Vragen van het lid Vergeer-Mudde aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de bezuinigingen op het hoger onderwijs.

Mevrouw Vergeer-Mudde (SP):

Voorzitter. "Het kabinet-Balkenende verkwanselt het hoger onderwijs", dat was de stelling van Stand.nl op Radio 1 vanmiddag. Ik had het niet beter kunnen verwoorden. De regering is van plan om 143 mln euro per jaar te bezuinigen op het hoger onderwijs. De SP-fractie vindt dit onaanvaardbaar. Hoger onderwijs is een essentieel onderdeel van de publieke sector. Yvonne van Rooy, voorzitter van de Universiteit van Tilburg en prominent CDA-lid, noemt het pure kaalslag. De ondergrens is volgens haar niet bereikt; zij vindt dat wij er al lang doorheen gezakt zijn. En het gaat nog verder. In Trouw lees ik dat de staatssecretaris het hoger onderwijs wil verzelfstandigen, zodat de instellingen sneller zelf geld kunnen verdienen. Universiteiten en hogescholen moeten dus bedrijven worden, waarbij winst en concurrentie vooropstaan.

In mijn ogen staat hoger onderwijs voor onafhankelijke kennisverwerving in dienst van de samenleving als geheel en niet slechts in dienst van het bedrijfsleven. Ik leg daarom de volgende vragen voor aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Is de regering van mening dat het hoger onderwijs van wezenlijk belang is voor de samenleving en, zo ja, wat gaat de staatssecretaris dan doen om de pure kaalslag te voorkomen? Deelt de staatssecretaris van OCW mijn mening dat de bezuinigingen van 143 mln euro op hoger onderwijs onaanvaardbaar en onnodig zijn? Hoe gaat de staatssecretaris voorkomen dat het hoger onderwijs vergaand de markt opgaat en daarmee een verlengstuk wordt van het bedrijfsleven, waarbij de onafhankelijkheid van het onderzoek in het geding komt?

De voorzitter:

Ik heet ook staatssecretaris Nijs welkom, die hier eveneens voor de eerste keer het woord voert.

Staatssecretaris Nijs:

Mijnheer de voorzitter. De geachte afgevaardigde vraagt mij of ik het hoger onderwijs van wezenlijk belang vind voor de samenleving. Ik kan daar volmondig "ja" op antwoorden. Ik vind dat het hoger onderwijs een zeer belangrijke plaats in onze samenleving inneemt. Mevrouw Vergeer koppelt daaraan de vraag of ik dan ook de "pure kaalslag", zoals zij dat noemt, ga voorkomen. Daar hebben wij een wat andere visie op. Ik ben niet van mening dat er een pure kaalslag aan de gang is, hoewel er momenteel zeker grote bezuinigingen worden doorgevoerd in het hoger onderwijs. Vervolgens vraagt mevrouw Vergeer of ik die bezuinigingen onaanvaardbaar en onnodig vind. Ik vind ze echter noch onaanvaardbaar, noch onnodig.

De volgende vraag is wat ik ervan vind als de instellingen in het hoger onderwijs vergaand de markt opgaan, waardoor de onafhankelijkheid van het onderwijs in het geding komt. Op dit moment heb ik geen ideeën over de wijze waarop de universiteiten van plan zijn om de bezuinigingen door te voeren. Daar worden de nodige gesprekken over gevoerd. Ik weet niet of dit een belangrijke ontwikkeling daarvoor is. Ik vind wel dat het hoger onderwijs een belangrijke plaats in de samenleving heeft en kan mij niet voorstellen dat wij in Nederland een hoger onderwijs krijgen dat alleen maar de markt opgaat.

Mevrouw Vergeer-Mudde (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft, naar ik meen, gezegd dat zij niet zeker weet of de universiteiten wel onafhankelijk onderzoek zullen gaan doen of ernaar streven. Ik zou graag willen dat zij hier uitspreekt dat het een publiek belang is dat universiteiten onafhankelijk onderzoek doen.

Verder heeft de staatssecretaris gesuggereerd dat, als de geldstromen niet van het Rijk komen, ze door de universiteiten zelf moeten worden binnengehaald. Ook dat staat onafhankelijk onderzoek in de weg. Zijn er ook studies die niet direct economisch nut opleveren? Ik denk aan de geriatrie en aan de sociale wetenschappen. Hoe moeten die aan hun geld komen als het Rijk niet meer betaalt?

De staatssecretaris heeft ook gezegd dat zij het onderwijs heel belangrijk vindt voor de samenleving. Ik heb echter alleen nog maar woorden gehoord en nog geen daden gezien.

Staatssecretaris Nijs:

Voorzitter. Mevrouw Vergeer legt mij allerlei woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken. Ik denk nu even aan het woordje "onderzoek". Ik kan haar desalniettemin geruststellen, want ik vind het heel belangrijk dat universiteiten onafhankelijk onderzoek kunnen verrichten.

Mevrouw Vergeer suggereert dat ik gezegd heb dat wat het Rijk bezuinigt door de universiteiten zelf moet worden binnengehaald. Ik kan mij niet herinneren dat ik dat gezegd heb.

Vervolgens vraagt mevrouw Vergeer zich af of er ook studies zijn die geen economische waarde hebben. Ik kan mij niet een studie voorstellen die geen economische waarde heeft. Daarnaast spelen studies vaak ook een heel belangrijke rol bij het geven van een plaats aan het individu in de samenleving. Studies hebben dus niet alleen een puur economische maar ook een participatiewaarde.

Mevrouw Vergeer merkt ten slotte op dat ik alleen in woorden het hoger onderwijs een belangrijke plaats toedicht. Het lijkt mij nog erg vroeg om mij dit verwijt in de schoot te werpen. Er zullen zeker daden volgen om de kwaliteit van het hoger onderwijs te versterken. Er komen onder andere een nieuw accreditatieorgaan en een bachelor-masterstructuur. Er zullen nog vele daden volgen.

De heer Tichelaar (PvdA):

De staatssecretaris heeft gezegd dat er nog vele daden zullen volgen. In de media heeft zij te kennen gegeven dat zij de regeringsverklaring heeft ondertekend en dat zij dus gehouden is aan de afgesproken forse bezuinigingen in het hoger onderwijs. Dat heeft zij vandaag toegelicht. Ook heeft zij gezegd dat zij het hoger onderwijs wil helpen om invulling te geven aan die bezuinigingen. Daarbij denkt zij onder andere aan differentiatie van de collegegelden. Ik ben benieuwd naar de reactie van de CDA-woordvoerder hierop want dit staat haaks op het beleid dat de CDA-fractie op dit punt voorstaat.

Staatssecretaris Nijs:

Er wordt gesteld dat ik universiteiten de helpende hand wil bieden bij de invulling van de bezuinigingen. Dat is inderdaad het geval. Ik heb daarbij de differentiatie van de collegegelden echter niet als voorbeeld genoemd. Ik heb die link nooit gelegd, dus u hebt mij dat nooit kunnen horen zeggen. Er zijn wel twee andere terreinen waarop ik suggesties heb gedaan aan de VSNU, waarover zij zou kunnen nadenken. Ik heb haar ook gevraagd om suggesties voor waar ik facilitaire hulp kan verlenen. Het instrument van differentiatie van collegegelden is daarbij niet ter tafel gekomen.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik word uitgedaagd om hier iets over de toekomst van de differentiatie van het collegegeld te zeggen. Ik herhaal het standpunt van de CDA-fractie dat wij hiervan geen voorstander zijn en dat in het Strategisch akkoord het compromis is bereikt dat de differentiatie alleen in uitzonderingsgevallen wordt toegepast. Wij willen de staatssecretaris nogmaals op haar publieke verantwoordelijkheid wijzen om ervoor te zorgen dat zowel de bachelors als de masters in het universitair onderwijs publiek worden bekostigd.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik heb de staatssecretaris gisteren in ieder geval wel horen zeggen dat bezuinigingen tot haar arbeidsvoorwaarden behoren en dat zij zich als doorgeefluik van die bezuinigingen beschouwt. Nadat zij die arbeidsvoorwaarden had geaccepteerd, heeft de Kamer echter een motie aangenomen. Dit is de motie-De Graaf, waarin Kamerbreed de zorg over die bezuinigingen op de kenniseconomie wordt uitgesproken en waarin aan de regering plannen worden gevraagd om die kenniseconomie prioriteit te geven en naar behoren te ondersteunen. Moet ik nu opmaken uit wat u zei dat u die motie gewoon naast zich neerlegt en niet gaat uitvoeren?

Staatssecretaris Nijs:

Nee, dat moet u daar zeker niet uit opmaken. Het NOS-journaal legde mij de vraag voor of ik de bezuinigingen als arbeidsvoorwaarde zie. Zoals u weet, hebben alle coalitiepartijen die bezuinigingen inderdaad in het Strategisch akkoord afgesproken. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik die bezuinigingen zal doorvoeren.

Wat de kenniseconomie betreft: u hebt wellicht nog niet de kans gehad om de speech van minister Van der Hoeven bij de opening van het academisch jaar in Twente te lezen. Zij gaf hierin aan hoe belangrijk de kenniseconomie voor ons is en hoe belangrijk zij en ik die vinden. Wij hebben afgesproken dat wij zeer binnenkort om de tafel gaan zitten met partijen uit de onderzoekswereld en andere, om te bezien hoe wij dit het beste kunnen vormgeven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De staatssecretaris zei zojuist dat zij geen idee heeft van wat die bezuinigingen teweegbrengen bij de universiteiten. Welnu, dat hadden we gisterenavond al begrepen. Ik vind het een bizarre gang van zaken. Deze staatssecretaris, verantwoordelijk voor de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland, voor de ontwikkeling van de kenniseconomie die zij zojuist nog aanhing, heeft geen idee van wat die bezuinigingen teweegbrengen, maar wil ze wel uitvoeren. Zou het niet beter zijn als de staatssecretaris de zaak omdraaide, dat zij in een indringend gesprek met de universiteiten trad, naging wat de beleidsvoornemens van het kabinet waarvan zij deel uitmaakt zullen teweegbrengen en daarna met zichzelf in gesprek ging over de wijsheid van het besluit? De onderwijssector hebben wij allen hard nodig, de noodkreet van de universiteiten is helder en duidelijk. Zij kan niet anders dan daarop adequaat responderen.

Staatssecretaris Nijs:

De geachte afgevaardigde stelt dat ik geen idee heb van wat deze bezuinigingen teweegbrengen bij de universiteiten. Ik heb dat absoluut niet gezegd. Ik heb zeer wel een idee van wat deze bezuinigingen bij de universiteiten teweegbrengen. Gelooft u mij, dat is mij vele malen op vele manieren door velerlei mensen heel duidelijk gemaakt – zo ik daar zelf mijn ideeën nog niet over had. Dat is dus geenszins het geval. Ik heb dat hier ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik op dit moment niet weet in hoeverre de universiteiten het nodig vinden om de door het Rijk bezuinigde gelden zelf binnen te halen.

Ik heb wel degelijk een visie op wat dit bij de universiteiten teweegbrengt. Wij hebben dan ook met de universiteiten afgesproken dat zij met constructieve ideeën zullen komen over de beste invulling van deze bezuinigingen. Een afspraak die wij binnenkort ook met de hoge scholen zullen maken.

De heer Bonke (LPF):

Voorzitter. Ik ben plezierig verrast door twee tussenzinnen die de staatssecretaris gebruikte. Haar werd namelijk in de mond gelegd dat zij streeft naar verzelfstandiging en meer bedrijfsmatig werken van de universiteiten. Vervolgens werd zij aangevallen met de vraag wat dit zou inhouden, hetgeen uitmondde in een discussie over de rol van bedrijven en hun invloed op bijvoorbeeld onderzoek. Daar sprak u echter helemaal niet over. U sprak namelijk over bedrijfsmatig werken door de universiteiten.

Het grootste probleem in het hoger onderwijs is op dit moment niet de kwaliteit van het onderwijs, maar de infrastructuur. Er is een tekort van ongeveer 300 mln euro voor infrastructuur. Dat probleem zult u moeten oplossen, voordat u tegen de universiteiten kunt zeggen dat zij hun eigen broek moeten ophouden. Daarna kunnen wij praten over kwaliteitsverbetering.

De voorzitter:

Deze interruptie bevatte niet echt een vraag, maar ik stel u natuurlijk in de gelegenheid om te reageren.

Staatssecretaris Nijs:

Ik kan inderdaad geen vraag ontdekken. Dat geeft echter niet, want deze interruptie biedt mij wel de gelegenheid om uit te spreken dat het probleem van de infrastructuur en de huisvestingsproblematiek mij een grote zorg zijn. Wij bespreken op dit moment suggesties om daarin verlichting te brengen. Ik deel dus de zorg van de heer Bonke. Wij zullen proberen om hierin met de VSNU op een bepaalde manier verlichting te brengen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. De voorganger van de staatssecretaris, minister Hermans, heb ik bij de behandeling van de onderwijsbegroting, toen wij nog spraken over investeringen in het hoger onderwijs, gevraagd of hij in kaart kon brengen wat de precieze problemen zijn bij de huisvesting, de vergrijzing en het verloop in het onderzoeksbudget van de instellingen. De minister heeft hierop toen niet geantwoord, omdat hij niet over zijn graf heen wilde regeren. Ik wil u echter vragen om deze vraag nu wel op te pakken en de Kamer zo spoedig mogelijk na het overleg met de instellingen te laten weten met welke tekorten het hoger onderwijs nu precies kampt. Wellicht kunt u hier ook de komende bezuinigingen bij betrekken.

De staatssecretaris gaf zojuist aan dat zij nog niet is ingegaan op de collegegelddifferentiatie. Ik begrijp nu dat de CDA-fractie blijft bij haar oude standpunt. Ik verneem daarom graag op korte termijn wat de intentie en uitwerking wordt van het zinnetje op dit punt in het Strategische akkoord.

Staatssecretaris Nijs:

Er is inmiddels een interdepartementale werkgroep ingesteld die zal onderzoeken op welke wijze de collegegelddifferentiatie bij opleidingen met een erkende meerwaarde zou kunnen worden doorgevoerd. Ik weet uit het hoofd niet precies wanneer dit onderzoek wordt verwacht, maar als ik mij niet vergis is dat het tweede kwartaal van volgend jaar. Dit is een van de eerste stappen om de collegegelddifferentiatie, zoals die in het Strategisch akkoord is vastgelegd, handen en voeten te geven.

Ik ken de vraag die destijds aan minister Hermans is gesteld, niet. Ik zal kijken of ik die vraag kan opsporen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Bonke sprak over de noodzaak om 300 mln euro in het hoger onderwijs te investeren. Ik hoor graag van hem of dit betekent dat de LPF-fractie afstand neemt van de ophanden zijnde bezuinigingen in het hoger onderwijs, zoals die zijn voorgesteld door het kabinet.

De heer Bonke (LPF):

Mevrouw Halsema wijst op een groot probleem. Er staat inderdaad in de regeringsverklaring dat er bezuinigd wordt op het hoger onderwijs. Ik sprak echter over achterstallig onderhoud. Zo dreigt bijvoorbeeld de campus van de universiteit Twente gesloten te worden door de Arbodienst, omdat er voor zo'n 150 tot 160 mln euro ellende moet worden opgeknapt. Die ellende is ontstaan, omdat die campus in de jaren zestig is gebouwd en men hem niet heeft afgeschreven. Men hoort dat in zo'n veertig jaar te doen, maar het Rijk doet dat nu eenmaal niet. Wij hebben de universiteit van Twente deze campus cadeau gedaan zonder die afschrijving en nu zit men daar met een probleem.

Dit is een voorbeeld van een fout van de regering. De universiteiten vonden het echter wel prachtig dat zij dergelijke zaken in eigendom kregen. Zij kunnen hier ook best een beetje creatiever mee omgaan door bijvoorbeeld een hypotheek te nemen op de gebouwen die zij nu in eigendom hebben. Zij doen dat niet, terwijl dat best een mogelijkheid is, maar daar moeten wij misschien nog eens met hen over praten. Dit is iets uit het verleden wat moet worden opgelost. Als je de universiteiten wilt verzelfstandigen en zelf hun broek wilt laten ophouden, moet je dat probleem eerst oplossen en daar moet geld voor komen! Alstublieft!

Naar boven