij betrokken zijn geweest en, zo niet, in hoeverre zij bereid zijn om het ziekenhuis in Groningen aan te spreken op de indruk die gewekt wordt met de opstelling van zo'n protocol. Verder willen wij van hen horen hoe dat protocol zich verhoudt tot de wetgeving en of het denkbaar is dat dat protocol, zoals de wens in Groningen is, rechtsgeldigheid kan verkrijgen.
Mevrouw Terpstra (VVD):
Voorzitter. Ook wij zijn zeer benieuwd naar de reactie van het kabinet op de vragen over dit zeer precaire onderwerp. Desalniettemin acht ik ook dit onderwerp een onderwerp dat best in de procedurevergadering van de vaste commissie voor VWS aan de orde kan komen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik begrijp de opmerking van mevrouw Terpstra. Door uw oproep, in het spoor van die van de heer De Grave, heb ik hierover extra nagedacht. De reden waarom ik het onderwerp toch hier aan de orde stel, is dat het om een heel gevoelig onderwerp gaat, waarover de tegenstellingen nogal groot zijn. Daarbij komt dat er juist dezer dagen extra publiciteit is rond het protocol. Ik heb begrepen dat het onder andere vanavond in een televisie-uitzending aan de orde komt. Bovendien vindt de volgende procedurevergadering van de vaste commissie voor VWS niet deze week plaats – dan zou ik zeker hebben overwogen om het daar aan de orde te stellen – maar pas volgende week. Gelet op het onderwerp en op de onrust vanwege het gevoelige karakter van het onderwerp leek het mij noodzakelijk om het hier aan de orde te stellen. Ik heb echter wel degelijk een afweging gemaakt.
Mevrouw Terpstra (VVD):
Ik begrijp dat die afweging is gemaakt, maar desalniettemin denk ik dat de spelregels er zijn voor alle onderwerpen, ook als zij precair en gevoelig zijn. Alle onderwerpen die hier in de Kamer worden besproken, zijn voor een sector in onze samenleving buitengewoon belangrijk. De heer Rouvoet wil vanzelfsprekend een punt scoren door op deze wijze aandacht voor de kwestie te vragen. Hij kan dat echter net zo goed doen door aan de pers te vertellen dat hij via de procedurevergadering en de geëigende kanalen aan het kabinet vragen zal stellen over dit onderwerp.
De voorzitter:
Deze gedachtewisseling komt uiteraard ook in de Handelingen. Het argument dat er pas volgende week een procedurevergadering is gepland, vind ik niet doorslaggevend, omdat elk lid van een commissie op ieder moment een procedurevergadering kan aanvragen. Wij zijn echter een beetje aan het warmdraaien met de strenge spelregels.
Ik stel daarom voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
Mevrouw Terpstra (VVD):
Hopelijk tekent u daarbij dan aan dat wij alleen nog maar aan het warmdraaien zijn. Dit moet geen precedent zijn voor de toekomst, want ik verzeker u dat er iedere week...
De voorzitter:
U behoeft mijn woorden niet te herhalen of te onderstrepen, want die komen al in de Handelingen te staan.
Het woord is aan mevrouw Arib.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Wij hebben via de media vernomen dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van plan is in drie ziekenhuizen de vaste prijzen en budgetten af te schaffen, bij wijze van experiment. Uit nadere informatie blijkt dat een aantal betrokkenen, zoals het College tarieven gezondheidszorg, hier niets van afweet. Ook de Kamer is nog niet op de hoogte gebracht van de plannen van de minister. Ik zou graag via u een brief van de minister willen ontvangen, waarin wordt ingegaan op de inhoud, de opzet en het tijdpad van deze experimenten, zodat de Kamer ten minste wordt geïnformeerd en zij ook de mogelijkheid krijgt om zich hierover uit te spreken.
De voorzitter:
Ook aan u vraag ik waarom u na mijn oproep en na de gedachtewisseling op dit punt niet heeft besloten om dit punt aan de commissie voor te leggen.
Mevrouw Arib (PvdA):
De reden daarvan is dat ik ook in de media heb gelezen dat de minister voornemens is deze plannen op 9 september naar buiten te brengen. Het lijkt mij verstandig dat de Kamer de mogelijkheid krijgt zich daarover uit te spreken, zodat er straks niet sprake is van een proces dat heel moeilijk is terug te draaien. Bovendien hebben wij volgende week een procedurevergadering van de vaste commissie voor VWS. Ik was eigenlijk van plan de brief die wij krijgen op de agenda van die vergadering te zetten, zodat wij daarover met de minister in debat kunnen gaan.
De voorzitter:
Neen, nu bewandelt u de omgekeerde weg. U vraagt hier om een brief en vervolgens deelt u mee dat u die op de agenda van een procedurevergadering wilt zetten. Ik stel voor, in de commissie te beginnen en om via de commissie om die brief te vragen. Daarvoor hoeft geen aparte vergadering te worden belegd. Dat weet u. Dat kunt u ook schriftelijk via de commissie doen. U kunt voorts een procedurevergadering bij elkaar roepen. Ik stel dus voor om dit via de commissie te doen.
Mevrouw Arib (PvdA):
Ik heb nog een ander argument genoemd. De minister is voornemens de plannen op dit punt op 9 september naar buiten te brengen. Het is toch het recht van de Kamer om eerst te worden geïnformeerd?
De voorzitter:
Volgens mij is het nu 3 september.
Mevrouw Tonkens (GroenLinks):
Wij hebben in het reces al om zo'n brief verzocht. Ik denk dat de kwestie dus al loopt. Ik begrijp niet wat het verzoek van mevrouw Arib daaraan toevoegt.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Wilders dezelfde opmerking had willen maken.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Als die brief er nog steeds niet is, is dat een reden temeer om er vaart achter te zetten. Ondertussen vernemen wij in de krant dat inmiddels allerlei regio's als proefregio's zijn aangewezen. Ik vind dat de minister moet worden verzocht de Kamer zo snel mogelijk te informeren.
De voorzitter:
Ik torn op geen enkele manier aan uw recht om wat dan ook aan te minister te verzoeken als ik u voorstel om dit via de procedure van de commissie te regelen.
Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Albayrak.
Mevrouw Albayrak (PvdA):
Voorzitter. Volgende week zullen de gebeurtenissen van 11 september 2001 waardig herdacht worden. De laatste dagen bereiken ons via de media berichten over nieuwe aanhoudingen van mensen die verdacht worden van Al Qa'ida-terrorisme. Dit toont aan dat destijds een goede lijn is gevolgd. Los van deze aanhoudingen, maar hierdoor wel op het idee gebracht, heeft de PvdA-fractie er behoefte aan om met de regering te spreken over de vraag wat de positie van Nederland is bij de bestrijding van terrorisme. De concrete actiepunten krijgen wij in de voortgangsrapportages, maar wij vragen de regering nu een brief waarin na een jaar de balans wordt opgemaakt terzake van de interne effecten van terrorismebestrijding en van de rol van Nederland in internationaal verband. Ik richt mijn vraag aan de regering maar zij is met nadruk bedoeld voor de ministers van BZK, Justitie en Buitenlandse Zaken.
Ik stel deze vraag nu omdat het volgende week 11 september is en ik vind dat de Kamer hier niet aan voorbij kan gaan. Het zou slecht zijn als in de media hieraan volop aandacht wordt besteed, terwijl in de volksvertegenwoordiging geen debat wordt gewijd aan de vraag waar Nederland een jaar na dato staat.
De heer Cornielje (VVD):
Voorzitter. Wij krijgen voortgangsrapportages van de regering. Aan de hand daarvan kunnen wij hierop ingaan. De regering kan zelf bepalen op welke momenten die rapportages naar de Kamer worden gestuurd. Zij weet ook dat 11 september een zeer belangrijke datum is en ik vind niet dat de Kamer op deze manier het debat moet uitlokken.
Mevrouw Albayrak (PvdA):
De behoefte aan dit debat bij mij ontstond niet zozeer als Kamerlid in functie als wel als inwoner van Nederland. De Kamer wordt goed geïnformeerd en debatteert hierover. De heer Cornielje weet ook dat die voortgangsrapportages bestaan uit concrete actiepunten en daar gaat het mij niet om. Nu er een nieuw kabinet is, wil ik een jaar na dato met de regering over het geheel spreken. Door de arrestaties zijn bij mij vragen opgekomen waarvan ik mij kan voorstellen dat die bij veel Nederlanders leven. Het is de plicht van de Kamer om hier een wat algemener, beschouwender debat aan te wijden dan de bespreking van actiepunten.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ter aanvulling op de vraag van mevrouw Albayrak lijkt het mij aardig om van de regering te vernemen of zij nieuwe beleidsvoornemens heeft die tot dusverre geen deel hebben uitgemaakt van de voortgangsrapportages. Als dit het geval is, zie ik graag dat de Kamer daarvan op zo kort mogelijke termijn op de hoogte wordt gesteld. Dit kan gecombineerd worden met het verzoek van mevrouw Albayrak.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Tonkens.
Mevrouw Tonkens (GroenLinks):
Voorzitter. Het afgelopen weekend heeft minister De Geus de plannen ten aanzien van levensloopsparen bekendgemaakt. De fractie van GroenLinks is bezorgd over de inkomenseffecten hiervan. Wij vragen de minister hoe hij uitvoering wil gegeven aan de motie-Van Gent van 13 juni 1999, stuk 26447, nr. 11. In deze aangenomen motie werd gevraagd om een inkomenseffectenonderzoek naar regelingen op het gebied van arbeid en zorg.
Het levensloopsparen, ook wel de verlofknip genoemd, moet vooral bijdragen aan een meer gelijke verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen. Om goed te kunnen beoordelen of deze regeling dat doet, bestaat er een EER, een emancipatie-effectrapportage. De fractie van GroenLinks wil de minister daarom vragen deze EER toe te passen op de voorgenomen regeling voor het levensloopsparen. Daarbij is haast geboden, want de EER vergt enige tijd en de ervaring leert dat die meestal te laat in gang wordt gezet en dus als mosterd na de maaltijd komt. Wij verzoeken de minister ons daarom voor dinsdag aanstaande te laten weten of hij bereid is direct een inkomenseffectenonderzoek te verrichten én een EER te laten uitvoeren en deze tegelijkertijd met het levensloopspaarplan in de Kamer te presenteren.
De voorzitter:
Ondanks de mogelijke steun die u voor uw verzoek krijgt van de heer De Grave, stel ik voor, dit verzoek via de commissie te doen.
Mevrouw Bussemaker (PvdA):
Ik wil het verzoek van mevrouw Tonkens graag ondersteunen, steker nog, ik wil er een verzoek aan toevoegen. De Kamer heeft ruim een jaar geleden om een emancipatie-effectrapportage gevraagd inzake de voorstellen van de commissie-Donner over de WAO. Ik wil graag voor volgende week dinsdag – dan vergadert de vaste commissie voor Sociale Zaken – van de minister horen hoe het staat met de emancipatie-effectrapportage over de WAO. Het wordt zo langzamerhand hoog tijd dat de Kamer die krijgt.
De voorzitter:
Ik word toch nog een slagje strenger. U zegt zelf dat het feit dat de vaste commissie voor Sociale Zaken vergadert een reden is voor het aanvullend verzoek. Het verzoek is dus gericht op een mogelijke actie in een commissievergadering. Het is dan toch logisch dat de Kamer dit via de commissie aan de minister vraagt?
Mevrouw Bussemaker (PvdA):
Ik spreek nu over een motie die door de Kamer is aangenomen en waarin de regering is verzocht, de emancipatie-effectrapportage samen met het advies van de Sociaal-economische raad naar de Kamer te sturen. Het SER-advies over de WAO hebben wij al lang. De regering heeft indertijd gezegd dat de rapportage iets zou worden uitgesteld, maar dat de Kamer die wel zou krijgen. In het reces ben ik nog geduldig geweest, maar nu wil ik graag weten wat de stand van zaken is voordat de commissie vergadert, zodat wij daar niet op hoeven te wachten en in de commissie eventueel een volgende stap kunnen nemen.
Mevrouw Geen (D66):
Ik wil dit verzoek graag ondersteunen. Arbeid en zorg, het spaarloon en de fiscale regeling, de levensloopregeling, die nu door het kabinet wordt voorgesteld, bestrijken verschillende beleidsterreinen. Zij hebben allemaal effect op de maatschappelijke verdeling van arbeid en zorg en hebben financiële gevolgen voor mensen die zorg verlenen. Omdat het een integraal effect heeft, lijkt het mij dat dit in de plenaire zaal aan de orde moet komen.
De heer De Grave (VVD):
Bij mijn beste weten is het onderwerp waarover mevrouw Tonkens spreekt, vrijdag in het kabinet aan de orde geweest. Vervolgens is een persbericht verschenen waaruit blijkt dat dit voornemen van het kabinet in de vorm van een wetsvoorstel naar de Kamer zal worden gestuurd. Dat wetsvoorstel hebben wij nog niet. Ik heb het nog niet eens kunnen lezen. Ik weet dus helemaal niet of ik voor de verzoeken van mevrouw Tonkens ben. Mij lijkt dat procedurevergaderingen ervoor zijn om de beste wijze van aanpak met elkaar te bespreken. Wij zullen nog heel veel over arbeid en zorg spreken. Ik houd mij graag beschikbaar om met mevrouw Tonkens te praten over de vraag of het goed is om daarover een emancipatie-effectrapportage te krijgen, maar dat wil ik dan wel gewoon in een procedurevergadering doen, nadat ik het wetsvoorstel heb kunnen zien. Dan kunnen wij daar rustig met elkaar over praten en dit samen met de andere dingen bekijken. Misschien staat daar wel iets in over het verzoek rondom de WAO. Laten wij dat alsjeblieft in een procedurevergadering doen.
De voorzitter:
Laten wij hier niet te lang bij stilstaan. Ik verzoek de fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de leden uiterlijk morgenochtend voor een procedurevergadering bijeen te roepen. Is er na deze procedurevergadering nog behoefte aan een plenair verzoek, dan stel ik voor, morgen bij de regeling van werkzaamheden op dit punt terug te komen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Th.C. de Graaf, als laatste op mijn lijst.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter. Het is een bijzonder voorrecht om de laatste te zijn, dan lijkt het helemaal op filibustering. Ik durf niet te garanderen dat mijn verzoek conform de De Grave-norm, de Terpstra-norm of de Cornielje-norm is. Ik laat dat maar aan de persoonlijke wijsheid van de voorzitter over.
Afgelopen weekend is er een Algemene Raad geweest van de ministers van buitenlandse zaken, die onder meer ging over de uitbreiding. In de pers is gekomen dat de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland voor verwarring bij zijn collega's heeft gezorgd. Wat mij betreft was dat een goede en prettige verwarring, want hij heeft gewezen op de krappe tijdschema's voor het Nederlandse parlement om over de uitbreiding en over de financiële consequenties daarvan te praten.
Zoals gebruikelijk komt er een verslag van de Algemene Raad. Ik heb niet gewacht op de procedurevergadering, maar wilde hier het verzoek doen om aan dat verslag aan te hechten een standpuntbepaling van de Nederlandse regering, wat betekent dat men daarover in Europa discussies moet voeren. Wat kan en wil men ondernemen om te zorgen dat het eigen parlement voldoende ruimte krijgt om naar de uitbreiding te kijken, een individuele toetsing toe te passen en de financiële consequenties te bezien? Dit past geheel in het kader van de zorgen die de minister van Buitenlandse Zaken zelf al heeft uitgesproken.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Voorzitter: Verburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20012002-5552-5558.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.