Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Bereikbaarheid en Mobiliteit (27552) één week uit te stellen en de stemmingen over de moties VAO Vreemdelingenwet tot een nader te bepalen datum uit te stellen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. De commissie Gelijke behandeling heeft vorige week een aantal uitspraken gedaan in geschillen over de positie van ambtenaren van de burgerlijke stand die gewetensbezwaren hebben tegen het voltrekken van huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. Ook in de Kamer is deze kwestie al meer dan eens aan de orde gesteld. De uitkomst van het debat was de glasheldere en herhaalde toezegging van de staatssecretaris dat een praktische oplossing gevonden kan en moet worden om tegemoet te komen aan dergelijke gewetensbezwaren. De commissie heeft in lijn daarmee geconcludeerd dat onder meer in het bekende geval in de gemeente Leeuwarden onrechtmatig is gehandeld door gemeentebesturen, waar die weg niet is gevolgd en gewetensbezwaren hebben geleid tot het beëindigen of het niet aangaan van een aanstelling als ambtenaar van de burgerlijke stand.

Ik zou daarom, mede namens de fracties van de ChristenUnie en het CDA, via u de regering willen vragen om zo spoedig mogelijk een brief aan de Kamer te sturen waarin wordt aangegeven welke gevolgtrekkingen de regering aan deze uitspraken verbindt en of zij bereid is te bevorderen dat gemeenten, waaronder Leeuwarden, overeenkomstig de genoemde uitspraken zullen handelen.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie is ongelukkig met de uitspraken die de commissie Gelijke behandeling heeft gedaan, vooral als het gaat om ambtenaren die nog in dienst moeten worden genomen. Ik kan, eerlijk gezegd, niet geheel met de formulering van de heer Van der Staaij instemmen, wel met het verzoek om een brief. Wij zouden graag zien dat de staatssecretaris een standpunt inneemt dat afwijkt van dat van de commissie Gelijke behandeling. Wij zouden echter niet willen dat gemeenten nu al gaan handelen naar deze uitspraken en in die zin neem ik afstand van het tweede deel van de formulering van de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het is niet mijn bedoeling om nu een inhoudelijk debat te ontketenen, maar ik wil wel graag gezegd hebben dat ik het wat merkwaardig vind overkomen dat de uitspraak ongelukkig wordt gevonden en de staatssecretaris wordt gevraagd, daarvan afstand te nemen. In de uitspraken van de commissie Gelijke behandeling wordt nu juist verwezen naar die heldere en meermalen herhaalde toezegging van de staatssecretaris in deze Kamer. Die reactie van de PvdA-fractie kan ik dus niet helemaal plaatsen. Misschien is het mogelijk om de gevraagde reactie op de uitspraken van de commissie Gelijke behandeling samen te voegen met de beantwoording van de vragen die al enige tijd geleden door de vaste commissie voor Justitie zijn gesteld naar aanleiding van een eerdere brief van de staatssecretaris. Dat zijn 26 vragen, ook vragen van de PvdA-fractie, waarin aan de verschillende invalshoeken recht wordt gedaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, Voorzitterhet stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Blerck-Woerdman.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter. Ik stel voor, het verslag van het algemeen overleg over de ziekenhuizen van donderdag 14 maart jongstleden op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer daarover een voorstel doen.

Het woord is aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Op 23 januari diende ik een motie in, waarin de minister van VWS werd gevraagd iedere dertig dagen te rapporteren over de voortgang van de uitbreiding van IC-bedden. Deze motie was niet bedoeld als loos gebaar. Het ging erom, onszelf te dwingen alert te zijn op iedere vertraging en ons tot het uiterste in te spannen om ervoor te zorgen dat de knelpunten in de IC-zorg op de kortst mogelijke termijn zouden worden opgelost.

Wat is er sindsdien gebeurd? Niets! De minister heeft een werkgroep ingesteld. De voorzitter van die werkgroep had het vorige week over pingpongbeleid, dat wil zeggen dat niemand zich verantwoordelijk voelt en er dus niets gebeurt. Vorige week heb ik de minister bij de regeling gevraagd waar de dertigdagenrapportage bleef en of ik deze nog diezelfde week mocht ontvangen. Pas na publicatie in de Volkskrant kwam de minister in actie. Wij ontvingen een briefje waarin staat dat de minister vanmiddag overlegt met Zorgverzekeraars Nederland en de Vereniging van academische ziekenhuizen.

Ik wil voor morgen 12.00 uur van de minister horen wat dat overleg heeft opgeleverd. Ik ga ervan uit dat de minister in haar positie ervoor kan zorgen dat Zorgverzekeraars Nederland en de Vereniging van academische ziekenhuizen vanmiddag een plan indienen bij het CTG. Ik ga er tevens van uit dat de minister er vervolgens voor kan zorgen dat het CTG op de kortst mogelijke termijn een tarief vaststelt zodat het benodigde geld eindelijk kan worden besteed voor uitbreiding van IC-bedden. Ik verwacht nu een eerste dertigdagenrapportage over de stand van zaken. Deze rapportage is niet zoals de minister in haar brief van 8 maart schrijft "entamerend over neonatale kinderen en volwassenen". Ik verwacht iedere dertig dagen een rapportage over al deze categorieën patiënten. Dat was de bedoeling. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister dit niet zo heeft begrepen.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zou wel tegen de Kamerleden willen zeggen en vooral tegen u, mevrouw Arib, dat dit niet de manier is waarop wij procedureel spreken bij de regeling van werkzaamheden.

Het woord is wederom aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek het kabinet om een reactie op het rapport van de Raad voor maatschappelijke ontwikkeling over Aansprekend opvoeden, Balanceren tussen steun en toezicht. Dat rapport is in september verschenen. Wij hebben nog steeds geen standpunt daarover mogen ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Harrewijn.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou de minister van Buitenlandse Zaken een brief willen vragen over het Nederlandse standpunt inzake de verlenging van ISAF. Via de media hebben wij kunnen vernemen dat Nederland wel voor verlenging van de vredesmissie in Afghanistan met een halfjaar is, maar niet voor uitbreiding, zoals is verzocht door de Afghaanse regering. Het verbaasde ons dat dit standpunt zonder overleg...

De voorzitter:

U hoeft tijdens de regeling niet te vertellen wat u ervan vindt.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Het verbaasde ons dat dit bericht via Reuters naar buiten gekomen is. De vraag aan de minister is of dit via hem of via de Amerikaanse bondgenoten naar buiten is gekomen. Hoe is dit gegaan?

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan de heer Harrewijn.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Op 8 februari heeft de regering een overeenkomst afgesproken met de industrie over de financiering van de Nederlandse deelname aan de verdere ontwikkeling van de Joint Strike Fighter. Die overeenkomst zou worden vastgelegd in een letter of intent, die vervolgens naar de Kamer zou worden gestuurd. Inmiddels zijn wij een hele tijd verder en hebben wij nog steeds niets gezien. Op 2 april is het finale debat over de JSF. Volgende week dinsdag moeten de fracties zich voorbereiden op hun standpunten. Ik zou de regering willen vragen, nog deze week deze letter of intent, getekend of niet, naar de Kamer te sturen of anders een brief met de verklaring wat er aan de hand is. Als die letter of intent deze week niet komt, zie ik het somber in, het debat nog op tijd te kunnen voorbereiden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Vanzelfsprekend steun ik dit verzoek. Als de regering daar niet in slaagt, dan vraag ik de regering om in die brief aan te geven of zij van mening is dat het debat op 2 april wel kan plaatsvinden.

De voorzitter:

Ik geloof niet dat de regering zich moet uitspreken over de vraag wanneer debatten in de Tweede Kamer plaatsvinden. Daar gaat de Kamer zelf over.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Buijs. De heer Buijs beklaagt zich erover dat hij de andere sprekers amper kon verstaan. Misschien kunnen de onderlinge gesprekken ergens anders plaatsvinden?

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik krijg graag binnen een week een brief van de minister van Volksgezondheid. In de uitzending van Kruispunt van afgelopen zondagavond werden nabestaanden van een slachtoffer van de ramp in Volendam ten tonele gevoerd. Het verhaal dat werd verteld over een van de slachtoffers was een slecht voorbeeld van de organisatie van de gezondheidszorg in ons land. Ik krijg graag meer informatie over de slachtoffers van Volendam die op dit moment in België worden geholpen en over de gang van zaken rond het overlijden van Anja Kok.

Tevens krijg ik graag meer informatie over de ziekenhuisprotocollen die in België gehanteerd worden op het gebied van MRSA – een resistente bacterie – en een vergelijking met het protocol dat in Nederland gehanteerd wordt. Is het waar dat opname van Nederlandse patiënten die op dit moment in België verblijven als gevolg van de ramp en die besmet zijn met deze bacterie geweigerd wordt in ons land? Ik wil ook graag weten wat de rol van de inspectie hierbij is. Ik krijg graag binnen een week antwoord op deze vragen, vooral vanwege het feit dat de patiënten in België op dit moment wachten op overplaatsing naar Nederland.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Buijs voorzover het erom gaat de Kamer te informeren over het onderzoek dat op dit moment loopt. Ik wijs hem er wel op dat het inspectieonderzoek is voortgekomen uit het Kamerdebat over de ramp in Volendam.

De heer Buijs (CDA):

U hebt volledig gelijk. Ik heb mij ook laten informeren en ik heb gehoord dat er over een maand een voorlopige rapportage komt. Op het ogenblik liggen die mensen nog steeds in ziekenhuizen in België en kunnen ze niet in Nederland opgenomen worden. Daarom vraag ik de minister ook om tussentijdse informatie.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Knaap.

De heer Van der Knaap (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Minister-president Kok heeft al weer enige tijd geleden aangekondigd dat het kabinet zou inventariseren wat Paars allemaal goed heeft gedaan. Ook vice-minister-president Borst maakte na afloop van de wekelijkse ministerraad melding van dit feit. U begrijpt dat mijn fractie ontzettend benieuwd is naar al dat goeds. Daarom vragen wij via u de minister-president om zo snel mogelijk de Kamer over al dat goeds van Paars te informeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen donderdag heeft de Kamer gesproken met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over het postvestigingenbeleid en dat smaakt naar meer. Daarom doe ik u mede namens mevrouw Witteveen van de PvdA-fractie het verzoek om het verslag van het overleg toe te voegen aan de agenda. Het zou buitengewoon prettig zijn als dat ergens in de loop van volgende week kan plaatsvinden.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie sluit zich daar graag bij aan. Is het mogelijk dat de staatssecretaris de Kamer voor die tijd informeert over het gesprek dat dan waarschijnlijk inmiddels heeft plaatsgevonden over de eventuele sluiting van postagentschappen en postkantoren?

De voorzitter:

Dat is toch een probleem. Het gaat om het verslag van een algemeen overleg. Dan kan er alleen gesproken worden over wat zich in het algemeen overleg heeft afgespeeld. Als u een brief van de staatssecretaris over dat gesprek wilt hebben, dan zal die brief apart in de procedurevergadering aan de orde moeten komen en dan zal er een apart overleg over moeten plaatsvinden.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Dat is mede naar aanleiding van het gesprek dat de staatssecretaris heeft aangekondigd te zullen voeren. Vandaar ons verzoek.

De voorzitter:

Daar helpt u mij zeer mee, mijnheer Atsma, want dat betekent dat ik de Kamer niet eerder een voorstel zal doen dan nadat ik via de vaste commissie heb gehoord hoe zij met de nu door u gevraagde brief zou willen handelen. Het is niet anders!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. In het algemeen overleg van verleden week donderdag heeft de staatssecretaris toegezegd dat zij nog met nader materiaal zou komen. Wij hebben tijdens dat overleg ook afgesproken dat wij voor het verkiezingsreces nog met haar daarover zouden spreken. Dat laat onverlet dat ik er grote behoefte aan heb om op één punt snel een uitspraak aan de Kamer voor te leggen. Ik zou de zaken dus graag willen scheiden. Ik heb behoefte aan een VAO de volgende week. Mocht er nog nader materiaal komen van de staatssecretaris dan verwacht ik, gehoord het debat van afgelopen donderdag, dat de vaste commissie zal besluiten daar snel een vervolg-AO aan te wijden. Het zou anders te lang duren.

De voorzitter:

Ik vind het prima om het te scheiden, maar dan weet de heer Atsma nu dan ook dat de brief van de staatssecretaris niet aan de orde is bij het VAO, want dat gaat dan ook echt over het AO. Maar ik begrijp niet waarom dat dan de volgende week moet, dat zou toch ook deze week kunnen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het mag ook deze week!

De voorzitter:

Fijn, dank u wel. Ik zal de Kamer daar op een later tijdstip een voorstel over doen.

Ik zie de minister de microfoon pakken, maar het is wel heel ongebruikelijk dat een minister zich in de regeling van werkzaamheden van de Kamer wil mengen. Ik hoorde van de griffier al dat de staatssecretaris er deze week niet is.

Minister Netelenbos:

Er is een Noordzeeconferentie waar de staatssecretaris Nederland moet vertegenwoordigen.

De voorzitter:

Dat heb ik dus al van de griffier gehoord!

Het woord is aan de heer Meijer.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter. Verleden week maandag hebben wij uitvoerig gedebatteerd over de PKB Waddenzee. Tijdens dat overleg is er een groot aantal moties ingediend. Wij hebben vanmiddag een extra procedurevergadering gehad en ik zou u willen vragen om deze moties de volgende week op de stemmingslijst te plaatsen.

De voorzitter:

Stonden ze voor vandaag al op de stemmingslijst?

De heer Meijer (CDA):

Neen, wij zouden graag de volgende week over die moties willen stemmen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij dan vrij logisch en ik denk dat wij dus wel aan uw verzoek tegemoet kunnen komen.

Naar boven