Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

De voorzitter:

Op de agenda staan vragen aangekondigd van de heer Hindriks aan de minister van Economische Zaken over de ontwikkelingen in de staalindustrie. De minister is momenteel echter in de Eerste Kamer aanwezig en zij is daarom niet in staat om op dit moment de vragen van de heer Hindriks te beantwoorden. Mogelijk kunnen de vragen bij hoge uitzondering morgen bij de regeling van werkzaamheden gesteld en beantwoord worden.

Vragen van het lid Hermann aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de conclusie van de wachtlijstbrigade dat er voorlopig geen einde zal komen aan de wachtlijsten in de zorg.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Voorzitter. Het krantenbericht over het groeien van de wachtlijsten is misschien alleen maar een krantenbericht. Ik stel daarover echter toch graag vragen aan de staatssecretaris, want het heeft een enorme impact gehad. Het doen afnemen van de wachtlijsten is immers een van de centrale doelen van dit kabinet. Het wachten op zorg in een verpleeghuis, een verzorgingshuis of thuis komt nog steeds voor. Wij mogen ons daarbij niet neerleggen; wij moeten daartegen met alle kracht optreden. Gelezen de berichten over de wachtlijstbrigade van Marcel van Dam vraag ik mij af of een en ander wel goed gaat.

Vier jaar lang hebben wij de staatssecretaris gevraagd: bent u voldoende alert aan het werk? Zorgt u ervoor dat u de gegevens krijgt waarop u uit hoofde van het Zorgindicatiebesluit recht hebt? Gaat het goed met de RIO's die zorgdragen voor de indicatiestelling? Wordt het een succes? Uit het krantenbericht maak ik op dat de situatie om te huilen is: diepe ellende. Laten wij hopen dat het bericht een vertekend beeld geeft van het rapport dat volgende week beschikbaar komt. Ik stel in dit verband de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Mag de Kamer het rapport van de wachtlijstbrigade, zodra de staatssecretaris daarover beschikt, per kerende post ontvangen? Is de staatssecretaris bereid om kort daarop het kabinetsstandpunt op het rapport aan de Kamer te doen toekomen, zodat daarover in het debat dat aangekondigd is voor 4 april van gedachten kan worden gewisseld? Kan zij op dit moment reeds aangeven of de productie is toegenomen? Vier jaar lang heeft zij daarop ingezet en iedere keer heeft zij daarover gezegd dat het goed gaat. Zijn de oplopende wachtlijsten het gevolg van een vermeerdering van aanmeldingen en een eenduidiger registratie? Werken alle zorginstellingen actief mee aan het verkorten van de wachtlijsten? Als niet alle 1700 instellingen daaraan meewerken, dan komen wij er niet. Uit de berichten komt naar voren dat het ministerie onvoldoende daadkracht toont en sturing verleent om dit grote probleem aan te pakken. Wat is de reactie van de staatssecretaris in dezen?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter. De aanpak van de wachtlijsten is inderdaad een heel belangrijk thema; het heeft voor mij de hoogste prioriteit. Ik zal niet rusten voordat niemand meer onnodig op een dergelijke wachtlijst staat. Er wordt keihard aan gewerkt. In het kader daarvan hebben wij de wachtlijstbrigade van de heer Van Dam ingesteld om ons te adviseren over hoe het in de praktijk gaat, knelpunten te signaleren en de sector aan te sporen tot een meer daadkrachtige aanpak. De rol van de heer Van Dam is om als een kritische waakhond rond te lopen en die signalen te geven. Wie de heer Van Dam kent, weet dat hij dat uitstekend doet. Tot nu toe hebben wij rapportages en aanbevelingen van hem steeds opgevolgd. Ook nu zullen wij dat trouwens doen.

Lopen de wachtlijsten nu inderdaad op? Dat zal de Kamer interesseren. Het is mijn voornemen om, zoals mevrouw Hermann vraagt, eind volgende week de rapportage en het kabinetsstandpunt daarover aan de Kamer te doen toekomen. Op 4 april kunnen wij er dan over van gedachten wisselen. Het in de krant opgeroepen beeld wordt gevormd door een opeenstapeling van de kritische zinnen uit het rapport. Overigens hebben wij de heer Van Dam daarvoor natuurlijk ingehuurd. In de inleiding van haar rapportage zegt de wachtlijstbrigade zelf dat deze kritische werkwijze de indruk zou kunnen wekken dat zij een negatief oordeel heeft over hetgeen de afgelopen jaren is gedaan om de wachtlijsten aan te pakken. Niets is minder waar. Sinds in 1999 de beleidsplannen zijn gelanceerd, zijn er volgens de wachtlijstbrigade bergen werk verzet en is er bij veel mensen in de sector een sense of urgency ontstaan, die heeft geleid tot zeer aanzienlijke verbeteringen. Zij is er verder van overtuigd dat zonder de gekozen aanpak de wachtlijstproblematiek proporties zou hebben aangenomen die de huidige problemen ver overtreffen. Dit nuanceert het bestaande beeld.

Mevrouw Hermann heeft gelijk dat er twee belangrijke ontwikkelingen zijn. Ten eerste gaat het om de groei van de productie van de zorg, de hoeveelheid zorg die wordt geleverd. In de afgelopen drie jaar, vanaf 1998 tot en met 2001, is het aantal mensen dat per maand een bepaalde vorm van ouderenzorg krijgt, gegroeid van 544.000 naar ruim 603.000 mensen. Dit betekent een productiegroei in drie jaar van meer dan 10%, bijna 11%. Ten tweede is tegelijkertijd ook de vraag naar zorg gestegen, sneller dan op basis van demografische ontwikkelingen verwacht mocht worden. Dat onderwerp hebben wij hier vaker besproken. Mensen die het vertrouwen hadden verloren ergens recht op te hebben, melden zich nu weer. Deze zorgvraag groeit met zo'n 7% per jaar. Dat komt tot uitdrukking in een toegenomen aantal indicaties. Desalniettemin is de wachtlijst voor mensen die geen enkele vorm van zorg krijgen, stabiel. Het aantal mensen dat een vorm van overbruggingszorg krijgt, groeit. Dit betreft bijvoorbeeld situaties waarin mensen zijn geïndiceerd voor een verzorgingshuis of een verpleeghuis. Deze groep krijgt dan ter overbrugging een vorm van thuiszorg, een dagbehandeling of dagopvang. Er wordt dus een alternatieve vorm van zorg geboden. De groep mensen die dit soort zorg krijgt, groeit. Uit onderzoek blijkt dat veel ouderen juist tevreden zijn met deze overbruggingszorg, omdat men dan langer thuis kan blijven wonen en niet naar een verpleeghuis moet. Overbruggingzorg word dus niet altijd als negatief ervaren.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

De staatssecretaris maakt een keurig onderscheid. Hoeveel mensen vragen echter om zorg en krijgen niets? Ik interpreteer de woorden van de staatssecretaris zo dat dit aantal gelijk blijft.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Ja.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Ik vind dat eigenlijk een heel teleurstellende mededeling. Wij willen natuurlijk graag dat alles goed wordt geregeld, maar wij begrijpen best dat niet alles tegelijk kan. Het is echter wel teleurstellend dat het aantal mensen zonder enige zorg niet daalt.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Met mevrouw Hermann vind ik het ook jammer dat de aantallen niet verder dalen. Ik heb aangegeven dat het aanbod van zorg fors is toegenomen, maar dat tegelijkertijd ook de vraag veel sterker is gestegen dan wij van tevoren konden verwachten. Dat is vervelend. Mensen die zich vroeger niet meldden, omdat zij dachten dat zij toch niet aan de bak kwamen, melden zich nu wel omdat er zo hard wordt gewerkt aan de aanpak van de wachtlijsten. Daardoor komt een deel van die verborgen zorgvraag naar buiten. Dat heeft dus invloed op het beeld. Nu krijgen echter veel meer mensen zorg dan een aantal jaren geleden het geval was.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Regeren is vooruitzien. Het is niet de eerste keer dat de staatssecretaris dit zegt en dat wij hierover van gedachten wisselen. Wat doet de regering om aan die extra behoefte die nu blijkt, tegemoet te komen?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Wij hebben met de zorgverzekeraars en met de zorgkantoren afspraken gemaakt dat zij alle zorg mogen contracteren die nodig is om de wachtlijsten terug te dringen. Er zijn bestedingsplannen gemaakt. De wachtlijstbrigade signaleert dat de bouw en tenuitvoerlegging van plannen in een aantal gevallen langzamer gaat dan gewenst. Daarom zijn aanjaagteams geformeerd om de zaken te versnellen. De wachtlijstbrigade is ook positief over die ontwikkeling. Dat neemt echter niet weg dat in een aantal regio's sprake is van een hardnekkige problematiek. Wij moeten daarover ook niet luchtig doen, want het is een complexe situatie waarbij veel partijen zijn betrokken en waaraan uiteindelijk ook iedereen zijn steentje zal moeten bijdragen.

Mevrouw Hermann heeft ook gevraagd of alle instellingen actief meewerken. Een aantal instellingen doen uitstekend werk en leveren heel veel zorg. Er zijn echter ook een aantal instellingen die het wachtlijstprobleem beschouwen als het probleem van een ander, die vinden dat zij verder nergens naar hoeven te kijken als zij hun eigen zaken op orde hebben.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Er moet toch een autoriteit zijn om dit te doorbreken. Ik ken ook gevallen waarin nieuwbouw niet tot stand kan komen, omdat een buurtcomité geen verpleeghuis in de buurt wil. Dan ontstaat er een patstelling. Als een instelling vindt dat het een probleem van een ander is en rustig achterover leunt, wie kan dit dan doorbreken? Heeft de staatssecretaris in dezen voldoende bevoegdheden en gebruikt zij die ook alle?

Staatssecretaris Vliegenthart:

De wachtlijstbrigade was in de eerste plaats ingehuurd om dit soort situaties te signaleren en partijen daarop aan te spreken. De wachtlijstbrigade signaleert dit ook juist over die taak in het verslag. Daaruit is de aanbeveling voortgekomen om niet alleen op landelijk niveau met een task force te werken, maar ook op regionaal niveau. In een aantal regio's is die task force van de grond gekomen en begint dit zijn vruchten af te werpen. Dit is dus een antwoord op de vraag over de autoriteit en degene die in die situatie de belemmeringen doorbreekt. Wat de bevoegdheden van het departement betreft ben ik ervan overtuigd dat de afspraken die wij gemaakt hebben met de verzekeraars, voldoende ruimte bieden om hun verantwoordelijkheden waar te maken in het kader van de wettelijke zorgplicht. Ik ben ervan overtuigd dat wij met de task force ook een enorme dynamiek hebben gerealiseerd. De wachtlijstbrigade schrijft ook dat dit effect heeft. Op alle onderdelen waarop de wachtlijstbrigade aangeeft dat er nog meer kan gebeuren, zullen wij de aanbevelingen opvolgen. Wij hebben de wachtlijstbrigade ook ingehuurd om elke keer met een kritische blik te kijken of dat wat wij willen bereiken, ook wordt bereikt en wat wij nog meer kunnen doen. Wij luisteren dus heel goed naar de wachtlijstbrigade.

Mevrouw Kant (SP):

Wij kunnen er heel veel woorden, ook moeilijke woorden, aan wijden en wij kunnen zeggen dat het allemaal heel ingewikkeld is, maar de feiten zijn heel simpel en heel triest. Er waren heel veel ouderen in dit land die wachtten op zorg en er zijn nog steeds heel veel wachtende ouderen: mensen die dit land hebben opgebouwd en die wachten op zorg. De wachtlijsten zijn niet afgenomen, ondanks de wachtlijstmiddelen die er zijn gekomen. Dat is de trieste conclusie als je het moet samenvatten.

Hoe kan het dat de wachtlijstgelden die er zijn gekomen, blijkbaar óf onvoldoende zijn óf dusdanig aan bureaucratie zijn gekoppeld dat er nog steeds evenveel wachtenden zijn en dat er nog steeds evenveel ouderen in dit welvarende land zijn die nog steeds niet de juiste vorm van zorg krijgen?

Waarom kunnen die wachtlijstgelden nog steeds niet ingezet worden voor het opleiden van mensen en voor betere arbeidsvoorwaarden voor het personeel?

Hoe kan het nog steeds zo zijn dat de procedures voor het bouwen van verpleeghuizen zo enorm lang duren? Dit is toch een noodsituatie; daar moeten wij toch snel een oplossing voor kunnen zoeken door de huizen die nodig zijn, te bouwen?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Ik wil beginnen met te zeggen dat ten opzichte van het begin van deze periode er een forse daling is van de wachtlijsten. Ten opzichte van de laatste meting, van maart vorig jaar, is het aantal mensen dat geen vorm van zorg krijgt, stabiel en is er een grotere groep mensen die een vorm van overbruggingszorg krijgt. U kunt niet volhouden, ten opzichte van het begin van de periode, dat de wachtlijsten niet zijn afgenomen want dat is wel degelijk het geval. Er is fors meer zorg geleverd en meer mensen dan verwacht hebben zich aangemeld bij een indicatieorgaan en hebben recht op zorg. Dat is een bijeffect van de aanpak van de wachtlijsten. Zelf ben ik blij dat mensen die zich vroeger niet meldden omdat zij dachten niet aan de bak te komen, zich nu wel melden en dat die latente zorgvraag zichtbaar is geworden. Dat is voor ons een probleem op het punt van de cijfers, maar er zijn wel veel meer mensen die zorg gekregen hebben.

Mevrouw Kant (SP):

Dit is het verhaal van: het heeft geregend en het regent nog steeds en dus moeten wij maar tevreden zijn... Mijn conclusie dat er vele ouderen waren die wachtten op zorg en dat er nog steeds vele ouderen zijn die wachten op zorg, is toch een terechte conclusie?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Ik heb tegen mevrouw Hermann al gezegd dat ik niet zal rusten voordat de wachtlijsten volledig weg zijn. Ik ben ook niet tevreden met het resultaat, omdat ik vind dat je altijd moet kijken wat er beter kan. Maar ik vind dat je óók goed moet kijken naar wat de ontwikkelingen zijn en wat de verklaringen zijn. Sommige dingen hebben wij wel in de hand en andere dingen hebben wij niet in de hand. Ik vind dat je daar bij de beoordeling van het beleid rekening mee mag houden.

Mevrouw Kant vroeg voorts hoe het zit met het kunnen opleiden van mensen uit de wachtlijstmiddelen. Daarover zijn bij de begrotingsbehandeling vorig jaar uitspraken gedaan door de Kamer. Dat moet verwerkt worden in een beleidsregel, zodat dit ook daadwerkelijk vorm kan worden gegeven. Daar wordt op dit moment aan gewerkt.

Ten slotte vroeg mevrouw Kant waarom de procedures bij de bouw zo lang duren. Voorzover die procedures betrekking hebben op de WZV en het departement, zijn zij aanzienlijk ingekort. Als het echter gaat om goedgekeurd plannen die instellingen met een architect moeten uitwerken, dan blijkt in de praktijk dat er heel veel plannen zijn waar veel meer tijd voor nodig is voordat een en ander daadwerkelijk in aanbouw wordt genomen en voordat de schop in de grond gaat. Soms zijn er ook procedures op lokaal niveau die een rol spelen. In het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening hebben wij aangegeven op welke wijze die procedures versneld kunnen worden op grond van artikel 19 van deze wet. Het neemt niet weg dat als de instellingen dit niet zelf doen, wij niet anders kunnen doen dan hen aansporen en daarvoor hebben wij die aanjaagteams in het leven geroepen. Ik zal de Kamer er volgende week, in de brief naar aanleiding van het rapport van de wachtlijstenbrigade en het onderzoek naar de ontwikkeling van de wachtlijstcijfers, concreet over informeren hoe dit allemaal in elkaar zit, want wij willen natuurlijk ook dat er op dat vlak veel meer vaart wordt gemaakt. In dat opzicht verschillen wij niet van mening. Op dit moment moeten wij echter constateren dat het in de praktijk minder snel gaat dan wij zouden willen.

Mevrouw Kant (SP):

Het is toch buitengewoon teleurstellend in dit land dat als er sprake is van bolletjesslikkers, wij binnen de kortste keren noodwetten door de Kamer kunnen krijgen en extra cellen erbij kunnen krijgen, maar dat bij deze belangrijke zorg voor ouderen er maanden en maanden moet worden gewacht in verband met procedures voordat de mensen een keer geholpen kunnen worden. Ik vind dat eerlijk gezegd een grof schandaal.

Ik wil graag dat de staatssecretaris mijn vraag beantwoordt, waarom de wachtlijstmiddelen niet ingezet mogen worden voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter. Er is afgesproken dat de wachtlijstmiddelen mogen worden ingezet voor opleiding, werving en selectie om op die manier het personeelsprobleem aan te pakken. Dit is de wens van de Kamer en overeenkomstig wordt gehandeld.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP-fractie is verontrust vanwege de ontwikkeling van de cijfers. Mijn fractie ontkent niet dat er veel gebeurd is. Zoveel te meer is het wrang, te moeten vaststellen dat we er bij lange na nog niet zijn. De staatssecretaris heeft daarvoor een begin van een verklaring gegeven. Hierover zal zij ook nog een brief schrijven. Mijn vraag aan de staatssecretaris is evenwel: moeten wij meer van hetzelfde doen, dus meer werken met task forces, met regionaal gebonden oplossingen enz.? Of moeten wij ook denken aan nieuwe, aanvullende instrumenten? Is de staatssecretaris bereid deze vraag te beantwoorden in haar brief? Die brief zal weliswaar een verklaring geven voor de cijfers, hetgeen ook nuttig is, maar zal zij ook een aanzet bevatten van het antwoord op de vraag: meer van hetzelfde of iets anders?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter. Ik meen dat aan de wens van de heer Van der Vlies zal worden voldaan, want in de brief zullen wij natuurlijk ingaan op de aanbevelingen die de wachtlijstbrigade doet. Ik zei al dat we die zullen overnemen. Op een aantal onderdelen betekent dat aanscherping van het beleid en in feite het wat steviger inzetten op de ondersteuning van al de partijen die de maatregelen moeten uitvoeren. Het ligt niet meer aan het geld. Het geld is beschikbaar. Als men zorg kan leveren, wordt die gefinancierd. Het punt van de arbeidsmarkt vergt natuurlijk een zeer actieve aanpak. Daartoe is de commissie-Van Rijn ingesteld. We zien overigens ook regionale verschillen optreden. In sommige regio's gaat het goed en in de andere regio's minder goed. Het beeld is dus niet overal in het land hetzelfde, maar juist heel erg gedifferentieerd. Dat betekent dat je per regio moet nagaan wat de oorzaken zijn, zodat het probleem daadwerkelijk kan worden aangepakt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Maar heeft dat niet te veel in zich het intensiveren van bestaand beleid en van bestaande instrumenten? Moeten wij daarom niet de vraag onder ogen zien of nieuwe instrumenten nodig zijn om maatwerk te kunnen leveren?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter. Die vraag wordt permanent onder ogen gezien. Wij gaan voortdurend na wat nodig is om de problemen op te lossen. Dat is ook onze verantwoordelijkheid en dan blijkt dat het niet gaat om geheel nieuwe instrumenten, maar om het beter toepassen van het bestaand instrumentarium. Wij hebben veel meer ruimte en verantwoordelijkheid aan partijen gegeven en wij proberen veel minder van bovenaf te regelen. Wij willen de verantwoordelijkheid juist daar neerleggen waar men werkelijk oplossingen kan realiseren. Een voorbeeld is het persoonsgebonden budget. Dat heeft een enorme impact gehad op de aanpak van de wachtlijsten. We hebben al vastgesteld dat de werking van het persoonsgebonden budget moet worden vereenvoudigd. Daar werken we ook aan. Er is dus veel in gang gezet en daardoor zal het met de wachtlijsten de goede kant uit kunnen gaan.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Afgelopen weekend had ik mijn beeldscherm aan en daarop zag ik een stralende heer Melkert vertellen dat de wachtlijsten in deze sector zijn afgenomen.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Dat is ook zo.

De heer Buijs (CDA):

En dan zie in Het Financieele Dagblad dat de heer Van Dam, u ook niet onbekend, juist het tegenovergestelde beweert. Misschien wil u iets zeggen over die discrepantie.

Met het rapport van de wachtlijstbrigade wordt vooral gedoeld op het management. Wil de staatssecretaris voor het overleg van 4 april duidelijk maken wat haar opvattingen zijn over het management in deze sector? Is er overcapaciteit? Is het voldoende op haar taken berekend enz.?

Over het rapport van de inspectie hebben wij eerder vragen gesteld. In dat rapport wordt gesproken over ongekwalificeerd en onvoldoende personeel, met name in de zomermaanden. Ook de Gezondheidsraad heeft een rapport opgesteld en daarin wordt gesproken over te kort schietende verpleeghuiscapaciteit. Ten slotte zegt de wachtlijstbrigade dat er op uw ministerie absoluut onvoldoende menskracht is. Wilt u op al deze zaken niet nu, maar in ieder geval voor het overleg van 4 april een samenhangende visie geven? Wilt u ook met een plan van aanpak komen om deze problemen op te lossen?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter. Het beeld dat in de kranten van het management van de sector is gegeven, is generaliserend. Men mag dus niet de conclusie trekken dat dit beeld voor de hele sector geldt. Die conclusie trekt de wachtlijstbrigade ook niet. Zij stelt wel dat op onderdelen van een slecht management sprake is en dat dat mede de oorzaak is van het blijven doorzeuren van een aantal problemen. Het is evident dat er tussen het een en het ander een relatie is. Ik neem dus niet de kwalificatie uit de kranten over en zeg dus niet dat er overal een slecht management is. Er zijn door een aantal instellingen die een zeer actief beleid voeren heel veel goede resultaten geboekt. Natuurlijk zijn er in de sector ook zwakke broeders en plekken waar alles minder goed gaat.

Bij de aanbieding van het advies van de Gezondheidsraad heeft de minister een brief gestuurd aan de Kamer dat het kabinet zoals gebruikelijk binnen drie maanden komt met een standpunt over dat rapport. Gelet op de dikte van dat rapport zou ik graag zien dat wij er goed naar kijken en met een gedegen standpunt komen. Het rapport van de inspectie over zorg in de zomer ligt reeds bij de Kamer en is geagendeerd voor het overleg van 4 april aanstaande.

De heer Buijs (CDA):

Ik wil graag meer inzicht hebben in de opvattingen van de staatssecretaris over het capaciteitstekort in de verpleeghuissector. Zij zegt nu dat wij er drie maanden voor hebben, maar wij willen dat in samenhang bekijken op donderdag 4 april.

Staatssecretaris Vliegenthart:

De heer Buijs spitst het toe op het capaciteitsprobleem. Wij hebben in het kader van de aanpak van de wachtlijsten met de verzekeraars afgesproken dat zij met de instellingen zorg kunnen contracteren en dat, als de instellingen die zorg leveren, die wordt gefinancierd: boter bij de vis. Daarvoor moeten plannen worden gemaakt en zijn plannen gemaakt. Bij een aantal plannen is sprake van vertraging in de uitvoering, maar er wordt zeer hard aan gewerkt. Onze visie daarop met onze beleidsvoornemens ligt volgende week bij de Kamer.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Wij zijn het er in ieder geval over eens dat simpele oplossingen niet voor handen zijn en dat de problematiek complex is. Wij zijn het er ook over eens dat dit alle urgentie verdient.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Ja.

Mevrouw Terpstra (VVD):

De vraag is wel waarom zo'n rapport, dat al begin februari aan u is aangeboden, nog niet bij de Kamer ligt. Het is nu uitgelekt terwijl wij er nog niets over weten. Dat is jammer, want dat geeft heel veel ruis, ook negatieve ruis.

Mogen wij ervan uitgaan dat bij het komende kabinetsstandpunt ook systematisch wordt nagelopen welke aanbevelingen de wachtlijstbrigade in de tussenrapporten heeft gedaan en wat nu in het kader van het plan van aanpak wordt gedaan?

Mogen wij er bovendien van uitgaan, zeker nu de staatssecretaris zelf constateert dat er heel grote regionale verschillen zijn, dat er ook een opvatting komt over mogelijke regionale toeslagen op de salariëring van de mensen in de zorg? Het gaat hierbij om een tekort aan menskracht en niet aan geld.

De voorzitter:

Ik snap wel dat het moeilijk wordt om nieuwe vragen te bedenken, maar wij moeten wel een beetje bij het onderwerp van de vraag blijven.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter. Omdat wij het rapport van de wachtlijstbrigade willen voorzien van een standpunt op alle aspecten, zit er enige tijd tussen de aanbieding van het rapport aan ons en de indiening bij de Kamer van de brief met het standpunt.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Maar zes weken is wel heel lang, zeker als dit het grootste urgentiepunt voor het beleid is.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Tegelijkertijd willen wij in het kader van de analyse van de vraag en de productie een goed beeld van de ontwikkeling daarvan in het afgelopen jaar om een juiste beoordeling te kunnen geven van de feiten. Dat willen wij zorgvuldig doen. Dat kost enige tijd vanwege de verschillende elementen. U weet uit eigen ervaring dat de gegevens van de instellingen over de productie niet in het begin van het jaar beschikbaar zijn. Dat begint op dit moment zichtbaar te worden. Wij moeten er goed naar kijken om de Kamer zo goed mogelijk erover te kunnen informeren.

De voorzitter:

Mevrouw Arib.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Ik heb nog twee vragen gesteld, namelijk over het nalopen van alle aanbevelingen en over een standpunt over mogelijke regionale toeslagen op de salarissen van de mensen in de zorg.

De voorzitter:

Maar dat was al eerder gevraagd.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Wij hebben de aanbevelingen van de heer Van Dam uit zijn vorige rapportages allemaal opgevolgd. Als u dat op prijs stelt, wil ik dat nog wel een keer afvinken, maar wij zijn er gewoon mee aan de gang gegaan.

In de verschillende onderdelen van het rapport wordt helder hoe verschillend de regionale situaties zijn. Overigens gaat het niet in alle regio's waar krapte op de arbeidsmarkt is slecht met de wachtlijsten. In die zin zijn er geen eenduidige correlaties tussen de arbeidsmarkt en de wachtlijsten. Er is sprake van een complex van factoren. Nogmaals, je zult daaraan recht moeten doen door in de regio's specifiek te bekijken wat daar nodig is om de problemen aan te pakken.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Er zijn zeker regionale verschillen, maar uiteindelijk zie je dat in de vier grote steden en in Haaglanden de problematiek het allergrootst is.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Zelfs die stelling zou ik niet durven onderschrijven. Ik denk dat er zelfs een groot verschil is tussen hoe het in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gaat.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Het is een beetje lastig om over een rapport te praten dat er nog niet is, maar ik wil toch een opmerking maken. Voor de aanpak van de wachtlijsten is alle regio's gevraagd om met onorthodoxe plannen te komen. De regels en procedures zouden geen belemmering hoeven te zijn voor de aanpak van de wachtlijs ten. Nu lees ik echter dat men er door zwak management niet in slaagt om de wachtlijsten weg te werken; dan ga ik af op de kop in de krant. Ik weet dat een aantal regio's het goed doet, maar bij het standpunt van de staatssecretaris dat volgende week komt, hoor ik graag welke instrumenten zij heeft om de zwakke broeders zodanig aan te sturen dat zij actiever met die wachtlijsten aan de slag gaan.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Het lijkt mij dat ik dit punt kan opnemen in de brief.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter. De D66-fractie vindt het vervelend, ergerlijk en lastig dat de afgelopen vier jaar vele miljarden extra naar de zorg, waaronder de verpleeghuiszorg en de thuiszorg, zijn gegaan, bijvoorbeeld voor opleidingsplaatsen en het werven van personeel, maar dat wij ieder halfjaar weer met elkaar moeten praten over het feit dat in de regio geen plannen worden gemaakt, niet snel genoeg tot stand komen of op wettelijke belemmeringen stuiten. Kan bij de hele discussie over de regionale verschillen en wat er per regio moet gebeuren, eens worden aangegeven wie daarvoor verantwoordelijk is? Wij denken dat de zorgverzekeraar dat moet aansturen. Kan per regio worden aangegeven waarom de zorgverzekeraar die taak niet oppakt of niet voor elkaar krijgt bij de partners met wie hij moet samenwerken, zoals de ziekenhuizen of de verpleeghuizen? Dat moet voor ons helder worden, want die verantwoordelijkheid ligt daar.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Mevrouw Van Vliet heeft gelijk: die verantwoordelijkheid ligt bij de zorgkantoren. Daar waar men die verantwoordelijkheid actief invult, is het resultaat beter dan in de regio's waarin de verzekeraar dat minder actief oppakt. Soms wordt die ook gehinderd door andere belemmeringen in de regio. Daar heeft zij dus absoluut een punt. De wachtlijstbrigade constateert ook dat de regie van Zorgverzekeraars Nederland voor de aansturing van de zorgkantoren nog wel enige versterking behoeft.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Ik heb er sterk behoefte aan om dat per regio uitgesplitst te zien: waar gaat het mis, welke zorgverzekeraar betreft dat, welk verpleegtehuis komt er niet toe om met die zorgverzekeraar samen te werken? Misschien moet maar eens man en paard worden genoemd. Denkt u dat ook niet?

Staatssecretaris Vliegenthart:

De regionale rapporten, die in het verleden verschenen zijn en een exact beeld geven van de stand van zaken in de regio, hebben een enorme impact gehad, want daardoor kon men vergelijken. En iedereen weet welke verzekeraar bij welke regio hoort.

Naar boven