Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Aan het einde van deze week vindt in Barcelona een Europese top plaats. Daar zal onder andere worden gesproken over de voortgang van de Lissabonafspraken die betrekking hebben op een dynamische kenniseconomie, maar vooral ook op meer en betere banen en sociale samenhang. Minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zei zelf al dat het daar gaat om werkgelegenheid, sociaal beleid en armoedebestrijding. Helaas zijn de ministers van sociale zaken niet bij deze top aanwezig, ondanks het verzoek daartoe van onder anderen de Belgische premier Verhofstadt.

Helaas hebben wij in deze Kamer niet met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over deze top en de inzet daarvoor kunnen spreken, omdat het zou samenvallen met het WAO-debat. Ik zou daarom willen vragen of de hoofdpunten van de Sociale Raad die inmiddels heeft plaatsgevonden, aan de Kamer kunnen worden voorgelegd vóór morgenochtend tien uur. Wij kunnen die dan meenemen bij het rondetafelgesprek dat morgen plaatsvindt, en het algemeen overleg over de Europese Raad dat aanstaande donderdag wordt gehouden.

Ik zou verder graag van de regering vernemen waarom de ministers van sociale zaken uiteindelijk niet zijn uitgenodigd bij de top in Barcelona, ondanks de eerdere verzoeken daartoe.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben onlangs van de minister-president antwoord gekregen op de vragen die mijn fractie heeft gesteld over de verschijningsdatum van het NIOD-rapport. Wij hebben onder meer gevraagd of het mogelijk is dit rapport op een eerder moment te publiceren. Uit de antwoorden van de minister-president blijkt dat het NIOD-rapport niet eerder zal verschijnen dan de voorziene datum van 10 april. Omdat de CDA-fractie het van groot belang acht dat er nog voor het verkiezingsreces een debat op hoofdlijnen kan plaatsvinden met de verantwoordelijke bewindslieden, vraag ik of tegelijk met de aanbieding van het NIOD-rapport aan de Kamer de kabinetsreactie op dit rapport aan de Kamer kan worden aangeboden, opdat er op een zinvolle wijze van gedachten gewisseld kan worden met de regering over het kabinetsstandpunt terzake.

De voorzitter:

Ik aarzel een beetje, want ik denk niet dat u mag verwachten dat de regering zich al op 10 april, de dag dat het rapport wordt aangeboden, een mening over dit rapport heeft gevormd.

De heer Verhagen (CDA):

Ik denk dat ik dit wel mag verwachten, aangezien het kabinet bij monde van de minister-president te kennen heeft gegeven dat het de wil en de bereidheid heeft om verantwoording af te leggen en op hoofdlijnen met de Kamer te debatteren. Voorts biedt het overleg voor de definitieve publicatie het kabinet voldoende gelegenheid om zich op de hoogte te stellen van de grote lijnen van het rapport. Ik denk dan ook dat het kabinet op een verantwoorde wijze een reactie kan voorbereiden. Het is duidelijk dat wij tot 10 april moeten wachten op het verschijnen van dit rapport. Ik gebruik deze gelegenheid dan ook aan om aan te kondigen dat wij het op prijs zouden stellen als het kabinet al op 10 april op het rapport reageert.

De voorzitter:

Ik wil mij hier verder niet mee bemoeien, maar dit is geen antwoord op mijn vraag.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter. Uw vraag is de mijne, maar laat het kabinet hier maar op reageren. Wij merken wel of het kabinet ons onderbouwd mee zal delen dat het op een later tijdstip met een reactie komt. Ik laat in het midden of de vraag van de heer Verhagen ook de mijne is, maar ik wil wel aandacht vragen, via de heer Verhagen, voor het volgende. Het NIOD-rapport is geen advies aan de regering en zelfs geen evaluatierapport. Het is een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Dat zal zijn doorwerking hebben in de vraag of er sowieso wel een regeringsreactie moet komen. Ik heb al eens een keer eerder de stelling betrokken dat wij daar niet al te gemakkelijk van mogen uitgaan. Als het kabinet met een reactie komt, zal het wetenschappelijke karakter van het rapport ook in deze reactie doorwerken. Ik wil dit op deze manier graag aan het stenogram toevertrouwen. Verder wacht ik maar af wat het kabinet hiermee doet.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter. Er is vanmiddag een procedurevergadering gehouden door de vaste commissie voor Defensie. Daar is afgesproken dat de gang van zaken rond het NIOD-rapport op de eerstkomende procedurevergadering van deze commissie uitgebreid zal worden besproken. Ik nodig de heer Verhagen bij dezen alvast uit voor deze vergadering. Ik zei dit als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie.

Namens mijn fractie merk ik op dat wij natuurlijk allemaal hopen dat het kabinet zo snel mogelijk met een reactie kan komen. Het zal echter wel een gedegen reactie moeten zijn. Of het mogelijk is om dat al op de dag te doen dat het kabinet het rapport zelf overhandigd krijgt, is echter te betwijfelen.

De heer Verhagen (CDA):

Uiteraard kunnen wij in de vaste commissie nader van gedachten wisselen over de details van de te volgen procedure. Ik hecht er echter aan om nu al duidelijk te maken dat de CDA-fractie het buitengewoon onwenselijk zou vinden als er met dit kabinet niet nog voor de verkiezingen op hoofdlijnen kan worden gedebatteerd over de inhoud van het NIOD-rapport. Bij het publiek verantwoording afleggen hoort immers dat de Kamer de mogelijkheid heeft om met de verantwoordelijke bewindslieden van gedachten te wisselen. Ik volg in zoverre het advies van de vaste commissie voor Defensie dat ook de CDA-fractie zeer zeker bereid is om over de nadere procedure van gedachten te wisselen. Dat laat echter onverlet dat het kabinet onzes inziens het afleggen van verantwoordelijkheid niet door middel van een late of te late reactie mag ontlopen.

De voorzitter:

Mijnheer Verhagen. Ik weet niet tegen wie u dit zegt, maar ik geloof dat de hele Kamer dat met u eens is en dat de vaste commissie juist daarom tot deze procedure heeft besloten.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De berichten over een aanstaande Amerikaanse aanval op Irak worden steeds concreter. De Britse regering zou zijn verzocht 25.000 militairen voor zo'n aanval te leveren. Daarnaast bereiken ons berichten over een koerswijziging in het Amerikaanse beleid met betrekking tot het gebruik van kernwapens. Daarbij worden landen als Irak en Iran genoemd. Ik ontvang graag een brief van de regering over haar visie op de nieuwe toegenomen oorlogsdreiging en de gevolgen van het Amerikaanse beleid inzake het gebruik van kernwapens voor de uitgangspositie van de NAVO. Indien mogelijk wil ik die brief uiterlijk met de weekendpost ontvangen, omdat er volgende week een algemeen overleg plaatsvindt over de transatlantische relaties.

De heer Valk (PvdA):

Vanmiddag heeft er een procedurevergadering plaatsgehad van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Daarin is reeds besloten om die brief te verzoeken.

De voorzitter:

Dan hoef ik de Kamer niet meer voor te stellen, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Veel mensen worden slachtoffer van een misdrijf en doen aangifte bij de politie. Vervolgens is het moeilijk te achterhalen wat er precies gebeurt met die aangiftes. In het Tijdschrift voor de Politie, van maart 2002, verscheen een artikel van de heer Van Tulder, beleidsadviseur bij het Wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum van het ministerie van Justitie. Hij schreef dat veel van dit soort zaken via "stille sepots" in de prullenbak verdwijnen, niet meer in behandeling worden genomen en zelfs niet worden geregistreerd. Ik verzoek de minister van Justitie om vóór morgenochtend tien uur een brief aan de Kamer te sturen over dit artikel in het Tijdschrift voor de Politie. Morgenochtend vindt er namelijk een algemeen overleg plaats over een aantal moties inzake de criminaliteitsbeheersing en -bestrijding. Daar de minister vandaag niet aanwezig kon zijn om mondelinge vragen te beantwoorden, lijkt het mij goed dat hij dat morgen in het algemeen overleg doet.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Vliet.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter. Vanochtend stond in de krant dat het programma Opstapje, dat opvoedingsondersteuning biedt aan gezinnen in achterstandssituaties, dreigt te verdwijnen. Naar de mening van mijn fractie is dit een zeer zorgelijke zaak, omdat Opstapje een programma is dat werkt. Het doorsluizen van de gelden naar de peuterspeelzalen, zoals veel gemeenten nu willen, is toch van een heel andere intentie. De D66-fractie vraagt de staatssecretaris dan ook om een reactie op dit bericht, liefst vóór donderdagochtend, zodat wij bij het algemeen overleg over de kinderopvang daarover nader kunnen spreken. De D66-fractie doet dit verzoek mede namens de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD en GroenLinks.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wij zouden nu moeten overgaan tot de stemmingen, maar ik zit met het probleem dat er geen bewindspersoon aanwezig is. U kent mijn principes; ik vind eigenlijk dat de Kamer niet kan stemmen wanneer vak K niet bezet is. Nu moet ik in dit geval wél zeggen dat de minister van Justitie, die verantwoordelijk is voor het wetsvoorstel waarover wij moeten stemmen, in de Eerste Kamer zit. Hij is dus niet in staat om hier aanwezig te zijn. Ofwel u komt allen om drie uur terug – dan is de minister hier aanwezig – ofwel wij stemmen, bij grote uitzondering, nu.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Weet u wel zeker dat wij nog een kabinet hebben?

De voorzitter:

Ik vreesde al dat iemand dat zou opmerken, maar ik zie nu dat wij inderdaad nog steeds een kabinet hebben. Hartelijk welkom, mevrouw Borst!

Minister Borst-Eilers:

Namens de regering!

Naar boven