Noot 1 (zie blz. 2165)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het jaar 2002 (28 000-VIII).

kamerlid: Ross

partij: CDA

onderwerp: Lerarentekort

vraag:

Nergens kun je in de begroting vinden welke streefdoelen de minister heeft om aan het dramatische lerarentekort een eind te maken. Waar mogen we hem op aanspreken?

antwoord:

Uit de ramingen blijkt duidelijk dat de komende jaren het aantal afgestudeerden van de lerarenopleidingen onvoldoende is om aan de vraag van nieuwe leraren te voldoen. Om de dreigende tekorten het hoofd te bieden is de afgelopen jaren een groot aantal initiatieven ontplooid. Deze variëren van het aanboren van nieuwe categorieën op de arbeidsmarkt (zij-instroom en onderwijsassistenten), het inzetten van leraren in opleiding in het onderwijsproces, acties om de stille reserve weer voor de klas te krijgen (herintreders), tot het verzilveren van adv en het aantrekkelijker maken van het leraarberoep door het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden.

Ook in de afgelopen jaren was het verschil tussen de vraag naar nieuwe leraren en het aantal afgestudeerden van de lerarenopleiding zeer groot. Toch zijn schoolbesturen er steeds in geslaagd het grootste deel van de vacatures te bezetten vanuit de stille reserve, door zij-instromers, door verzilvering van adv. Het streefdoel is natuurlijk een zodanige personeelsvoorziening dat scholen, zonder voor langere tijd noodmaatregelen te moeten treffen, het onderwijs kunnen verzorgen zonder lerarentekort.

kamerlid: Ross

partij: CDA

onderwerp: Deregulering

vraag:

Er is een gebrek aan eenduidige regie zichtbaar geworden. Kan de minister vertellen hoeveel regels erbij gekomen zijn? Graag aan het eind van deze week de uitslag van deze telling.

antwoord:

Deregulering is geen doel op zich, maar staat ten dienste van verbetering van de kwaliteit en de variëteit van het onderwijs. Deregulering is bovendien niet slechts het schrappen van regels, maar is het verminderen van ingrepen door de overheid en moet leiden tot meer autonomie en meer ruimte voor scholen. Het succes van deregulering kan dus niet worden gemeten aan de hand van de hoeveelheid vervallen regels.

Om scholen meer ruimte en handelingsvrijheid te geven zal eerst de bestaande wetgeving aangepast moeten worden. Daar zijn we nu mee bezig. Ik wijs op de Wet op het onderwijstoezicht die het accent verlegt van vooraf regels voorschrijven naar toezicht achteraf, op de herziening van de kerndoelen, aanpassingen in de basisvorming en de wet Beroepen in het onderwijs. Zie bijlage bij brief aan Kamer over WOT waarbij ruim 25 regelingen worden aangegeven die afgeschaft kunnen worden.

kamerlid: Ross

partij: CDA

onderwerp: Deregulering

vraag:

Mw. Ross heeft een lijst laten toevoegen aan de handelingen; een lijst van VO-regels die als knellend wordt ervaren laat de minister hier onderzoek naar doen? En wanneer en hoe gaat hij verbreden?

antwoord:

Ik heb de lijst nauwgezet bekeken. Alvorens ik op de afzonderlijke onderdelen inga eerst het volgende.

Het hoeft geen betoog dat deregulering één van de kernonderdelen van ons beleid is. Maar geen deregulering om de vermindering van de hoeveelheid regels alleen. Het gaat inderdaad, zoals mevrouw Ross zegt, om de kwaliteit van het onderwijs, maar het gaat ook in het algemeen om de vraag wat je met die regel wilt bereiken. Ons gaat het er om de scholen meer ruimte te geven voor eigen initiatief en creativiteit – voor onderwijs op maat, om het maximale uit de leerling te halen: de kennissamenleving vraagt daarom, de leerling heeft daar recht op.

Wat de verbreding betreft verwijs ik graag naar het antwoord op de vraag van mevrouw Ross naar het uitbreiden van de lijst met initiatiefrijke scholen.

De genoemde regelingen loop ik nu langs (bijlage 1)

kamerlid: Ross

partij: CDA

onderwerp: Verhuizing departement

vraag:

Verhuizing departement wordt jaar verschoven, geld wel voor 2002 op begroting (43 mln.). Dit is voldoende geld voor afschaffen rentekorting in PO. Eén dag voor begr. behandeling blijken de kosten toe te nemen. Reactie.

antwoord:

Het bouwproces kent zijn eigen dynamiek. Pas kort voor de begrotingsbehandeling is, na uitvoerig overleg met de RGD en de projectontwikkelaar, duidelijkheid gekregen over de effecten in tijd en geld. Deze informatie heb ik u bij brief van 20 november jl. (PDH/2001/38 700) gestuurd.

Het geld is weliswaar niet in 2002 nodig, maar wel in 2003 en verder. De meevaller waar mevr. Ross-van Dorp op doelt is gebruikt om een incidentele en structurele tegenvaller bij de Hoftoren mee te compenseren.

De afschaffing rentekorting in PO kan dus niet op deze wijze gedekt worden.

Zie ook de reactie op amendement 23

kamerlid: Ross

partij: CDA

onderwerp: Vak levenbeschouwelijk vormingsonderwijs

vraag:

Zou graag het vak levensbeschouwing toegevoegd hebben aan het openbaar onderwijs. Graag wilde CDA dat er geld beschikbaar voor gesteld wordt: of aan de gemeente of aan de openbare scholen die er behoefte aan hebben.

antwoord:

Het bevoegd gezag van openbare scholen kan er voor kiezen levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en godsdienstonderwijs te laten verzorgen. Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag geen verantwoordelijkheid kan en mag dragen voor de inhoud van dat onderwijs.

In de praktijk zijn er gemeenten die subsidiëren, maar dat is geheel een eigen verantwoordelijkheid van die gemeenten.

Er is thans sprake van een uitgebalanceerd stelsel van bevoegdheden en verantwoordelijkheden dat zowel recht doet aan het karakter van het openbaar onderwijs als aan de (grondwettelijke) verhoudingen tussen de overheid en levensbeschouwelijke organisaties. De Rijksoverheid moet hierin niet treden; uitgangspunt is de scheiding tussen kerk en staat.

kamerlid: Eurlings

partij: CDA

onderwerp: Bekostiging

vraag:

De financiering van de brede maatschappelijke taak van het beroepsonderwijs en hoger onderwijs zal in de toekomst dan ook directer verbonden moeten worden aan de onderwijsprestatie van de instelling en de student samen.

antwoord:

In de Verkenning worden twee opties geschetst voor de financiering van beroeps- en hoger onderwijs. De ene optie – meer vraagsturing – heeft als expliciet doel de onderwijsprestaties te verbeteren. De andere optie sluit sterker aan bij de huidige aanbodfinanciering, maar ook daar worden meer prestatie-elementen toegevoegd. Overigens is de huidige studiefinanciering voor het hoger onderwijs en het nieuwe bekostigingsmodel voor het hbo al sterk gekoppeld aan de onderwijsprestaties van studenten.

kamerlid: Eurlings

partij: CDA

onderwerp: Manipulatie cijfers begroting

vraag:

De cijfers van de ambtenaren bij het Centraal Planbureau worden expres veranderd om minister Hermans beter uit te laten komen ten opzichte van zijn voorganger Ritzen.

Graag hoor ik van de minister hoe hij reageert op deze cijfermatige analyse. ( Het Kabinet deelt de feitelijke uitgaven in lopende Euro's niet door de correcte prijsindex voor de onderwijsuitgaven maar door de algemene bbp-Deflator) Het feit dat de zijde van de coalitie en de minister de nimmer is weerlegd acht de CDA fractie veelzeggend.

antwoord:

De ontwikkeling van jaar op jaar van de reële uitgaven wordt voor de gehele collectieve sector op basis van één uniforme methode berekend. Sinds 1994 worden de uitgaven daartoe gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product.

In de Miljoenennota 2002 wordt op blz 75 aangegeven dat in de periode Ritzen II (1994–1998) de uitgaven voor onderwijs reëel met 2,25% zijn gestegen en in de periode 1998–2002 met 3,75%.

Het verschil tussen de door de heer Bomhoff genoemde ontwikkelingen (3,04%) in de periode Ritzen II zit in het feit dat de CPB-cijfers in het jaar 1996 een éénmalige statistische afwijking bevatten., waarvoor gecorrigeerd moet worden.

kamerlid: Eurlings

partij: CDA

onderwerp: Prijsverloop onderwijsuitgaven

vraag:

Ik ontvang graag nadere informatie over de achtergronden van de berekening van de reële onderwijsuitgaven met behulp van het prijsverloop van het Bruto Binnenlands Product (pBBP) en niet met die voor de onderwijsuitgaven.

antwoord:

Sinds 1994 worden de reële uitgaven voor de gehele collectieve sector berekend met behulp van het prijsverloop van het Bruto Binnenlands Product.

Voordeel van hanteren van één prijsindex voor alle onderdelen van de collectieve sector is dat daardoor de ontwikkelingen in de reële uitgaven van de verschillende onderdelen éénduidig kunnen worden vergeleken.

De prijsindecis voor het bruto Binnenlands Product en voor de onderwijsuitgaven vergelijkend kan op basis van de MEV 2002 het volgende worden gesteld:

Gedurende de periode Ritzen II (1995–1998) is de prijsstijging van de onderwijsuitgaven 3,4% (0,85% gemiddeld per jaar) lager dan de prijsstijging van het Bruto Binnenlands Product. Waren de reële uitgaven berekend met behulp van het prijsverloop van onderwijsuitgaven, dan zouden de reële uitgaven dus 0,85% hoger zijn.

De oorzaak van dit verschil kan in belangrijke mate worden teruggevoerd op het gegeven dat 1996 een bijzonder jaar was. Want het CPB calculeert voor zowel de prijswijziging voor de zorguitgaven als voor de onderwijsuitgaven in dat jaar een negatief cijfer (-/- 1,4%) en voor de prijswijziging van het Bruto Binnenlands Product een positief cijfer (1,2%). Dit, terwijl in 1996 in de collectieve sector wel degelijk loon- en prijsstijgingen zijn opgetreden. Derhalve een verschil van 2,6% (0,65% gemiddeld per jaar).

Dit gegeven heeft mij tot de conclusie gebracht dat er een statistische oorzaak moet zijn van het feit dat het CPB tot een presentatie van een negatieve prijsbijstelling is gekomen. Deze negatieve prijsbijstelling is nu zichtbaar geworden als een reële groei, waarvan geen sprake kan zijn geweest.

De prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product bevat deze statistische vertekening niet. Dientengevolge acht ik de in de Miljoenennota 2002 opgenomen reële groeipercentages – zoals ook aangehaald in de schriftelijke antwoorden op de vragen – een betere presentatie van die groei dan wanneer wordt gedefleerd met het prijsverloop van de onderwijsuitgaven.

Conclusie: zou 1996 buiten beschouwing worden gelaten, dan bedraagt het verschil tussen het prijsverloop van de onderwijsuitgaven en van het Bruto Binnenlands Product nog slechts 0,2%. Waarmee tevens het verschil in reële groeivoeten is gereduceerd tot 0,2%.

kamerlid: Eurlings

partij: CDA

onderwerp: Vaste boekenprijs

vraag:

Vaste boekenprijs is hoog voor ouders en studenten. Ik pleit ervoor dat het scholen, ouderverenigingen, faculteits- en studieverenigingen op korte termijn vrijgesteld worden van de zogeheten erkenningsregeling bij het handelsverkeer in school- en studiekosten.

antwoord:

Op 23 november jl. heeft u de rapportage met betrekking tot de vaste boekenprijs van schoolboeken voor het voortgezet onderwijs ontvangen. Hierin is ten aanzien van de verruiming van de erkenningregeling zoals deze is geformuleerd in het «Reglement voor het Handelsverkeer van boeken in Nederland» aangekondigd dat op korte termijn overleg zal worden gevoerd met de brancheorganisaties. Overigens valt het wetenschappelijke boek buiten het systeem van de vaste boekenprijs.

kamerlid: Eurlings

partij: CDA

onderwerp: Subsidie mini-ondernemingen

vraag:

Via de stichting mini-ondernemingen worden 3000 jongeren gesteund. Opvallend dat EZ dit steunt, en OCenW niet. Graag reactie van minister op uitblijven subsidie.

antwoord:

Over een subsidie aan de stichting mini-ondernemingen zijn op dit moment gesprekken gaande tussen de stichting mini-ondernemingen aan de ene kant, en het ministerie van EZ en OCenW aan de andere kant. De doelstelling van de stichting mini-ondernemingen sluit inhoudelijk aan bij de doelstelling van de door de ministeries van EZ en OCenW geïnstalleerde Commissie Onderwijs en Ondernemerschap. Deze commissie heeft tot doel om ondernemerschap structureel en zo breed mogelijk in te bedden in het onderwijs.

kamerlid: Eurlings

partij: CDA

onderwerp: Middelen voor «curiosity driven»onderzoek

vraag:

De investeringen in puur vernieuwend onderzoek blijft teveel achterwege. Zogeheten «curiosity driven» onderzoek verdient meer dan een goed bedoeld lapmiddel als de 25 miljoen gulden (?) de motie Melkert.

En TNO verdient ook beter dan 10 miljoen gulden (?) korting door de minister, die zogenaamd afhankelijk is gesteld van het halen van omzet op de markt

antwoord:

In het SEO-onderzoek dat is verricht in het kader van de evaluatie van de vaste boekenprijs voor schoolboeken (op 23 nov. jl.. aan de Kamer gezonden) is bezien wat het zou kosten om de leermiddelen in het VO gratis te maken, zoals dat nu in het PO het geval is. De onderzoekers komen daarbij tot de conclusie dat dit de overheid een bedrag tussen de 140 en 248 mln euro zou kosten. Daarbij is het onderdeel boekenkosten in de WTOS al verrekend.

Ik teken daarbij aan dat deze berekening is gemaakt vóórdat de meest actuele gegevens over boekenkosten (denk aan het recente NIBUD-onderzoek) beschikbaar waren. Die kosten zullen dus waarschijnlijk nog wat hoger gaan uitvallen.

Het Kabinet heeft dan ook in genoemde brief deze mogelijkheid afgewezen.

De heer Eurlings vroeg ook naar de financiering van TNO. Hierover heb ik met TNO afgesproken dat in de financieringsbrief van TNO een tekst wordt opgenomen waarmee wordt aangegeven dat wanneer TNO de marktomzetdoelstelling haalt, TNO een sterke uitgangspositie heeft bij de uiteindelijke afweging of de structurele korting voor 2003 op de basisfinanciering blijft bestaan.

kamerlid: Ross

partij: CDA

onderwerp: Lerarenbevoegdheid

vraag:

Voorstel CDA: universitair opgeleide mensen binnen hun studie mogelijkheid geven hun pedagogische aantekening te halen in een periode van bijv. één semester. Ook reeds afgestudeerden moeten er geen twee jaar over hoeven doen om hun bevoegdheid binnen te slepen.

antwoord:

Een periode van een half jaar is onvoldoende voor universitaire studenten om hun onderwijsbevoegdheid te behalen. Dit is de reden geweest voor het introduceren van de universitaire lerarenopleidingen aan het eind van de jaren tachtig. Deze opleidingen duren een jaar en volgen op een volledige doctoraal opleiding. In de afgelopen periode is gebleken dat dit traject in totaliteit voor studenten lang is, en dat de kennismaking met het leraarsberoep eerst zeer laat plaats vindt. Daarom wordt sinds 1998 gestreefd naar een verkorting van het totale traject, doordat studenten reeds in het 4e jaar kunnen starten met de lerarenopleiding, als duale variant of als afstudeerrichting. Hiermee kan in veel gevallen een verkorting van het totale traject worden bereikt. Bovendien kunnen studenten zich eerder in de studie op het leraarsberoep oriënteren. Verkorting van het totale opleidingstraject door indaling van de universitaire lerarenopleiding in de doctoraalfase vind ik een kwalitatief verantwoorde benadering. Deze benadering zal in de nieuwe bachelor-master wet worden gecontinueerd. Overigens is de belangstelling voor een universitaire lerarenopleiding – na een daling van drie jaar – vorig jaar weer gestegen. De gegevens over dit jaar zijn echter nog niet bekend.

Reeds afgestudeerden hoeven er geen twee jaar over te doen om hun bevoegdheid te behalen. Bij de zij-instroom voor hoger opgeleiden wordt in het kader van het toelatingsonderzoek bepaald op welke punten de zij-instromer nog aanvullende scholing nodig heeft. Deze scholing moet na maximaal 2 jaar tot een onderwijsbevoegdheid leiden, maar dat kan dus ook veel eerder.

kamerlid: Slob

partij: ChristenUnie

onderwerp: Schoolkosten

vraag:

Wat de fractie van de CU betreft moet het beleidsroer met betrekking tot de schoolkosten nu echt om. Voor 2002 steld de CU voor:

met het onderwijsveld gezamenlijk bekijken hoe de kosten in neer waartse ziin omgebogen kunnen worden;

een einde maken aan de vaste schoolboekenprijs;

een maximum stellen aan de verplichte vrijwillige ouderbijdrage;

op termijn afschaffen van het lesgeld; om te beginnen schrappen van de voorgestelde verhoging van 2002.

antwoord:

1. Zoals ik u reeds in mijn reactie op het NIBUD schoolkostenonderzoek heb gemeld, zal ik onderzoeken welke mechanismen op schoolniveau een rol spelen bij de totstandkoming van de schoolkosten. Vòòr de zomer zal ik uw Kamer dit onderzoek aanbieden, vergezeld van een reactie, waarbij ik aangrijpingspunten voor oplossingen op schoolniveau zal aandragen die er toe moeten leiden dat de schoolkosten beter beheersbaar worden

2. In de brief over het onderzoek van SEO (VO/BOB/01/46 570, d.d. 23/11/01) is aangegeven dat het kabinet tot de voorlopige conclusie komt dat voortzetting van het systeem voor de vaste schoolboekenprijs na 2004 ongewenst is. Er wordt nog nader onderzoek ingesteld naar de kosten/baten van alternatieve instrumenten.

Een definitief standpunt over de vaste boekenprijs voor schoolboeken wordt bepaald na afronding van de totale VBP-evaluatie en het vervolgonderzoek.

3: De ChristenUnie pleit voor het op termijn afschaffen van het lesgeld. De heer Slob verwijst daarbij naar het artikel 13 van het IVESC. De vraag hoe dit artikel van dit internationale verdrag te interpreteren is al vaker onderwerp van debat met uw Kamer geweest. Bij de behandeling van de WTOS heb ik betoogd dat kosteloos onderwijs (een niet al te gelukkige vertaling van free education) niet altijd betekent dat er geen enkele bijdrage van ouders wordt verwacht. Free education betekent in mijn opvatting dat het onderwijs toegankelijk moet zijn, d.w.z. dat er geen financiële belemmeringen mogen zijn voor ouders om hun kinderen naar school te laten gaan. De WTOS voorziet erin dat de groepen die de grootste problemen hebben met de kosten tegemoet worden gekomen. Ik voel me in deze argumentatie ondersteund door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dat staat toe dat ouders (of leerlingen) voor specifieke vormen betalen, mits de betreffende staat maatregelen neemt om een financiële compensatie toe te kennen. Dit betekent dat ik hierin geen noodzaak zie om het lesgeld af te schaffen.

De heer Slob heeft in het licht van zijn wens tot afschaffing een amendement ingediend om de verhoging van het lesgeld voor het schooljaar 2002–2003 ongedaan te maken.

Ik acht dit niet nodig. Dit schooljaar zullen ouders voor het eerst met de nieuwe systematiek van de gewijzigde Les- en Cursusgeldwet (LCW) te maken krijgen. Dit is een sprong voorwaarts ten opzichte van de oude systematiek. Was het tot vorig schooljaar zo dat het lesgeld driejaarlijks gekoppeld werd aan de kosten van het onderwijs, vanaf dit schooljaar wordt het lesgeld jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. De nieuwe systematiek zorgt voor een geleidelijke ontwikkeling van het lesgeld die gekoppeld is aan de inflatie.

Overigens wordt de verhoging van het lesgeld voor gezinnen met inkomens tot modaal volledig vergoed via de WTOS. Gezinnen met inkomens boven modaal ontvangen, zeker als zij meer schoolgaande kinderen hebben, een gedeeltelijke vergoeding.

kamerlid: Slob

partij: ChristenUnie

onderwerp: Huisvesting

vraag:

We zijn er nog niet Dat geldt ook voor onderwijshuisvesting. Met de VNG wachten we op een sluitend plan van aanpak voor huisvesting. Het is mooi dat u overweegt om bij voorjaarsnota 2002 structureel een bedrag van fl. 100 mln. aan het gemeentefonds toe te voegen. Maar overwegingen zijn net voldoende voor gemeenten en schoolbesturen om beleid te maken. Scholen moeten qua huisvesting kunnen voldoen aan kwaliteitseisen en er moet meer ruimte komen voor de extra handen in de klas. Bent u bereid om nog voor het einde van de regeerperiode met een sluitend plan van aanpak te komen op dit onderwerp?

antwoord:

zie mijn antwoord op de vraag van kamerlid Van der Vlies over onderwijshuisvesting.

kamerlid: Slob

partij: ChristenUnie

onderwerp: Tweetalig onderwijs

vraag:

Deelt de SO de mening dat het Nederlands voertaal binnen het voortgezet onderwijs moet zijn? Deelt zij onze vrees dat tweetalig onderwijs mede aangeboden wordt om de betere leerlingen binnen te krijgen en, zoals door een school werd toegegeven, om ervoor te zorgen dat de school niet zwarter wordt.

antwoord:

Tweetalig onderwijs plaats ik in de context van gewenste variëteit.

Tweetalig onderwijs wordt aangeboden om leerlingen met een specifieke belangstelling of talent voor de vreemde taal binnen te krijgen, net zoals dat met gymnasia gebeurt of met een ander verrijkt onderwijsaanbod. Daar is niks mis mee. Tweetalig onderwijs wordt meestal alleen aan de VWO afdeling gegeven. Wij vinden een verrijking van het onderwijsaanbod voor deze groep ook van belang.

Natuurlijk blijft de positie van het Nederlands als voertaal onaangetast. Er is weliswaar een flinke groei van het aantal scholen met TTO, maar die hebben vaak maar één of twee TTO klassen per leerjaar en het gaat in de eerste klas van het voortgezet onderwijs om minder dan 1% van de leerlingen.

Uit evaluatieonderzoek is gebleken dat de prestaties van deze leerlingen er in andere vakken niet op achteruit zijn gegaan, dus ook niet in de Nederlandse taal. Bovendien blijven de examens Nederlandstalig en om die reden worden in de bovenbouw de meeste lessen in het Nederlands gegeven.

Ik kan me niet voorstellen dat tweetalig onderwijs wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat de school niet zwarter wordt. Ik heb daar ook geen aanwijzingen voor, maar blijft ook dit goed volgen.

kamerlid: Slob

partij: ChristenUnie

onderwerp: Schoolkosten

vraag:

De schoolkosten zijn zodanig toegenomen dat het zo schijnt te zijn dat er bijvoorbeeld scholen zijn waar leerlingen rondlopen die het complete boekenpakket tot hun beschikking hebben. Hoe verhouden dit type situaties zich met de bepaling in het Internationale Verdrag Economische Sociale en Culturele Rechten dat secundair onderwijs kostenloos moet zijn? (Een verdrag dat Nederland ook ondertekend heeft)

antwoord:

Deze situaties zijn mij niet bekend. Zoals ik al heb aangegeven aanuw Kamer: er komt een onderzoek naar de beheersing van schoolkosten, waaronder de kosten van de schoolboeken. De resultaten van dit onderzoek kunt u verwachten voor de zomer.

Voor beantwoording IVESCR; zie spreekschets M lesgeld

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Schaalvergroting

vraag:

Het invoeren van maximale schoolgrootte lijkt D66 niet de goede weg. D66 gaat voor:

– meer zeggenschap van ouders, leerkrachten, deelnemers

– bestuurskracht en budgetten op schoolniveau

– delegatie aan schoolleiding

– bestuurlijke krachtenbundeling in federatief verband

– huisvestingsmiddelen die kleine schaal ook fysiek mogelijk maken (en dan is die 100 mln. die in de OCenW-notitie terzake worden genoemd niet genoeg!)

antwoord:

Voor een deel van deze punten zijn er al beleidsinitiatieven.

De oudergeleding in de medezeggenschapsraad heeft momenteel een initiatiefrecht dat in het beoogde vernieuwde medezeggenschapsregime wordt versterkt. Dit zal in het algemeen bijdragen aan een versterking van de positie van ouders op de school. De voorgenomen invoering van de WOR versterkt de positie van de leerkrachten

Hoe een schoolbestuur budgetten over zijn scholen verdeelt, is een zaak van de betrokkenen. Medezeggenschapsraden hebben daar ook invloed op.

In de relatie tussen bestuur en schoolleiding is sprake van een verdere professionalisering. De schoolleiding wordt nadrukkelijker ook verantwoordelijk voor het te voeren beleid.

Er is al een regeling die bestuurlijke krachtenbundeling in federatief verband bevordert.

Scholen en gemeenten bepalen, waar nodig in onderling overleg, hoe de beschikbare investeringsmiddelen worden ingezet. Zoals in de notitie «School op Maat» aangegeven, kunnen deze middelen ook worden aangewend om kleinschalige inrichtingen te realiseren.

Het kabinet is voornemens om bij Voorjaarsnota 2002 € 45 miljoen stuctureel voor onderwijshuisvesting vrij te maken. De gemeenten hebben, bij monde van de VNG, aangegeven dat het in de rede ligt dat onderwijs prioriteit blijft. Het kabinet gaat er vanuit dat gemeenten deze inspanningsverplichting nakomen.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Onderzoeksbudget via competitie

vraag:

Vier jaar geleden ware we het erover eens dat het goed zou zijn het budget voor in competitie te verwerven onderzoeksmiddelen met 200 miljoen te verhogen. Dat is niet doorgegaan maar nu formuleert de minister het als een van de «het zou goed zijn als» voornemens. Is het zijn ambitie om hier ook echt prioriteit in de uitvoering aan te geven?

antwoord:

zie mijn antwoord op de vraag van kamerlid Van Bommel over wetenschappelijk personeel.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: HBO-master

vraag:

Is de minister het met D66 eens dat er toch duidelijk meer ontwikkelingsruimte voor de HBO-masters is afgesproken?

Niet voor alle opleidingen maar voor bijvoorbeeld de Nurse Practioner?

antwoord:

zie het antwoord van het kamerlid Hamer over de HBO-masters.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Tweede Fase VO

vraag:

D66 vraagt de staatssecretaris op de korts mogelijke termijn de afgewezen motie Lambrecht/Cornielje tot uitvoer te brengen en de deelvakken Frans en Duits weer tot hele vakken te maken waarin spreken, lezen en literatuur in samenhang aan de orde komen.

antwoord:

Het tweede fase programma is versplinterd: dat constateert ook de inspectie in het rapport dat ik onlangs naar de Kamer zond. Ik ben in gesprek met de organisaties om o.a. daaraan iets te doen. Maar vooral ook om meer ruimte te geven aan de scholen in de ontwikkeling van hun eigen studiehuis. De deeltalen komen in dat gesprek ook aan de orde.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: ARBO-veiligheid

vraag:

Lambrechts vraagt de staatssecretaris om een reactie op de stelling dat de we alerter moeten zijn op veiligheid, onveilige situaties ook niet langer moeten gedogen en onze lijkheid moeten nemen voor de verbetering van de situatie

antwoord:

Er wordt op dit moment hard aan gewerkt om de veiligheid in schoolgebouwen te vergroten. Om scholen in de gelegenheid te stellen om onveilige situaties in gebouwen aan te pakken is dit jaar incidenteel 30 miljoen (67 miljoen gulden) ter beschikking gesteld voor gebouwonderhoud. Vanaf 2002 worden de bijdragen voor gebouwonderhoud structureel verhoogd. Op dit moment is de campagne Veiligheid op de basischool gestart waarbij scholen worden geholpen het veiligheidsbeleid in de school beter vorm te geven.

De arbo-inspectie controleert de veiligheid van gebouwen. Scholen zorgen voor een plek waar kinderen veilig kunnen leren en spelen. OcenW zorgt voor voldoende budgetten voor materiële instandhouding.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Bekostiging per student in HBO

vraag:

Aan de minister wordt gevraagd om zich voor wat betreft HBO en WO uit te spreken voor bekostiging op gelijke leest in HBO en WO. Een bekostiging per student, zoals dat ook bestaat in het funderend onderwijs.

antwoord:

Ik ben begonnen met aanpassing het HBO-bekostigingsmodel met als kernpunten:

Bekostiging op basis van studiepunten;

Alleen voor bij de instelling ingeschreven en collegegeld betalende student;

Premies voor instroom en diploma;

De bekostigingssystematiek van de universiteiten wordt per 1 januari 2003 gewijzigd. Dit betekent dat naast de masterdiploma's ook de bachelordiploma's zullen gaan meetellen bij de berekening van de rijksbijdrage. Dit vergroot de flexibiliteit in leertrajecten. Bovendien zal het gewicht van de diploma-rendementen worden versterkt met ca. 50%. Invoering is budgettair neutraal.

Door de genoemde aanpassingen wordt het verschil tussen de beide bekostigingsmodellen in het HO verkleind. Het BaMa-model biedt een goede basis voor verdere convergentie op langere termijn

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: 15 Miljoen onderwijsinspectie

vraag:

Mag ik ervan uitgaan dat de minister erin geslaagd is de benodigde 15 miljoen te vinden om de scholen jaarlijks te kunnen inspecteren. Er ligt een amendement van onze hand dat op een meerderheid kan rekenen. Ik voel me dus ook voor de dekking mede verantwoordelijk.

antwoord:

In het kader van de Voorjaarsnota 2002 zal ik bekend maken hoe ik in deze dekking heb voorzien.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Studiefinanciering meenemen naar buitenland

vraag:

waarom verzet de minister zich tegen het meenemen door studenten van hun studiefinanciering naar landen buiten Europa?

antwoord:

Mevrouw Lambrechts heeft het beeld dat ik mij verzet tegen het meenemen van studiefinanciering naar landen buiten Europa. Dit is een misverstand. Bij de behandeling van de nota «studeren zonder grenzen» heb ik nadrukkelijk aangegeven uit te gaan van een groeimodel. Ik wil beginnen met de landen binnen de EER. Mijn doel ligt echter verder, daarover geen misverstand, maar ik acht deze tussenstap en een goede evaluatie daarvan noodzakelijk.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Art.23

vraag:

D66 meent dat paars had moeten komen tot een modernere interpretatie van Artikel 23. Meer specifiek wordt verwezen naar een quoteringsregeling die aan de orde was in de gemeenteraad van Ede waarin werd voorgesteld een verdeelsleutel te hanteren van max. 50% allochtone leerlingen van de openbare school en 15% van de bijzondere scholen. Hier is sprake van discriminatie (artikel 1 Grondwet). Naar aanleiding van de vraag aan de Minister nu daadwerkelijk te beginnen met de modernisering van Artikel 23.

D66 stelt voor om een aantal vooraanstaande onderwijsjuristenj een advies te vragen of het mogelijk is (en zo ja hoe) ook in Nederland een aanvaardingsplicht «naar Vlaams-model» in te voeren voor publieke bekostigde scholen. In aansluiting hierop vraagt D66 aan PvdA en VVD om te blijven volharden in een verhaal op het weigeren van leerlingen die aangewezen zijn op zwaardere vormen van speciaal onderwijs (geen restricties, ook niet van denominatieve aard).

antwoord:

Het Vlaamse model waarnaar verwezen wordt, is nog in ontwikkeling. De minister van onderwijs in Vlaanderen heeft een voorstel gedaan scholen te verplichten allochtone leerlingen op te nemen (inschrijvingsrecht een aanvaardingsplicht). Dit voorstel bleek echter geen garantie te bieden om de gewenste multi-culturele school vorm te geven Allochtone ouders zouden zich op één school kunnen inschrijven waardoor een school met 100% allochtone leerlingen ontstaat. Daarom is het oorspronkelijke voorstel aangepast. Scholen mogen bij een bepaald percentage allochtone leerlingen deze leerlingen weigeren. De discussie gaat nu over de vaststelling van dit percentage. Het is de bedoeling van het ministerie dit zoveel mogelijk op lokaal niveau te laten vaststellen. Het voornemen is een decreet op te stellen waarin zowel het recht op inschrijving, de aanvaardingsplicht en de mogelijke weigeringsgronden worden opgenomen.

De ontwikkelingen in Vlaanderen worden intensief gevolgd. Begin 2002 vindt er een gezamenlijke conferentie over dit onderwerp plaats. Mede naar aanleiding van de ontwikkelingen en ervaringen in Vlaanderen kan worden bezien of een dergelijke systematiek wenselijk voor en toepasbaar is binnen de Nederlandse situatie. De kamer zal over de ontwikkelingen worden geïnformeerd.

Tevens is in het kader van de Verkenning «Grenzeloos leren» de Onderwijsraad advies gevraagd over allerlei relevante ontwikkelingen in het kader van artikel 23 van de Grondwet. Daarin zal dit onderwerp van de juridische invalshoek worden meegenomen.

kamerlid: Lambrechts

partij: D66

onderwerp: Tandheelkunde

vraag:

Is de minister bereid om een onderzoek te laten doen naar hoe te komen tot een herformulering van de taken van de verschillende beroepsgroepen werkzaam binnen de tandheelkunde, met als doel een aanpassing van de opleidingen om op die wijze tegemoet te komen aan het gebrek aan tandheelkundig personeel?

antwoord:

De organisatie van de beroepenstructuur in de zorg is natuurlijk een verantwoordelijkheid van mijn collega van VWS. Maar natuurlijk ben ik graag bereid om de noodzakelijke wijzigingen in de opleidingenstructuur die samenhangen met een wijzigende beroepenstructuur te faciliteren. Een onderzoek met als doel dan te komen tot aanpassing van de opleidingen wil ik graag ter hand nemen.

kamerlid: Lambrechts/de Vries

partij: D66/VVD

onderwerp: 10 Miljoen TNO

vraag:

Is het juist dat wij op TNO 10 miljoen moeten bezuinigen? Hoe kan dat? TNO is een instelling wiens kwaliteit buiten kijf staat. Is de minister bereid om voor 2003 te zoeken naar mogelijkheden om die korting alsnog ongedaan te maken?

antwoord:

zie mijn antwoord op de vergelijkbare vraag van de heer Eurlings over deze korting.

kamerlid: Rabbae

partij: GroenLinks

onderwerp: Lerarentekort

vraag:

Het oplossen van het lerarentekort is een nationale prioriteit. Vijf voorstellen: 1) 60% van afgestuurde lerarenopleiding gaan in andere sector werken. De afgestudeerde zouden individueel moeten worden benaderd om ze in het onderwijs aan de slag te krijgen.2) onderzoek naar onder welke voorwaarden leraren die nu buiten de onderwijssector werkzaam zijn tijdelijk bereid zijn om zich uit te laten lenen( b.v 3 jaar) aan het onderwijs( in aanvulling op zij-instromers en herintreders. 3) verkennen of leraren geworven kunnen worden uit landen als Belgiê, Duitsland en Frankrijk. 4) stimuleren dat mensen die sabbatsverlof opnemen in een anders sector deze tijd door brengen in het onderwijs. 5) mogelijk creëren/stimuleren deze studenten van hogescholen en universiteiten stage lopen op school vanuit opleiding (b.v frans)

antwoord:

Concreet ingaand op de vijf punten van de heer Rabbae:

Ad 1)

PABO-afgestudeerdengaan vrijwel allemaal (95 procent) ook daadwerkelijk in het onderwijs werken. Veel afgestudeerden van een leraaropleiding VO kiezen echter voor een baan buiten het onderwijs. Ik ben voornemens een actieplan «Activering Stille Reserve voor het Voortgezet Onderwijs» op te stellen. Het vergroten van het behoud van de sector onderwijs van de net afgestudeerden van de lerarenopleiding VO zal zeker deel uit maken van deze aanpak.

Ad 2)

Ik zal een onderzoek laten uitvoeren naar loopbanen van werknemers – of ze nu binnen of buiten het onderwijs werken – met een onderwijsbevoegdheid voor het VO. Tevens zal daarbij worden gekeken naar motieven en beweegredenen voor de loopbaankeuzen die zijn gemaakt. Een vraag naar de voorwaarden voor eventuele (tijdelijke) herintrede in het onderwijs zal zeker deel van dit onderzoek uitmaken.

Ad 3)

Leraren aantrekken uit de ons omringende landen, blijkt in de praktijk lastig, omdat leraren moeilijk direct inzetbaar zijn in het Nederlandse onderwijs. Wel blijkt het mogelijk om buitenlandse taalassistenten in te zetten in het onderwijs ter ondersteuning van het talenonderwijs. Waar mogelijk krijgen deze taalassistenten de kans om door te groeien naar het leraarschap.

Ad 4)

Het lijkt me onwaarschijnlijk dat mensen die in andere sector sabbatsverlof krijgen, deze periode willen benutten voor een leraarsbaan.

Ad 5)

Dit gebeurt in de praktijk reeds.

kamerlid: Rabbae

partij: GroenLinks

onderwerp: Onderwijsprogramma bewustwording culturele identiteit

vraag:

Leerlingen en studenten zouden zich in onze multiculturele samenleving bewuster moeten zijn van de eigen culturele identiteit en die van anderen. Daarom wil ik de bewindpersonen verzoeken een onderzoek uit te zetten (bij onderwijsraad of andere organisatie) naar de mogelijkheden om een onderwijsprogramma te ontwikkelen waardoor het inzicht in verschillen in culturen groter wordt en hoe een dergelijk programma kan worden ingevoerd in het PO en VO maar ook in hoger – en universitair onderwijs. In het funderend onderwijs zou een dergelijk programma kunnen worden aangehaakt bij maatschappijleer; het moet in elk geval binnen bestaande curriculum worden ingepast.

antwoord:

Alle scholen moeten er in hun onderwijs van uit gaan dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Bewust zijn van de eigen culturele identiteit en die van anderen valt hieronder. De gebeurtenissen van 11 september (aanval op WTC) en de gevolgen hiervan worden op alle scholen besproken. Het onderwijs moet kunnen omgaan met de verschillende gezichtspunten die daarbij naar voren worden gebracht. Intercultureel onderwijs krijgt hierdoor een nieuwe dimensie. Met de inspectie zal worden afgesproken om in het onderwijsverslag meer aandacht te besteden aan intercultureel onderwijs. Dit verschaft scholen meer duidelijkheid over de wijze waarop zij de intercultureel onderwijs kunnen invullen.

Jaarlijks is een budget van f 350 000,- beschikbaar om intercultureel onderwijs in te voeren in het primair en voortgezet onderwijs. Tot nu toe zijn de activiteiten, uitgevoerd door KPC-groep, vooral gericht geweest op de intermediaire organisaties (sbd, pabo, lpc, gemeenten). Vanaf volgend jaar zullen deze middelen worden ingezet vanuit de vragen die scholen hierover stellen.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: Financiële ondersteuning JOB

vraag:

In het verlengde van het innovatiefonds voor het beroepsonderwijs is ook financiële ondersteuning nodig voor de uitbreiding van de taken van de leerlingenorganisatie JOB, zodat leerlingen een echte betrokkenheid krijgen. Graag uw reactie

antwoord:

De ledenorganisatie JOB ontvangt een jaarlijks budget van 272 268 Euro. Aanvullend daarop ontwikkel ik een financiële regeling voor de inkomensondersteuning van de bestuursleden van de JOB. Hiermee beoog ik de bestuurlijke versterking van de JOB te bevorderen. De hiervoor genoemde financiële ondersteuning is in lijn met de financiële ondersteuning van de leerlingen/studentenvertegenwoordigers in de andere onderwijssectoren.

Op dit moment ben ik met de JOB intensief in gesprek over de verdere ontwikkeling van de JOB als ledenorganisatie waarbij een substantiële vergroting van het ledenaantal een belangrijke doelstelling is, naast de hiervoor genoemde versterking van het bestuur van de JOB. Daarnaast ben ik met de JOB in gesprek over de concrete invulling van het servicecentrum wat betreft de activiteiten, organisatorische inbedding, de juridische positionering en de bestuurlijke onafhankelijkheid van het servicecentrum ten opzichte van de JOB.

Dit gesprek voer ik in het licht van de modernisering van de medezeggenschap. De verdere versterking van de positie van de deelnemer binnen de instellingen zal een belangrijke impuls krijgen door de introductie van instellingsraden. Deze introductie van instellingsraden zal ook betekenis moeten hebben voor toekomstige inrichting van de vertegenwoordiging van de deelnemers op landelijk niveau. De vertegenwoordiging van de deelnemers zal door de introductie van instellingsraden veel meer een regionaal karakter krijgen direct gekoppeld aan een instelling. De ondersteuning van de landelijke vertegenwoordiging van de deelnemers zal ik in dat licht verder bezien. Een onafhankelijk gepositioneerd servicecentrum onder regie van de JOB kan daarbij een belangrijke rol spelen.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: Doorstroompremie VMBO-MBO

vraag:

In ons verkiezingsprogramma stellen we voor leerlingen die vanuit VMBO naar MBO doorstromen een doorstroompremie te geven. Gaarne uw reactie op dit idee.

antwoord:

De grootste premie die we de leerling kunnen geven is uitdagend onderwijs dat goed voorbereidt op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt.

Zoals ik reeds heb aangegeven in het algemeen overleg over het beroepsonderwijs dat ik recent met u heb gevoerd, vind ik het een sympathiek idee om leerlingen te belonen die goed presteren. In de verkenning studiefinanciering en in de middellange termijn verkenning beroepsonderwijs wil ik dit onderwerp verder verkennen in afweging met investering in bedrag en rendement.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: VVE

vraag:

PvdA voor ontkokering van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en scholen zodat in elke gemeente een basisvoorziening ontstaat. In de verkenning worden 3 scenario's geschetst. Kan de staatssecretaris aangeven wat de voorkeur is van het kabinet? (Nav een vraag uit de Kamer geeft Hamer aan zelf geen voorkeur te kunnen uitspreken en eerst het standpunt te willen horen van het kabinet.)

antwoord:

Het Kabinet onderschrijft het streven naar meer samenwerking tussen peuterspeelzaal, kinderopvang en basisschool. Over de voortgang van de brede-school ontwikkeling in Nederland hebben staatssecretaris Vliegenthart en ik u onlangs bericht. Samenwerking tussen genoemde voorzieningen is het meest kenmerkend voor de huidige brede-school ontwikkeling. In de Verkenning Grenzeloos leren zijn drie denkbare scenario's geschetst als bijdrage aan het publiciteitsdebat over dit onderwerp in de aanloop naar de volgende regeerperiode. Daarbij is bewust geen voorkeur uitgesproken. Voor een keuze uit de scenario's, die aan een volgend kabinet is, is inderdaad verdere uitwerking van de opties in al hun consequenties nodig. Hieraan wordt de komende maanden gewerkt.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: Doorstroom vanuit theoretische leerweg VMBO

vraag:

We krijgen signalen dat veel leerlingen uit de theoretische leerweg doorstromen naar de Havo. Betekent dit niet dat hierdoor minder leerlingen instromen in niveau 3 en 4 van het MBO en is dit dus een ongewenste ontwikkeling?

antwoord:

De theoretische leerweg binnen het vmbo is dit schooljaar van start gegaan. Het gaan dan om het derde leerjaar. Feitelijke doorstroomgegevens zijn daarom nog niet aan de orde.

In de afgelopen jaren is er overigens sprake geweest van een ontwikkeling die een andere kant is opgegaan dan waar de vraag naar verwijst: de doorstroom vanuit het mavo naar het havo is minder geworden.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: HBO-opleiding «Integrale veiligheid»

vraag:

De PvdA wil ruimte voor HBO-opleidingen, zoals op het terrein van integrale veiligheid, realiseren. Waarom heeft de minister, in tegenstelling tot de minister van BZK, de start van deze nieuwe opleiding afgewezen?

antwoord:

Zoals bij alle aanvragen voor nieuwe opleidingen is in het kader van de CROHO-procedure (in casu de registratieprocedure gericht op de start van opleidingen in het studiejaar 2003–2004) ook voor het gezamenlijke initiatief van enkele hogescholen voor het starten van een nieuwe opleiding Integrale Veiligheid door de ACO advies uitgebracht over de doelmatigheid van het beoogde nieuwe onderwijs.

Dit advies was voor de desbetreffende aanvraag negatief. De ACO twijfelde niet alleen aan de door de aanvragende hogescholen ingeschatte arbeidsmarktbehoefte (die zij te optimistisch achtte), maar zette tevens de nodige vraagtekens bij de in haar ogen te weinig naar specialisaties onderscheidende opzet van het curriculum van de beoogde nieuwe opleiding. De ACO heeft zich in haar advies daarbij mede gebaseerd op de oordelen van enkele van onafhankelijke derden ingewonnen deskundigenadviezen. Overigens valt in het negatieve advies van de ACO met betrekking tot de aanvraag geenszins te lezen dat er geen ruimte zou zijn voor anders opgezette opleidingen op het gebied van de integrale veiligheid.

kamerlid: Hamer

partij: PVDA

onderwerp: Verbeteren volwasseneneducatie

vraag:

Volwasseneneducatie, onderwijs aan (allochtone) analfabeten is niet op orde.

De MDW-werkgroep «Doelmatigheid van de scholingsmarkt» heeft onlangs een rapport uitgebracht waarvan het kabinet de aanbevelingen over heeft genomen.

Hoe krijgen de aanbevelingen uit dit rapport vorm zodat bijv. de scholing in het kader van de inburgering, reïntegratie en sociale activering verbetert?

antwoord:

In de intentieverklaring, die in januari 2002 gereed zal zijn, zullen de VNG en OCenW concrete afspraken maken om de afstemming van scholing in het kader van de inburgering, reïntegratie en sociale activering te verbeteren. Met de intentieverklaring worden betere randvoorwaarden gecreëerd voor het realiseren van integraal beleid zowel op het niveau van de rijksoverheid als op het niveau van gemeenten.

Hierdoor wordt de regierol van de gemeenten versterkt en de uitvoering van educatie verbeterd.

Dit alles leidt tot een beter aanbod voor de deelnemers.

Van de zijde van de rijksoverheid houdt dit de volgende acties in:

het stroomlijnen van het educatiebeleid met beleid zoals inburgering oudkomers en nieuwkomers en het reïntegratiebeleid;

het stroomlijnen van de verantwoording voor het educatiebeleid met die voor de onder punt 1 genoemde beleidsterreinen;

het stroomlijnen van de informatie;

er voor zorgen dat goede praktijkvoorbeelden worden uitgewisseld.

Inmiddels heeft het kabinet de SER gevraagd om te adviseren over de verdere ontwikkeling en op het terrein van leven lang leren. Daarbij wordt in de adviesaanvraag nadrukkelijk verwezen naar het MDW-rapport en het kabinetsstandpunt daarbij. Tenslotte heeft het kabinet tijdens het recente najaarsoverleg afspraken gemaakt over een verdere verkenning van de mogelijkheden van een Persoonlijke Ontwikkelingsrekening.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: WTS/Stijding school- en studiekosten

vraag:

De PvdA maakt zich grote zorgen over de stijging van de school- en studiekosten. Gezinnen met schoolgaande kinderen en lagere inkomens staan voor grote bijdragen. De WTS kan volgens de minister niet in alle gevallen tot kostendekking komen, hoewel de WTS daarvoor wel bedoeld is. Kan de minister inzicht geven in de oorzaken en oplossingen van deze kostenstijging.

antwoord:

Zoals ik u reeds in mijn reactie op het NIBUD schoolkostenonderzoek heb gemeld, zal ik onderzoeken welke mechanismen op schoolniveau een rol spelen bij de totstandkoming van de schoolkosten. Vòòr de zomer zal ik uw Kamer dit onderzoek aanbieden, vergezeld van een reactie, waarbij ik aangrijpingspunten voor oplossingen op schoolniveau zal aandragen die er toe moeten leiden dat de schoolkosten beter beheersbaar worden.

kamerlid: Hamer

partij: PvdA

onderwerp: Meerjarenplan knelpunten beroepsonderwijs en hoger onderwijs

vraag:

De knelpunten met personeelstekorten, ICT-innovatie en huisvesting zijn bij ROC's, hogescholen en universiteiten misschien minder zichtbaar dan in het funderend onderwijs, maar daarmee niet minder urgent.

De PvdA wil daarom dat de minister samen met de instellingen en studenten de Tweede Kamer binnen enkele maanden een meerjarenplan voorlegt waarin voorstellen worden gedaan om deze knelpunten aan te pakken.

antwoord:

Dit idee sluit goed aan bij de lange termijn verkenning «Grenzeloos Leren». De verkenning geeft aan dat voor het realiseren voor de ambities van onze kennissamenleving op de lange termijn op korte termijn stappen gezet moeten worden om de toerusting van het onderwijs te versterken. In de verkenning wordt een aantal «no regret» opties geschetst die ongeacht de strategie die gekozen wordt kunnen worden gezien als stappen in de goede richting. Daarbij is het wegwerken van knelpunten op het gebied van personeel en ICT aangemerkt als zo'n no regret optie. Wat het personeel betreft is in de verkenning gewezen op maatregelen in het verlengde van de voorstellen van de commissie Van Rijn. In de bve-sector zijn de afgelopen periode tevens extra investeringen gedaan in apparatuur en ict. Wat betreft huisvesting en inoovatie zou ik mij voor het hoger onderwijs een vergelijkbare benadering kunnen voorstellen.

Vanwege het strategische belang van ICT is in de verkenning aangegeven dat het hoger onderwijs zelf een coherent ICT-plan ontwikkelen. Ik wijs er echter met nadruk op dat een termijn van enkele maanden veel te kort is voor een substantiële analyse met een hoog ambitieniveau. Een dergelijke analyse zou gericht moeten zijn op de lange termijn en de volgende kabinetsperiode.

kamerlid: Barth

partij: PvdA

onderwerp: Muziek in het Curriculum

vraag:

PvdA noemt muziek als één van de onderwerpen die in het onderwijs niet gemist kan worden. De PvdA meent dat de kwaliteit van het muziekonderwijs in het primair onderwijs ver onder de maat is. De PvdA heeft hier eerder schriftelijke vragen overgesteld maar is niet tevreden met de antwoorden.

Naar aanleiding van een door de PvdA georganiseerde hoorzitting vraagt de PvdA of de staatssecretaris erop toe wil zien dat de Inspectie meer controle uitoefent op de kwaliteit van het muziekonderwijs. Dit zou nu niet of nauwelijks deskundig gebeuren.

Om het gebrek aan goede geschoolde docenten op te lossen vraagt de PvdA of gestart kan worden met verkorte opleidingen vakleerkracht muziek in het basisonderwijs.

Onderschrijft het kabinet de behoeften van muziekconsulenten tbv speciaalonderwijs.

antwoord:

Muzikale vorming heeft een belangrijke plaats in het curriculum van de basisschool. De manier waarop dat belang vervolgens door de overheid tot uitdrukking wordt gebracht in regelgeving en toezicht is een zaak die momenteel in diverse debatten actueel is. De discussie over de aansturing door de overheid van het curriculum krijgt binnenkort een nieuwe impuls met het advies van de commissie Kerndoelen onder voorzitterschap van prof. Wijnen. De insteek daarbij is wat mij betreft dat de brede vorming in de basisschool overeind moet blijven. Wel zullen we ons moeten bezinnen op de wijze waarop de overheid de feitelijke invulling van die opdracht door de scholen met regelgeving en toezicht aanstuurt. De gekozen insteek is dat daarbij meer ruimte moet ontstaan voor scholen om tot een eigen invulling te komen.

De overheid kan daarbij natuurlijk wel bevorderen dat scholen tot een actieve invulling komen. De suggestie van mevrouw Barth om een vakopleiding te starten, is een interessant idee. Onlangs is reeds een cursus tot stand gekomen om mensen met een HBO-opleiding in een van de cultuurvakken op te leiden tot vakleerkracht voor de culturele vakken in het basisonderwijs, waaronder muziek. Dit is een tijdelijke oplossing. Een meer structurele mogelijkheid biedt de «Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs», straks opgenomen in de Wet BIO. Deze wet biedt de gelegenheid om mensen die op basis van een assessment geschikt blijken te zijn aan te stellen als vakleerkracht en hen vervolgens via een aangepast opleidingstraject een bevoegdheid te laten halen.

Ook muziekconsulenten in het speciaal onderwijs kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van het muziekonderwijs. Voorzover er een tekort aan gekwalificeerde muziekconsulenten bestaat, acht ik het denkbaar dat via de Opleiding Speciaal Onderwijs in scholing wordt voorzien. De Opleiding Speciaal Onderwijs biedt nu reeds de mogelijkheid voor een opleiding in «muziek, beeldende vorming en spel als orthopedagogisch middel». Met de hogescholen die de Opleiding Speciaal Onderwijs verzorgen zal worden bezien of deze specialisatie mogelijkheden biedt voor het functioneren als muziekconsulent in het speciaal onderwijs.

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Autonomie/onderwijstoezicht

vraag:

De SGP had zich een heel ander evenwicht tussen ruimte en rekenschap voorgesteld. Het gaat hier om de spanning tussen deregulering en autonomievergroting enerzijds en de voorstellen ten aanzien van de bevoegdheden van de inspectie anderzijds. Door de gewenste rekenschap anders, maar even afdoende te organiseren kan de ruimte voor scholen immers veel beter worden gewaarborgd. Graag verneemt de SGP van de minister een grondige toelichting op de wijze waarop hij in dit verband is omgegaan met aanwijzing 8 van de aanwijzigen voor de regelgeving.

antwoord:

Aanwijzing 8 van de Aanwijzingen voor de regelgeving houdt in dat bij het bepalen van de keuze voor een mogelijkheid tot overheidsinterventie om een doelstelling te bereiken, zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het zelfregulerend vermogen in de betrokken sector.

De autonomie van de instellingen vereist een proportioneel toezicht. Dat vereiste heb ik als uitgangspunt, geheel in de lijn met aanwijzing 8, neergelegd in het voorstel van wet op het onderwijstoezicht. In artikel 4 van het wetsvoorstel is uitdrukkelijk bepaald dat de inspectie het toezicht uitoefent:

1. met inachtneming van de vrijheid van onderwijs

2. en op zodanige wijze dat instellingen niet meer worden belast dan voor een zorgvuldige uitoefening van het toezicht noodzakelijk is (het proportionaliteitsbeginsel).

Het uitgangspunt van proportioneel toezicht betekent o.m. dat de inspectie bij een regulier, periodiek kwaliteitsonderzoek uitgaat van de uitkomsten van een eigen evaluatie van de kwaliteit door de instelling. Naarmate de eigen kwaliteitszorg beter op orde is zal de intensiteit van het inspectieonderzoek afnemen. Daarmee is aangesloten bij het zelfregulerend vermogen van de instellingen.

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Onderwijshuisvesting

vraag:

De SGP neemt aan dat de VNG intensief wordt betrokken bij de vormingeving van de financiering van de aanpassing van de schoolgebouwen. Hierbij mag niet op voorhand worden uitgegaan dat de adressen uit het gemeentefonds zonder meer kunnen worden ingezet als nieuw geld voor onderwijshuisvesting, omdat deze middelen door gemeenten juist worden gebruikt om een inhaalslag van het onderhoud van de schoolgebouwen te realiseren. De SGP verwacht nadere voorstellen van de huidige staatssecretaris.

antwoord:

Uit onderzoek is gebleken dat gemeenten voldoende prioriteit geven aan onderwijshuisvesting. In dit verband wil ik graag de resultaten van het onderzoek naar de staat van onderhoud van de schoolgebouwen onder de aandacht brengen. Hieruit blijkt dat de huidige staat van onderhoud van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs voldoende tot goed is. Afgemeten aan de bestaande normen is er geen sprake van achterstanden.

Om onderwijsvernieuwingen beter tot hun recht te laten komen, zijn wel extra investeringen noodzakelijk. Het Rijk overweegt hiervoor € 45 mln. structureel beschikbaar te stellen. Gemeenten hebben op hun beurt toegezegd prioriteit te zullen blijven geven aan onderwijshuisvesting.

Met de VNG wordt momenteel intensief overlegd over de uitwerking van de maatregelen voor de aanpassing van schoolgebouwen. In het overleg hierover wordt eveneens de aanpassing van de modelverordening onderwijshuisvesting betrokken. De huisvestingsgevolgen van de onderwijskundige vernieuwingen worden ook in kaart gebracht. In het voorjaar van 2002 wordt u hierover geïnformeerd

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Beroepskolom

vraag:

In de begroting wordt veel aandacht besteed aan de versterking van de beroepskolom. Het mag echter niet zo zijn dat door de rendementsfinanciering in het BVE veld feitelijk alleen VMBO leerlingen niveau 3 en 4 in aanmerking komen voor doorstroming in de beroepskolom of dat de route van HAVO naar HBO een soort tweederangsroute wordt. Hoe denkt de minister deze onwenselijke situaties te voorkomen?

antwoord:

Binnen de beroepskolom beschouwen wij het vmbo als een belangrijk fundament voor succesvolle doorstroommogelijkheden naar mbo en hbo. Dat geldt ook voor de leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo. In de afgelopen jaren is een uitgebreid impulsprogramma voor de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo in uitvoering genomen. De samenwerking vmbo-ROC is daarbinnen een speerpunt. In dat verband kan ook gewezen worden op de introductie van leerwerktrajecten in het vmbo waarin eveneens de samenwerking tussen vmbo-ROC garanties zal bieden voor de doorstroom voor deze leerlingen naar niveau-2 opleidingen.

Het stimuleren van de doorstroom binnen de beroepskolom richt zich op het benutten van talenten van leerlingen die voor deze route kiezen. Dat laat onverlet de positie van het havo als voorbereider op doorstroom naar het hbo.

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Onderwijshuisvesting

vraag:

Om de geldstromen transparanter te kunnen maken dringt de SGP erbij de staatssecretaris op aan om onder goede bestuurlijke voorwaarden in – in ieder geval – het voortgezet onderwijs te komen tot doordecentralisatie van de huisvestingsmiddelen.

antwoord:

In het actieprogramma voor het primair en het voortgezet onderwijs ter uitwerking van de brief «Onderwijs in stelling» is een studie aangekondigd naar de effecten van doordecentralisatie van de huisvestingsverantwoordelijkheid van gemeente naar instelling (zie de bijlage bij brief van 5 juli 2001, TK 27 400 VIII, nr. 92).

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Bekostiging

vraag:

Er zijn diverse redenen om incidentele bekostiging kritisch te bezien. De SGP vraagt de minister in dit verband – scholen kunnen geen lange termijn beleid vormen en incidentele bekostiging is geen oplossing voor structurele problemen. Een overzicht geven van de verschillende bekostigings- en stimuleringsregelingen in de afgelopen kabinetsperiode.

antwoord:

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Opleidingsplaatsen in gezondheidszorg

vraag:

De SGP fractie vraagt aandacht voor het initiatief van enkele ziekenhuizen onder de naam Brabant Medical School.

Is de minister bereid om dit initiatief in overleg met de collega van VWS te ondersteunen?

antwoord:

Het St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg en het Catharina-ziekenhuis Eindhoven hebben in nauw overleg en met steun van de Katholieke Universiteit Brabant en de Technische Universiteit Eindhoven, de gemeentebesturen van Eindhoven en Tilburg en het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant een voorstel in ontwikkeling voor een Brabant Medical School. Dit initiatief zal zich primair richten op de klinische delen van de artsopleiding, in de masterfase dus, de postdoctorale fase en ook op de klinische oriëntatiefase gedurende de bacheloropleiding.

Hun aanbod zal tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de beroepenen opleidingenstructuur voor zorgberoepen worden bezien en bij de verdere besluitvorming over de gewenste ontwikkeling van de instroom worden betrokken.

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Kosten voor ouders/ov jaarkaart

vraag:

De bereidwilligheid van de NS om grootverbruikers contracten af te sluiten met scholen, neemt af. Is de minister bereid om, bijvoorbeeld in het kader van de onderhandelingen over de ov studentenkaart, het initiatief te nemen om aan deze onwenselijke situatie tegemoet te komen?

antwoord:

Dat de bereidwilligheid van de NS om grootverbruikerscontracten met scholen af te sluiten zienderogen zou afnemen, is mij niet bekend. Bij de totstandkoming van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) is mij gebleken dat veel ROC's een grootverbruikerscontract met de NS hebben afgesloten. De ROC's die zo'n contract niet zijn aangegaan, hebben dit nagelaten om hen moverende redenen. Grootverbruikerscontracten bij VO-scholen zijn in het kader van de WTOS buiten beeld gebleven. Over uw waarneming zal ik mij door de NS laten informeren. Dit staat los van de onderhandelingen over de OV-studentenkaart.

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Zij-instroom

vraag:

De SGP roept de minister op om zij-instroom van uit het MBO te erkennen en daarvoor een wettelijke regeling te creëren.

antwoord:

Zij-instroom met een MBO-opleiding is nu al mogelijk voor zes (van de veertien) beroepsgerichte vakken in het vmbo. Het gaat om de vakken bouwtechniek, metaaltechniek, elektrotechniek, voertuigentechniek, installatietechniek en consumptieve techniek.

De Wet Beroepen in het onderwijs voorziet erin dat dat ook voor de overige acht vakken het geval zal zijn. Deze bepaling treedt in werking op een bij KB te bepalen datum. Tot die tijd geldt de huidige regeling. Indien er bij de behandeling van de Wet BIO overeenstemming blijkt, dan kan het KB onmiddellijk na aanvaarding van de Wet geslagen worden.

Deze constructie is gekozen, omdat – op uw verzoek – eerst meer zekerheid moest bestaan dat zij-instroom voor MBO-ers een goede weg zou zijn.

kamerlid: Van der Vlies

partij: SGP

onderwerp: Zij-instroom

vraag:

De minister gevraagd soepel om te gaan met de bekostiging van reeds erkende lerarenopleidingen.

antwoord:

In het huidige bestel is bekostiging van erkende of aangewezen opleidingen niet mogelijk. Het is echter wel mogelijk dat een bekostigde hogeschool een aanvraag voor een nieuwe opleiding doet die moet voldoen aan de wettelijke voorschriften in de WHW. Daarbij is het volgen van de zogenoemde CROHO-procedure noodzakelijk. De eerstvolgende mogelijkheid hiertoe bestaat bij gelegenheid van de CROHO-procedure 2003/3004. Als een positief besluit over de aanvraag wordt genomen kan de grondslag voor bekostiging worden verkregen, en kan de gevraagde soepelheid – voorzover nodig en mogelijk binnen het bestaande kader – betracht worden.

kamerlid: Rabbae

partij: GroenLinks

onderwerp: Onderwijsachterstanden

vraag:

GL constateert dat er nog steeds geen effectief didactisch instrumentarium is om les te geven aan allochtone leerlingen. De SO wordt verzocht om advies te vragen aan de Onderwijsraad over de totstandkoming van een dergelijk instrumentarium.

antwoord:

Over effectieve aanpakken om les te geven aan allochtone leerlingen zijn reeds diverse rapporten verschenen. Ik wijs bijvoorbeeld op de publicaties «Gebaat bij resultaat» van Sardes en «Schoolvoorbeelden» van Meijnen en Smink. Deze publicaties bevatten voor scholen nuttige informatie over de inrichting van het onderwijs aan kinderen uit kansarme groepen. Een advies van de Onderwijsraad hierover zou weinig toevoegen aan de reeds beschikbare kennis (al was het alleen al omdat de eerste auteur van de tweede publicatie een prominent lid van de Onderwijsraad is).

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: MAVO

vraag:

Ik vraag de staatssecretaris alsnog de moed op te brengen de zgn. MAVO-afdelingen bij HAVO – VWO scholen te doen overhevelen naar VMBO scholen en daarmee de oorspronkelijke opzet waar de maken?

antwoord:

Het onderwijsaanbod in het VO is zeer divers. Scholen maken in de situering van hun aanbod eigen keuzen. Veelal gebeurt dat laatste op grond van de voorkeuren van ouders en de behoefte aan onderwijsvoorzieningen in de regio.

Het VO-veld beschikt over de gevraagde keuzevrijheid. Een blauwdruk vanuit de centrale overheid hier tegenover stellen rondom de situering van het vmbo-aanbod past in mijn beleving daar minder goed bij. Dat was ook het oordeel van de Tweede Kamer bij de behandeling en aanvaarding van de vmbo-wet.

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: Aantrekkelijkheid beroep leraar

vraag:

De belangstelling voor het leraarschap neemt af. Behalve de salariëring, de hoge werkdruk en het geringe aanzien van het beroep zijn er nog andere, minstens zo belangrijke, redenen voor jongeren om niet voor het leraarschap te kiezen.

antwoord:

De belangstelling voor het leraarschap neemt niet af. Integendeel, de instroom in de PABO's bijvoorbeeld is gestegen van ruim 6200 in 1996 tot ruim 9100 in het jaar 2000, en de stijging zet zich (na een terugval in 2001) naar verwachting ook in de verdere toekomst door.

Voor het VO is de instroom in de lerarenopleidingen evenwel zorgelijker: hier heeft een daling plaatsgevonden van de instroom in de tweedegraadsopleidingen van 5100 in 1996 naar 4400 in 2000. De publiciteitscampagne en het aanboren van bijzondere groepen zoals herintreders, zij-instromers en onderwijsassistenten moeten hier, samen met de programma's voor het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, het tij keren of in elk geval de vacatureproblematiek stabiliseren.

De salariëring is in de afgelopen periode sterk verbeterd. Niet alleen zijn er in de CAO's voor het onderwijs marktconforme salarisstijgingen overeengekomen, ook zijn de carrièrepatronen in het onderwijs sterk verbeterd en verkort.

De werkdruk, die natuurlijk ook samenhangt met veranderingen van het karakter van de leerlingenpopulatie ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen, blijft een probleem waarmee ik samen met de sociale partners intensief bezig ben. In het PO zal de laatste fase van de klassenverkleining opnieuw druk van de ketel nemen.

Op basis van een uitgebreid onderzoek naar de werkdruk door het IVA bespreek ik thans met de sociale partners andere mogelijkheden om de werkdruk te verminderen.

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: Studiehuis/2e fase

vraag:

Tweede fase: Uit rapportage minderheden blijkt dat allochtone leerlingen het beter doen als ze klassikaal les krijgen. Dat zeg ik al jaren en ik vraag met klem wat de staatssecretaris met dit gegeven, vooral belangrijk voor de tweede fase, gaat doen?

antwoord:

Het studiehuis is nog steeds in ontwikkeling. Ik wil daaraan meer ruimte geven: voor de scholen waar het minder goed gaat, maar nadrukkelijk ook voor de scholen waar het goed gaat. Ik ben in gesprek met de organisaties over de vraag hoe die ruimte te geven. De rapportage minderheden van SCP vermeldt, voor het primair onderwijs, dat gestructureerd onderwijs effectief is voor allochtone leerlingen. Voor de tweede fase havo/vwo loopt nog het onderzoek naar de positie van allochtonen daarin. Ik heb dat onderzoek gevraagd n.a.v. een verzoek van de Kamer. De eerste resultaten geven aan dat de allochtone leerlingen in de tweede fase het juist heel goed doen in het zelfstandig leren. Beter dan de autochtone leerlingen. En voor de meisjes geldt dat nog sterker dan voor de jongens. Allochtone meisjes zouden wel eens de beste studiehuisleerlingen kunnen zijn.

Er zijn tussenrapportages, maar het eindrapport (dissertatie) zal volgens de planning eind 2002 verschijnen.

Dit is begrijpelijk:

het betreft een niet gemakkelijk te onderzoeken onderwerp;

de meeste scholen zijn per 1 april 1999 begonnen, en er is pas iets te onderzoeken als het studiehuis een aantal jaren loopt.

(Het is zelf zo dat na verschijnen van het onderzoekresultaat de kritiek waarschijnlijk zal zijn dat het veel te vroeg is om conclusies te kunnen trekken).

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: Wetenschappelijk personeel

vraag:

Er ontstaan tekorten in wetenschappelijk personeel. Er zijn investeringen nodig om jong talent vast te houden. Volgens de voorzitter NWO moet de minister de uitgaven aan onderzoek verhogen met 250 mln. Kan de wetenschap op extra inspanningen van de minister rekenen of valt die tak van sport straks helemaal in het bedrijfsleven?

antwoord:

Ik heb in jong talent geïnvesteerd: de vernieuwingsimpuls, verhoging van aio- en oio-salarissen, Van Rijngelden. Op de vraag of de wetenschap nu op verdere extra inspanningen van de minister kan rekening kan ik wijzen op mijn brief van maandag jl. over het meerjarig investeringsperspectief. Als indicatie voor de budgettaire afweging voor de komende jaren heb ik daarin aangegeven dat uitvoering van het Strategisch Plan 2002–2006 van NWO een bedrag betekent van € 90 miljoen.

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: Gemengde scholen

vraag:

Wat vindt de staatssecretaris van een rapportage van de VN waarin staat dat Nederland moet streven naar meer gemengde scholen omdat de segregatie onverenigbaar is met art. 1 van de grondwet? Was de regering hiervan op de hoogte en zo ja, hoe is het mogelijk dat de regering hier nooit wat mee heeft gedaan?

antwoord:

De conclusie uit bedoelde VN-rapportage dat Nederland moet streven naar meer gemengde scholen om segregatie in het onderwijs tegen te gaan wordt gedeeld. Omdat de problematiek die aan segregatie ten grondslag ligt en de oplossingen die dit vraagt verschillen door lokale omstandigheden, is de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen belegd bij lokale partners. De rijksoverheid speelt hierbij vooral een stimulerende en informerende rol. In dit verband wordt verwezen naar de brief over dit onderwerp van 6 maart jl. waarin de kamer een verslag wordt aangeboden van het ronde tafelgesprek over het beleid dat gemeenten voeren om een betere spreiding te bewerkstelligen van (allochtone) leerlingen over scholen. Aan het ronde tafelgesprek namen onder andere wethouders en ambtenaren deel van een aantal gemeenten dat ervaringen heeft opgedaan met een vorm van spreiding van (allochtone) leerlingen. Uit de discussie kwam naar voren dat de deelnemers spreidingsbeleid bij uitstek een verantwoordelijkheid vinden van lokale partners.

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: Gedragscode onderzoeksinstituten

vraag:

Treurige ontwikkeling dat bedrijfsleven moet samenwerken met de wetenschappen. Minister Borst heeft in debat over embryonet gezegd dat zij met Hermans uitkijken of onderzoeksinstituten ertoe gebracht kunnen worden een gedragscode op te stellen. Dat zou dan per wet verplicht kunnen worden. Ik ben daar groot voorstander van en ik vraag de minister hoe hij daarover denkt.

antwoord:

Wat het eerste deel van de vraag betreft: ik ben het ermee eens dat universitair onderzoek onafhankelijk van commerciële belangen moet zijn. Ik ben er echter niet bang voor dat op dit punt een bedreiging bestaat. In 1997 werd ongeveer 5 procent van het universitaire onderzoek gefinancierd door bedrijven. Dat is minder dan in veel andere landen. In Duitsland was het bijvoorbeeld 10 procent. Tegelijk deel ik niet de opvatting dat het percentage veel omhoog moet. Van het totaal aan publiek gefinancierde onderzoekinstellingen wordt namelijk een veel groter deel, namelijk 9 procent, betaald door bedrijven, dat is internationaal gezien vrij veel. Dat komt doordat TNO en dergelijke instellingen erg succesvol zijn in het werken voor bedrijven.

Over een gedragscode van onderzoekinstituten wil ik het volgende opmerken.

Als ik de verwijzing goed begrijp, doelt de vraag op gedragscodes over wetenschappelijke integriteit. Wetenschappelijke integriteit is in het algemeen de verantwoordelijkheid van de onderzoeksorganisaties zelf. Daarbij is belangrijk dat deze organisaties hiertoe een duidelijke gedragslijn afspreken. Ook dient te worden voorzien in maatregelen ter preventie van inbreuken op de wetenschappelijke integriteit en in klachtenprocedures voor de gevallen waarin er desondanks sprake is van (vermeende) inbreuken. Ik heb deze problematiek geagendeerd in mijn Wetenschapsbudget 2000. Zeer onlangs ontving ik in reactie daarop een gemeenschappelijke notitie over wetenschappelijke integriteit van de KNAW, NWO en de VSNU. In deze notitie wordt voorzien in zelfregulering langs genoemde lijnen. Onder meer wordt bij de KNAW een landelijk orgaan wetenschappelijke integriteit (LOWI) ingericht dat als nationaal klachtenorgaan zal fungeren in de gevallen waarin meer lokale oplossingen niet werken. Ik zal de notitie graag aan de Kamer ter informatie toezenden. Vooralsnog acht ik op dit terrein geen redenen aanwezig voor een wettelijke regeling.

kamerlid: Van Bommel

partij: SP

onderwerp: Alfabetisering

vraag:

Er is meer aandacht nodig voor alfabetisering. Maar dan 1 miljoen functioneel analfabeten is onaanvaardbaar in ons land. Daarom pleit ik voor meer centrale regie, zodat we zeker weten dat het geld goed terechtkomt, desnoods door oormerking. Extra bekostiging is hard nodig. Ik overweeg motie.

antwoord:

De leden Hamer en Van Bommel vragen aandacht voor de volwasseneneducatie en de alfabetisering als belangrijk onderdeel daarvan.

Op 17 oktober, tijdens het AO Beroepsonderwijs, heb ik de Kamer vóór de Kerst een actieplan Alfabetisering autochtone Nederlanders toegezegd waarvan een landelijke campagne deel zal uitmaken. Over de hoofdlijnen van het actieplan ontvangt de Kamer nog deze week een brief, het plan zelf volgt aansluitend conform mijn toezegging.

Een motie lijkt me overbodig.

Op één punt wil ik nu al verder ingaan: mijn uitgangspunt is dat ik wil vasthouden aan het in de WEB gekozen bestuurlijke arrangement voor de volwasseneneducatie, waarbij de afzonderlijke gemeenten een centrale rol vervullen. Om die reden voer ik over het actieplan intensief overleg met primair de VNG, maar ook met de Bve Raad als vertegenwoordiger van de betrokken onderwijsinstellingen.

kamerlid: Cornielje

partij: VVD

onderwerp: Lerarenbeleid

vraag:

Promovendi moeten weer in het VO. Kan men de VSNU/NWO, schoolleiders in het VO, bonden samen brengen met AIO's, OIO's en post-doctoralen (onderwijs BV of uitzendbureau?)

antwoord:

Ik juich het toe om academici te stimuleren weer voor de klas te staan. Dit kan bijdragen aan de kwaliteit van met name het vwo. Daarbij zijn gepromoveerden wellicht meer dan andere academici in staat scholieren te enthousiasmeren voor een carrière in het wetenschappelijk onderzoek. Gepromoveerden zijn echter op de arbeidsmarkt zeer gewild. Mijn beleid is dan ook gericht op het verlagen van drempels voor promovendi om een opleiding tot leraar te volgen. Daartoe heb ik de afgelopen jaren een aantal initiatieven genomen. Naar aanleiding van het in 1998 afgesloten convenant over de universitaire lerarenopleidingen zijn door de universiteiten maatwerktrajecten ingericht, die onder andere bedoeld zijn voor AIO's en OIO's. De ontwikkeling van dit soort maatwerktrajecten is de afgelopen jaren door de overheid financieel ondersteund. Dit beleid zal in de tweede helft van 2002 worden geëvalueerd. Ik zeg toe bij deze evaluatie ook de voorstellen van de heer Cornielje te betrekken. Ook zal ik op korte termijn spreken met de VSNU en overlet met AIO's en OIO's, zoals ik toezegde in het AO over Maatwerk 3.

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Loting/Numerus Fixus

vraag:

Wat is de laatste stand van zaken op het gebied van afschaffing van loting en Numerus Fixus?

antwoord:

Wat betreft de ontwikkelingen omtrent de decentrale toelating als aanvulling op het lotingstelsel verwacht ik op korte termijn de jaarlijkse rapportage van de begeleidingscommissie decentrale toelating, die inzicht zal verschaffen in de gang van zaken rond de jongste ronde van het experiment met decentrale toelating. Evenals de vorige ronde zal ik het rapport, met een standpunt mijnerzijds naar de Tweede Kamer zenden. Eind 2002 is de slotevaluatie van het experiment voorzien en zal op basis daarvan verdere gedachtevorming plaatsvinden gericht op een meer definitief stelsel van toelating in het hoger onderwijs. Het verslag van de evaluatie, het advies van de begeleidingscommissie en het standpunt daarop zullen dan zo spoedig mogelijk naar de kamer worden gezonden.

De laatste stand van zaken met betrekking tot de afschaffing van de numerus fixus heb ik aangegeven in mijn brief van 21 november aan uw Kamer. Daarin wordt, mede namens de minister van VWS, het pakket van maatregelen aangeduid ter uitvoering van de motie Melkert TK 28 000, nr. 9.

kamerlid: Cornielje

partij: VVD

onderwerp: (Persbericht 126) Accresregeling

vraag:

Naast iedere geïnvesteerde gulden in onderwijs gaat er nog eens 20 cent naar gemeenten.

6,7 miljard à 1,3 miljard accres voor huisvesting PO/VO, brede school en schoolbegeleiding.

SO, klopt deze rekensom?

Bestaat er inzicht in de besteding door gemeenten van deze 1,3 miljard?

Er is overleg met de VNG. 100 miljoen uit de Voorjaarsnota voorsorteren en 150 tot 170 miljoen voor huisvesting. Zijn hier harde afspraken over gemaakt?

antwoord:

In principe gaat van elke gulden die het Rijk extra uitgeeft 20 cent naar de gemeenten (volgens de zogenaamde «normeringssystematiek»). De extra uitgaven aan onderwijs maken echter deel uit van een rijksbreed pakket aan maatregelen, waar «plussen en minnen» inzitten. Het is dus niet mogelijk om de accressen te verdelen naar departementen op de wijze waarop de heer Cornielje dit gedaan heeft. Bovendien zijn gemeenten vrij in het besteden van de middelen, zodat het aanbrengen van een directe koppeling tussen uitgaven op Rijksniveau en gemeentelijk niveau niet automatisch een getrouw beeld geeft van de situatie op gemeentelijk niveau. Het accres is overigens geen aparte begrotingspost doch maakt integraal onderdeel uit van de gemeentelijke besluitvorming. Globaal is te constateren dat gemeenten dezelfde prioriteitstelling kiezen al het Rijk.

Naar de werkelijke uitgaven van gemeenten aan onderwijshuisvesting is specifiek onderzoek gedaan. Dit onderzoek wijst uit dat gemeenten in 2000 grosso modo het bedrag aan onderwijshuisvesting hebben uitgegeven dat dat jaar via het Gemeentefonds beschikbaar was (€ 1 mln.).

Binnen de grenzen van haar mogelijkheden overweegt het kabinet om bij Voorjaarsnota 2002 € 45 mln. structureel voor onderwijshuisvesting ter beschikking te stellen. Met de gemeenten is overeenstemming bereikt over de inzet van de accressen 2001/2002 (in totaal € 272 mln.). De gemeenten hebben, bij monde van de VNG, aangegeven dat het in de rede ligt dat onderwijs prioriteit blijft. Het kabinet gaat er vanuit dat gemeenten deze inspanningsverplichting nakomen en dat € 68 tot € 77 mln. door de gemeenten kan worden vrijgemaakt voor onderwijshuisvesting.

kamerlid: Cornielje

partij: VVD

onderwerp: JOB

vraag:

Ik vraag de minister de betrokkenheid van de JOB zeker te stellen. Het activiteitenprogramma 2002–2004 kan uit de impulsmiddelen betaald worden (500 000 eur).

antwoord:

In mijn antwoord op de vraag van het kamerlid Hamer over financiële ondersteuning van de leerlingenorganisatie JOB ben ik reeds uitvoerig op de positie van deze organisatie ingegaan.

kamerlid: Cornielje

partij: VVD

onderwerp: Humanistisch vormingsonderwijs

vraag:

VVD vraagt de gemeentes een verordening op te stellen. Op iedere school moet de gelegenheid gegeven worden humanistisch vormingsonderwijs te kunnen volgen. Graag een reactie.

antwoord:

Artikel 50 van de Wet op het basisonderwijs bepaalt dat het bevoegd gezag van een openbare school de leerlingen in de gelegenheid stelt om op de school, binnen de schooltijden, godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs te ontvangen. Voor de bekostiging van dit onderwijs zal een gemeente over het algemeen een verordening vast stellen. Dit is ook de juiste manier om de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs te waarborgen.

kamerlid: Cornielje

partij: VVD

onderwerp: Lerarentekort

vraag:

Waarom kunnen de problemen in Almere alleen opgelost worden met steun van Zoetermeer?

Er waren allerlei instrumenten beschikbaar maar ze wisten ze kennelijk niet te gebruiken.

antwoord:

In de bestrijding van het lerarentekort zijn de afgelopen jaren tal van nieuwe maatregelen genomen. Merkbaar is dat vaak een zekere periode van gewenning nodig is voordat deze maatregelen in de volle omvang worden toegepast. Het departement reageert positief op verzoeken van regio's om te ondersteunen bij de implementatie.

kamerlid: Cornielje

partij: VVD

onderwerp: Hoogbegaafden

vraag:

De VVD wil gelijke kansen voor zwakke en hoogbegaafde leerlingen.

Er zijn specifieke voorzieningen voor zwakbegaafden ( beperkte toegang ).

Hoe zit dit met hoogbegaafden?

antwoord:

Er zijn voorzieningen voor hoogbegaafden voor het primair en het voortgezet onderwijs. Ten dienste van het primair onderwijs levert het informatiepunt hoogbegaafden bij de SLO diensten en producten voor scholen. Eenzelfde voorziening voor het voortgezet onderwijs is ingericht bij het CPS. Daarnaast is inmiddels de Plato-voorziening operationeel ten dienste van voorlichting voor ouders en instanties in de welzijns- en gezondheidsvoorlichting. Al deze voorzieningen worden door het departement gesubsidieerd.

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Vouchers

vraag:

Voucherbekostiging in het hoger onderwijs verloopt moeizaam. Moet de minister extra actie ondernemen om deze bekostigingsvorm verder te stimuleren?

antwoord:

Vraagfinanciering – waarvan voucherbekostiging één van de mogelijke vormen is – is geen doel op zich, maar een middel om publieke doelen te bereiken. Vraagfinanciering vereist bovendien een zorgvuldige analyse van de context waarbinnen en de randvoorwaarden waaronder het instrument wordt ingezet. Daarom zijn initiatieven als het MKB-voucherexperiment in het HBO en de pilots met de Individuele Leerrekening in de BVE-sector waardevol. Zij brengen in beeld wat vraag gestuurd onderwijs met zich mee brengt. Zodra de evaluatie beschikbaar is zult u daarover worden geïnformeerd en zal aangegeven worden welke vervolgstappen zullen worden gezet.

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Decentralisatie selectie WO

vraag:

Decentralisatie selectie van studenten WO. Welke voortgang?

Stand van Zaken?

antwoord:

Op deze vraag ben ik reeds ingegaan bij mijn antwoord op uw vraag over de laatste stand van zaken op het gebied van afschaffing van loting en numerus fixus.

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Emancipatie in het HO

vraag:

De VVD wil graag een tussenstand van de emancipatie in het HO. En als het niet meer van de grond komt, moet er dan geen doorbraak geforceerd worden?

antwoord:

De emancipatie in het HO gaat langzaam maar gestaag: 31-12-2000 waren er 6,3% vrouwelijke hoogleraren en 10,7% vrouwelijke universitair hoofddocenten. Dit was een jaar eerder resp. 5,9% en 8,5%. Dus in 1 jaar is er toch een duidelijk merkbare stijging.

Dit is nog maar het begin van de doorwerking van de verschillende programma's: Aspasia heeft ten doel 100 meer vrouwelijke UHD's aan te stellen. Als dat slaagt zijn er ca 13% UHD's. De instelling van de emancipatieprijs (dit jaar uitgereikt aan KUN en hogeschool Zuyd) leidt bovendien tot verschillende initiatieven op instellingsniveau. Ook in het HBO worden verschillende activiteiten gestimuleerd, die gericht zijn op de doorstroom van vrouwen naar hogere functies.

Ik volg de ontwikkelingen nauwgezet, ook onderzoek dat op dit gebied verschijnt.

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Bekostiging

vraag:

De VVD vraagt de minister een lijst met de totale geldstroom per universiteit en de criteria op basis waarvan deze middelen zijn toegekend (op basis hiervan wil de VVD beoordelen of de financieringswijze nog past).

antwoord

Bijgaand is per universiteit de rijksbijdrage aangegeven met een uitsplitsing naar component. Criteria op basis waarvan deze rijksbijdrage wordt toegekend zijn, naast een vaste componenten de volgende aantallen:

eerstejaars studenten;

diploma's;

promoties en ontwerperscertificaten;

(top)onderzoekscholen;

aandeel ophoging numerus fixus geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde;

leerovereenkomsten ULO;

aantallen vierkante meters academisch ziekenhuis;

rente en afschrijving academisch ziekenhuis.

(voor tabel zie bijlage 2)

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Medische faculteit

vraag:

Is het juist dat door het mogelijk ontstaan van nieuwe medische faculteiten de bestaande acht universiteiten plotseling meer bereidheid toonden om studenten op te leiden?

De VVD vraagt de minister hier een haalbaarheidsonderzoek naar te doen. ( De universiteit Twente eventueel i.s.m. De Brabant Medical School.)

antwoord:

Toen het capaciteitsorgaan voor de medische en tandheelkundige vervolgopleidingen in maart van dit jaar zijn advies voor de initiële opleiding geneeskunde uitbracht bleek dat zij voor 2003 een instroom van 2900–3200 studenten nodig achtte. Dat was aanzienlijk meer dan de 2400 studenten waarvan het kabinetsstandpunt van 11 november 2000 op de desbetreffende motie Melkert bij de ABP 2000 was uitgegaan. De universiteiten met een medische faculteit hebben vervolgens al het mogelijke gedaan om tot een substantiële verdere verhoging van de instroom in de initiële opleiding tot arts te komen. Het hoger uitvallen van de raming zie ik derhalve als belangrijkste oorzaak van de bereidheid meer studenten op te nemen. Ik heb u daarover uitgebreid bericht in mijn brief van 21 november 2001. In diezelfde brief heb ik mede namens de minister van VWS aangegeven dat de universiteiten van Twente, Tilburg en Eindhoven ambitieus zoeken naar mogelijkheden om in samenwerking met ziekenhuizen via de opleiding een aandeel te leveren in de oplossing van de tekortenproblematiek. De toekomstige opleidingsstructuur zal onder invloed van de bachelor-masterstructuur, taakdifferentiatie en substitutie een zeer gedifferentieerd beeld vertonen, met diverse mogelijkheden om aan de oplossing van het zorgtekort bij te dragen. Ik zal potentiële nieuwe aanbieders tegen dit gedifferentieerde opleidingsbeeld beoordelen. Gegeven deze kwalitatieve inspanning en de bovengenoemde kwantitatieve inspanning lijkt mij het gevraagde haalbaarheidsonderzoek op dit moment niet aan de orde.

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: VBTB

vraag:

Wil de minister de TK informeren of het geld dat besteed moet worden aan onderzoek, ook daadwerkelijk aan het onderzoek is besteed, en niet aan onderwijs? In de volgende begroting graag resultaten.

antwoord:

In algemene zin wordt aan de universiteiten een lumpsum bedrag toegekend voor onderwijs én onderzoek. Universiteiten zijn dus niet verplicht een vooraf vastgesteld gedeelte van dit bedrag aan te wenden voor onderzoek (bestedingsvrijheid). Daarnaast vindt in de zgn. tweede geldstroom een meer specifieke financiering van onderzoeksprojecten plaats. Over de onderzoeksinzet zijn in de begroting 2002 de volgende totalen opgenomen:

kamerlid: De Vries

partij: VVD

onderwerp: Prioritaire landen

vraag:

Waarom behoort de USA niet tot de prioritaire landen als het gaat om de samenwerking op het gebied van internationaal onderwijs (blz 150 begroting).

antwoord:

Feitelijk behoren de VS tot de prioritaire landen. Naast de Fulbright-overeenkomst, die uitgevoerd wordt door de Netherlands America Commission for Educational Exchange (NACEE) bestaat er veel rechtstreekse samenwerking tussen Nederlandse en Amerikaanse instellingen. In die zin behoeft de samenwerking met de VS geen bijzondere impuls.

BIJLAGE 1

*1000 lesurenregel in de tweede fase havo/vwo

Er is niet sprake van 1000 lesuren, maar van 1000 uur heel ruim omschreven contacttijd. Dat geeft scholen een grote vrijheid bij de invulling. Zo'n voorschrift is een minimum van regelgeving dat nodig is. Het geeft aan samenleving en ouders een garantie, het legt de inspanningsverplichting van de school vast. Dat past in deregulering, want daarbij hoort rekenschap: er moet een norm zijn om scholen aan te houden. Maar deze norm geeft een grote ruimte voor scholen: allerlei vormen van «begeleid leren» vallen er onder (voorbeelden: werken in de mediatheek, een sportdag, etc.).

*exameneisen intrasectorale programma's vmbo

In het kader van het streven naar meer eenduidigheid van diplomering vanuit mavo en vbo en mede gekoppeld daaraan het bereiken van een groter civiel effect van diplomering is in 1998 gekozen voor de invoering van vier leerwegen. In de beroepsgerichte leerwegen hebben in totaal veertien beroepsgerichte en acht intrasectorale programma's een plaats gekregen. De leerling kan daar – afhankelijk van het aanbod van de school en eigen wensen en interesses – een keuze uit maken.

Diplomering genereert doorstroomrechten op vervolgonderwijs in het ROC voor de leerling. Als het diploma basisberoepsgerichte leerweg is behaald, dan geldt als regel dat minimaal instroom op niveau 2 ROC is gewaarborgd.

Eén en ander staat het vormgeven van onderwijs op maat, het zoeken naar de meest passende formule van onderwijsaanbod richting leerling, niet in de weg. Dit is bij uitstek het domein waarin de expertise van docent, team en ook de verantwoordelijkheid van de school voor de schoolloopbaan van de leerling zich kan doen gelden. Hierin worden scholen overigens via de lijn van het Actieprogramma VMBO en «de beroepskolom» nader in gefaciliteerd.

*eigen beroepsprogramma in het vmbo

Het signaal vanuit o.a. de initiatiefrijke scholen is opgepakt en heeft zich vertaald in voorstellen van de deelnemende scholen die op dit moment nader worden uitgewerkt, onder meer in overleg met Axis.

*vijfjarige verblijfsduur in het vmbo leidt tot drop-outs

*vijfjarige verblijfsduur is belemmerend voor bijvoorbeeld het opzetten van een kopklas in het vmbo

Het VMBO gaat uit van een vierjarig programma. De meeste leerlingen slagen er in binnen die tijd hun opleiding met succes af te ronden.

Het is inderdaad zo dat een leerling na vijf jaar het VMBO móét verlaten.

Maar de wet houdt al rekening met verschillen tussen leerlingen, ook in leertempo. Namelijk, indien de school dat nodig vindt, dan kan deze de Inspectie verzoeken de leerling in het vbo dan wel de mavo een extra jaar te geven. Dit geldt ook voor leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs, waarbij dan wel de voorwaarde bestaat dat de PCL heeft geadviseerd.

Leerlingen die meer met hun handen werken moet je niet te lang een pen laten houden, maar aan de slag laten gaan. Vandaar de leerwerktrajecten waar 150 scholen enthousiast aan mee doen. De verwachting is dat zo vele leerlingen binnenboord blijven en een diploma halen.

De ruimte die wij voornemens zijn de scholen te geven in de onderwijskundige inrichting bieden scholen verdere mogelijkheden hun onderwijs op de leerling toe te spitsen, bijvoorbeeld door extra taalonderwijs.

*profilering onderwijsinspectie

De onderwijsinspectie kijkt in het schooltoezicht juist breder dan alleen naar het onderwijsrendement. Het proportioneel toezicht van de inspectie zal het ontwikkelen van een eigen kwaliteitszorg bevorderen. Verantwoording achteraf ook, maar niet alleen, over het rendement blijft nodig.

*verplichting tot het aanbieden van vier profielen

De leerling heeft er recht op dat als de school hem of haar toelaat, hij of zij ook in de bovenbouw de richting kan kiezen die wordt gewenst. Het gaat niet aan dat b.v. de leerling die kiest voor een op economie gerichte vooropleiding de school moet verlaten om elders de opleiding te vervolgen. Dat is geen knellende regelgeving: elke school beschouwt dat als haar verantwoordelijkheid.

En voor de enkele school waarvoor dat niet geldt, is de regel kennelijk nodig.

*arbeidstijdenregistratie

Het gaat hier om regelgeving van het ministerie van Sociale Zaken; de werkgevers in het onderwijs hebben met deze regelgeving ingestemd, zij zijn overtuigd van het nut ervan.

*bevoegdhedenregeling

Het wetsvoorstel Wet op de Beroepen in het Onderwijs, dat 13 november jl. bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat over een stelsel waar leraren bevoegd worden en bekwaam blijven. Met name wat betreft dat laatste krijgen scholen de ruimte om het in het eigen personeelsbeleid op te nemen.

*afschaffen van aparte planvorming en verantwoording voor minderheden

Er zijn regels gesteld aan bedrijven en organisaties omtrent de arbeidsdeelname van minderheden en gehandicapten. Veel bedrijven hebben dit wel eens als lastige regelgeving benoemd, hetgeen toch het handhaven van de regel t.b.v. het behalen van een geaccepteerd maatschappelijk doel niet in de weg heeft gestaan.

*vereenvoudiging van de planvorming

Het schoolbestuur dient momenteel eens in de vier jaar een schoolplan vast te stellen. Dit schoolplan is in de plaats gekomen van vele andere planverplichtingen. Een integrale benadering van de schoolactiviteiten, zoals een professioneel bestuur doet, leidt ertoe dat het plan al die elementen omvat die bijdragen aan de verwezenlijking van de onderwijsdoelstellingen van de school. Dat betekent dus dat, voorzover nodig – dat kan per school verschillen – aspecten als huisvesting, zorg en onderwijskansen eveneens een plaats krijgen in dat plan.

Het schoolplan richt zich, met andere woorden, in eerste instantie op de school zelf. Voorzover de school met andere actoren van doen heeft kan de school niet met hun voorbijgaan voornemens in het schoolplan opnemen.

Waar de school formeel samenwerkt met anderen zoals in het kader van de zorg en – eventueel, als de school is aangewezen als onderwijskansenschool – met de gemeente, ligt het voor de hand dat de school steeds in het kader van die gezamenlijke activiteiten mét haar samenwerkingspartners een gericht plan maakt. Voor GOA gelden bovendien bovenschoolse -gemeentelijke – beleidsdoelstellingen die apart meetbaar moeten zijn. De gezamenlijke GOA-plannen vormen hierin een belangrijk instrument.

Voor de huisvesting dient de school overigens geen plan op te stellen.

*verminderen van de versnippering van middelen

Er is één regeling voor ICT; wel zijn enkele keren incidenteel extra middelen toegekend; de structurele middelen worden vanaf 2002–2003 opgenomen in BSM, waardoor niet langer sprake zal zijn van een aparte ICT-regeling; scholen waren en zijn geheel vrij in de besteding van deze middelen.

*verantwoording een keer per vier jaar

Er is vanuit het onderwijsbeleid geen verplichting voor een sociaal jaarverslag, er is ook geen verslagverplichting over het vierjarige schoolplan.

Er is wel een verplichting voor een jaarlijkse schoolgids. Het valt – met de invoering van het schooltoezicht – en de beschikbaarheid van de jaarlijkse kwaliteitsgegevens te overwegen de verplichting tot het uitbrengen van een schoolgids af te schaffen. Goede scholen zullen overigens jaarlijks hun eigen boodschap aan ouders en leerlingen willen blijven uitdragen.

*verwijdering van leerlingen

Dit is een lastige regel voor scholen, die de waarborg moet vormen dat scholen «lastige» leerlingen niet te makkelijk op straat zetten. De regel is op aanbeveling van de Cie. Montfrans ingevoerd, om het «zwerven op straat» tegen te gaan. De regel maakt het noodzakelijk dat scholen goede afspraken hebben over opvang en begeleiding van leerlingen met andere actoren, zoals leerplicht, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, politie/OM en schoolmaatschappelijk werk. Gemeenten hebben hier een taak om scholen te ondersteunen.

*cumi-regeling

Het probleem van de administratieve lasten van de CUMI-regeling is bekend. Er zijn voorstellen om met relatief eenvoudige ingrepen de regeling te vereenvoudigen. Beoordeling van toekomstige vormgeving van de CUMI-regeling zal worden bekeken in het licht van de advisering van de OR over de CUMI-regeling.

*andere registratie van leerlingen

Met de introductie van het Onderwijsnummer wordt een belangrijke stap gezet in de richting die de vraagsteller aangeeft. Doordat het departement met het Onderwijsnummer de beschikking krijgt over gegevens op persoonsniveau, kan vanuit deze registratie op het departement de informatie gehaald worden die, zonder Onderwijsnummer, via een 10-tal aparte formulieren aan de school binnen moeten komen. In plaats van deze 10 bevragingen – waaronder de genoemde ILT, IDU en CBS-bevragingen – komt nu dus een éénmalige bevraging m.b.v. het Onderwijsnummer. Bij de vormgeving van de Onderwijsnummerprocessen wordt verder veel aandacht besteed aan een optimale aansluiting tussen de systemen bij het departement en de gegevensaanleverende schooladministratiesystemen bij de scholen.

Binnen het departement loopt een project met de naam «kwantitatief informatiebeleid» waarbij het verder verminderen van bevragingslasten bij de scholen een belangrijke doelstelling is. Gekeken wordt naar de administratieve lasten, die door de school bevragende partijen zoals Cfi, Inspectie, IBG, CBS en gemeenten worden veroorzaakt en of optimalisaties plaats kunnen vinden. B.v. door het bundelen van bevragingen. Of door het optimaal gebruik maken van reeds eerder bij de scholen – door welke instantie dan ook – opgevraagde gegevens. Dit laatste vraagt overzicht en een gegevensuitwisselingsstructuur die het mogelijk maakt dat verschillende gegevensbronnen flexibel «aangeboord» kunnen worden.

Via het «kwantitatieve informatiebeleid» wordt op deze wijze door het departement flink geïnvesteerd in het verlichten van administratieve lasten bij de scholen.

*decentralisatie onderwijsachterstandenbeleid naar gemeenten is niet succesvol

Bij de discussie over het LBK/GOA is de rol van de gemeente bij het bestrijden van onderwijsachterstanden niet bestreden, waar het gaat om VVE, ondersteuning schoolloopbaan, bestrijden voortijdig schoolverlaten, taalondersteuning, aanpak onderwijskansenbeleid. Gemeenten krijgen daarvoor middelen waar over afspraken gemaakt moeten worden met de scholen. De scholen beschikken over schoolgebonden middelen, die tezamen met de gemeentelijke middelen ruimte moeten geven om een effectieve oplossing te bereiken. Het gaat hier om lokaal maatwerk, hetgeen uiteraard overleg en secure inpassing vergen. Het LBK geeft daarvoor richtlijnen omdat de TK zicht wil houden op de mate waarin doelen zijn gerealiseerd.

*drempelbedrag huisvesting

De drempelbijdrage van 600 gulden per leerling voor aanpassingen aan een schoolgebouw in het voortgezet onderwijs heeft al vaker tot discussies geleid. De intentie van de regeling is helder, maar de uitvoering leidt soms tot meningsverschillen tussen gemeenten en schoolbesturen.

Als de regelgeving wordt aangepast, maar de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeente en schoolbestuur ongewijzigd blijft, verschuiven de problemen, maar worden deze niet opgelost.

We zoeken op dit moment naar een oplossing door de verdeling van de verantwoordelijkheden en de daarbij horende budgetten te verschuiven. Daarbij zouden schoolbesturen de verantwoordelijkheid krijgen voor onderhoud en aanpassingen en zou het probleem van de eigen bijdrage geheel verdwijnen. Over deze verandering is al overleg gevoerd met besturenorganisaties en VNG. Naar de voor- en nadelen van deze verandering wordt onderzoek uitgevoerd. De resultaten worden maart 2002 verwacht. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek en het daarop volgend overleg met besturenorganisaties en VNG zullen voorstellen voor aanpassing van de regelgeving worden gedaan.

*decentralisatie huisvesting

In het actieprogramma voor het primair en het voortgezet onderwijs ter uitwerking van de brief «Onderwijs in stelling» is een studie aangekondigd naar de effecten van doordecentralisatie van de huisvestingsverantwoordelijkheid van gemeente naar instelling (zie de bijlage bij brief van 5 juli 2001 (TK 27 400 VIII, nr. 92).

BIJLAGE 2

Rijksbijdrage 2002 naar component in miljoenen euro

Universiteit Onderwijs Onderzoek ULO Huisvesting AZ-deel Totaal

LEI 69,3 122,6 0,6 8,1 54,9 255,5

UU 137,6 182,8 0,6 13,5 59,6 394,1

RUG 89,7 132,7 0,5 9,3 61,7 293,9

EUR 57,0 72,4 0,0 5,4 58,3 193,1

UM 50,9 60,3 0,0 4,7 47,5 163,4

UvA 102,5 156,3 0,5 10,9 65,3 335,4

VU 72,2 108,1 0,2 7,6 49,5 237,6

KUN 76,2 102,3 0,4 7,5 56,3 242,7

KUB 30,2 29,3 0,0 2,5 0,0 62,0

TUD 76,0 205,2 0,0 11,8 0,0 293,0

TUE 38,7 108,5 0,1 6,2 0,0 153,4

UT 37,5 81,7 0,0 5,0 0,0 124,3

Totaal 837,9 1 362,2 3,0 92,5 453,1 2 748,6

Noot 2 (zie blz. 2230)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op vragen, gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor het jaar 2002 (28 000-VIII).

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

De CDA-fractie wil dat het non-vaccinatiebeleid doorbroken wordt.

antwoord:

Voor mijn inzet op dit punt verwijs ik u naar de brief die ik op 28 november jl. aan de Kamer heb doen toekomen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

De CDA-fractie wil dat onderscheid gemaakt wordt in het beleid tussen dierziekten die directe gevolgen voor de volksgezondheid en dierziekten die dat niet hebben. Graag een reactie van de minister op dit punt

antwoord:

In het huidige dierziektebestrijdingsbeleid wordt reeds een onderscheid gemaakt tussen beide categorieën van dierziektes. Per dierziekte worden de risico's beoordeeld. Op basis van deze beoordeling is voor de belangrijke dierziektes een bestrijdingsplan ontwikkeld. Voor dierziektes met een volksgezondheidsrisico worden, naast de maatregelen om de dierziekte te bestrijden, specifieke verdergaande maatregelen genomen om de volksgezondheid te beschermen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Hoe is de stand van zaken met de Nederlandse Voedselautoriteit?

antwoord:

Binnenkort zult u middels de tweede Voortgangsrapportage NVa hiervan op de hoogte worden gebracht.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

Vraagt aandacht voor de problematiek van de compartimentering van de kalverenhandel. Ik verwijs u naar een brief van de BHV die wijst op grote problemen. Wil de minister toezeggen dat hij met de sector hierover nogmaals in overleg wil treden om tot een snelle en goede oplossing te komen?

Eenzelfde actie vragen wij rondom het opladen van dieren.

antwoord:

Op dit moment is nog steeds een pakket maatregelen van kracht dat erop gericht is verspreiding van MKZ te voorkomen. Het gaat dan onder andere om de compartimenteringsregeling voor de kalversector en het beladen van veewagens op de weg. De afgelopen weken zijn deze maatregelen mede in samenwerking met het bedrijfsleven op nut en noodzaak beoordeeld. Op korte termijn zal ik mede aan de hand van het verloop van de MKZ-situatie in het VK bekend maken welke maatregelen (voorlopig) nog gehandhaafd kunnen worden en de Kamer daarover informeren.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

Wat is de oorzaak dat de nota Landbouw en Fiscus er nog niet is? Wanneer kunnen we nu over de nota discussiëren?

antwoord:

Zoals aangegeven in de schriftelijke beantwoording op vraag 10 zal de notitie Landbouw en Fiscus rond de jaarwisseling aan de TK worden gezonden. Door prioriteitstelling t.a.v. het Belastingplan 2002 is de totstandkoming van de notitie wat vertraagd.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

D66, Ter Veer

Samenvatting vraag of opmerking:

Wat vindt de Minister van het artikel van Wouter van der Weijden van CLM in het NRC over de terreuraspecten die ook aan het moedwillig verspreiden van MKZ virus zitten?

antwoord:

In het artikel van Van der Weijden wordt het risico van bioterrorisme met dierziektes beschreven. Bioterrorisme met dierziektes is meegenomen in de overheidsbrede evaluatie van risico's van bioterrorisme. Conclusie van de evaluatie is dat bestaande draaiboeken in het algemeen ook een goed instrument zijn bij de bestrijding van moedwillig verspreidde dierziektes.

In het artikel van Van der Weijden wordt aangegeven dat vaccinatie het risico van moedwillige verspreiding van MKZ kan verminderen. Dit is op zich juist. Het risico van een specifieke dierziekte kan door vaccinatie worden beperkt. Onderbelicht is dat meer besmettelijke dierziektes met eenzelfde risico's als MKZ moedwillig verspreid kunnen worden. Vaccinatie als beschermende maatregel tegen al deze ziektes is niet mogelijk.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

D66, Ter Veer

Samenvatting vraag of opmerking:

Is het waar dat de FAO een waarschuwing aan de EU heeft gegeven dat ze met het non-vaccinatiebeleid een groot risico liepen?

antwoord:

Een waarschuwing van de FAO over de risico's van het non-vaccinatiebeleid van de EU is mij niet bekend. Wel ben ik op de hoogte van een verklaring van de FAO, dat de strijd tegen MKZ alleen gewonnen kan worden als wereldwijd alle mogelijke haarden van MKZ worden gedoofd, waarbij op internationaal niveau verdergaande afspraken en maatregelen ter bestrijding van MKZ worden genomen. Tijdens de Ministeriële rondetafelbijeenkomst, die en marge van de FAO-conferentie is gehouden, pleitte de FAO voor een internationaal actieprogramma.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

D66, Ter Veer

Samenvatting vraag of opmerking:

Hoe schat de minister de houding van de Britten in?

antwoord:

Ik heb geen aanwijzingen dat de houding van het Verenigd Koninkrijk ten opzicht van het non-vaccinatiebeleid op dit moment is veranderd als gevolg van ervaringen met de bestrijding van de MKZ-epidemie, noch van risico's verbonden aan moedwillige verspreiding van dierziektes.

Het non-vaccinatiebeleid is onderdeel van de MKZ-conferentie die in december zal plaatsvinden. Deze conferentie is mede op initiatief van het VK tot stand gekomen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

PvdA Waalkens

Samenvatting vraag of opmerking:

Veenkoloniën.

antwoord:

De suggesties van de heer Waalkens zijn nuttig voor de versterking van (de landbouw in) de Veenkoloniën en komen ook voor in de kabinetsreactie op het rapport Hoekstra. Daarbij de volgende aantekeningen: Gegeven de onkruidgevoeligheid en de bodem van de Veenkoloniën is dit niet het meest voor de hand liggende landbouwgebied voor biologische teelt; voor inplaatsing van melkveehouderij is door het kabinet in de reactie op het rapport Hoekstra f 5 miljoen aan Koopmansgelden toegezegd; Emmen heeft onlangs ruim f 19 miljoen uit de Stidug-regeling toegekend gekregen; voor natuur, recreatie en waterberging is aansluiting bij de door de regio op te stellen regiovisie van belang.

Het is de vraag of modulatie de meest aangewezen financieringsbron is: deels zijn de voorgestelde activiteiten al financieel gedekt en voor een structurele verbetering van de situatie in de Veenkoloniën is meer nodig, ook buiten de landbouw (uit te werken in de regiovisie).

Maar als de geïntegreerde regiovisie van beide provincies begin komend jaar ter tafel ligt, zijn we ook zover dat de contouren van de modulatie-aanpak voor 2003 zichtbaar zijn en zullen we de suggestie van de heer Waalkens graag mee nemen.

Ik deel overigens zijn visie op de noodzaak dat de veenkoloniën zich voorbereiden op het wegvallen van de Europese steun voor de aardappelzetmeel. Dat was ook mijn reden om de Commissie Hoekstra in het leven te roepen en op basis daarvan met de provincies toe te werken naar een zo integraal mogelijk regioplan.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

VVD, Oplaat en CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Waarom neemt minister geen maatregelen t.a.v. dioxine in eieren? Zou bij gangbare landbouw allang gebeurd zijn!

antwoord:

In mijn brief over deze zaak heb ik aangegeven dit zeer serieus te nemen. De aangekondigde maatregelen leiden er toe dat de risico's voor de consumenten tot een minimum worden beperkt.

Dat het hier niet om gangbare, maar om biologische landbouw gaat, speelt in mijn besluit geen enkele rol.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

VVD, Oplaat

Samenvatting vraag of opmerking:

Kan de Minister zorgen voor een aanspreekpunt voor de gehele keten/agribusiness binnen zijn departement.

antwoord:

Recente nota's van mijn departement zoals Voedsel en Groen, de innovatiebrief en de visie agrologistiek gaan allen uit van een (vraaggestuurde) ketenbenadering. Naast het regulier overleg met LTO, overleg ik – als sinds lang – een aantal malen per jaar met de top van de Nederlandse agribusiness en de Consumentenbond. Er is sprake van een veelheid aan contacten vanuit mijn ministerie, structureel en incidenteel. En binnen mijn departement fungeert de directie Industrie en Handel als aanspreekpunt voor de agribusiness. De Recente Rondetafelconferentie die ik onlangs samen met mijn Duitse collega mevrouw Kunast heb gehouden met Duitse en Nederlandse agri-ondernemers is een illustratie van het feit dat mijn betrokkenheid zich niet beperkt tot de nationale aspecten.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

VVD, Oplaat

Samenvatting vraag of opmerking:

RVV is logge organisatie; niet klantvriendelijk. Veel klachten van importeurs over bureaucratie RVV etc.

antwoord:

RVV is een organisatie die kwaliteit en betrouwbaarheid hoog in het Vaandel heeft staan. De RVV wil naar waarheid certificeren. Dat betekent dat er goed en degelijk gecontroleerd moet worden; het voorbeeld van de heer Oplaat over zeecontainers illustreert dat. De RVV voert in dat geval de controles uit volgens de EU-voorschriften.

Het kan niet zo zijn dat met de EU-regels de hand gelicht wordt. Op dit moment wordt in EU-verband gewerkt aan de modernisering van regels.

Natuurlijk betekent een degelijke controle soms oponthoud voor b.v. de importeur. Maar dat kan men toch de RVV niet verwijten. De RVV probeert hun werkprocessen zo goed mogelijk af te stemmen op de logistieke processen bij het bedrijfsleven.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Binnen gebiedsgerichte subsidiëring geld oormerken voor antiverdrogingsmaatregelen.

antwoord:

Tijdens notaoverleg natuurbegroting reeds in antwoord op motie-Vos aangegeven dat binnen de SGB middelen niet geoormerkt worden, maar decentraal en gebiedsgericht worden ingezet. Ik zal wel – zoals toegezegd – in overleg met provincies de effectiviteit van de SGB – óók op gebied van verdrogingsbestrijding – bezien.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Draagvlakcampagne natuur, analoog aan Draagvlakcampagne Milieu.

antwoord:

Draagvlak Natuur is belangrijk.

Ik heb momenteel een subsidieregeling Draagvlak Natuur en we hebben het Programma Leren voor Duurzaamheid.

Binnen LNV zijn we continue bezig om te bezien of we de communicatie naar buiten kunnen versterken; hoe goed het soms al lijkt te zijn.

In dat verband wil ik bezien of een draagvlakcampagne natuur iets toevoegt aan hetgeen er momenteel al loopt. Daarbij zal ik gebruik maken van de ervaringen bij de draagvlakcampagne voor Milieu.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

PvdA, Waalkens

Samenvatting vraag of opmerking:

Derogatieverzoek Nitraatrichtlijn. Mestprobleem niet opgelost.

antwoord:

Het kabinet tracht nu door een totaalpakket aan maatregelen tot een oplossing te komen voor de mestproblematiek. Ik noem daarbij de invoering van het stelsel van mestafzetcontracten, de aanscherping van de normen in MINAS en de uitvoering van de opkoopregeling.

Al deze maatregelen zijn nodig om aan de eisen van de Europese Nitraatrichtlijn te voldoen. De derogatie vormt een essentieel onderdeel van het totaalpakket.

In het mestafzetstelsel wordt uitgegaan van een norm van 250 kg N uit dierlijke mest per hectare op grasland. Deze norm is daarmee bepalend voor de ruimte voor mestproductie in Nederland.

Het kabinet acht het van groot belang met de Europese Commissie overeenstemming te bereiken over de Nederlandse derogatie.

Met de realisatie van de huidige opkoopregeling is het mestoverschot weggenomen. Het kabinet is ervan overtuigd dat het totaalpakket ook daadwerkelijk voldoet aan de eisen van de Nitraatrichtlijn.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, M.B. Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Etikettering en binnen 5 jaar transplantatie in de keten (Beleidsvoornemen Dierenwelzijn)

antwoord:

In het beleidsvoornemen dierenwelzijn is de lijn verwoord dat dieren hun soort eigen gedrag moeten kunnen vertonen. Uitgangspunt is dat het dier zich niet hoeft aan te passen aan het houderijsysteem maar dat het houderijsysteem is aangepast aan het dier. Binnen 10 tot 20 jaar moet de veehouderij in Nederland in die richting zijn omgebogen. De termijn van 5 jaar voor de door het bedrijfsleven te realiseren transparantie in de keten moet worden bezien in relatie tot de duur van voornoemd transitieproces. Zoals ik ook al heb aangegeven bij de behandeling van het beleidsvoornemen dierenwelzijn ga ik er vooralsnog vanuit dat het bedrijfsleven deze taak op zich zal nemen. Een discussie over de regierol van de overheid in deze is mijns inziens pas nadien aan de orde.

Zoals is aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport Wijffels wil ik benadrukken dat het tot stand brengen van transparantie in samenwerking met betrokken organisaties met kracht zal worden bevorderd. Labelling kan een belangrijke prikkel zijn voor producenten, retailers en consumenten om meer duurzame producten te produceren en af te nemen. Een verplichte aanduiding van duurzaamheidseisen zal in een Europese context dienen plaats te vinden.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

ChristenUnie, Stellingwerf

Samenvatting vraag of opmerking:

Dierenwelzijn: overvragen sectoren.

antwoord:

Inderdaad dient het proces van verandering zowel versneld als geïntensiveerd te worden. De consumentenvoorkeuren en maatschappelijke opvattingen zijn sterk in beweging. De productiestructuren zullen zich daarop moeten aanpassen. Het maken van één of meer tussenstappen binnen een bestand systeem in plaats van het zoeken naar nieuwe systeemoplossingen kan betekenen dat men gedurende de looptijd van de investering door de markt wordt ingehaald en dat de investering vroegtijdig moet worden afgeschreven.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Hoe zit het met de BSE-kosten in Nederland ten opzichte van andere lidstaten?

antwoord:

Een recent onderzoek van Europese Commissie heeft uitgewezen dat er grote verschillen binnen de EU bestaan. Van belang daarbij is te constateren dat de kosten van een BSE-test niet zonder meer vergeleken kunnen worden, omdat de situatie van land tot land verschilt. In lang niet alle lidstaten worden bijvoorbeeld de kosten van de keuringsdienst per test berekend omdat de keuringsdienst door de overheid wordt betaald. Harmonisatie van de testkosten is om deze reden dan ook moeilijk te realiseren. Overigens verwijs ik u voor de financiering van de testkosten naar de brief die ik op 27 november jl. aan uw Kamer deed toekomen.

Nederland was één van de eerste lidstaten die op 1 januari 2001 voldoende testcapaciteit had opgebouwd om alle betrokken runderen te kunnen testen. Het is van het grootste belang dat de testen op een kwalitatief hoogwaardige en objectieve manier worden uitgevoerd. Daarom gebeurt het testen onder strikte controle en toezicht om het maken van fouten te voorkomen. Mede hierdoor is het aantal vals positieven dat wij vinden, erg laag vergeleken met dat in de andere lidstaten. Overigens is de verwachting dat de testkosten in Nederland zullen dalen omdat er binnenkort private laboratoria erkend kunnen worden die de BSE-test ook mogen uitvoeren.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Nu al afspraken maken met provincies over te begrenzen hectares EHS, volgens watersysteembenadering in te vullen. Niet wachten op SGR2 of bestuursakkoord water.

antwoord:

Ik wil tussen deel 1 en deel 3 van het SGR2 afspraken maken met de provincies over de begrenzing van de EHS in relatie tot de watersysteembenadering. Onderzoek naar het functioneren van de grote eenheden van de EHS en de uitwerkingen van de WBE21 leveren de input voor deze afspraken.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

We maken ons zorgen over de realisatie van een gentechvrije keten. Zolang de overheid dit volledig aan de markt overlaat, zal er weinig van terecht komen. Dan alleen biologisch voedsel bijna gentechvrij. En zonder beschermende maatregelen, zoals afstandeis voor velden waar genetisch gemodificeerde gewassen worden geteeld, ...heel moeilijk om gentechvrij te produceren.

De overheid draagt verantwoordelijkheid voor de realisatie van een gentechvrije keten. Wanneer zien we een plan van aanpak?

antwoord:

Het aanbieden van ggo-vrije, danwel gentechvrije producten acht het kabinet in de eerste plaats een zaak van marktpartijen. Het beleid is erop gericht om de totstandkoming van deze ggo-vrije ketens waar mogelijk te stimuleren. Eerder is dit beleid uiteengezet in een brief van de minister van LNV aan de Tweede Kamer d.d. 20 maart 1998 (TK, 1997–1998, 25 126, nr. 5).

Wat betreft mogelijke beschermende maatregelen voor de teelt van biologische en gangbare (non-ggo) gewassen, heb ik de Kamer het rapport van het Centrum voor Landbouw en Milieu inzake een onderzoek naar de landbouwkundige risico's van uitkruising van ggo-gewassen toegezonden. In de begeleidende brief bij het rapport d.d. 2 november 2001 (PBB.2001/140) heb ik aangekondigd dat ik de Kamer later zal informeren over beleidsmaatregelen die ik voornemens ben te treffen.

Ten slotte verwijs ik naar de op dit onderwerp betrekking hebbende antwoorden op de Kamervragen naar aanleiding van Integrale Nota Biotechnologie, die binnenkort aan de Kamer worden toegezonden.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Kan het Ministerie van LNV het LEI de opdracht verstrekken uit te zoeken wat goed of fout gaat met de prijsvorming in de voedsel- en verwerkingsketen? Dit met het oog op meer gerichte beleidsvoering.

antwoord:

De analyse waar hier om wordt gevraagd is recentelijk door het LEI uitgevoerd.

In 12 juli 2000 heb ik aan de Tweede Kamer twee LEI-rapporten aangeboden: «Prijzenswaardig; Prijzen en prijsopbouw in de agrokolom» en het rapport «Onderweg: concurrentiepositie Nederlandse Agrosector», beiden bouwstenen voor de visienota Voedsel en Groen (kenmerk: IH-2000–639 d.d. 12 juli 2000).

«Prijzenswaardig» beschrijft de ontwikkelingen in de jaren 1990–1999. De ontwikkelingen van deze prijzen worden beschouwd in samenhang met die van de kosten van de verschillende schakels als geheel en in de afzonderlijke agrokolommen. Eén van de belangrijkste conclusies van dit rapport is:

Verschillen in de productiviteitsgroei – naast extra diensten, veranderende consumptiegewoonten en veranderende kwaliteitseisen – spelen een rol in de verdeling van de consumentengulden over de verschillende schakels van de agrosector. De doorgaans hogere productiviteitsgroei in de primaire landbouw is één van de verklaringen voor het dalend aandeel van deze schakel in de consumentengulden. De productiviteitsgroei is mede het gevolg van sterke onderlinge concurrentie in de primaire landbouw.

«Onderweg» beschrijft de concurrentiepositie van diverse agroketens aan de hand van het aanpassingsvermogen van de markt, de ketenhechtheid, de kostenefficiency en het toekomstig potentieel. Hierin worden de sterktes en de zwaktes geanalyseerd.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Commissie Wijffels heeft voorgesteld in de Mededingingswet ruimte te maken voor prijsafspraken in ketenverband, gericht op het realiseren van duurzame landbouw. De NMA is zeer kritisch over prijsafspraken (MKZ-dubbeltje in de zuivel).

Natuur en Milieu stelt duurzaamheidsbijdrage op voedselproducten voor. Hieruit kunnen dan investeringen in duurzaamheid worden ondersteund.

Wil de minister serieus kijken naar aanpassingen in de mededingingswet?

antwoord:

Met de Commissie Wijffels ben ik van mening dat ketenafspraken, gericht op het borgen van kwaliteit en duurzaamheid, van groot belang zijn. Binnen de bestaande mededingingswetgeving bestaan hiervoor ook mogelijkheden. Deze afspraken mogen echter niet leiden tot de vorming van prijskartels. Als we dat doen spannen we het paard achter de wagen. Ook duurzame landbouw moet zich zoveel mogelijk marktconform ontwikkelen. Ik acht aanpassingen in de mededingingswet dan ook niet aan de orde.

Ketenafspraken moeten naar mijn mening een belangrijke rol spelen bij de transparantie voor de consument over de herkomst, kwaliteit en duurzaamheid van voedselproducten. Door middel van labelling en voorlichting kan hier veel worden bereikt. Dat past ook in de marktgerichte benadering van de landbouw die ik voorsta.

Met betrekking tot de voorgestelde duurzaamheidsbijdrage, waaruit investeringen in duurzaamheid zouden kunnen worden gesubsidieerd, merk ik op dat er voor duurzaamheidsinvesteringen reeds de nodige voorzieningen bestaan (Vamil, Mia). We moeten in dit verband, ook in verband met de EG-rechtelijke toelaatbaarheid, goed kijken dat we hier geen dingen dubbel gaan doen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

In begroting niets terug te vinden over de noodzaak tot afbouw van de Europese landbouwsubsidies.

antwoord:

In de begroting heb ik nadrukkelijk mijn inzet aangegeven voor de aanpassing van het Europees landbouwbeleid.

Onderdeel daarvan is een vermindering van de steun en bescherming van de landbouw.

Ook in de brief van het kabinet over de financiering van het GLB na uitbreiding van de EU is uitdrukkelijk gesteld dat een geleidelijke vermindering van de landbouwsubsidies noodzakelijk is.

Echter, dit is alleen op Europees niveau realiseerbaar. Dit slechts op nationaal niveau toepassen leidt niet alleen tot concurrentieverstoringen en belemmeringen op de interne markt, maar tast ook de grondslagen van het Europees landbouwbeleid aan.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Er zit (zat) 85 miljoen in het MKZ-noodfonds, klopt dat?

25 miljoen aanvankelijk

35 miljoen van anderen (provincie/bedrijfsleven)

25 miljoen amendement-Schreijer

antwoord:

Een correctie van het amendement-Schreier-Pierik dat ertoe strekt f 25 mln. extra in het Fonds MKZ te storten, zal in de Najaarsnota worden verwerkt. Het initieel beschikbaar gestelde voorschot zal niet volledig worden uitgeput. Het resterende bedrag zal een alternatieve aanwending krijgen, gericht op gebiedsgerichte inzet en preventieve gezondheid.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

VVD, Oplaat

Samenvatting vraag of opmerking:

Eerst GLB hervormen, voordat je toetreding regelt. Hoe zit het met de financiën?

antwoord:

Ten aanzien van het proces van hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid en het toetredingsproces is een coherente inzet noodzakelijk:

De gewenste hervorming mag geen conditionaliteit voor de uitbreidingsonderhandeling zijn.

Tegelijkertijd mag het resultaat van de uitbreidingsonderhandelingen de gewenste beleidshervormingen niet onmogelijk maken. Hervormingen zijn om een aantal redenen nodig. Eén daarvan is de budgettaire houdbaarheid van de EU, na uitbreiding.

Nederland blijft van mening dat het onwenselijk is om producenten in de nieuwe lidstaten inkomenstoeslagen toe te kennen. Indien de toetredingsonderhandelingen in die richting zouden gaan, dan zal de Nederlandse inzet moeten zijn dat hieraan gekoppeld wordt een afspraak over degressiviteit van de inkomenssteun voor de EU als geheel. De suggestie vanuit LNV in die richting is destijds in de IBO als terugvalmogelijkheid overgenomen.

Overigens zijn de financiële consequenties van de uitbreiding aanzienlijk, maar de verhoudingen moeten ook niet overtrokken worden. Volgens het door het kabinet ingestelde Interdep. Beleidsonderzoek zijn de kosten tot 2007 in beginsel op te vangen in de huidige begroting. Dan schieten als het beleid niet zou worden gewijzigd de kosten voor een EU van dan 27 lidstaten fors omhoog om in 2015 via de aan inflatie inherente erosie uit te komen bij een goede 10% groei ten opzichte van datgene waarmee in Berlijn, agenda 2000, werd gerekend. Gezien de begrotingsgevolgen voor Nederland is er niettemin alle aanleiding voor de beleidsinzet als hiervoor geschetst.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

Bij de behandeling van de wet stankemissie is het amendement-Vos aangenomen, waardoor de verwevingsgebieden uit het wetsvoorstel zijn gehaald. Hoe gaat de regering nu verder met de verwevingsgebieden?

antwoord:

Bij de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel zijn door een Kamermeerderheid voor het amendement Vos de verwevingsgebieden uit het wetvoorstel stankemissie veehouderijbedrijven gehaald. Het wetsvoorstel is vervolgens met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.

Als dit wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen, dan betekent dit dat voor de verwevingsgebieden het bestaande, strengere regime zal blijven gelden, en niet het versoepelde regime van het wetsvoorstel. In de toekomst zal voor de verwevingsgebieden, net zoals voor de rest van Nederland, het nog verder uit te werken, nieuwe beoordelingskader gaan gelden.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

PvdA, Waalkens

Samenvatting vraag of opmerking:

NMP4 stelt hoge eisen: mestprobleem nog niet opgelost.

antwoord:

In NMP4 geeft het kabinet zijn visie op welke wijze de landbouwsector zich de komende decennia moet ontwikkelen in de richting van een duurzamere landbouw. De sector staat daarmee voor een grotere uitdaging.

Uitgaande van de huidige situatie is er geen mestoverschot meer. De situatie zoals beschreven in NMP4 gaat uit van een verdergaande extensivering bij een dalende vee-intensiteit; gaat uit van 30 jaar termijn.

Het totaalpakket aan regionale maatregelen zal een toename van de veestapel tegengaan en zo de ontwikkeling van een nieuw mestprobleem voorkomen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

VVD, Oplaat

Samenvatting vraag of opmerking:

VVD stelt voor dat de overheid en dat is dan het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, met mensen uit de sectoren rond de tafel gaat om één formulier te ontwerpen waarop de ondernemers in één keer alle relevante gegevens invullen, waarna iedere overheid er gebruik van kan maken.

antwoord:

Het kabinet beoogt met het project Stroomlijning Basisgegevens een impuls te geven voor een stelsel van zogeheten authentieke registraties, waarin de daarin vastgelegde gegevens voor alle overheden beschikbaar zullen zijn. Overigens moet in een aantal gevallen nog voorzien worden in een wettelijke titel voor onderlinge uitwisseling. LNV heeft in haar ICT-brief van 6 juli 2001 (TK 26 643 nr. 29) aangegeven dat zij streeft naar de inrichting van een beperkt aantal basisregistraties, voor percelen, relaties en dieren. Door de inrichting van zogenaamde basisregistraties en gemeenschappelijke databanken wordt een meer samenhangend en geïntegreerd gegevensbeheer gerealiseerd, dat gericht is op enkelvoudige inwinning en meervoudig gebruik van gegevens. LNV streeft daarbij naar een netwerk van gegevensuitwisseling met andere partijen binnen en buiten de overheid.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

Oplaat, VVD

Samenvatting vraag of opmerking:

Zou het niet nuttig zijn een onafhankelijke commissie te vragen een uitspraak te doen over de hoogte van noodzakelijke rijksbijdrage in een verzekering tegen oogstschades?

Hoe wordt er opgetreden als er weer grote tegenvaller plaatsvindt?

antwoord:

In opdracht van het ministerie van LNV en LTO-Nederland heeft het onafhankelijke Institute for Risk Management in Agriculture (IRMA) onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een schadeverzekering. Uit het onderzoek blijkt dat een redelijk deel van de potentieel verzekerden bereid is 8 tot 9 gulden per 1000 gulden verzekerd bedrag te betalen. Ik heb daarom aangegeven dat ik een oogstschadeverzekering betaalbaar acht bij een premie van ongeveer 8 tot 9 gulden per 1000 gulden.

De mogelijke vraag voor een onafhankelijke commissie is derhalve reeds beantwoord. Ik hecht groot belang aan de eigen verantwoordelijkheid van de sector. En daarom wil ik niet verder gaan dan een subsidiecomponent van 50%. Ik heb een goede handreiking gedaan, het landbouwbedrijfsleven is nu aan zet.

Voor nationale rampen hebben we de WTS achter de hand. In geval van oogstschades echter heeft het bedrijfsleven een eigen verantwoordelijkheid.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Het CDA heeft nog niets van een onderzoek gemerkt naar aanleiding van de motie-Schreijer vorig jaar en acht haast geboden.

antwoord:

Tot mijn spijt ben ik niet tijdig tot de uitvoering van de motie-Schreijer kunnen komen. Daarbij speelt, zoals ik al eerder heb aangegeven, de MKZ-crisis een belangrijke rol en het feit dat ik afhankelijk ben van de medewerking van andere ministeries. Inmiddels zijn duidelijke afspraken met name met SZW gemaakt. Ik zal met kracht de uitvoering van de motie bevorderen en zeg ik toe in januari met een notitie hierover te komen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

De minister komt met een voorstel voor vestigingspremie voor vernieuwende jonge agrariërs. De situatie is voor jonge boeren en boerinnen moeilijk, er komen steeds minder bedrijfsopvolgers. Dit kan tot een ongewenste leegloop van het platteland leiden. Hoe schat de minister de huidige situatie in?

antwoord:

Daling van het aantal bedrijven betekent zeker niet per definitie leegloop van het platteland. Situatie in Nederland is wat dat betreft anders dan in een aantal andere EU-landen.

Vestigingspremie is van weinig betekenis in het licht van de totale kosten van de bedrijfsovername die in de miljoenen lopen. Een dergelijke premie zal misschien in enkele gevallen tot extra toetreding kunnen leiden, doch deze zal in grote lijnen de daling van het aantal bedrijven niet tegen houden.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

Kan de regering een overzicht geven van het aantal geëmigreerde boeren in de afgelopen 10 jaar.

antwoord:

Een dergelijk overzicht is niet beschikbaar. Het LEI doet op dit moment een studie naar de activiteiten van Nederlandse agrariërs in het buitenland, voor een aantal landen zal dit wel een beeld gaan opleveren hoeveel agrariërs emigreerden.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Wil het Kabinet nadenken over een voorstel van CLM om grondgebonden veehouderij in heel Nederland te bevorderen door de mestafzet te beperken tot 50 km?

antwoord:

Acht dit op voorzienbare termijn geen haalbare optie.

Op dit moment vindt de mestproductie nog erg geconcentreerd plaats.

Een dergelijk afstandscriterium zou een rigoreuze ingreep in de landbouwstructuur betekenen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Het aantal bedrijven vermindert met 90 per week sneller dan ooit. Er moeten bredere startersfaciliteiten komen. Het CDA pleit voor een bedrijfsopvolgingsfonds.

antwoord:

Het aantal bedrijven vermindert de laatste jaren inderdaad snel doch in het verleden zijn er perioden geweest met een nog veel forsere teruggang. Zo verminderde tussen 1964 en 1970 6 jaar lang het aantal bedrijven met zo'n 150 per week!

Vestigingssteun zal het proces van de vermindering van het aantal bedrijven niet noemenswaardig kunnen beïnvloeden, op het totaal van de kosten van de vestiging vormt de mogelijke steun immers slechts een zeer klein bedrag.

De ontwikkeling van het aantal bedrijven is vooral afhankelijk van de economische mogelijkheden voor een rendabele bedrijfsvoering, steun leidt niet tot een duurzaam perspectief.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

De SGP-fractie bepleit dat wordt afgestapt van het aangiftesysteem en wordt overgegaan op een systeem zoals bij de Belastingdienst.

antwoord:

De MINAS-systematiek is nadrukkelijk onderwerp geweest vóór invoering van het systeem. Daarbij is de keuze gemaakt voor een belasting op aangifte i.p.v. aanslag.

Het voordeel van een aangiftesysteem is dat sprake is van een actieve verantwoording van de ondernemer. Hij of zij moet zelf gegevens overleggen en meteen betalen bij overschrijding van de normen (lik-op-stuk-beleid).

Het overgaan op heffing op aanslag betekent géén administratieve lastenverlichting voor de ondernemer. Hij of zij moet immers nog steeds gegevens overleggen op basis waarvan de aanslag wordt gebaseerd.

Daarnaast is sprake van afbreuk aan lik-op-stuk-beleid. Bureau Heffingen moet eerst de aanslagen berekenen waardoor men pas op een later moment in financiële zin) geconfronteerd wordt met het eigen handelen.

Kortom: geen reden om af te zien van belasting op aangifte.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Voortzetten van de omschakelingsregeling en openstellen van de regeling voor andere sectoren, zoals de varkens- en pluimveehouderij met een vergoeding van 75% (nu 50%) van het prijsverschil.

antwoord:

Zoals aangekondigd in de Beleidsnota Biologische Landbouw ben ik voornemens om de omschakelingsregeling in 2002 weer open te stellen, met een vergoedingspercentage van 50%. Voor eind 2002 heb ik een evaluatie toegezegd van de vraaggerichte benadering en de omschakelingsregeling. Aan de hand van de uitkomsten van deze evaluatie zal het besluit vallen over de toekomst van de omschakelingsregeling. Wat betreft de dierlijke sectoren is de omschakelingsregeling niet het juiste instrument omdat hier een gedeeltelijke compensatie van de opbrengstverliezen gedurende de omschakelperiode wordt gegeven. Voor omschakeling naar de biologische varkenshouderij en pluimveehouderij moeten ondernemers vooral investeren in de aanpassingen van hun stallen. Vandaar dat ik in het geval van de stimulering van de biologische varkenshouderij gekozen heb voor een investeringsbijdrage.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Investeringssubsidie van 30% van de investeringen voor de varkens en kippensector.

antwoord:

Zoals ik afgelopen maandag heb aangekondigd en ook gepubliceerd is in de Staatscourant, zal op 11 december a.s. voor de biologische varkenshouderij een investeringsregeling worden opengesteld. Varkenshouders kunnen door deze regeling in aanmerking komen voor een subsidie van 30 procent voor de extra kosten van omschakeling, zoals voor de bouw van onroerende zaken, voor machines en apparatuur. Voorwaarde is dat de ondernemer een afzetcontract heeft van tenminste twee jaar.

Mocht de pluimveehouderij net als de varkenshouderij tot langdurige ketenafspraken komen dan zal ik eveneens passende vormen van stimulering bekijken.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Het afschaffen van de BTW op biologisch varkens- en pluimveevlees. Als dit niet haalbaar zou zijn in Europa zou wellicht een experiment met het 0-tarief van bijv. 3 jaar mogelijk zijn. De andere weg is het niet duurzaam geproduceerde vlees in het hoge BTW-tarief te brengen. Kan de opbrengst besteed worden aan investeringen in verduurzaming?

antwoord:

In het schriftelijk antwoord op vraag 138 heb ik al aangegeven dat het perspectief voor invoering van een 0-tarief voor biologische producten gering is, vooral omdat in EU-verband op fiscaal terrein unanimiteit vereist is. Ook een experiment met het 0-tarief voor bijvoorbeeld 3 jaar acht ik geen reële mogelijkheid.

Op de aspecten die verbonden zijn aan overbrenging van niet duurzaam geproduceerd vlees naar het hoge BTW-tarief, ben ik uitvoerig ingegaan in de schriftelijke beantwoording op vraag 139. Hierop heb ik op dit moment niets toe te voegen. In beginsel is het mogelijk de opbrengst van bedoelde overheveling te besteden aan investeringen in verduurzaming. Overigens zijn er thans diverse instrumenten gericht op verduurzaming van de productie. Dit zijn de Willekeurige Afschrijving op Milieuinvesteringen (VAMIL), de Energie-Investerings-Aftrek (EIA), de Milieu-Investerings-Aftrek (MIA) en Groen Beleggen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Tijdelijke directie Biologische landbouw

antwoord:

In mijn benadering ligt de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van nieuwe afzetmarkten bij de sector. Wel wil ik deze ontwikkelingen stimuleren en ondersteunen zoals ook gebeurt door de inzet van de Task Force. Voorts ben ik van mening dat een integratie van biologische landbouw binnen LNV (een traject waarmee een vliegende start is gemaakt) effectiever is dan een aparte directie biologische landbouw.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Aanstellen ketenmanagers voor het bemiddelen van vraag en aanbod in de biologische keten, uitmondend in afzetcontracten tussen leveranciers en retailers.

antwoord:

Op initiatief van LNV is het convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw begin dit jaar tot stand gekomen. Koepels van alle ketenpartijen en maatschappelijke organisaties nemen hier aan deel. De uitvoering ligt bij de Task Force. Het is dan ook in eerste instantie aan de Task Force om te beoordelen voor welke productgroepen de inzet van een ketenmanager nuttig is. Zij zullen dit beoordelen aan de hand van de ketenbusinessprogramma's die op dit moment voor de verschillende productgroepen worden ontwikkeld.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Supermarkten en winkels hoeven geen winstbelasting te betalen over de biologische omzet.

antwoord:

Dit voorstel zou een niet gewenste inbreuk vormen op het Nederlandse belastingstelsel, waarin winst belast wordt.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Supermarkten publiceren jaarlijks wat ze hebben gedaan voor het bevorderen van de verkoop van biologische en andere duurzame producten.

antwoord:

Ik vind dit een interessante gedachte, de verantwoordelijkheid hiervoor ligt mijns inziens echter in eerste instantie bij de supermarkten. In een gesprek dat ik binnenkort met supermarkten zal voeren, zal ik deze gedachte aan de orde stellen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Er komt een plan voor het aanstellen van een groene commissaris, vanuit milieu en consumentenorganisaties etc. in de raad van commissarissen van supermarktketens of het idee van MVO commissaris.

antwoord:

Ook dit vind ik een interessante gedachte, de uitwerking van dit plan is in eerste instantie een zaak van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Stimuleren biologische catering.

Project van Stichting Milieufederatie toont aan dat een omzet van 10% biologisch bij de drie grote cateraars in 2004 zorgt voor een toename in de vraag naar biologische producten met 30%.

antwoord:

De Task Force onderzoekt samen met betrokkenen op dit moment de haalbaarheid van het biologische catering project. Stimulering van biologische catering is in principe een goede en gezonde manier om de afzet van biologische producten te bevorderen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos

Samenvatting vraag of opmerking:

Consumentenvoorlichting over de toegevoegde waarde van de biologische landbouw, speciaal voor de biologische varkens- en pluimveehouderij.

antwoord:

Het doet mij genoegen u te kunnen meedelen dat binnenkort de publiciteitscampagne voor biologische producten van start gaat. In week 50 zal onder verantwoordelijkheid van de Task Force een biologische pagina verschijnen in 5 miljoen huis-aan-huisbladen, deze vorm van publiciteit zal doorlopen tot aan de zomer. In tussentijd wordt door de Task Force, samen met een gerenommeerd reclamebureau gewerkt aan de ontwikkeling van een meer grootschalige campagne, deze zal midden volgend jaar starten. In kader van de doorbraak op gebied van de biologische varkenshouderij heb ik 0,5 miljoen gulden gereserveerd voor ondersteuning van de promotie van biologisch varkensvlees.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Veel biologische boeren stoppen er mee i.v.m. onvoldoende perspectief. Dus toch geen succes?

antwoord:

Ik ben van mening dat er gunstig perspectief is voor de biologische landbouw. Dit blijkt uit de groei van de biologische landbouw in de afgelopen jaren en deze week nog uit de meerjarenafspraak die is gemaakt tussen marktpartijen in de biologische varkenshouderij. Dat individuele boeren (ook biologische) stoppen doet daar niets aan af en is in de landbouw maar ook buiten de landbouw een normaal verschijnsel. De biologische sector als zodanig heeft naar mijn mening dus een positieve toekomst.

Overigens blijkt uit cijfers van het LEI dat het inkomen van biologische boeren hoger ligt dan het gemiddelde inkomen in de agrarische sector.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

VVD, Klein Molenkamp

Samenvatting vraag of opmerking:

Extra gelden voor agrarisch natuurbeheer halen uit de POP-gelden, ten koste van gelden voor verwerving.

antwoord:

Ik ben momenteel bezig met de voorbereiding van wijzigingsvoorstellen voor het POP voor de jaren 2002 e.v. Onlangs heb ik met de provincies in het Comité van Toezicht afgesproken om de POP-middelen voor grondverwerving vanaf 2002 op nul te zetten. De hierdoor vrijkomende middelen worden ingezet op maatregelen voor de landbouw, waaronder agrarisch natuurbeheer. De uitwerking daarvan, inclusief de financiële vertaling in de POP-tabel, vindt momenteel plaats.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Kwartaaloverzicht en MINAS-aangifte is dubbel werk voor veehouder/akkerbouwer.

Heffingplicht is niet afgestemd op economische bedrijfssituatie. Een economische maatschap moet met meerdere mestnummers werken.

Is titel waarop een grondgebruiker percelen heeft wel van belang voor Bureau Heffingen?

Kan een MINAS-inspecteur individuele knelgevallen niet beoordelen en oplossen?

antwoord:

Kwartaaloverzichten zijn ook bedoeld ter ondersteuning van de boeren en het opmaken van de aangifte. Daar komen alle gegevens (gehaltes en gewicht) samen. Op deze manier is het in een vroegtijdig stadium mogelijk te communiceren over verschillen in registratie en fouten. Op de lange termijn zullen we bezien wat de meest efficiënte werkwijze is waarbij insteek is meer verantwoordelijkheid te leggen bij de intermediaire sector.

Mestnummer is hulpmiddel van Bureau Heffingen om het bedrijf zoals we dat kennen in de Meststoffenwet als eenheid te benoemen. Bekend is dat er in verschillende regelgeving verschillende begrippen worden gehanteerd. In het kader van het LNV-loket en de kanteling wordt gewerkt aan uniformering van begrippen. Dit vergt in de meeste gevallen een wetswijziging. Het zal dus nog even duren voor alles is opgelost.

Titels van de grond hebben BRP en Bureau Heffingen nog nodig i.v.m. het stelsel van dierrechten. Niet aan alle titels kunnen rechten worden ontleend, dus zijn titels nog noodzakelijk.

Ondernemers kunnen bezwaar maken tegen eigen aangifte en nadien tegen een eventuele naheffingsaanslag, opgelegd door Bureau Heffingen. Een bezwaarschrift leidt per definitie tot een individuele beoordeling van het geval.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

PVDA, Waalkens

Samenvatting vraag of opmerking:

Modulatie is nodig om delen van landbouwsteungelden regionaal in te zetten in plaats van voor individuele bedrijven. Het laatste wil ik toelichten met de casus van de Veenkoloniën. Hier wil ik voorstellen om 5% van de individuele steunbedragen af te romen en regionaal ten behoeve van het gebied weer in te zetten als project op de volgende punten:

– clustering biologische bedrijven

– inplaatsing melkveehouderijbedrijven

– vestiging van glastuinbouw rond Emmen/Klazienaveen

– versterken van natuur, recreatie en waterberging

– versterking Veenkoloniaal bouwplan via ICT (precisielandbouw)

antwoord:

Zoals ik heb aangegeven wil ik met ingang van 2003 modulatie gaan inzetten. Modulatie beschouw ik als belangrijke mogelijkheid om middelen vrij te maken voor de versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied door de inzet van groene diensten. Op basis van de aanzetten uit de Beleidsbrief Landelijk Gebied en het SGR 2 zal ik, in overleg met betrokken maatschappelijke organisaties, de inzet van het instrument verder uitwerken. Het idee van een regionale inzet van middelen zal ik daarbij betrekken.

Overigens stellen de Europese regels wel voorwaarden voor de wijze waarop modulatie plaatsvindt en de doelstellingen waaraan de middelen besteed kunnen worden. Brussel spreekt in dat verband over vier onderdelen van de Kaderverordening Plattelandsontwikkeling, te weten maatregelen voor vervroegde uittreding, probleemgebieden (gebieden met natuurlijke handicaps), milieumaatregelen in de landbouw en bosbouw. Voor Nederland is het onderdeel «milieumaatregelen in de landbouw» zeer interessant, omdat hierbij boeren vergoedingen kunnen krijgen voor inspanningen die zij leveren op het gebied van milieu, natuur en landschap. Modulatiegelden kunnen aldus worden ingezet voor maatregelen waarbij boeren begunstigden zijn. Dit zal nadrukkelijk betrokken worden bij de verdere uitwerking.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

D66, Ter Veer

Samenvatting vraag of opmerking:

Op welke wijze gaat de minister handhaven indien een bedrijf na 1-1-2002 geen mestafzetcontract heeft?

antwoord:

Ik ga ervan uit dat de sector wil meewerken aan het finaal oplossen van het mestprobleem. Dit is ook in haar eigen belang.

In goed overleg met de primaire landbouwsector en de intemediairs zijn vele praktische knelpunten intussen opgelost en resterende knelpunten worden nog aangepakt om het proces te versnellen.

Bureau Heffingen heeft kort na 1 januari een overzicht van alle overeenkomsten die voor 1 januari zijn ingediend Daaruit blijkt dan direct welke bedrijven evident in gebreke blijven.

Mochten er op 1 januari te weinig mestafzetovereenkomsten zijn afgesloten, dan zal er handhavend worden opgetreden Het handhavingsprotocol hiervoor wordt momenteel samen het Openbaar Ministerie opgesteld

Hierbij zullen eerst bestuurlijke middelen worden gekozen die zijn gericht op het ongedaan maken van de overtreding (last onder dwangsom, daarna bestuursdwang). Het strafrecht is daarbij ultimum remedium.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

ChristenUnie, Stellingwerf

Samenvatting vraag of opmerking:

Moet geconcludeerd worden dat, als b.v. in Europees verband de legbatterij verboden wordt, aan de Europese grenzen een heffing wordt geïntroduceerd op batterij-eieren die van buiten Europa in dreigen te komen. Doen we dat niet dan zijn we alleen bezig met het verschuiven van het problemen. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Hoe beoordeelt de minister een sloopregeling voor legbatterijen?

antwoord:

Het zou in de rede liggen dat, indien in Europa de legbatterij verboden wordt, de invoer van batterij-eieren in Europa te bemoeilijken, b.v. door een heffing. In WTO-verband is dit echter niet mogelijk. Indien die mogelijkheid er wel zou zijn, zou dat overigens een internationaal erkend keurmerk vereisen. Zoals ik reeds eerder heb opgemerkt, is een sloopregeling voor legbatterijen niet aan de orde. De datum van beëindiging van de huidige legbatterijsystemen is gekoppeld aan de daarvoor geldende afschrijvingstermijn. Een sloopregeling zou worden aangemerkt als vorm van staatssteun, die door de Europese Commissie niet is toegestaan.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

De SGP-fractie betwijfelt of deze strikte eisen (bij partiële ruiming) nodig zijn

antwoord:

Bij partiële ruiming van BSE-bedrijven worden alle dieren met een verhoogd risico op BSE geruimd. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is er geen reden aan partieel geruimde bedrijven beperkingen op te leggen. Kanalisatie van producten van partieel geruimde bedrijven is echter noodzakelijk als het Nederlandse bedrijfsleven wil blijven exporteren naar derde landen die eisen stellen ten aanzien van BSE. Het Nederlandse bedrijfsleven vraagt de overheid verklaringen af te geven dat producten voldoen aan de eisen van de betreffende derde landen. Deze verklaringen kunnen alleen afgegeven worden als de exporteur garanties kunnen bieden over de herkomst van de te exporteren producten. Eén van de eisen van derde landen voor BSE is dat producten niet afkomstig zijn van partieel geruimde bedrijven. De Nederlandse overheid heeft daarom ten behoeven van het faciliteren van de export naar derde landen eisen opgesteld voor partieel geruimde bedrijven.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

ChristenUnie, Stellingwerf

Samenvatting vraag of opmerking:

De mogelijkheid om bedrijven te verplaatsen naar extensieve akkerbouwgebieden, teneinde (grondgebonden) gemengde bedrijven te creëren.

antwoord:

Binnen provincies en gemeenten in de niet concentratiegebieden bestaan grote aarzelingen ten aanzien van de nieuwvestiging van veehouderijbedrijven of van veehouderijtakken op bestaande akkerbouwbedrijven. Een en ander vindt ook zijn weerklank in de bestemmings- en streekplannen.

In het kader van het mestbeleid wordt dit aangeduid met de term «schone gebieden schoonhouden». De Wet herstructurering varkenshouderij voorziet daarom alleen in de verplaatsing van niet-grondgebonden varkensrechten vanuit het concentratiegebied naar het niet-concentratiegebied, mits deze rechten grondgebonden worden. Dit betekent dat per hectare landbouwgrond ongeveer 15 varkensrechten mogen worden benut. Voor een soortgelijke verplaatsing van pluimveerechten geldt de grondgebondenheidseis niet.

Mits de bestemmings- en streekplannen dit toelaten is de vorming van een gemengd bedrijf met een akkerbouwtak en een varkens- of pluimveetak reeds mogelijk.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

SGP, Van der Vlies

Samenvatting vraag of opmerking:

Opgelegde eisen voor gescheiden afvoer van melk etc.

antwoord:

Per 1 juli is de nieuwe TSE verordening van kracht geworden. Deze biedt de lidstaten de mogelijkheid om in geval van BSE niet het hele bedrijf, maar alleen die dieren met een verhoogd risico op BSE te ruimen.

Voor de export naar met name derde landen kan deze verandering van het ruimingsbeleid echter vergaande gevolgen hebben. Zo wordt er bijvoorbeeld geëist dat levende dieren, vlees- en zuivelproducten afkomstig zijn van BSE-vrije bedrijven. Een dergelijke verklaring kan alleen worden afgegeven indien gegarandeerd kan worden dat dieren en producten niet afkomstig zijn van bedrijven waar BSE is geconstateerd. Dit betekent dus dat de dieren die niet zijn geruimd van een bedrijf waar BSE is geconstateerd en de producten daarvan, gekanaliseerd moeten worden afgezet. Dit kan voor de veehouder diep ingrijpen in zijn bedrijfsvoering en daarom heb ik de aanleiding gezien om de veehouder de mogelijkheid te laten behouden om wél de overige runderen op zijn bedrijf te laten ruimen indien hij van mening is dat gedeeltelijke ruiming tot een onaanvaardbare beperking van zijn bedrijfsvoering leidt.

Het gaat hier dus niet om door de regering opgelegde strenge eisen, maar om eisen die derde landen stellen aan producten. Het is een verantwoordelijkheid van de sector zelf om hiervoor passende oplossingen te vinden. Ik zal hierover met de sector in gesprek treden.

In Duitsland heeft men gekozen voor gedeeltelijke ruiming. Er is daar nog geen besluit genomen over hoe om te gaan met de problematiek rond de export naar derde landen.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

D66, Ter Veer

Samenvatting vraag of opmerking:

Wat is het oordeel van de Minister over de nu weer aan de dag tredende kapitaalzwakte van Dumeco; de vleescoöperatie. Stemt het droef, dat na al die jaren van ketendenken en ketenbelijdenis een zo essentiële schakel als vertegenwoordigd door Dumeco kapitaalzwak op de rug ligt? Wil de Minister als hij het aangekondigde gesprek met het CBL heeft ook indringend met hen daarover praten?

antwoord:

In mijn gesprekken met het CBL komt de financiële positie van individuele bedrijven, zoals Dumeco, niet aan de orde. Ik vind dit niet tot mijn competentie behoren.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

CDA, Atsma

Samenvatting vraag of opmerking:

Wet- en Regelgeving Voedselveiligheid:

Wat te doen met geïmporteerde eieren?

Welke methode hebben de Nederlandse bedrijven om salmonella uit te roeien?

Hoe is de Nederlandse concurrentiepositie?

Waarom houdt Nederland zich afzijdig bij het geven van een voorbehandeling van pluimveevlees?

antwoord:

Toen mij duidelijk werd dat het tempo waarin het percentage salmonellabesmettingen onvoldoende te laag was, heb ik aangedrongen op aanscherping van de afspraken met het PVE. Vooruitlopend op aanscherping van de afspraken met het PVE is het traject van etikettering ingezet. De naleving van de etiketteringsregels laat evenwel te wensen over. Tegen deze achtergrond en mede naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad zult u binnenkort een brief ontvangen waarin ik, samen met de minister van VWS, nader op deze problematiek inga.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

ChristenUnie, Stellingwerf

Samenvatting vraag of opmerking:

Legkippenbesluit: verzoek aan Minister om in de AMvB de ruimte te scheppen zodat groepshuisvesting van leghennen niet wordt uitgesloten. Is de Minister hiertoe bereid en ziet hij hierin een mogelijkheid om uit de impasse te komen?

antwoord:

Op korte termijn zal ik de Kamer per brief hierover informeren.

Afkomstig van Kamerlid/Fractie:

GroenLinks, Vos en PvdA, Waalkens

Samenvatting vraag of opmerking:

Vernieuwende initiatieven en samenwerkingsverbanden hebben last van belemmerende regelgeving. Er moet meer ruimte komen voor experimenten en aanpassing van regelgeving die innovatie belemmert. Innovatietoets is goed idee.

Kunnen agrarische natuurverenigingen en milieucoöperaties wel op subsidie blijven rekenen?

Antwoord

Zoals ik in de innovatiebrief heb aangekondigd zal in een MDW-traject onderzoek worden gedaan naar de innovatiebelemmerende aspecten van regelgeving. Uitgangspunt daarbij is het perspectief van de landbouwer. Waar heeft deze concreet last van? Van daaruit zal worden geprobeerd een toetsingskader voor toekomstige wet- en regelgeving te ontwikkelen, zodat in de toekomst reeds vanaf het begin van de beleidsontwikkeling rekening wordt gehouden met eventuele innovatiebelemmerende facetten.

De verenigingen kunnen voor de activiteiten die zij organiseren in het kader van agrarisch natuurbeheer een subsidie op grond van de regeling organisatiekosten samenwerkingsverbanden krijgen (ROS). In dat geval ontvangen zij een subsidie voor de organisatiekosten die samenhangen met een aanvraag voor een subsidie voor agrarisch natuurbeheer. De subsidie geldt voor 4 jaar met een aflopend tarief van f 35 tot f 15 per hectare. Bij uitbreiding van het aantal hectares kan een nieuwe aanvraag worden ingediend. De subsidies zijn een startpremie en geen permanente ondersteuning van apparaatskosten. Dit zal worden betrokken bij de evaluatie van Programma Beheer in 2003.

Naar boven