Aan de orde is de interpellatie-Koenders, gericht tot de minister van Buitenlandse Zaken, over de escalerende situatie in het Midden-Oosten.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van heden.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Israël en de Palestijnse gebieden bevinden zich in een doodlopende straat. Onder het beleid van het huidige leiderschap is de weg naar vrede bovendien onoverkomelijk versperd, en geldt alleen nog de logica van het geweld. Op de oproep van secretaris-generaal Kofi Annan om internationale bemiddeling en interventie, moet nu worden ingegaan. Perspectief kan nu alleen verwacht worden van daadwerkelijk krachtdadig internationaal optreden, dat leidt tot een bijkans opgelegd vredesregeling, en daaraan gekoppeld een beleid van steun en sancties. Het is helaas een beetje mode geworden, na het mislukken van Camp David, om de internationale betrokkenheid te beperken tot conflictmanagement, waar conflictoplossing aan de orde moet zijn. Als die twee niet gekoppeld worden, leiden missies à la Solana eerder tot een geweldspiraal en tot het recht van de sterkste, dan tot een periode van rust voor nieuwe onderhandelingen.

Het zal dan ook van groot belang zijn dat zo'n vredesoplossing er komt, wat des te urgenter is, gezien de ontwikkelingen van het afgelopen weekeinde. De regering-Sharon heeft immers op volstrekt onacceptabele wijze een geweldstrategie voortgezet tegen de Palestijnse bevolking, die niet alleen moreel failliet is, maar waarschijnlijk het terrorisme explosief zal doen toenemen. Met de inzet van F-16's, tanks en razzia's voert de Israëlische regering een klassieke oorlog, terwijl het conflict daarmee weinig van doen heeft. De enige rem lijkt nog de grillige Amerikaanse druk om Arafat niet te doden en een herbezetting te voorkomen. Wie terrorisme wil bestrijden, kan moeilijk een heel volk verder vernederen, haar gekozen leider tot martelaar maken en voorts elke serieuze onderhandeling om tot een levensvatbare Palestijnse staat te komen, stelselmatig blokkeren. Die strategie is dus niet effectief. Dat is het grote belang: Israël moet zich houden aan de VN-resoluties om zich terug te trekken, bewegingsruimte aan Arafat geven en vervolgens het vredesproces van de grond trekken. Overigens is het dan weer mogelijk om Arafat aan te spreken op die verschrikkelijke zelfmoordaanslagen, want ook hij heeft 11 september verkeerd begrepen, namelijk dat je met terrorisme een Palestijnse staat zou kunnen bereiken. Integendeel, dat leidt ons alleen maar verder weg.

Een en ander vereist een actieve, internationale benadering, veel actiever dan nu het geval is. Wij blijven vaak steken in verklaringen, in korte missies, die vaak leiden tot escalatie in plaats van deëscalatie Ik vraag de minister dan ook, in zeven vragen die hem zijn voorgelegd, heel specifiek te maken wat Nederland, de Europese Unie en het transatlantische kader dat de minister terecht belangrijk vindt, gaan doen om daadwerkelijk op een gegeven moment een vredesovereenkomst bijkans op te leggen. Dat betekent opnieuw, zoals bekend, Tenet en Mitchell, maar daarna werken volgens de VN-resoluties. De contouren van een vredesovereenkomst zijn inmiddels bekend: de VS en de EU gezamenlijk dienen een VN-resolutie in, met steun aan sancties voor degenen die niet meewerken. Op een gegeven moment houdt het natuurlijk wel op.

Ik krijg verder graag een reactie van de regering op het punt van de uitlating van minister Powell dat de Israëlische actie gerechtvaardigd is, en wellicht enige weken zal duren. Hoe wordt voorkomen dat dit zo'n exercitie wordt? Wat wordt gedaan om dat daadwerkelijk te voorkomen? Daardoor zal de escalatie alleen maar verder toenemen. Hoe kan onze minister Powell en in Europees verband Pique ertoe brengen, naar de regio af te reizen om druk uit te oefenen dat de Israëlische troepen zich terugtrekken, journalisten weer worden toegelaten en vredesonderhandelingen worden voorgesteld, nu de leiders zelf slechts een macabere doodsdans uitvoeren en hun bevolkingen gijzelen? Heeft de minister de scherpe afkeuring van het huidige beleid aan Peres laten weten en, zo ja, op welke wijze? Hoe beoordeelt de minister de uitlating van Sharon van gisterenavond, toen de microfoons openstonden, dat het nu de kans is om Arafat eruit te gooien? Hoe heeft de minister op deze tamelijk absurde uitlatingen gereageerd? Hoe evalueert de minister het feit dat de EU niet in staat is gebleken, Arafat ertoe te brengen een einde te maken aan het terrorisme als voorwaarde voor een Palestijnse staat? Dat is natuurlijk ook waar. Niet alles heeft hij onder controle, maar wel de exercities van zijn eigen organisatie Fatah. Ook daardoor is het geheel een stuk achterop gekomen.

Is de minister bereid om in het kader van de VN en in transatlantisch kader samen met de EU-bondgenoten een vredesinitiatief te ontwikkelen waarbij op basis van Taba, Tenet en Mitchell het aannemen van een VN-resolutie wordt bevorderd, die de contouren van een vredesakkoord bepaalt en steun en sancties in het vooruitzicht stelt voor de partij die niet meewerkt?

Ik verwacht dat de regering mijn vragen scherp beantwoordt. Ik hoop dat deze verschrikkelijke situatie tot internationale actie leidt.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter. Alvorens de vragen te beantwoorden, schets ik het kader. De ernst van de situatie rechtvaardigt dit. Geweld bereikt proporties die niet langer aanvaardbaar zijn. De resolutie van de Veiligheidsraad geeft daaraan in heldere termen uitdrukking. Bovendien komen wij zo langzamerhand in een fase dat het geweld ook een bedreiging wordt voor de regio. Gisterenavond heb ik daar nog met mijn Jordaanse collega over gesproken.

Voor de regering staat uiteraard de veiligheid van Israël voorop. De dreiging die uitgaat van bijna dagelijkse terroristische aanslagen wordt gevoeld door iedere burger. De Israëlische regering heeft, zoals iedere regering, de taak, het recht en de plicht om haar burgers zo goed mogelijk te beschermen. Deze bescherming dient te worden geboden binnen de kaders die daarvoor worden gesteld door de wet, het internationale recht en bestaande akkoorden. Ik noem de Geneefse conventie. Ook de Palestijnse Autoriteit heeft de plicht om het geweld dat wordt toegepast binnen en vanuit de gebieden onder haar controle in te tomen en te voorkomen.

Helaas – dit is in dit tijdsgewricht een zeer diplomatieke uitdrukking – moeten wij constateren dat geen van beide partijen zich nog veel gelegen laat liggen aan bestaande verplichtingen. Er wordt bewust geweld toegepast met het uiteindelijke doel om de andere partij tot concessies te dwingen. Daarbij kunnen wij niet voorbijgaan aan het feit dat voor de Palestijnse bevolking van de bezette gebieden – enkele miljoenen mensen – op geen enkele wijze meer een normaal leven mogelijk is. Ook voor de huidige uitbarsting van geweld was dit reeds het geval, zoals dat het geval is onder ieder regime van bezetting. De Oslo-akkoorden waren bedoeld om Israël veiligheid te verschaffen en de Palestijnen te bevrijden van de bezetting door middel van een eigen staat. In plaats daarvan is de bouw van Israëlische nederzettingen in bezet gebied onverdroten voortgegaan. De Palestijnen hebben daaruit de conclusie getrokken dat hen daarmee het uitzicht op een eigen staat werd ontnomen en daarmee ook het perspectief op een normaal leven zonder de beperking van de bezetting. Omgekeerd verkreeg de staat Israël geen veiligheid. Angst voor terroristische aanslagen en onzekerheid zijn de dagelijkse en ook de psychische realiteit voor de Israëlische bevolking. De uitweg uit deze impasse is bij iedereen bekend: twee staten, Israël en Palestina, beide naast elkaar achter veilige en erkende grenzen. Slechts politieke onwil en ideologische halsstarrigheid staan een dergelijke regeling in de weg.

Daarmee doel ik aan Palestijnse kant op de onwil van radicale islamitische groeperingen zoals Hamas en de Jihad om Israël als joodse staat binnen de grenzen van 1967 te accepteren en te erkennen. Aan Israëlische zijde doel ik op de onwil van bepaalde groepen om eindelijk afstand te nemen van de groot-Israël-gedachte, alsmede de onwil om te erkennen dat de veiligheid en vrede ook van Israël niet zijn gediend met het volharden in het nederzettingenbeleid. Voor de regering zijn er dus maar twee opties: óf een toekomst van onveiligheid en geweld voor beide volkeren in de regio óf een hervatting van de dialoog, gericht op een politieke regeling. Uiteraard kiezen wij voor dit laatste. Uiteraard zullen wij dat met EU-partners doen, zoals wij dat ook in het verleden hebben gedaan.

De realiteit gebiedt ons te erkennen dat Arafat en Sharon eigener beweging niet in staat zullen zijn om een politieke regeling te bereiken. Daarvoor zijn de wonden die zijn geslagen, te diep. Wij, de Europese Unie, de Verenigde Staten, de Russische Federatie en de Verenigde Naties, zullen ons moeten richten op het bereiken van deëscalatie. Dat betekent dat moet worden gestreefd naar een effectief staakt-het-vuren en de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de Veiligheidsraadsresoluties 1379 en 1401. Overigens zal een duurzaam akkoord daarover niet mogelijk zijn zonder dat tegelijkertijd een aantal politieke stappen wordt gezet. Ik denk dat dit een van de kernelementen is en blijft in de situatie zoals die ook nu weer is opgetreden.

Deze stappen zijn onder andere voorzien, want alles is al opgeschreven, in het rapport van de senator Mitchell. Een daadwerkelijke bevriezing van alle nederzettingenactiviteiten die de internationale gemeenschap altijd al als illegaal heeft beschouwd, dient daarvan een onderdeel te zijn. Men verwacht van Arafat dat hij greep krijgt op de Palestijnse groeperingen die geweld toepassen. Dat vereist ook harde en ingrijpende maatregelen tegen groepen die bij de bevolking na meer dan een jaar van constant geweld een ongekende populariteit hebben bereikt. Wil men Arafat daartoe in staat stellen, dan zal uitzicht dienen te worden gegeven op een leefbare Palestijnse staat, een perspectief dat tot op heden in de praktijk stelselmatig is afgebroken. Politiek perspectief is naast veiligheid een vereiste.

We zullen het moeten opbrengen om die realiteit onder ogen te zien en ons niet te laten meeslepen in de logica van het geweld en de haat, waaruit de partijen zich niet hebben weten te bevrijden. De taak van de internationale gemeenschap op dit moment is wel degelijk druk ter indamming van het geweld. Aan Palestijnse kant is er de noodzaak tot institutionele hervormingen teneinde een einde te maken aan autocratie en corruptie. Zoals de Kamer weet, vindt de Nederlandse regering dit een belangrijk punt, juist om ook aan een jongere generatie kansen te geven en een jongere generatie in het politieke proces te betrekken. Teneinde dit mogelijk te maken, is er aan Israëlische kant de noodzaak tot opheffing van de belegering, het vertrek uit de steden en een beëindiging van het nederzettingenbeleid en er is de noodzaak tot de inzet van internationale waarnemers om toe te zien op de naleving van de veiligheidsmaatregelen ter bevordering van het vertrouwen.

Dat is het kader waarin de Nederlandse regering haar inbreng vanavond tijdens het informele beraad van de ministers van buitenlandse zaken van de Europese Unie zal zetten. Ik vermoed niet dat de inbrengen of de kaders die andere collega's zullen hanteren, veel zullen afwijken van hetgeen de Nederlandse regering voor ogen staat.

Ik kom op de vraag van de heer Koenders naar mijn oordeel, gegeven het kader zoals ik dat heb geschetst, over de uitlating van minister Powell over de gerechtvaardigdheid van Israëlische actie. Hij heeft volgens mij niet gesproken over dé Israëlische actie, maar over een legitieme reactie die mogelijk was. Hetzelfde element is terug te vinden in de verklaring van de Europese Unie van afgelopen vrijdag, toen de Europese Unie zich daarover heeft uitgesproken. Wat moet er op korte termijn gebeuren? De heer Koenders heeft gesproken over een missie op hoog niveau. Hij noemde daarbij ook de heer Pique. In eerste instantie is het streven van de Nederlandse regering er binnen het gegeven kader vooral op gericht dat Solana, indien zinvol vergezeld van de heer Pique, naar de regio afreist. De heer Solana heeft recentelijk al een succesvolle missie vervuld naar het Midden-Oosten. Uiteraard kan ik niet nagaan in hoeverre dat ook op consensus kan rekenen bij de collega's in de Europese Unie. Naar mijn oordeel zouden de heer Solana en de heer Pique, als deze mee kan reizen, vooral een verbinding moeten leggen met de Amerikaanse bemiddelaar ter plaatse, Zinni. Ik zal op dit moment niet uitweiden over datgene wat leidde tot de grote crisis van dit moment.

Zowel de heer Peres persoonlijk als de Israëlische regering is op de hoogte van de Nederlandse stellingname inzake de huidige situatie in het conflict.

De uitlating van de premier van Israël over one way ticket acht de Nederlandse regering onacceptabel. Ik maak daar gewag van bij dit debat.

De vraag hoe het komt dat de heer Arafat niet heeft voldaan aan de eisen die hem zijn gesteld, kan ook gericht worden aan de Israëlische regering. Het heeft te maken met de onmacht, de ideologische lading en de halsstarrigheid van beide betrokken spelers. Over de verzuchting van de buitenlandcoördinator van de Europese Unie gisteravond kun je weer duizend diplomatieke opmerkingen maken, maar ik kan mij die verzuchting van de heer Solana zeer wel indenken. Ik herinner aan hetgeen ik heb gezegd over een jongere generatie die een rol zou moeten gaan spelen in dit conflict.

De Nederlandse regering hecht zeer aan nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. De heer Koenders noemde dat in dit kader transatlantische samenwerking. Uiteraard moet het kwartet daarbij een rol spelen: VS, EU, VN en Russische Federatie. Er moet ergens een motor in dit geheel zijn. In dat kader moet aan acute crisisbeheersing worden gedaan. De heer Solana en de heer Pique zullen daartoe in staat zijn met Amerikaanse steun ter plekke, gegeven het feit dat die samenwerking vanaf grofweg midden februari succesvol was.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Koenders (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording van mijn vragen.

Over het kader ben ik het zeer met hem eens. Deze punten zijn echt van belang. Partijen moet de resoluties 1397 en 1401 uitvoeren, bevriezing van alle nederzettingen, harde en ingrijpende maatregelen tegen terrorisme. Cruciaal vind ik het koppelen van die onderhandelingen aan een politiek perspectief voor een levensvatbare Palestijnse staat. Als dat niet gebeurt, lopen die onderhandelingen ook niet goed. Ik zet grote vraagtekens bij de manier waarop dit bereikt kan worden. Ik leg de minister daarom de volgende elementen voor. Het gaat precies om wat hij vanavond, of in een ander overleg van het kwartet of anderszins, wil bereiken.

Is de minister het met mij eens dat wat gisteren is gebeurd, met EU-diplomaten die voor joker stonden in een proces van vernedering bij een wachtpost, niet meer mag voorkomen? Ik weet niet of het door de Europese Unie goed was voorbereid. Wij mogen echter niet blijven steken in mooie verklaringen. Er moet effectieve druk worden uitgeoefend op de partijen. Primair gaat het om de terugtrekking van Israël uit de opnieuw bezette gebieden en het geven van ruimte aan Arafat. Op welke wijze wil de minister dit vanavond agenderen en hoe krijgt de minister de mogelijkheid om dit naderbij te brengen? Het moet effectieve politieke druk opleveren. Anders gebeurt er niets. Ik verwijs naar de uitlatingen van Sharon van gisteren. Het gaat om een zeer ernstige situatie, waarin mensenrechten worden geschonden, razzia's plaatsvinden en journalisten de toegang wordt ontzegd. Dit kan niet langer. Mijn specifieke vraag is de volgende. Minister Powell noemt de acties legitiem. Ik zou dat woord nooit gebruiken. Het is misschien begrijpelijk gezien de zelfmoordacties. Het is volkomen ineffectief en onjuist. De vraag is welke deadlines er gelden op dit vlak. Powell zegt dat het enige maanden kan duren. Dat lijkt mij niet de uitvoering van de VN-resolutie.

De heer Weisglas (VVD):

De heer Koenders spreekt van het geven van ruimte aan Arafat. Ruimte om wat te doen?

De heer Koenders (PvdA):

Arafat is de democratisch gekozen leider van het Palestijnse volk. Ik vind dat die alle bewegingsvrijheid moet hebben om datgene te doen wat hem goeddunkt. Dat neemt niet weg dat ik vind dat er effectieve druk moet worden uitgeoefend, opdat Arafat zijn eerste verantwoordelijkheid neemt. Ik doel dan op het bestrijden van het terrorisme.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik hoor de heer Koenders zeggen het optreden van Israël nooit legitiem te zullen noemen. Hij noemt het optreden klaarblijkelijk ineffectief en onjuist. Is de heer Koenders het met mij eens dat legitieme maatregelen uiteindelijk ineffectief en onjuist kunnen zijn?

De heer Koenders (PvdA):

Dat is theoretisch mogelijk. Mijn punt is dat legitimiteit ook een juridische betekenis heeft. Ik denk dat het zeer twijfelachtig is of het optreden van de Israëlische regering op de huidige manier legitiem genoemd kan worden in het kader van de internationale conventies. Ik denk dat het optreden niet legitiem is en de Geneefse conventies schendt. Ik denk dat het optreden uitermate ineffectief is. De heer Rouvoet kent de situatie in de Palestijnse gebieden. De haat tegen de eigen dictator en nog meer de bezetter is groot. Die neemt met de dag exponentieel toe. Dat is niet in het belang van de veiligheid van Israël. In feite zijn hier twee oude heren bezig met een dans des doods. Dat is illegitiem en niet effectief.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij verschillen niet van mening over de vraag of het optreden effectief is. Ik wilde zeker weten of de heer Koenders het optreden legitiem of illegitiem vindt. Ik zal daar straks mijn oordeel over geven.

De heer Koenders (PvdA):

Er is sprake van een tijdschema. Hoelang kan het duren voordat het proces verder verziekt is? Wij kunnen dan weer iemand sturen, maar er zal dan feitelijk niets gebeuren. Ik wil daar een specifiek antwoord op van de minister. Ik ben niet voor missies van vernedering. Het kan niet zo zijn dat Solana of iemand anders een missie onderneemt zonder dat daar serieus op gereageerd wordt, ook van Israëlische zijde. Europa en ook de Verenigde Staten moeten serieus worden genomen.

De heer Verhagen (CDA):

De heer Koenders vraagt echter aan zowel Solana als Pique om terstond naar de regio af te reizen.

De heer Koenders (PvdA):

Dat verbind ik aan de noodzaak van politiek perspectief van een dergelijke reis. De minister heeft dat overgenomen. Het moet niet simpelweg een reis zijn om eens te bekijken of niet tot een staakt-het-vuren geworden kan komen. Er moet op basis van een staakt-het-vuren gewerkt worden, gerelateerd aan perspectief op een eindakkoord bij de vredesonderhandelingen. Het is niet goed om dat los te koppelen. Ik ben twee weken geleden in Ramallah geweest. Ik heb daar met Arafat gesproken en met de Israëlische zijde. Beiden zeggen dat dit soort missies op de korte termijn escalerend werken. Het compromis is vervolgens dat men een stapje terug doet. Dat is dan het akkoord. Er moet echter duidelijk sprake zijn van een koppeling aan een duidelijk politiek perspectief.

De heer Verhagen (CDA):

Dat politieke perspectief was al aanwezig en dat beaamt u ook.

De heer Koenders (PvdA):

Gedeeltelijk.

De heer Verhagen (CDA):

Nu is het de vraag hoe het staakt-het-vuren kan worden gerealiseerd. Dat is namelijk de eerste stap om überhaupt over het politieke perspectief te kunnen praten.

De heer Koenders (PvdA):

Dat lijkt me buitengewoon helder. De Israëlische troepen moeten zich nu terugtrekken, zoals de VN in een resolutie vragen. Daarna moet Arafat bewegingsvrijheid krijgen en deze zal vervolgens moeten optreden tegen de zelfmoordcommando's. Na het afgelopen weekend is dat de volgorde; iets anders is onmogelijk.

De heer Verhagen (CDA):

Het is juist de vraag of dat de volgorde is, want naast de terugtrekking van de Israëlische troepen moet er ook een eind komen aan de aanslagen die nog steeds dagelijks plaatsvinden.

De heer Koenders (PvdA):

Vindt u net als ik dat de VN-resolutie nu gewoon moet worden uitgevoerd?

De heer Verhagen (CDA):

Ja, maar de VN-resolutie vraagt ook om een onmiddellijk eind aan de terreur.

De heer Koenders (PvdA):

Natuurlijk, maar u kunt moeilijk van mij zeggen dat ik daaraan niet veel aandacht heb besteed.

De heer Verhagen (CDA):

U zegt dat het leger zich eerst moet terugtrekken. Pas daarna kan Arafat worden gevraagd om een eind te maken aan de terreur. Bent u het met mij eens dat er eerst een eind moet komen aan de terreur?

De heer Koenders (PvdA):

Het is te absurd voor woorden om van Arafat te verwachten dat hij nu in een bunker zit, martelaar kan worden en tegelijk effectief optreedt in de regio. Dat is toch helemaal niet mogelijk? Wat kan hij doen?

De heer Verhagen (CDA):

Ik stelde u de vraag los van het feit of het absurd is dat Arafat al dan niet in die bunker zit. Vindt u dat er tegelijk met de terugtrekking van het Israëlische leger een eind aan de terreuraanslagen moet komen?

De heer Koenders (PvdA):

Het is geen kwestie van gelijktijdigheid. Het moet allebei gebeuren. Beide leiders moeten zich daarvoor inzetten. De VN-resolutie vraagt om een terugtrekking van de Israëlische troepen en vraagt Arafat om in te grijpen tegen de zelfmoordaanslagen. Dat is toch helder?

De heer Verhagen (CDA):

U kunt niet ontkennen dat de escalatie van de laatste dagen een rechtstreeks gevolg is van de afgrijselijke aanslagen in het paasweekend.

De heer Koenders (PvdA):

Die waren de verschrikkelijke aanleiding en moeten ten scherpste worden afgewezen. Dat heb ik vanmiddag ook gedaan. Er is echter geen sprake van een automatisme. De reactie is excessief, contraproductief en staat op gespannen voet met ethische beginselen.

De heer Verhagen (CDA):

U vindt de reactie contraproductief, althans niet effectief. Het moet dan toch mogelijk zijn dat met een succesvolle interventie van de EU wel een effectief antwoord wordt gegeven op de terroristische aanslagen?

De heer Koenders (PvdA):

Ik ben het geheel met u eens.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De heer Koenders sprak vanmorgen in de Volkskrant over een opgelegde vredesregeling. Nu heeft hij het over een "bijkans" opgelegde vrede. Graag hoor ik een toelichting hierop. En waarom pleit hij nu al niet voor sancties? Die mogelijk is er namelijk: in artikel 2 van het associatieverdrag tussen EU en Israël staat dat opschorting van het verdrag kan plaatshebben bij een grove schending van de mensenrechten.

De heer Koenders (PvdA):

De analyse van mijn fractie komt overeen met die van de minister: het leiderschap in het Midden-Oosten bevindt zich nu in een soort macabere doodsdans en komt daar niet meer uit. Men spreekt alleen de taal van het geweld, op actie volgt reactie. Er is ook een gevaar voor de regionale veiligheid. Dat betekent dat een derde partij daar het heft in handen moet nemen. De contouren van een vredesovereenkomsten zijn bekend: in de VN-resoluties staan belangrijke details daaromtrent. Niettemin geloof ik dat op initiatief van de EU, de Verenigde Staten en de Arabische landen de contouren moeten worden vastgelegd in een VN-resolutie. Daarvoor is natuurlijk wel wat diplomatie nodig. Het zal niet eenvoudig zijn, maar ik geloof echt dat wij daarop moeten koersen. Al acht jaar zijn we aan het onderhandelen, de nederzettingen worden uitgebreid, er is een interim-agreement en nu is het streven naar beperkte resultaten de mode – Kissinger schreef dit laatst ook nog. Dit lijkt me niet langer verantwoord en daarom is het woordje "bijkans" iets realistischer.

De sancties vind ik de moeilijkste kwestie. Ik ben er diep van overtuigd dat het niet altijd kan blijven bij verklaringen. Er moet dus ook effectieve druk komen. Ik schrik daar niet van terug. Wij hebben eerder over sancties gesproken in het kader van Irak; deze zijn niet altijd ineffectief. Mijn criterium is evenwel dat sancties daadwerkelijk moeten bijdragen aan een verandering van de situatie. Ik heb een en ander zo geformuleerd, dat sancties mogelijk moeten zijn ten aanzien van de partij die niet meewerkt aan een bredere vredesovereenkomst. Verder moet er steun zijn voor de partij die wel meewerkt. Naar mijn mening komt de associatieovereenkomst in het zicht op het moment dat de VN-resoluties niet wordt uitgevoerd.Koenders Deze mogen niet boven de markt blijven hangen. Ik heb er evenwel weinig fiducie in dat het opzeggen van het associatieakkoord leidt tot een verbetering van de situatie. Om onze pogingen wordt in feite gelachen en dat is ineffectief. De Europese Unie en de Verenigde Staten moeten zich in het kader van een bredere vredesregeling inzetten. Naar mijn mening stellen die twee blokken zich buitengewoon passief op. De EU doet verklaringen en heeft een missie gestuurd. De Amerikaanse regering laveert tussen partijdigheid en bredere regionale belangen.

De heer Van Bommel (SP):

Vreest de heer Koenders niet dat het bij langdurig praten blijft? Er liggen VN-resoluties, er is een akkoord van Oslo, er is een onderliggende partij en er is een partij die overdadig geweld gebruikt. Dat valt niet te ontkennen. Op een gegeven moment is het praten afgelopen en komt het op daden aan.

De heer Koenders (PvdA):

Ik heb op dat punt een helder beeld geschetst. Het gaat zeker om meer dan alleen praten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Helaas wordt dit debat al geruime tijd gevoerd. Ik ben het eens met de analyse van de heer Koenders dat het er momenteel op aan komt dat de resoluties worden uitgevoerd. Welke drukmiddelen kunnen naar zijn mening tegenover Israël gebruikt worden om die resoluties uit te voeren? De heer Koenders wil toch ook geen verklaringen meer?

De heer Koenders (PvdA):

Op het ogenblik is daarvan niet eens sprake. Er zal ten aanzien van Israël in een heldere lijn aangegeven moeten worden dat het zich moet terugtrekken. Dat punt is opgenomen in VN-resoluties. Ik ben van mening dat de Europese Unie zich moet verenigen om daaraan een tijdschema te verbinden. De ontwikkelingen mogen niet eindeloos doorgaan. Er moet een nieuwe stap gezet worden. In dit verband maak ik mij zorgen om de opmerking van Powell dat het nog wel even kan duren. Het vereiste is om zich terug te trekken en naar mijn mening moet daaraan een tijdschema verbonden worden. Als dat niet wordt opgesteld, kan ik mij voorstellen dat bijvoorbeeld het instrument van het associatieakkoord wordt ingezet. Ik heb geen onwil op het gebied van het instellen van sancties, maar ik wil zeker zijn van de effectiviteit daarvan. Ik voel er niets voor om morgen geconfronteerd te worden met een Israëlische regering die nog rechtser is en die in het geheel niet met Europa wil praten. Het punt van sancties komt evenwel naderbij.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het is van belang om dit punt helder te krijgen. In de resolutie wordt gesproken over onmiddellijke terugtrekking. Het tijdpad waarover de heer Koenders spreekt, heeft dan ook niets met de uitvoering van de resolutie te maken. Hoeveel tijd heeft de Israëlische regering naar zijn mening om zich onmiddellijk terug te trekken?

De heer Koenders (PvdA):

Het gaat natuurlijk niet om mijn mening daarover. In de Europese Unie moet daarover overeenstemming worden bereikt. Het is al zo ontzettend moeilijk om in de Europese Unie overeenstemming te bereiken, dus laat de Unie het over dit punt nu eens worden.

De heer Hoekema (D66):

De heer Koenders wijst terecht op de onevenwichtigheid in de situatie tussen Israël en Palestina, en tussen Sharon en Arafat. Ten aanzien van Israël zijn drukmiddelen te bedenken; ik kom daarop in mijn termijn terug. Stel evenwel dat de heer Arafat weer enige bewegingsvrijheid krijgt en er geen effectief einde komt aan de terreur, welke drukmiddelen kunnen dan worden gebruikt in zijn richting?

De heer Koenders (PvdA):

Eigenlijk geldt voor hem hetzelfde. Meestal neigt de meerderheid van de wereld in de richting van stopzetting van hulp aan de Palestijnse Autoriteit in plaats van in de richting van het instellen van sancties tegen Israël. Mijn stelling blijft dat het intrekken van steun aan de Palestijnse Autoriteit momenteel echt niet kan. Mensen ondervinden daar leed en moeten geholpen en gesteund worden. Ik ben dan ook niet van plan om die steun te verminderen; dat zou ook niet effectief zijn. Als Arafat echter niet optreedt tegen zelfmoordaanslagen in het kader van een breder vredesinitiatief, waaraan de EU en de VS zich gecommitteerd hebben, dan kan ik mij voorstellen dat het punt van die steun weer aan de orde wordt gesteld.

Voorzitter. Ik heb mijn vragen aan de minister op een aantal punten aangescherpt. Mede omdat ik alleen deze termijn tot mijn beschikking heb, wil ik de Kamer een motie voorleggen. Ik hoop dat zij overbodig is, maar ik wil helder weten wat de mening van de regering en de Kamer in dezen is. Het gaat om de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël en de Palestijnse gebieden zich in een doodlopende straat bevinden waarbij de weg naar vrede wordt versperd en nog alleen de logica van het geweld geldt;

constaterende dat de huidige situatie veel krachtiger internationale actie en betrokkenheid vergt dan nu het geval is;

verzoekt de regering:

  • - bilateraal, in EU- en VN-verband de recente militaire actie van Israël in de bezette gebieden ten sterkste te veroordelen;

  • - tevens binnen dezelfde kaders de Palestijnse zelfmoordacties ten sterkste te veroordelen;

  • - effectieve druk op Israël uit te oefenen om onmiddellijk de opnieuw bezette gebieden te verlaten, zoals vastgelegd in de vrijdag aangenomen VN-resolutie, en tevens Arafat volledige bewegingsvrijheid te verschaffen, zodanig dat hij tevens kan worden gemaand, op te treden tegen zelfmoordaanslagen;

  • - in EU- en transatlantisch verband een internationaal vredesinitiatief te nemen op basis van de Tenet- en Mitchellplannen en de VN-resoluties met betrekking tot de totstandkoming van een levensvatbare Palestijnse staat en veilige grenzen van Israël, zodanig dat overleg over een staakt-het-vuren wordt gekoppeld aan de totstandkoming van een vredesakkoord en een eventuele vredesmacht, waarbij steun en sancties worden gehanteerd afhankelijk van medewerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koenders en Hoekema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1(28290).

De heer Van Bommel (SP):

De heer Koenders gebruikt in zijn motie Koenderswaarschijnlijk niet ondoordacht de bewoording "effectieve druk op Israël". Hij heeft die vraag aan de minister gesteld, hij heeft zelf een aantal voorstellen gedaan, maar hij weigert om in dit stadium sancties voor te stellen of om andere concrete zaken te vragen dan een veroordeling, die volgens mij al is uitgesproken. Wat is dan die effectieve druk waar de heer Koenders om vraagt?

De heer Koenders (PvdA):

Ik moet mijzelf herhalen. Ik heb een lang verhaal gehouden, waarin ik inging op de wijze waarop naar mijn mening effectieve politieke druk kan worden opgebouwd en vervolgens in het kader kan worden geplaatst van een vredesinitiatief, waarbij ook steun en sancties horen. Dat is de benadering van de PvdA-fractie. Het is de meest effectieve manier, maar het gebeurt absoluut nog niet. Er heerst een veel te grote passiviteit in de internationale samenleving. Dit lijkt mij een buitengewoon belangrijk initiatief.

De heer Verhagen (CDA):

De heer Koenders pleit in zijn motie voor bewegingsvrijheid voor Arafat, opdat deze kan worden gemaand om op te treden tegen terroristische aanslagen. Tot vorige week beschikte Arafat over deze bewegingsvrijheid en desalniettemin vonden die afgrijselijke aanslagen plaats. Hoe verwacht de heer Koenders dat Arafat nu wel kan worden gemaand om op te treden tegen de aanslagen, daar waar hij dat vorige week blijkbaar niet kon?

De heer Koenders (PvdA):

Het betekent dat Arafat de mogelijkheid heeft om effectief op te treden tegen de aanslagen door zijn eigen beweging, Al Fatah, en de milities die daarin zijn opgenomen. Als hij die bewegingsvrijheid niet krijgt, heeft het allemaal weinig zin. Daarom vraag ik hierom.

De heer Verhagen (CDA):

Dat is op zich logisch, maar tot vorige week had hij die bewegingsvrijheid, terwijl zijn eigen organisatie aanslagen pleegde. Wat brengt de heer Koenders tot de gedachte dat Arafat, als hij die bewegingsvrijheid krijgt, effectief zal optreden tegen de terroristische aanslagen?

De heer Koenders (PvdA):

Dat verwacht ik op basis van datgene wat ik aan het kabinet heb gevraagd in vraag 5. Eigenlijk spreken wij nu over een theoretische situatie; het gaat om iemand die in een bunker zit en niets kan doen.

De heer Verhagen (CDA):

Tot vorige week was de situatie niet theoretisch.

De heer Koenders (PvdA):

Nou, dat zou ik niet willen zeggen. Laten wij die discussie evenwel niet beginnen. Ik geloof dat de heer Verhagen en ik niet heel erg van mening verschillen. Ik geloof dat wij beiden zien dat het einde van het terrorisme een voorwaarde is voor een Palestijnse staat en dat de huidige Israëlische politiek daaraan een ineffectieve bijdrage levert. Een verhoogde druk op Arafat om het terrorisme aan te pakken, is in dat licht nodig op het moment dat hij die bewegingsvrijheid weer heeft.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De Israëlische regering maakt sinds vorige week duidelijk dat zij de Palestijnse organisatiestructuur met de grond gelijk wil maken. Palestijnse burgers in de bezette gebieden zijn daarvan direct het slachtoffer; hun wordt alles onthouden. Tegelijkertijd is deze ontwikkeling een signaal aan de internationale gemeenschap om te peilen hoe een hernieuwde invasie van de Palestijnse autonome gebieden, waar de Palestijnse nationale autoriteit op basis van de Oslo-akkoorden het militaire en civiele gezag uitoefent, zal worden beoordeeld. De SP-fractie is van mening dat er een duidelijke en krachtige reactie moet komen van de Nederlandse regering. Minister van Aartsen verklaarde gisteren in het televisieprogramma NOVA dat hij tijdens de spoedvergadering vanavond in Luxemburg zal proberen de Europese Unie op het standpunt te krijgen, de missie van de Amerikaan Zinni uit te breiden met Solana. De minister lijkt daarmee eerder de situatie te gebruiken voor het smeden van een internationale Amerikaans-Europese band, waar de laatste tijd zoveel rek in is gekomen, dan tot het nemen van relevante maatregelen om Israël onder druk te zetten. Zulke maatregelen zijn nodig om eindelijk te komen tot het respecteren en het verder uitvoeren van de Oslo-akkoorden.

Hoe wil de minister de terugtrekking van de Israëlische troepen uit de bezette gebieden bespoedigen? Er zijn al VN-resoluties en Oslo-akkoorden. Deelt de minister de opvatting dat terugtrekking een belangrijke, maar vooral ook noodzakelijk stap is in de richting van vrede? Is de minister verder bereid om vanavond in de vergadering van EU-ministers te bepleiten om het Europese associatieverdrag met Israël op te schorten? Eerder, op 26 februari tijdens het vragenuur, heb ik heb diezelfde vraag gesteld. Toen noemde hij economische sancties een zijtoneel. Het hoofdtoneel waren de onderhandelingen. Er wordt echter al twintig jaar onderhandeld en er zijn VN-resoluties die moeten worden uitgevoerd; de weg naar de vrede is duidelijk maar er moeten concrete stappen worden gezet. Het spoor van economische sancties kan daarbij tegelijkertijd worden gevolgd. Waarom beperkt de minister zich tot diplomatieke stappen en overleg?

Vandaag heeft Zwitserland de economische en militaire betrekkingen met Israël opgeschort. Nederland zou hetzelfde kunnen doen. Behalve economische betrekkingen zijn er ook militaire banden met Israël. Onlangs heeft Nederland nog een antiraketwapen besteld bij Israël. Is de minister bereid om binnen de regering te pleiten voor het ongedaan maken van deze bestelling? Is de minister verder bereid om als unilaterale stap een missie van de speciale Nederlandse mensenrechtenambassadeur, mevrouw Jones-Bos, naar Israël en de bezette gebieden te bepleiten? Ik heb daarop vorig jaar al aangedrongen, maar toen heeft de minister niet gereageerd. Vandaag roep ik hem op dat besluit wel nemen.

Wil de minister bij de regering aandringen op het ontbieden van de Israëlische ambassadeur in Nederland? Hij kan dan worden gewezen op de Nederlandse eisen zoals de minister die vanavond gaat bepleiten, maar ook de inzet in Europees verband kan daarbij nader worden toegelicht. De uitkomsten van het overleg van vanavond kunnen in dat licht aan hem worden medegedeeld.

Welke instructies zal de minister geven aan de Nederlandse delegatie die sinds 19 maart deelneemt aan de momenteel plaatshebbende VN-vergadering over de mensenrechten in Genève? Nederland moet daar pleiten voor het bevorderen van berechting, in het kader van de vierde Geneefse conventie, van iedereen die verantwoordelijk is voor oorlogsmisdaden in de bezette gebieden. Is de minister daartoe bereid?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. De dieptepunten in de situatie waarover wij nu spreken, worden zó erg dat ze zich buiten ons voorstellingsvermogen begeven. Het is triest dat wij sinds anderhalf jaar regelmatig over dit onderwerp moeten spreken.

Het optreden van de Israëlische regering is er in de afgelopen dagen een geweest van massaal geweld en herbezetting van autonome Palestijnse gebieden. Onder het mom van terrorismebestrijding zijn maatregelen getroffen die eigenlijk alleen maar collectieve strafmaatregelen kunnen worden genoemd, zoals een uitgaansverbod voor de gehele bevolking, het afsluiten van water en elektriciteit enz.

De heer Weisglas (VVD):

U zei: "Onder het mom van terrorismebestrijding".

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja, u heeft mij goed gehoord.

De heer Weisglas (VVD):

U heeft uzelf ook goed gehoord?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb het zelf geschreven, mijnheer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Oké, dan heb ik geen vraag meer aan u.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is prima.

Voorzitter. Die maatregelen zijn gericht tegen burgers en ze hebben absoluut niets te maken met terrorismebestrijding. Alles wat wij in het internationale humanitaire recht en het internationale mensenrecht kennen, wordt door de Israëlische regering aan de laars gelapt. Het lijkt wel alsof Israël zich boven het internationale recht weet. Natuurlijk is dat buitengewoon kwalijk. Zelfmoordaanslagen op Israëlische burgers zijn afschuwelijk en verwerpelijk, maar de geschiedenis van het afgelopen anderhalf jaar laat zien dat men met harde militaire maatregelen die het gewone leven van de Palestijnse bevolking onmogelijk maken, geen zelfmoordaanslagen voorkomt. Sterker nog, de haat die bij de Palestijnse bevolking groeit, zal leiden tot grotere bereidheid om dergelijke aanslagen te plegen.

Voorzitter. De gebeurtenissen van de laatste dagen maken duidelijk dat de regering-Sharon één doel voor ogen heeft: het ontmantelen van de Palestijnse Autoriteit en het uitschakelen van Arafat. Natuurlijk is dat geen bijdrage aan een duurzame oplossing van een conflict dat aan beide zijden slachtoffers maakt. De minister en de EU hebben tot nu toe niet willen overgaan tot het doorvoeren van concrete sanctiemaatregelen om de Israëlische regering te bewegen om de verschillende vredesplannen, de verschillende resoluties en de verschillende initiatieven in de praktijk te vertalen. Volgens mijn fractie is het nu geen tijd meer om te praten maar wordt het tijd om de daden bij het woord te voegen. De Veiligheidsraadsresoluties liggen er en ze vragen om onmiddellijke terugtrekking van het Israëlische leger uit de herbezette gebieden. Deze resoluties moeten onmiddellijk worden uitgevoerd.

Volgens mijn fractie gaat het om drie stappen. Allereerst moeten de zojuist genoemde resoluties worden uitgevoerd. Daarvoor is het inzetten van sancties tegen Israël nodig. Ik denk hierbij aan het stopzetten van alle vormen van militaire samenwerking en aan het opschorten van de Europese associatieovereenkomst met Israël. Deze middelen hebben wij concreet in handen om de Israëlische regering te dwingen om de resoluties uit te voeren.

Ten tweede zou vervolgens een internationale veiligheidsmacht moeten worden gestationeerd, die ervoor moet zorgen dat de twee partijen uit elkaar worden gehouden, zodat er daadwerkelijk veranderingen komen in het dagelijkse leven van de Palestijnse bevolking. De mensen kunnen dan op adem komen. Als Arafat bewegingsvrijheid krijgt en de Palestijnse Autoriteit weer wordt opgebouwd, kan er effectief opgetreden worden tegen de extremistische elementen binnen Palestijnse groeperingen.

Ten derde kan daarmee een overstap worden gemaakt naar een regionale vredesconferentie, waar de Verenigde Staten en de Europese Unie samen alle verschillende initiatieven en plannen, inclusief het Arabische initiatief, tot elkaar kunnen brengen.

De heer Hoekema (D66):

Ik wil collega Karimi dezelfde vraag stellen als collega Koenders. Druk op Israël is noodzakelijk. Stel echter dat druk op Arafat als hij zijn bewegingsvrijheid terug krijgt niet helpt. Ook mevrouw Karimi pleit voor het stoppen van de terreur door Arafat. Welke middelen hebben wij dan nog?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wij moeten druk blijven uitoefenen, natuurlijk ook op Arafat. Hij moet effectief optreden tegen de extremistische groeperingen. Ik wil heel duidelijk zeggen dat de oorzaak dat de ideeën van extremistische groeperingen breed gedragen worden door de Palestijnse bevolking de dagelijkse vernedering door de bezetting is. Zolang de bezetting voortduurt, met de praktijken die daarbij worden uitgeoefend, is er een goede voedingsbodem voor terroristische acties.

De heer Verhagen (CDA):

Is het mevrouw Karimi bekend dat zowel Hamas als Jihad maar één doel heeft, namelijk de vernietiging van Israël? Dat heeft dus niets te maken met vernedering.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is mij bekend.

De heer Verhagen (CDA):

Hoe kan naar de mening van mevrouw Karimi aan die doelstelling een einde komen?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Op het moment dat er een vreedzame samenleving tussen Israël en de Palestijnse bevolking mogelijk is, zal de Palestijnse bevolking geen steun meer geven aan Jihad en Hamas. Waarom kunnen Jihad en Hamas zo gemakkelijk opereren? Omdat de bevolking hen steunt. Waarom steunt de bevolking hen? Omdat de bevolking de alledaagse vernedering door de bezetting meemaakt.

De heer Verhagen (CDA):

Is het mevrouw Karimi bekend dat toen de Oslo-akkoorden gesloten werden en er onderhandeld werd in fases Iran en Syrië aan Hezbollah, Hamas en Jihad de wapens leverden om door te gaan met te werken aan het doel, de vernietiging van de staat Israël?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het is een conflict met een lange geschiedenis, waarbij verschillende spelers verschillende rollen hebben gespeeld. Het is van groot belang om ons nu op de situatie te concentreren, om te kijken hoe wij eruit kunnen komen. Dat kan op het moment dat duidelijk wordt dat de veiligheid van Israël alleen kan worden gegarandeerd als de Palestijnse bevolking een veilige toekomst en een perspectief op een vrij leven heeft.

De heer Verhagen (PvdA):

De combinatie van een levensvatbare Palestijnse staat met veiligheid voor Israël onderschrijf ik. Dat heeft het CDA altijd gedaan. Wil men echter een doorbraak kunnen realiseren, dan zal men zeker moeten stellen dat er een einde komt aan de terroristische aanslagen van Jihad en Hamas, die niets hebben met de veiligheid van Israël.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is zeker zo, maar zij hebben ook niets met de veiligheid van de Palestijnse bevolking. In geen enkele samenleving leidt extremisme tot veiligheid van die samenleving. Het is ook in het belang van de Palestijnse bevolking dat er een democratische en vrije samenleving voor de Palestijnen komt. Het gaat niet alleen om de veiligheid van Israël.

Eigenlijk is mijn vraag aan de regering enkel of de minister bereid is zich in te zetten voor de drie stappen die ik heb genoemd, ten eerste de onmiddellijke uitvoering van de resoluties, zo nodig door middel van de sancties die naar mijn mening nodig zijn, ten tweede door het stationeren van een veiligheidsmacht en ten derde door een regionale vredesconferentie daarna. Ik leg de Kamer een korte motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat Israël onmiddellijk VN-resoluties 1397 en 1402 dient uit te voeren;

verzoekt de regering, indien Israël binnen 24 uur niet aanvangt met uitvoering van deze resoluties, in EU-verband voorbereidingen te treffen om op de meest korte termijn het associatieakkoord op te schorten, en verzoekt daarnaast alle militaire samenwerking met Israël stop te zetten;

verzoekt voorts de regering, zich internationaal in te spannen voor de ontplooiing van een internationale veiligheidsmacht om de strijdende partijen uit elkaar te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(28290).

De heer Hoekema (D66):

Mevrouw de voorzitter. Het is moeilijk om bij dit onderwerp clichés en open deuren te vermijden, maar ik waag toch een poging. Vandaar mijn constatering vandaag dat beide leiders, Sharon en Arafat, zich op een doodlopende weg bevinden die slechts verder leidt in de loopgraven. Israël bedrijft een politiek van oorlog en bezetting en Arafat gedoogt te veel en bestrijdt te weinig effectief de terreur. De bevolking, gewone, onschuldige mensen, is daarvan de dupe, zoals zo vaak het geval is in een oorlogssituatie; weliswaar in verschillende aantallen en verhoudingen, maar elk mensenleven telt.

De elementen van een oplossing, van het onmiddellijk stoppen van geweld tot en met een alomvattende vredesregeling, zijn bekend. Zij liggen vast in Veiligheidsraadsresolutie 1397. Zoals minister Van Aartsen zojuist zei, zijn ze ook overal opgeschreven; ik noem bijvoorbeeld de initiatieven van Tenet, Mitchell en Abdullah. Het gaat er nu om vanuit Europa en de Verenigde Staten gezamenlijk een oplossing aan te bieden, als het ware af te dwingen, op te leggen of op te dringen. Klopt het dat de minister van Buitenlandse Zaken zich vorige week van laatstgenoemde terminologie heeft bediend? Veiligheidsraadsresolutie 1397 biedt daarvoor de basis. Daarin past ook een internationale presentie met waarnemers en/of een troepenmacht. Die moet natuurlijk wel passen in een aanvaard vredesplan om te vermijden dat waarnemers onbeschermd en fataal in de vuurlinie belanden, zoals twee weken geleden is gebeurd.

Nederland en de Europese Unie moeten in dit perspectief aan partijen allereerst dit vredesplan voorhouden. Daarnaast moeten Sharon en Arafat worden aangesproken op essentialia. Er moet stopzetting van de oorlogspolitiek, onmiddellijke stopzetting van het geweld en wat Israël betreft ook van het nederzettingenbeleid plaatsvinden. Israëlische tanks en troepen moeten worden teruggetrokken. Arafat moet terrorisme en het vreselijke geweld tegen onschuldige Israëlische burgers ondubbelzinnig veroordelen in alle talen, dus ook het Arabisch. Voorzover hij daartoe fysiek weer in staat is, moet hij bovendien maatregelen nemen om de terreur echt effectief en daadwerkelijk te stoppen. Daartoe zouden Nederland en de Europese Unie niet moeten terugschrikken van drukmaatregelen, vooral ook op Israël. Te denken valt bijvoorbeeld aan een wapenembargo op Europese schaal en het opschorten van het associatieakkoord tussen de Europese Unie en Israël, indien Israël onverhoopt Veiligheidsraadsresolutie 1397 niet zou uitvoeren.

De inzet van de minister in Luxemburg wordt door onze fractie gesteund. Wij verwachten van Luxemburg een betekenisvolle verklaring van de Europese Unie en een gezamenlijk plan van aanpak met de Verenigde Staten. De Verenigde Staten waren de afgelopen dagen voor een deel te stil en voor een deel onderling tegenstrijdig. Kan de minister daar nog iets over zeggen?

De heren Solana en Pique kunnen en moeten inderdaad op missie gaan, maar alleen indien zij zijn voorzien van een wezenlijk vredesplan dat kansen maakt op daadwerkelijke aanvaarding. Er is geen enkel belang gemoeid bij een wezenloze, laat staan een vernederende missie. Dat is wel het geval bij een missie in het kader van een politiek plan ter uitvoering van resolutie 1397. Buiten de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn daarbij ook een aantal regionale mogendheden van essentieel belang. Ik vraag de minister naar contacten met landen als Egypte en Jordanië in dit verband.

De humanitaire situatie is schrijnend; uiteraard in Israël door de aanslagen tegen onschuldige burgers, maar vooral ook in Palestina, de bezette gebieden. Wil de minister ook in de Europese Unie pleiten voor maatregelen om op grond van de Geneefse conventies in ieder geval vrije beweging te krijgen voor medisch personeel, Rode Kruis en ambulances?

Een nieuw punt misschien betreft, ten slotte, het volgende. Zijn er in de ogen van de minister vredebevorderende elementen en factoren in de betrokken landen en bevolkingen aanwezig? Ik denk aan de vredesbeweging in Israël, aan kritische officieren en andere militairen, aan Palestijnen die ondanks alles nog een dialoog willen en kunnen voeren met hun Israëlische medeburgers. Ik wijs ook op de gezamenlijke joodse, Palestijnse en islamitische oproep tot vrede aan Sharon en Arafat van vorige week, waar collega Judith Belinfante aan meewerkte en waaraan ik graag mijn handtekening heb verleend. Dit soort burgerinitiatieven van onderop zijn buitengewoon belangrijk. Ziet de Europese Unie en ziet Nederland een mogelijkheid om dit soort stemmen van de vrede te steunen?

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Je zult maar in een land wonen waar je bij ieder cafébezoek of iedere busrit letterlijk kunt worden opgeblazen door een fanatieke, verblinde zelfmoordterrorist. Je zult maar in de regering van dat land zitten en constateren dat hij die dat terrorisme moet voorkómen, Arafat, dit niet wil of niet kan. Dan heb je toch de plicht om voor de veiligheid van je eigen burgers te zorgen door zelf de terroristen van de toekomst op te sporen en te arresteren? Met die legitieme zelfverdediging is de regering van Sharon en Peres thans bezig.

Dit optreden van Israël heeft natuurlijk zijn grenzen. Het optreden van Israël moet proportioneel zijn, in omvang en in tijd. Ik voeg daar echter aan toe dat het erg moeilijk is om vanuit onze veilige, beschutte vergaderzaal de grenzen te bepalen en van hieruit te zeggen wanneer de proportionaliteit is overschreden. Wel merk ik op dat op één punt die grenzen wel degelijk overschreden zijn door Israël, namelijk wanneer door Israël ambulances verhinderd worden om zieken en gewonden of zelfs dode mensen te vervoeren.

De heer Koenders (PvdA):

Zou de heer Weisglas mij kunnen uitleggen wat militaire acties met behulp van F-16's, helikopters en razzia's voor de toekomst van Israël betekenen, als het gaat om de rekrutering van nog vele nieuwe zelfmoordenaars? Zou hij mij voorts kunnen uitleggen in hoeverre in de afgelopen dagen de veiligheid van Israël is vergroot, sinds de militaire escalatie van de kant van Israël?

De heer Weisglas (VVD):

Terzijde merk ik op dat dit nu de derde keer is dat ik het woord "razzia's" van de heer Koenders hoor: dit woord bevalt mij niet zo, maar het is zijn taalgebruik.

De heer Koenders (PvdA):

Mag ik ook het waarom weten van deze opmerking? Het lijkt mij toch dat dit hetgeen is wat er gebeurt.

De heer Weisglas (VVD):

Laten wij daar maar geen discussie over voeren.

Uw eerdere vraag kan ik overigens niet beantwoorden. Ik beschik niet, net zomin als u, over de veiligheidsgegevens die de Israëlische veiligheidsdiensten hebben. U weet niet waar, op welke plaats, in welke omvang en met welke plannen de terroristen van de toekomst zich bevinden – in welk gebied en in welke plaats dan ook. De acties van Israël zijn erop gericht om, uit zelfverdediging van het land, te voorkomen dat er nog meer terrorisme gepleegd wordt.

De heer Koenders (PvdA):

Dat laatste is nu net de kern. Daar waar iedereen afstand neemt van die verschrikkelijke zelfmoordaanslagen – dat doe ik met u en dat heb ik ook fors gedaan; ook Arafat hoort daarop aangesproken te worden en dat is onvoldoende gebeurd in het verleden – is toch van een politicus, ook in Nederland, een oordeel te verwachten of datgene wat nu ingezet wordt, op enige manier bijdraagt aan vermindering van terrorisme en het nabijkomen van vredesoverleg. Bijna alle analyses die ik lees en volg – ik kan ook zelf nadenken – wijzen erop dat een meisje van 16 of 18 jaar niet wordt afgeschrikt door de acties die er zijn, maar helaas waarschijnlijk eerder gerekruteerd zal worden voor nieuwe zelfmoordacties. Dat betekent dat u moet nagaan in hoeverre datgene wat er nu gebeurt, door de regering Sharon, iets te maken heeft met effectiviteit en moraliteit. Ik denk dat het de veiligheid van Israël verslechtert.

De heer Weisglas (VVD):

Moraliteit is een oordeel dat u en ik moeten vellen; effectiviteit weten wij niet.

De heer Koenders (PvdA):

Als u het niet weet, wat is dan uw bijdrage aan het debat?

De heer Weisglas (VVD):

U weet het toch ook niet? Hoe weet u dat allemaal? Hoe weet u dat zo goed? Wat voor gegevens heeft u?

De heer Koenders (PvdA):

Misschien kan de heer Weisglas een beetje rustig blijven, want hij windt zich erg op.

De heer Weisglas (VVD):

Dat valt enorm mee. Maar soms moet je er bij u even tussenkomen!

De heer Koenders (PvdA):

Dat doet de voorzitter wel, dacht ik altijd! Het gaat om de uitvoering van een VN-resolutie. Daarin staat dat de Israëlische troepen zich terstond moeten terugtrekken. Bent u het met die VN-resolutie eens?

De heer Weisglas (VVD):

Nee. Ik vind niet dat alle Israëlische troepen zich op dit moment terstond moeten terugtrekken. Ik kan daar niet over oordelen. Ik vind dat de Israëlische troepen zich, net als de minister van Buitenlandse Zaken dat heeft gezegd, op termijn moeten terugtrekken, wanneer er een situatie is ingetreden waarin het gevaar van verder terrorisme geweken is.

De heer Hoekema (D66):

Ik heb een beetje moeilijke vraag aan de heer Weisglas. Hij begon met een frase als "je zal maar in een land wonen". Ik had dat verhaal ook kunnen houden. Had hij ook zijn verhaal kunnen of willen beginnen met "je zal maar in een land of in een gebied wonen dat economisch gemarginaliseerd is, waar meer dan duizend overwegend onschuldige mensen, ook jonge mensen en kinderen, het slachtoffer zijn geworden van militair geweld"?

De heer Weisglas (VVD):

Ik begrijp precies wat u bedoelt. Mijn antwoord is: niet in de woorden die u nu gebruikt. Maar dat doet er niet toe. In een algemeen overleg over de situatie in het Midden-Oosten ben ik mijn verhaal al eens begonnen met te wijzen op dit soort dingen die u noemt. Niet letterlijk zoals u het zegt, maar met die invalshoek. Maar waarom hebben we dit debat? Omdat er vanaf afgelopen woensdag een aantal dingen zijn gebeurd. Vanaf afgelopen woensdag zijn er vier, vijf of zes zelfmoordacties gepleegd – ik kan ze niet eens meer tellen – die aanleiding zijn voor het optreden van Israël. We hebben dit debat over de situatie van nu, naar aanleiding van afgelopen woensdag – anders had de heer Koenders het debat ook niet aangevraagd – en daarom ben ik vandaag mijn debat in volle overtuiging begonnen zoals ik ben begonnen. Maar nogmaals, met andere kanten, niet in uw woorden, ben ik ook wel eens begonnen. Maar daarvoor is nu even minder aanleiding. In een zeer lezenswaardig artikel in de Volkskrant heeft uzelf ook eens geschreven dat we niet altijd op de vierkante centimeter het evenwicht moeten zoeken.

De heer Hoekema (D66):

Ik ben de heer Weisglas erkentelijk voor zijn antwoord. Ziet hij ook een relatie tussen de zeer te veroordelen terroristische aanslagen van de afgelopen dagen, weken, maanden en jaren, en het geweld dat Israël in Palestina heeft toegepast? Of ziet hij daartussen geen enkele relatie? Zonder dat ik overigens die terroristische aanslagen ook maar op één manier goedkeur.

De heer Weisglas (VVD):

Dat heeft u absoluut niet gedaan, want ik heb goed naar u geluisterd. Alles staat met alles in verband. Een relatie van terrorisme met andere factoren – dat geldt ook voor het internationaal terrorisme dat we sinds 11 september hebben gezien – is buitengewoon moeilijk te bepalen, want het gaat om fanatieke mensen, die vanuit een fanatieke houding dit soort dingen doen, en die dan ook met middelen die niet sympathiek zijn moeten worden bestreden, dat moet althans geprobeerd worden. Als u het wilt horen, wil ik het u zeggen, namelijk dat er uiteraard in het beleid van Israël dingen zijn die bekritiseerd worden, ook door de fractie van de VVD. Kijk naar het steeds vestigen van nieuwe nederzettingen. Zoals bekend, zijn wij daar ook tegen.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Weisglas heeft het handelen van Israël legitiem genoemd, met uitzondering van het tegenhouden van ambulances die gewonden of doden willen afvoeren. Citeer ik hem verkeerd? Zo ja, dan nodig ik hem uit, dat deel van zijn betoog te herhalen.

De heer Weisglas (VVD):

Ik heb gezegd dat het handelen van Sharon en Peres een actie van legitieme zelfverdediging is, dat dat natuurlijk proportioneel moet zijn, zijn grenzen heeft, in de omvang en in de tijd, zoals de minister dat ook heeft gezegd, maar dat het zeer moeilijk is om dat vanuit deze vergaderzaal te bepalen, zij het dat het voor mij in ieder geval vaststaat dat het niet doorlaten van ambulances over de grens is. Dát heb ik gezegd.

De heer Van Bommel (SP):

Valt in deze categorie ook hetgeen de minister van Buitenlandse Zaken in zijn brief heeft omschreven als buitenrechtelijke dodingen? Ik noem het maar even preventieve executies. Valt in deze categorie ook het uitschakelen van de elektriciteit en het onthouden van drinkwater aan de bevolking?

De heer Weisglas (VVD):

Het laatste is buitengewoon onsympathiek, maar ik kan daar moeilijk een oordeel over geven, gezien de context waarin dit gebeurt. De eerste vraag had u mij niet hoeven stellen, want u had mij eerder tijdens een overleg in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken kunnen horen zeggen dat de VVD-fractie tegen buitengerechtelijke executies is. Daar hebben wij net zoveel kritiek op als vele anderen, waaronder u.

De heer Van Bommel (SP):

Ik kan heel weinig met de kwalificatie "buitengewoon onsympathiek". Ik nodig u uit, meer duidelijkheid te geven over de mening van uw fractie over het onthouden van drinkwater en het uitschakelen van elektriciteit. Ik vind "onsympathiek" in dit verband een zinledige kwalificatie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Bent u met mij van mening dat ook Israël zich aan het internationale humanitaire recht heeft te houden, bijvoorbeeld aan de Geneefse conventie?

De heer Weisglas (VVD):

Dat is zo, maar tegelijkertijd heeft Israël het legitieme recht op zelfverdediging. Dit staat bijvoorbeeld ook in de verklaring van de EU-ministers die afgelopen weekend is uitgegeven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mag je uit zelfverdediging het internationale recht schenden?

De heer Weisglas (VVD):

Het legitieme recht op zelfverdediging kan soms strijdig lijken of op bepaalde momenten zelfs zijn met andere onderdelen van het internationale en wellicht ook met het nationale recht.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat moet u toch nader uitleggen. Dit is een zeer belangrijk punt. U zegt dat Israël in zijn verdediging zover mag gaan dat het het internationale recht kan schenden. Dat keurt u dan goed.

De heer Weisglas (VVD):

Valt terrorisme met zelfmoordaanslagen wel onder het internationale recht volgens u?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Geeft u alstublieft antwoord op mijn vraag.

De heer Weisglas (VVD):

Een antwoord kan ook een tegenvraag zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het is van groot belang om te weten of de VVD-fractie nog steeds het internationale recht respecteert. Dit houdt in dat de Geneefse conventie van toepassing is op de Palestijnse bevolking die bezet wordt door Israël.

De heer Weisglas (VVD):

De VVD-fractie respecteert het internationale recht. De VVD-fractie – en ik ben daar persoonlijk in geïnteresseerd – wil echter ook weten of u dat doet bij het internationaal terrorisme zoals onder meer afkomstig uit de Palestijnse gebieden onder verantwoordelijkheid van Arafat. U staat achter de interruptiemicrofoon en dus mag ik die vraag eigenlijk niet aan u stellen.

De voorzitter:

Inderdaad. Ik wijs mevrouw Karimi erop dat het niet helpt als zij steeds dezelfde vraag stelt. Ik stel voor dat de heer Weisglas zijn betoog vervolgt.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Het in gijzeling houden van Arafat is een wat vreemde situatie, om het huiselijk te zeggen. Nu Arafat daar zit – in de tijd kent dit uiteraard grenzen – kan hij twee dingen doen. Hij kan het oog van de wereld dat op hem gericht is, gebruiken om zijn mensen – het gaat om groeperingen die rechtstreeks onder zijn verantwoordelijkheid vallen – op te roepen om het terrorisme te beëindigen. Hij kan ook het toneelstuk van de martelaar blijven opvoeren, maar dat leidt tot niks.

De VVD-fractie is het eens met de benadering van de minister van Buitenlandse Zaken op het punt van de internationale betrokkenheid. Er moet inderdaad in de allereerste plaats naar de VS worden gekeken. De wereld verlangt meer van de VS dan tot nu toe mogelijk is gebleken. De Europese Unie kan en moet de Verenigde Staten daarbij ondersteunen. Daarom is de vergadering van vanavond van de EU-ministers van buitenlandse zaken nuttig en nodig. Wij steunen dan ook het beleid van de minister inzake deze internationale samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten.

Of het nou zo nuttig is dat een ambtenaar van de Europese Unie, de heer Solana, twee gekozen politici, Arafat en Sharon, gaat oproepen om met pensioen te gaan tegen de uitspraak van hun eigen kiezers in: ik zet daar een vraagteken bij. Wellicht is het niet het belangrijkste bij alle dramatische dingen waar wij het vandaag over hebben.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Met de afgrijslijke aanslag in Netanja op 27 maart jl. werd de kleine hoop die wij hadden op een doorbraak in het Midden-Oosten, op een herstel van het vredesproces, in één klap weggevaagd. Tientallen doden, tientallen gewonden, gevolgd door aanslagen in Jeruzalem en Haifa: een aaneenschakeling van terreur. Of wij dat nu legitiem noemen of niet, het was duidelijk dat daarop een reactie zou komen. De vraag was alleen: hoe hard zal die reactie zijn, en is de reactie effectief genoeg om een einde te maken aan de terreur?

Het is naar de mening van de CDA-fractie overduidelijk dat ook de Palestijnse organisaties moeten beseffen dat het terrorisme moet worden beteugeld, dat er een einde moet komen aan het terrorisme, want voor die tijd is er geen basis voor een doorbraak, voor een werkelijke realisering van een politiek perspectief met uitzicht op een duurzame vrede. Zonder dat besef zal die basis er niet komen. Dat betekent dat ook Arafat, ook al zit hij geïsoleerd, gevangen, zich zijn verantwoordelijkheid op dat punt terdege moet realiseren. Powell heeft niet voor niets gezegd dat Arafat, ook al zit hij min of meer geïsoleerd en min of meer gevangen, in alle talen een oproep kan doen om een einde te maken aan de terroristische aanvallen.

De vraag of de reactie van Israël effectief is, is een heel andere. Wij moeten ons realiseren dat de regering van Sharon weliswaar heeft gekozen voor een militair antwoord, voor een strategie die in feite uitgaat van de gedachte dat je terroristische aanslagen met geweld kunt beteugelen of voorkomen, dat je de terroristische infrastructuur daadwerkelijk kunt ontmantelen, maar dat het de vraag is of dat waar is. Ik denk dat de les van de laatste weken is dat ieder Israëlisch offensief is gevolgd door meer terreuraanslagen. Israël krijgt dus niet de veiligheid die zij door middel van deze militaire actie wenst te bereiken.

Naar de mening van de CDA-fractie is er maar één weg en dat is terug naar de onderhandelingstafel. Dat is een einde maken aan het geweld, een wapenstilstand door middel van de Veiligheidsraad. We moeten terug naar een weg van beheersing en verdeling van land, opdat de vrede daadwerkelijk afgedwongen kan worden. Wij zijn dan ook niet gelukkig met de huidige ontwikkelingen. Wij menen dat het hoog tijd is voor een internationale bemoeienis. Ik geloof niet in een eenzijdige Europese aanpak op dat terrein. De CDA-fractie is van mening dat de Europese Unie zich er juist in haar contacten met de Verenigde Staten op moet richten dat de Verenigde Staten zich intensiever gaan bemoeien met het Midden-Oosten. Powell zegt dat hij op dit moment de tijd niet rijp acht voor een vredesmissie. De kracht van de Europese Unie zou zich daarop moeten richten, juist om te bekijken hoe de Verenigde Staten wel nieuwe initiatieven kunnen nemen die, zoals de minister dat zo treffend verwoordde, de beide partijen weer naar de onderhandelingstafel dwingen. Dat betekent allereerst een staakt-het-vuren, maar daarna moeten stappen worden genomen om hen te dwingen naar die onderhandelingstafel te gaan. Er moet meer druk op worden gezet.

Daarbij helpt verdere isolatie van Arafat niet. Als wij Arafat wensen aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor het beteugelen en aanpakken van het terrorisme, dan moet je hem als speler die rol mogelijk maken. Die rol wordt hem op dit moment feitelijk onmogelijk gemaakt. Een gezamenlijk initiatief van de Europese Unie en de Verenigde Staten zou zich daarop moeten richten.

Collega Koenders sprak over de noodzaak dat Solana zich met het conflict moet gaan bemoeien. Als ik echter Solana de oproep hoor doen die voor het vertrek van Arafat pleit, overigens ook van Sharon, dan staat hij niet zo ver af van de oproep van Sharon, namelijk dat er een one way ticket voor Arafat moet komen. In wezen zegt Solana hetzelfde: met deze man kunnen wij geen oplossing bereiken, dus moet hij maar met pensioen. Ik vraag mij in gemoede af of met zo'n uitspraak de rol van Solana niet aanmerkelijk beperkt is.

Naar de mening van de fractie van het CDA zal de minister zich vanavond met name moeten inspannen voor een gezamenlijk initiatief, zodat er meer bemoeienis met het conflict door de Verenigde Staten komt. Ik denk daarbij vooral aan het bij elkaar roepen van een top. Laat de Verenigde Staten dat initiatief maar weer nemen! Dat betekent uiteraard dat Arafat zijn bewegingsvrijheid terug moet krijgen, maar ook dat de Europese Unie nadrukkelijk het recht op zelfbescherming van Israël en de Israëlische bevolking erkent en onderstreept.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Verhagen zei in het begin van zijn betoog over het optreden van Israël: of je dat nu legitiem noemt of niet. Heeft hij dat bewust in het midden gelaten of heeft zijn fractie daar een opvatting over?

De heer Verhagen (CDA):

Ik vind het een non-discussie in de Tweede Kamer. Je ziet dat mensen worden opgeblazen die op paasavond met hun familie bij elkaar zijn. Dat daar een reactie op komt om je daartegen te verdedigen, vindt mijn fractie legitiem. De vraag of de actie effectief is en duurzame vrede kan realiseren, vind ik veel interessanter. Daarvan zegt de CDA-fractie dat de huidige weg geen doorbraak zal bewerkstelligen om de veiligheid van de Israëlische bevolking te realiseren. Het zal ook geen vrede in het Midden-Oosten realiseren die gebaseerd is op een Palestijnse staat gecombineerd met een veilig Israël.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Namens de fractie van de ChristenUnie moet ik zeggen dat ik mijn bijdrage aan dit debat met een gevoel van machteloosheid begin, kijkend naar de geweldspiraal in het Midden-Oosten. Als eerste rijst dan bijna onvermijdelijk de vraag wat je daaraan hiervandaan kunt doen. Toch is het goed dat dit debat gevoerd wordt, alleen al met het oog op de extra vergadering vanavond van de EU-ministers van buitenlandse zaken in Luxemburg, waar hopelijk een helder signaal vanuit Europa aan de strijdende partijen afgegeven kan worden. Daaraan wil ik graag mijn bijdrage leveren.

Het spreekt vanzelf dat wij grote zorgen hebben over de huidige situatie. Ik voeg daar meteen aan toe dat wij die ook hebben over een mogelijke uitweg uit die doodlopende weg. Dat was een terecht gekozen formulering van collega Koenders. Een kernvraag daarbij is of de leiders van de strijdende partijen bereid en in staat zijn aan de ontwikkelingen een halt toe te roepen of dat er sprake is van min of meer autonome ontwikkelingen. Ik wijs in dit verband op de feitelijke onmacht van Arafat om op te treden tegen Hamas en andere terroristische organisaties.

Dit doet ook twijfels rijzen aan de kansen van oproepen aan het adres van hoofdrolspelers. Dat is geen uiting van defaitisme, wij moeten daarin realistisch zijn. Ik heb ook twijfels over de effectiviteit van eventuele sancties, waarover gesproken wordt. Ik heb geen behoefte om in dit debat de bijdragen van de strijdende partijen aan het proces van escalatie te wegen en bij een schuldvraag terecht te komen. Ik heb ook geen behoefte om precies de causaliteit tussen de verschillende schakels in de geweldspiraal te duiden. Dat lijkt mij geen bijdrage aan de oplossing van dat conflict. Ik wil wel gezegd hebben dat hoewel het militaire machtsvertoon van Israël de problemen niet zal oplossen, Israël wat ons betreft gerechtigd is om met deze operaties te trachten te bereiken waarin Arafat nalatig is, namelijk het opsporen van de politieke leiders van Hamas en andere terroristische organisaties die verantwoordelijk zijn voor de verschrikkelijke zelfmoordaanslagen. Ik sluit mij inhoudelijk dan ook aan bij de uitspraken van minister Powell van de Verenigde Staten. Ik heb geen aarzeling om in dit verband het begrip legitimiteit te gebruiken.

Ik deel de taxatie dat Israël en de Palestijnen zich in dit geëscaleerde conflict in een soort dodelijke omhelzing bevinden, waarbij voor derden nauwelijks tot geen ruimte voor interventie lijkt te zijn. De minister en de heer Koenders hebben soortgelijke opmerkingen gemaakt. Dat maakt de ruimte voor de internationale gemeenschap om bij te dragen aan een oplossing voor een werkelijke deëscalatie niet groter. Dat zien wij ook gebeuren. De Verenigde Staten zijn terughoudend. De Europese Unie is tot dusverre terughoudend. De Arabische wereld is bij het onverschillige af. Hoe taxeert de minister in dit verband de uitspraken van de voorzitter van de Europese Unie, de heer Prodi, van vanmiddag? Loopt hij de bespreking van vanavond niet enigszins voor de voeten door te spreken van een nieuw vredesinitiatief en de daarbij gegeven invulling?

Onze rol is onvermijdelijk uiterst bescheiden. Krachtige uitspraken over wie nu precies wat moet doen, zullen ons daarbij niet helpen. Ik ben ook sceptisch over het nut en de timing van het zenden van VN-waarnemers of het afreizen van vertegenwoordigers van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Mij trof de uitspraak in vraag drie van de heer Koenders, die spreekt van: vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, die ervoor moeten zorgen dat de Israëlische troepen zich terugtrekken en dat er vredesonderhandelingen worden voorgesteld. Ik begrijp de achtergrond. Ik deel de verontrusting. Ik twijfel echter aan nut en timing van deze actie.

De heer Koenders (PvdA):

Ik begrijp het niet. De situatie is buitengewoon ernstig. In verschillende steden is geen leven op straat mogelijk. Er ligt tevens een groot probleem in het kader van een VN-resolutie. Wij moeten toch alles op alles zetten om met een diplomatiek initiatief de uitvoering van die resolutie naderbij te brengen? Ik snap niet wanneer de timing wel goed is. Over drie, vier weken?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb het beeld naar voren gebracht van een dodelijke omhelzing. De heer Koenders sprak van een doodsdans. Zolang partijen niet in staat zijn om zelf tot een vorm van bestand te komen, zal het op dit moment oproepen van of veroordelen van partijen, zoals in moties is neergelegd, geen bijdrage leveren aan de toestand die wij allemaal graag willen bereiken. Dat is een verschil in taxatie van wat op dit moment het beste is. Ik heb gezegd dat dit geen defaitisme is. Ik ben realistisch. Wij moeten ook niet onnodig kleinerend doen over het Nederlandse parlement. Ik wil echter de rol van de internationale gemeenschap in deze escalerende situatie zo goed mogelijk inschatten. Onze taxatie is dat dit type steun op dit moment geen werkelijke bijdrage zal leveren. Ik betreur dat.

De minister sprak van een acute crisisbeheersing. Mijn overtuiging is dat die noodzakelijkerwijs beperkt moet zijn tot een dringende oproep tot een staakt-het-vuren. Is de minister dat met mij eens? De motie van de heer Koenders gaan echter verder. Ik waag te betwijfelen of dat het proces werkelijk een stap verder zal brengen.

De heer Koenders (PvdA):

Dat ben ik met de heer Rouvoet eens. Men kan de situatie verschillend taxeren. Er is ook een theorie dat men een conflict moet laten uitwoeden tot een van de partijen volledig heeft gewonnen, voordat men kan optreden. Op zichzelf is dat legitiem. De heer Rouvoet onderschat echter de huidige situatie volstrekt. Ik doel ook op de afhankelijkheid van de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit. De heer Rouvoet spreekt van legitimiteit. Hij vindt het echter kennelijk niet van belang om te bevorderen dat VN-resoluties worden uitgevoerd. De taxatie van de heer Rouvoet is dat het allemaal niets uitmaakt. Dat begrijp ik. Ik herken dat gevoel van onmacht. Ik vind dat heel realistisch. Het perspectief van een oproep leidt echter tot niets. Het is een taxatie gebaseerd op passiviteit.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik bestrijd dat: het heeft niet veel te maken met passiviteit. Ik probeer een realistische inschatting te maken van de huidige situatie en daarover kun je inderdaad van mening verschillen. Ik probeer te ontdekken of in de huidige constellatie, met de macabere doodsdans van de twee leiders, klemmende veroordelingen, dringende oproepen of het sturen van vertegenwoordigers die voor terugtrekking moeten zorgen, een reële bijdrage vormen. Ik verschil in mijn oordeel over de effectiviteit hiervan met u van mening.

Ik heb hiermee de vraag aan de minister gesteld: wat kan acute crisisbeheersing in deze fase meer zijn dan een klemmende oproep tot een staakt-het-vuren? Is de minister het met mij eens dat het essentieel is dat de Palestijnen een helder signaal afgeven dat zij een eventuele wapenstilstand zullen respecteren?

Voorzitter. Ik sluit af. Ik begon mijn bijdrage met een opmerking over het gevoel van machteloosheid. Dat heeft te maken met het feit dat ik geen directe politieke instrumenten zie om de zo begeerde vrede daadwerkelijk dichterbij te brengen. Dat betekent niet dat wij werkeloos toezien. Daarom is dit debat ook goed. Daarom is het ook goed dat de EU-ministers vanavond bezien wat hun te doen staat en welk signaal zij aan de partijen moeten afgeven.

Ik wil daaraan nog iets toevoegen van de fractie van de ChristenUnie. Iedere fractievergadering bidden wij gezamenlijk om vrede in het Midden-Oosten, vanuit de klemmende oproep in het bijbelboek Psalmen: Bidt om de vrede van Jeruzalem. Dit is geen vrome afsluiting van mijn bijdrage aan dit debat, maar vloeit voort uit de vaste overtuiging dat het conflict in het Midden-Oosten diepe religieuze wortels heeft en dat de onmacht van mensen om in vrede met elkaar te leven niet het laatste woord zal hebben.

De voorzitter:

Ik richt mij nu tot de publieke tribune: ik wil nu absoluut geen geluid meer horen van de publieke tribune; anders laat ik haar ontruimen. Reacties van de publieke tribune zijn wij niet gewoon. Wij doen dat niet.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. De situatie in het Midden-Oosten is buitengewoon aangrijpend. Het aantal slachtoffers aan beide zijden neemt dagelijks toe. Verschrikkelijke aanslagen roepen iedere keer weer gevoelens van afschuw op. Daarbij moeten wij spreken van een schier uitzichtloze situatie. Wat kunnen wij in Nederland hieraan doen?

Niettemin moeten wij trachten om ondanks onze beperkte mogelijkheden te doen wat wij kunnen. Het is ook belangrijk om niet in eenzijdigheden te vervallen. Wij moeten vaststellen dat de laatste Israëlische acties een legitieme vorm van zelfverdediging zijn, een reactie op destructieve zelfmoordacties. Ook moeten wij vaststellen dat Arafat niets heeft ondernomen om het terrorisme in eigen gelederen te bestrijden, ondanks verschillende oproepen daartoe. Dan is het niet alleen begrijpelijk dat Israël acties onderneemt: iedere staat heeft het recht en de plicht om zijn inwoners zoveel mogelijk te beschermen. Wij betreuren het vaak eenzijdige beeld dat hierover in de media wordt geschapen.

Maar dat is niet het gehele verhaal. Er is ook sprake van een groeiende wederzijdse verharding. Wie alles ziet en hoort, vreest dat Sharon en Arafat nooit meer samen aan één tafel zullen kunnen zitten. Maar hoe moeilijk het ook voor hem te verteren is, Sharon zal niet om Arafat heen kunnen. Wat is namelijk het alternatief? Arafat weg betekent een vacuüm dat alleen zal kunnen worden opgevuld door Palestijnse terroristen van Hamas en Jihad. Ook de Israëlische inval in de bezette gebieden, hoe begrijpelijk ook vanuit het oogpunt van zelfverdediging, kan natuurlijk nooit een blijvende oplossing zijn.

Een einde aan de terreur moet vooropstaan. Maar hoe verder? Allerlei uitspraken dragen niet altijd bij aan een echte oplossing. Het advies van Solana aan Arafat en Sharon om met pensioen te gaan, lijkt mij niet echt een bijdrage aan het staakt-het-vuren. Of was het een wrange grap? Die lijkt mij dan misplaatst. Maar ook uitspraken over het opleggen van vrede zijn weinig realistisch: partijen zullen daaraan toch op zijn minst moeten meewerken. Ook het voortdurend spreken over een autonome Palestijnse staat lijkt ons geen oplossing voor de korte termijn.

De solidariteit met het beproefde Israëlische volk moet door de Nederlandse politiek duidelijk worden uitgesproken. Verder zijn zowel Israël als de Palestijnen met name gebaat bij het sterk opvoeren van de diplomatieke druk met het oog op doorbreking van de geweldspiraal. In dat opzicht is het een goede zaak dat wij op dit moment, voorafgaand aan de bijzondere extra top, met de minister van Buitenlandse Zaken spreken. Ik maak daarbij wel de opmerking dat coherentie in het beleid van de VS en de EU buitengewoon belangrijk is. De EU mag in dezen geen Einzelgänger zijn; dat zou ook geen effect hebben.

Mijn fractie heeft kennisgenomen van aanslagen op synagogen in Frankrijk. Wij moeten ernstig rekening houden met het toenemen van gewelddadige uitingen van antisemitisme, mogelijk ook in eigen land. Mijn fractie verzoekt de regering dan ook, de uiterst mogelijke alertheid te betrachten en joodse gebouwen en instellingen zo nodig extra te beveiligen zoals eerder tijdens de Intifada is gebeurd.

Wat kan er gedaan worden op het gebied van het voorzien in humanitaire hulp, ook in de Palestijnse gebieden? Mijn fractie heeft voor die situatie en voor noodhulp aan slachtoffers van de huidige gebeurtenissen aan beide zijden steeds aandacht gevraagd. Welke mogelijkheden heeft de Nederlandse regering op dit punt?

Het stemt diep droevig dat wij vanuit onze situatie zo weinig kunnen doen. Ik wijs in dit verband op het Bijbelse woord dat de kracht van het gebed nooit onderschat mag worden; wij mogen vasthouden aan de Almacht en aan de kracht van onze God die alle dingen in handen heeft. Wij weten zeker dat wij op grond van de Bijbel vrede mogen verwachten tussen Israël en de Arabieren. Op welke wijze en wanneer die tot stand komt, weten wij niet. De politiek zal zich in de tussentijd moeten inzetten voor de zo vurig verlangde vrede. In een van onze psalmen staat het volgende. Bidt met een algemene stem om vrede voor Jeruzalem. Het ga hen wel die u, Jeruzalem, beminnen.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter. Het is van belang, nog eens te benadrukken dat naar het oordeel van de Nederlandse regering geen militaire oplossing voor het conflict mogelijk is. Terreur zal de Palestijnse staat geen centimeter dichterbij brengen en het militair optreden van de Israëlische regering van dit moment zal Israël niet veiliger maken. Tanks en terreur zijn niet de oplossing.

In antwoord op met name hetgeen in de motie van de heer Koenders is neergelegd en door de heer Van den Berg uitdrukkelijk aan de orde is gesteld, geef ik aan dat ik van mening ben dat de continue lijn van de Nederlandse regering dat de EU en de VS samen dienen te opereren, ook in ongunstige tijden moet worden voortgezet. Ik heb reeds in de richting van de heer Koenders aangegeven dat dit ook geldt voor het werk dat wij in kwartet zouden kunnen verrichten met de Russische Federatie, die de stelling van de EU geheel deelt. Deze uitkomst kwam naar voren in een recent overleg tussen de voorzitter van de Europese Unie, de Russische Federatie en de VN.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb in mijn bijdrage betoogd dat de minister aansluiting lijkt te zoeken bij de Verenigde Staten. Hebben de Verenigde Staten evenwel niet juist de sleutel in handen? Zijn zij niet de sterkste partij in dit debat? Ligt het niet voor de hand dat de VS meer druk uitoefent op Israël als de Europese Unie een kritischer houding aanneemt tegenover de VS?

Minister Van Aartsen:

Ik kom nog over dit thema, dat ook door de heer Koenders is aangesneden, te spreken. De heer Van Bommel heeft vervolgens, waar het de rol van de Verenigde Staten betreft, de termen "passief" en "passiviteit" overgenomen. Ik herhaal mijn eerdere woorden: er is sprake geweest van een grote betrokkenheid van de Verenigde Staten in de tweede helft van het vorige jaar. Aan het begin van dit jaar is er sprake geweest van passiviteit van de Verenigde Staten, waarbij helaas afstand werd genomen van het conflict. De Karine A.-affaire en een aantal andere incidenten hebben dat teweeggebracht.

Ik verwijs hierbij nog een keer naar de continuïteit van de Nederlandse lijn. Wij hebben op enig moment de Verenigde Staten duidelijk gemaakt dat zij een foute houding innamen en dat deze houding uiteindelijk zou kunnen leiden tot verdere escalatie van het conflict. Dat hebben wij niet alleen gedaan, maar de Nederlandse regering heeft daarin wel een bepaalde rol gespeeld. Ik ga niet verder in op deze geschiedenis, maar het heeft ertoe geleid dat Sharon niet het groene licht kreeg tijdens zijn bezoek aan Washington. Daarnaast stuurden de VS generaal Zinni naar de regio, ondanks het feit dat de aanslagen toen voortduurden. Ook heeft het geleid tot de belangrijke verklaring van Sharon dat hij zou afstappen van de "7 dagen rust"-formule.

Ook in de huidige situatie blijf ik van mening dat de Verenigde Staten een heel bijzondere verantwoordelijkheid dragen. De ontwikkelingen vanaf half februari tot en met maart – ik herinner aan vrijdag 8 maart, evenzeer een zwarte vrijdag als Goede Vrijdag – hebben ertoe geleid dat de Verenigde Staten actie hebben ondernomen, hetgeen culmineerde in de plannen van generaal Zinni. Tot en met vorige week woensdag of donderdag ging het overleg over de uitvoering en de implementatie van de ideeën van generaal Zinni, die zijn uitgewerkt met steun van de Europese Unie. Die plannen waren een opstap om in ieder geval wat verder te komen. De Israëlische regering heeft die plannen aanvaard, maar de Palestijnse Autoriteit heeft ze niet aanvaard. Daarna volgden de aanslag in Netanya en de gevolgen daarvan en de operatie van de Israëlische regering, waarover ik reeds heb gesproken.

Dat is de andere kant van het verhaal. Het is onjuist dat de Verenigde Staten niet zouden beseffen dat niet alleen over veiligheid moet worden gesproken; de gedachtelijn van Zinni was uiteraard gebaseerd op de gedachte dat veiligheid moet worden gekoppeld aan een politiek perspectief. Het was naar mijn oordeel kortzichtig van de Palestijnse Autoriteit om vorige week niet in deze fase, die door de EU en de VS was voorbereid, te stappen. De Europese Unie, de VN in een bepaald stadium, de Russische Federatie en de Verenigde Staten hebben hierop in hoge mate aangedrongen. Ik ben van mening dat de Verenigde Staten inderdaad zeer betrokken moeten zijn, maar dat is geen nieuw geluid van de kant van de Nederlandse regering. Ik betreur alleen dat bij tijd en wijle, ook in de Europese Unie, geluiden klinken dat het misschien ook wel zonder de Verenigde Staten kan; dat is een illusie. Ik heb dat in de Kamer gezegd en ik herhaal het nu. Buiten de Kamer heb ik het ook gezegd. De koppeling tussen veiligheid en politiek, tussen Tenet en Mitchell, is noodzakelijk om op dit moment verder te komen. Wij moeten nu in alle gevallen leunen op hetgeen Zinni – ieder staat het vrij om zich daarbij te voegen – en de EU in dit kader kunnen doen. Het eerste doel is overigens dat de partijen in Ramallah letterlijk uit elkaar worden gehaald. De situatie daar is zeer gevaarlijk. Wij moeten er niet aan denken dat er zich rond het terrein waar de heer Arafat zit, een"ongeluk" zou voordoen. Voor de partijen in het conflict, maar ook voor de regio zou dat desastreus zijn. Er zijn uiteraard contacten geweest met landen in de regio, in het bijzonder met de Jordaanse regering omdat die de laatste maanden een bijzondere positie heeft ingenomen.

De heer Koenders (PvdA):

De minister wijst terecht op de ongelooflijk gevaarlijke situatie in Ramallah en de gevaren voor het vredesproces. Hij zegt echter dat de partijen letterlijk uit elkaar zouden moeten worden gehaald. Hoe zou dat moeten plaatsvinden en wie zou dat moeten doen?

De kern is inderdaad dat een staakt-het-vuren wordt gekoppeld aan een politiek perspectief. Heeft de minister de indruk dat de Israëlische regering bereid is om die koppeling te maken? Mijn indruk is altijd geweest dat men wel wilde praten over een staakt-het-vuren, maar dat men het politieke perspectief op onderhandelingen op nul heeft gezet.

Minister Van Aartsen:

Wie moet dat doen? Uiteindelijk zullen de partijen dat zelf moeten doen, onder druk van betrokken derden. Wij kunnen het niet doen; de Nederlandse regering kan het niet doen. Druk van mensen als Zinni, Pique en Solana is in dat licht van groot belang, zodat Israël wordt duidelijk gemaakt dat deze belegering van Arafat en de zijnen ten einde moet komen. Dit kan voor Arafat de opening bieden om te doen wat hij al zo lang had moeten doen: oproepen, in het Arabisch, tot het einde van de zelfmoordaanslagen. President Arafat heeft dat om hem moverende redenen nooit willen doen. Die mogelijkheid zou ik hem op dit moment heel graag willen bieden.

De Israëlische regering hanteert een ander staatsrechtelijk concept dan de Nederlandse regering. Ik heb natuurlijk nauwe contacten met mijn Israëlische collega van buitenlandse zaken. Mijn antwoord op de tweede vraag van de heer Koenders is dan ook voluit: ja.

De heer Koenders (PvdA):

Ik kom even terug op het eerste punt. Dat betekent dus dat nu de eerste prioriteit is, grotere druk op Israël uit te oefenen om zich terug te trekken uit Ramallah, op een zodanig wijze dat er geen ongelukken gebeuren? De andere kant zit in een hoek en kan niet veel doen om iets uit elkaar te halen.

Minister Van Aartsen:

Dit lijkt mij niet zozeer een vraag, maar een samenvatting van mijn woorden.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik wil even terugkomen op de rol van de Verenigde Staten in dit conflict. Israël zou dit excessieve geweld toch niet kunnen gebruiken, als er geen groen licht voor was gegeven door de Verenigde Staten?

Minister Van Aartsen:

Bij mijn weten heeft de Israëlische regering daarvoor geen groen licht gekregen. Ik heb deze analyse natuurlijk ook gelezen: "Sharon had de vrije hand". In dat licht zou ik wel eens willen weten: op welk moment? Waarom zou Powell zich dan zo buitengewoon hebben opgewonden over deze situatie? Hij is heel helder geweest in alle verklaringen die hij heeft afgegeven. Als u het hele statement van de president van de VS heeft gelezen – uiteraard heeft u dat gedaan – dan heeft u gezien dat hij wel andere woorden gebruikt maar toch dezelfde boodschap overbrengt. Ik kan heel exact aangeven wat vandaag de boodschap van de VS is in de richting van Israël. Daarvoor gebruik ik de Engelse term: "to back off". Dat geldt dan vooral voor Ramallah en Bethlehem. Hoewel Israël opnieuw de verzekering heeft gegeven dat het Arafat niet te na zal komen, is door Washington gewezen op de risico's die kleven aan de situatie waarin Arafat zich thans bevindt. Dit is niet de manier waarop Arafat moet worden behandeld, zo wordt gesteld. Voorzitter. Ik zeg dit om de positionering van de Amerikaanse regering aan te geven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Over de positie van Arafat zijn de VS inderdaad heel duidelijk geweest. Die opstelling komt neer op: komt niet aan Arafat want wij hebben hem als gesprekspartner nodig. Maar natuurlijk is er méér gaande in de Palestijnse gebieden dan alleen de positie van Arafat zelf. U kunt hier wel een toon aanslaan alsof ik een en ander niet zou kunnen begrijpen – dat stel ik overigens absoluut niet op prijs – maar het gaat om het feit dat op dit moment excessief geweld wordt gebruikt terwijl de VS voldoende instrumenten en middelen hebben om druk uit te oefenen op Israël. Welnu, dat doen ze niet.

Minister Van Aartsen:

Ik maak duidelijk wat de VS doen. De VS doen dat wél. Deze president is de eerste geweest die tijdens een toespraak voor de VN duidelijkheid heeft geschapen over de stelling dat er twee staten zullen moeten komen. Eerder hadden wij dat niet van een Amerikaanse president gehoord. Verder verwijs ik naar wat collega Powell heeft gezegd. Het idee dat men in Washington niet zou beseffen wat er in dat gebied aan de hand is, is onjuist. Gisteravond nog werd op de televisie door een analist gezegd dat er in de VS slechts zwart-wit wordt gedacht en dat men daar kennelijk niet in grijzen kan denken. Dat is een onjuiste voorstelling van zaken en ik heb het recht, voorzitter, om daarop op mijn wijze te reageren. Het wordt tijd dat dergelijke drogredenen uit deze discussie verdwijnen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik maak er bezwaar tegen dat de minister over mijn hoofd met analisten gaat debatteren; dat doet hij maar op een andere manier. Verder vraag ik de minister of hij in de contacten die hij met de VS heeft, duidelijk maakt dat er concrete acties ondernomen kunnen en moeten worden. De VS kennen op militair terrein een heel goede samenwerking met Israël.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter. In de vele debatten die er over het Midden-Oosten plaats hebben gevonden, in vele verschijningsvormen, in algemene overleggen, tijdens vragenuren enz. heb ik duidelijk gemaakt wat mijn houding tegenover de VS is geweest en is. Nog de vorige week heb ik duidelijk gezegd dat wij de VS te steunen hebben waar die steun nodig is en dat wij op de VS kritiek moeten leveren waar die kritiek nodig is. Daarnaast heb ik aangegeven welke rol de Nederlandse regering in het eerste gedeelte van dit jaar tegenover de VS heeft gespeeld. Welnu, dat is beslist niet de rol die mevrouw Karimi nu kennelijk in het hoofd heeft.

De heer Hoekema (D66):

Ik zal niet met de minister in discussie treden over analisten of leunstoelgeleerden. Ik kom terug op zijn opmerking dat sommigen in Europa het zonder de VS willen doen. Heeft hij iemand of iets in het bijzonder in gedachten? Verwacht hij vanavond iemand die zich verzet tegen het broodnodige gezamenlijke Europees-Amerikaanse initiatief?

Minister Van Aartsen:

Ik hoop het niet, maar ik moet uiteraard de bijeenkomst van vanavond afwachten.

De heer Hoekema (D66):

Maar op wie doelde u dan zojuist?

Minister Van Aartsen:

Ik wil daarover niet in details treden. Dat lijkt mij nu helemaal niet nodig, maar je leest en je hoort wel eens wat. Ik denk dat de communis opinio zal zijn dat er in gezamenlijkheid met de VS moet worden geopereerd. Ik zie niet helemaal wat er bijzonder is in hetgeen commissievoorzitter Prodi daarover heeft gezegd, zoals de heer Rouvoet aangaf.

De heer Prodi heeft iets gezegd over een ander thema, de economische sancties. Hij betrekt een stelling die nauw aansluit bij het oordeel van de Nederlandse regering. Als ik goed heb geluisterd past het ook bij hetgeen de heer Koenders daarover heeft gezegd. Ik maak eerst een opmerking van technische aard.

Het mechanisme om iets te doen in het kader van de associatieovereenkomst is vrij ingewikkeld, ofschoon er in artikel 79 wordt voorzien in een spoedprocedure. Ik verwijs naar hetgeen de Nederlandse regering heeft gedaan op het punt van de origineregels, om aan te tonen wat een gevecht, om niet te zeggen wat een gedoe, dat is geweest in de Europese Unie. Het is een zaak van opereren met unanimiteit. Vele lidstaten opereren met zeer veel politieke terughoudendheid. Ik heb mij niet laten uitdagen door de heer Hoekema. Ik zet ook nu een rem op hetgeen daarover te zeggen zou zijn.

De heer Van Bommel heeft eraan herinnerd dat ik eerder het associatieverdrag een zijtoneel heb genoemd. Die uitspraak is wat cru, maar ik wil hem wel toelichten. Hoe belangrijk het vraagstuk ook is, omdat het ziet op artikel 2 van het associatieverdrag over mensenrechten, dat vraagstuk wordt wel verengd tot het onderhavige probleem, dat een belangrijk element is. Het vraagstuk van het Midden-Oosten waarvoor openingen voor oplossingen moeten worden gezocht, is natuurlijk breder. Wij moeten hier evenwichtigheid betrachten. Israël straffen terwijl Arafat niet in het Arabisch zijn stem tegen terreur heeft willen verheffen doet de vraag naar evenwichtigheid opkomen. Ik heb de indruk dat de benadering van de heer Van Bommel en mevrouw Karimi in grote mate eenzijdig is. Dat element is niet terug te vinden in de laatste overweging in de motie op stuk nr. 1 van de heer Koenders.

De heer Van Bommel (SP):

De minister komt terug op zijn opmerking over het zijtoneel, die hij cru noemt. Daar neem ik kennis van. Ik vraag de minister waarom niet tegelijkertijd twee sporen kunnen worden bereden. Enerzijds gaat de minister vanavond in Luxemburg diplomatieke handelingen bepleiten. Anderzijds is er het instrument van de sancties door middel van het associatieverdrag. Volgens artikel 79 kan de associatieraad bijeen worden geroepen als er sprake is van grove schendingen, wanneer een der partijen daartoe aanleiding ziet.

De minister heeft het over evenwichtigheid in het conflict: enerzijds Israël aanspreken en anderzijds Arafat aanspreken. Ziet hij niet met de fractie van de SP dat er duidelijk sprake is van een onderliggende partij en een partij die gebruikmaakt van op z'n minst een ruimere mate van geweld dan de onderliggende partij? Ik vermijd bewust het woord buitenproportioneel.

Minister Van Aartsen:

Ik heb iets gezegd over de slechte situatie van de Palestijnse bevolking, waarvoor een oplossing moet worden gevonden. Wij doen het misschien niet eens zozeer voor president Arafat als wel voor 3 miljoen Palestijnen, die in welzijn en welvaart zouden mogen leven. Ook een onderliggende partij heeft echter niet het recht om naar het wapen van terreur te grijpen. Ik houd dus vast aan een evenwichtige benadering in dit kader.

De heer Koenders heeft in dit kader gezegd dat er gelachen zou worden als dit thema nu op de agenda zou komen. Het is cru om het zo te zeggen en ik bedoel het uiteraard niet zo, omdat ik weet wat de achterliggende gedachte is. Ik heb namelijk een record op het punt van de origineregels. De aandacht verschuift naar een enger vraagstuk, maar het moet juist gaan om het hoofdvraagstuk. Om die reden kan ik mij wel vinden in de evenwichtige benadering in de motie-Koenders/Hoekema, maar ik kan werkelijk niets effectiefs ontdekken in de aanpak om bij deze vergadering het sanctiewapen op tafel te leggen. Bovendien zou ik er absoluut geen steun voor krijgen, maar dat is eerlijk gezegd niet de hoofdoverweging. Ik hoop dat ik de Kamer voldoende argumentatie in dit kader heb gegeven. Ik besef dat zij daarover een andere opinie heeft, maar dat is democratie.

De heer Van Bommel (SP):

Dat verschil van mening is duidelijk; ik zal er niet verder op ingaan. Kan de minister aangeven op welke termijn hij in vredesnaam verwacht dat zijn traject ook maar iets van vruchtbare resultaten oplevert?

Minister Van Aartsen:

Dat kan ik niet zeggen. Dat is een onmogelijke vraag aan de Nederlandse regering op dit moment in het conflict.

De heer Hoekema (D66):

In de motie-Koenders/Hoekema wordt inderdaad niet gesproken over de associatieovereenkomst. In mijn termijn heb ik de gedachte uitgesproken om de discussie in de Europese Unie over de associatieovereenkomst te starten in het onverhoopte en onverwachte geval dat Israël niet voldoet aan het gevraagde in de resolutie van de Veiligheidsraad. Het gaat dus niet over de origineregels, maar over de overeenkomst. Dat is een iets andere vraag dan die van de heer Van Bommel. Die discussie komt over een paar weken onvermijdelijk in het onverhoopte geval dat Israël niet voldoet aan zijn verplichtingen.

Minister Van Aartsen:

In de motie waar de handtekening van de heer Hoekema ook onder staat, staat "waarbij steun en sancties worden gehanteerd afhankelijk van medewerking". De heer Hoekema heeft overigens een bepaalde toelichting op de motie gegeven. Die passage is denk ik ook gericht op de Palestijnse Autoriteit, want dat is wel heel hard nodig, anders zou ik nog de nodige problemen met de motie krijgen. Ik zie de heer Koenders dat echter op dit moment bevestigen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik kom terug op de argumentatie van de minister. Het gaat om de hoofdzaak, namelijk het conflict in al zijn elementen. Volgens mij praat iedereen daarover. Daarnaast gaat het om de bezetting, om een macht die bezet, en een volk waarvan het land bezet wordt. Volgens mij heeft de minister meermaals het woord "bezetting" gebruikt. Wij zijn het er dus over eens waar de kern van het probleem ligt. Met de associatieovereenkomst begunstigen wij eigenlijk een bezettingsmacht. Is het niet een onderdeel van de hoofdbenadering om er juist alles aan te doen dat men niet mede de bezetting financiert? Met het geven van gunsten financier je eigenlijk mede de bezetting.

Minister Van Aartsen:

Ik moet mij zelf herhalen. Op dit moment stoot dit niet door tot de hoofdvraag en de hoofdelementen in het conflict die nu aan de orde zijn. Die elementen waren zo'n anderhalf à twee maanden al aan de orde en zijn dat op dit moment – helaas – nog steeds.

Voorzitter. De heer Van Bommel heeft mij nog een vraag gesteld over wat in de mensenrechtencommissie speelt. Mij is de inhoud van de voorstellen waarover ik gisteren iets heb gehoord van de Hoge Commissaris, nog niet exact bekend. Wij zullen daar natuurlijk met zeer veel precisie naar kijken. Wat er wel ligt, is een voorstel van de kant van de Palestijnse vertegenwoordiging in Genève; deze vraagt om een speciaal debat in de mensenrechtencommissie over de situatie in de Palestijnse gebieden. Wij zullen uiteraard geen enkel bezwaar hebben tegen het organiseren van een dergelijk debat; dat ligt voor de hand. Ik heb zelf niets tegen het bezoek van de mensenrechtenambassadeur, maar ik denk dat het daarbij ook een kwestie van timing is en dat het gaat om de keuze van het moment. Dat was toen al zo; ik denk dat het op dit moment niet zoveel zin zou hebben.

De heer Koenders (PvdA):

Een belangrijk ander punt is dat wat op het ogenblik gebeurt, door niemand gezien wordt: er zijn geen ogen en oren. Ik denk derhalve dat er een initiatief nodig is om journalisten toegang te verschaffen tot de bezette gebieden; uiteraard speelt hierbij ook de eigen verantwoordelijkheid van journalisten voor hun veiligheid een rol.

Minister Van Aartsen:

Ja, dat is ook één van de thema's die met de Israëlische regering zijn en worden besproken. Het is overigens ook de opinie van de Europese Unie, een opinie die tevens in de richting van Israël, de Israëlische ambassadeur, aan de orde is gesteld.

De heer Van Bommel (SP):

De mensenrechtenambassadeur van Nederland is toch aangesteld voor dit soort kwesties? U zegt dat de timing er nu niet naar is: wanneer dan wel?

Minister Van Aartsen:

Nee, ik denk dat op dit moment het woord aan de politiek is. Dat wil in dit geval zeggen dat wij moeten inzetten op de EU-missie, de missie die, naar ik hoop, vanavond in de vergadering kan worden overeengekomen. Het is niet zo effectief wanneer afzonderlijke lidstaten nu met aparte missies gaan werken. Gegeven de aard van het conflict en het belang om ons te concentreren op bepaalde momenten in de diplomatieke inspanningen, zou het niet verstandig zijn als Nederland nu weer een eigen spoor gaat volgen. Hoe honorabel ook, het zou niet begrepen worden en daar hebben wij niets aan.

De heer Van Bommel (SP):

Mag ik het zo verstaan dat wij de bijeenkomst van vanavond afwachten en dat, mocht het niet lukken, wij er dan opnieuw over praten met deze minister?

Minister Van Aartsen:

Daar gaat uw Kamer zelf over...

De voorzitter:

Wij kunnen dan een hele dag organiseren, mijnheer Van Bommel!

Minister Van Aartsen:

Ik geniet altijd van dit soort debatten, zoals u weet; ik kom dus graag.

Voorzitter. De heer Hoekema heeft vragen gesteld over de ambulances, evenals de heer Weisglas. Ik zou daar kortweg op willen antwoorden dat dit een zaak is die geregeld moet worden.

Ik ben ingegaan op het thema van de heer Hoekema over de te stille Verenigde Staten. Ik geloof dat ik dit heb toegelicht. Hij heeft geheel gelijk met datgene wat hij zei over de gemeenschappen, de bevolkingen: Israëli's en Palestijnen. Dat is een belangrijk punt en de Europese Unie heeft het al een paar maal uitgesproken. Er zíjn ook de nodige contacten; Nederland heeft die contacten en diverse Europese lidstaten hebben deze ook. Het is eveneens uitgesproken in de Europese Raad, ik meen in de Europese Raad van Göteborg, en Solana heeft er een goed stuk over gemaakt, aangevende dat die bredere contacten van heel groot belang zijn. Immers, die zijn er in Israël te leggen, maar ook in het gebied van de Palestijnse Autoriteit: vele Palestijnen haken naar een democratischer regime in Palestina.

De heer Verhagen (CDA):

De minister van Buitenlandse Zaken heeft een paar keer gesproken over het aanhaken bij de Verenigde Staten; daarnaast pleit hij voor een eigen Europese delegatie. Hoe moet ik dit nu verstaan? Ik heb in mijn betoog gepleit voor een gezamenlijk initiatief, in die zin dat bijvoorbeeld Powell weer naar de regio gaat, zodat er niet een afzonderlijk optreden van Solana is. Hierbij komt dat Solana zich niet geloofwaardig heeft gemaakt, nu hij heeft gepleit voor een vertrek van Arafat en Sharon.

Minister Van Aartsen:

Ik heb aangegeven – misschien ben ik daar niet duidelijk genoeg in geweest – dat ik het zo belangrijk vind dat de EU zich verbindt met datgene wat de Verenigde Staten nu doen. Wie is daar ter plekke? Dat is generaal Zinni als speciaal afgevaardigde van de president van de Verenigde Staten en van de minister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten. Indien er besloten zal worden – dat moet nog gebeuren – dat Solana en mogelijkerwijs de minister van buitenlandse zaken van Spanje als voorzitter van de Europese Raad naar het gebied afreizen, denk ik dat het belangrijk is dat die drie hun krachten bundelen, evenzeer als het goed is dat er contacten zijn met Larsen en met de Rus die er ter plekke zit. Dat is de coördinatie in het kader van het kwartet. Ik ben wel de laatste die zou willen pleiten voor de gedachte dat de EU nu weer afzonderlijk iets zou moeten of gaan doen. Ik dacht dat dat het algemene gevoelen van een brede meerderheid in deze Kamer was.

De heer Verhagen (CDA):

Klopt; ik ben blij met die toezegging. Blijft de vraag, in hoeverre Solana, gelet op zijn uitspraken, op dit moment geloofwaardig kan opereren.

Minister Van Aartsen:

Ik denk dat de heer Solana heel geloofwaardig kan opereren. Hij heeft een dijk van een reputatie in de regio. Mag een diplomaat, een ambtenaar, misschien ook een minister zich eens een verzuchting permitteren? Dat moet toch ook bij tijd en wijle mogelijk zijn? Ik zie de heer Van den Berg nu overigens zeer zorgelijk kijken. Ik herinner mij dat in deze Kamer heel bekende antirevolutionairen een cri de coeur hebben geuit. Maar ik geef toe dat dat gebeurde in de vorige eeuw.

Ik neem aan dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zeer alert zal zijn op bescherming van joodse gebouwen en synagogen. De Nederlandse regering zal ten aanzien van noodhulp uiteraard het beleid voortzetten dat zij tot op heden heeft gevolgd. Nederland heeft nimmer beknibbeld op of afgezien van het geven van noodhulp.

De motie van de heren Koenders en Hoekema vind ik een ondersteuning van het beleid van het Nederlandse kabinet. Het is een soort aansporing van de Kamer om door te gaan op de weg die de Nederlandse regering al was ingeslagen. Voor de reden, waarom ik de motie van mevrouw Karimi ontraad, verwijs ik naar datgene wat ik heb gezegd over het sanctiebeleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, meteen na de schorsing over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 17.30 uur geschorst.

Naar boven