Noot 2 (zie blz. 1622)

Interpellatievragen van het lid Van Gijzel (PvdA) aan de ministers van Justitie en van Verkeer en Waterstaat inzake bouwfraude en corruptie bij ambtenaren.

Aan de minister van Justitie:

1

Wanneer is de heer Bos voor het eerst in contact getreden met het openbaar ministerie? Wanneer heeft het OM de schaduwboekhouding mogen inzien? Tot welk inzicht is het OM gekomen naar aanleiding van deze inzage en welke stappen zijn er toen gezet?

2

Wanneer zijn de minister respectievelijk het college van procureurs-generaal op de hoogte gesteld van de aangifte van de heer Bos? Door wie? Wat hebben zij respectievelijk met deze mededeling gedaan?

3

Waar is schriftelijk vastgelegd welke vergoeding, tegenprestatie of zekerstelling de heer Bos heeft gevraagd? Wilt u hier de Kamer inzage in geven? Is het waar dat de heer Bos af wilde zien van enige tegenprestatie wanneer hij gaandeweg aangemerkt zou worden als verdachte? Gold dit ook voor het geval er op basis van het materiaal van de heer Bos onvoldoende bewijs zou zijn voor strafrechtelijke vervolging?

4

Op welke wijze is de positie van de heer Bos bezien in zijn hoedanigheid als klokkenluider? Is de heer Bos 50 000 gulden tipgeld in het vooruitzicht gesteld, zonder een vergoeding voor reeds gemaakte rechtsbijstandskosten – gemaakt voor de begeleiding van de aangifte – die in december 2000 reeds waren opgelopen tot 41 000 gulden? Kon en kan hij ervan uitgaan dat hij niet uiteindelijk slachtoffer wordt van zijn burgerplicht?

5

Heeft het OM aan de heer Bos gevraagd om nader en langduriger inzicht in de bewijslast te verschaffen, opdat indringender beoordeeld kon worden welke waarde aan de stukken gehecht moest worden en of er een verdergaande zekerstelling of compensatie aan de heer Bos in het vooruitzicht gesteld kon worden? Zo ja, waar en wanneer? Zo nee, waarom niet?

6

Op welke gronden heeft het OM in juni besloten, op basis van de stukken van de heer Bos, geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen? Op basis van een onderzoek van het Landelijk rechercheteam heeft het OM besloten in het geheel geen strafrechtelijk onderzoek naar eventuele bouwfraude in te stellen. Kan het rapport van het Landelijk rechercheteam openbaar gemaakt worden?

7

Is het justitieel onderzoek naar de fraude bij de Schipholtunnel in juni 2000 afgerond? Waarom is men tot op heden niet tot strafrechtelijke vervolging overgegaan? Deelt u de opvatting dat de onrechtmatig te veel in rekening gebrachte kosten door bouwondernemingen moeten worden terugbetaald en dat deze niet uiteindelijk gefinancierd worden door de belastingbetaler? Kunt u aangeven wanneer termijnen en verjaring een rol gaan spelen bij de Schipholtunnelfraude? Wat kunnen daar de gevolgen van zijn?

8

Op welke wijze spelen termijnen en verjaring een rol bij hetgeen de heer Bos aan bezwarende stukken heeft overlegd?

9

Deelt u de opvatting dat door de recente openbaarheid mogelijke bewijsstukken worden vernietigd en dat dit door adequaat handelen van het OM en de NMa voorkomen had kunnen worden?

10

Welke stappen heeft u ondernomen of gaat u ondernemen naar aanleiding van de melding van mogelijke strafbare feiten, zoals gesteld in de aflevering van Zembla van 9 november jl.?

Aan de minister van Verkeer en Waterstaat:

1

Waarom heeft u afgezien van de instelling van een screeningscommissie, zoals verzocht tijdens het algemeen overleg over de tunnelfraude, terwijl u daarvoor al op de hoogte was gesteld van hetgeen de heer Bos aan het OM wilde overleggen?

2

Bent u op de hoogte van mogelijke corruptie door of omkoping van één of meerdere medewerkers van het ministerie van Verkeer en Waterstaat?

3

Kunt u een overzicht geven van corruptie- en/of omkopingszaken binnen uw departement in de afgelopen 10 jaar? Zijn daar interne onderzoeken naar verricht en heeft dat geleid tot disciplinaire maatregelen of ontslag? Is in voorkomende gevallen altijd melding gedaan van corruptie of omkoping aan het OM? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft het OM hiermee gedaan?

4

Welke stappen heeft u ondernomen of gaat u ondernemen naar aanleiding van de melding van corruptie en omkoping, zoals gemeld in de aflevering van Zembla van 9 november jl.?

Noot 3 (zie blz. 1622)

Interpellatievragen van het lid Leers (CDA) aan de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Economische Zaken inzake bouwfraude en corruptie bij ambtenaren.

Aan de minister van Verkeer en Waterstaat:

1

Was de minister van Verkeer en Waterstaat al eerder op de hoogte van het bestaan van ernstige verdenkingen over prijsafspraken in de bouw en de eventuele corruptie van ambtenaren daarbij? Wat heeft u daarmee gedaan? Is de Rijksrecherche ingeschakeld? Zo nee, waarom heeft het zo lang geduurd alvorens nu activiteit wordt ondernomen?

2

Bent u bereid de Kamer een heldere verantwoording te verschaffen over de procedurele gang van zaken t.a.v. de aanbesteding van projecten en de waarborgen die daarbij in acht worden genomen? Hoe bereidt Rijkswaterstaat aanbestedingen voor? Acht u het denkbaar dat de daarbij betrokken ambtenaren de marktpartijen over de uitkomst van de becijfering informeren?

3

Kunt u een toelichting geven op uw eerdere uitspraak in juni van dit jaar (achtste voortgangsrapportage HSL) dat de aanleg van de HSL-Zuid 10% duurder is geworden door het ontbreken van echte competitie en geen echte ontwerpinnovaties? Welke consequenties zijn aan deze constatering verbonden? Hoe moet deze uitspraak thans worden bezien in het licht van de nu in de publiciteit gekomen beschuldigingen?

4

Zijn er nog andere (grote) bouwprojecten die – als gevolg van het gebrek aan marktwerking – volgens u duurder zijn geworden? Zo ja, welke projecten en om hoeveel geld gaat het?

5

Bent u bereid om – mede op basis van de aan de minister van Justitie beschikbaar gestelde gegevens – na te gaan of en bij welke projecten die sinds 1993 aanbesteed zijn zich onregelmatigheden hebben voorgedaan?

Aan de minister van Economische Zaken:

1

Was u op de hoogte van het bestaan van ernstige verdenkingen over prijsafspraken in de bouw en wat heeft u daarmee gedaan? Heeft u daarover de NMa geïnformeerd en wat heeft de NMa hieraan gedaan?

2

Welke activiteiten heeft u ondernomen naar aanleiding van mijn brief d.d. 28 juli 2000 over de groeiende marktmacht van grote bedrijven en de nadelige invloed hiervan op marktwerking en mededinging en de nadere vragen die hierover bij de behandeling van het jaarverslag over 2000 van de NMa (Kamerstuk 27 400-XIII, nr. 59) uit de fracties van CDA en PvdA zijn gesteld met name toegespitst op de bouw van de HSL?

3

Wat is uw oordeel over de mededeling van de minister van Verkeer en Waterstaat dat de aanleg van de HSL-Zuid 10% duurder is geworden als gevolg van het ontbreken van echte competitie en echte ontwerpinnovaties? Waarom zijn aan de constatering hiervan geen consequenties verbonden?

4

Welke activiteiten zijn door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ondernomen naar aanleiding van het inzicht dat de NMa al 2,5 jaar geleden werd geboden in de schaduwboekhouding van de heer Bos en waar heeft dit toe geleid? Waarom heeft de NMa – nadat men op de hoogte was van de activiteiten in deze van het openbaar ministerie – geen nadere initiatieven meer ontplooid?

5

Klopt het dat de NMa vorig jaar het verzoek heeft gehad van het college van gedeputeerde staten in Groningen om de gang van zaken rond de aanbesteding en uitvoering van een aantal bouwprojecten in de provincie nader te onderzoeken en wat is hiermee gedaan? Waarom heeft de provincie Groningen hier nooit meer iets over vernomen? Zijn er ook door anderen verzoeken ingediend en wat is hiermee gebeurd?

6

Bent u bereid de Kamer een uitgebreid overzicht te doen toekomen van de huidige aanbestedingspraktijk, de ontwikkeling van de regels met betrekking tot de aanbesteding en de afspraken die daarover het afgelopen decennium gemaakt zijn?

Naar boven