Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 4, pagina 167-171 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 4, pagina 167-171 |
Vragen van het lid Wijn aan de staatssecretaris van Justitie over de rol van gemeenten bij het terugkeerbeleid.
De heer Wijn (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Wij zijn nogal geschrokken van de brandbrief die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten enkele dagen geleden aan de staatssecretaris heeft gestuurd. De situatie is als volgt. Houders van een asielstatus krijgen van gemeenten een huis, een bijstandsuitkering en een aantal andere voorzieningen. Als een status wordt ingetrokken omdat een land van herkomst weer veilig is, dan moeten deze voorzieningen na 28 dagen ook worden stopgezet. Gezien de vele gedoogsituaties in het asielbeleid schijn ik te moeten zeggen: daadwerkelijk worden stopgezet. Op dit moment zal het bij benadering om enkele duizenden personen gaan. Gemeenten dienen dan natuurlijk door de IND op de hoogte te worden gesteld welke personen definitief uitgeprocedeerd en verwijderbaar zijn. Dat gebeurt volgens de gemeenten nu niet. Gevolg: mensen krijgen in plaats van de duidelijke boodschap dat zij Nederland moeten verlaten nog steeds huisvesting, bijstand etc. Blijkens de krant heeft de staatssecretaris gezegd dat de gemeenten die informatie wél krijgen, terwijl de gemeenten zeggen dat dit niet het geval is. Met een welles-nietesdiscussie schiet niemand iets op. Daar hebben wij ook geen zin in. Het doel van de CDA-fractie met de volgende vragen is dan ook de patstelling te doorbreken.
1. Wat is volgens de staatssecretaris de oorzaak van dit verschil van inzicht?
2. Wij twijfelen eraan of de informatie van de IND op beleidsniveau of de informatie van het ministerie wel overeenkomt met de situatie in de praktijk aan de basis. Heeft de staatssecretaris zicht op de concrete praktijk?
3. Wil zij ervoor zorgen dat de IND op uiterlijk 1 oktober alle gemeenten de namen geeft van de uitgeprocedeerde oud-statushouders en vermeldt per wanneer voor elke persoon de voorzieningen moeten worden beëindigd? Of de IND die brief dan voor de eerste of de tweede keer stuurt, laten wij dan in het midden.
4. Wil de staatssecretaris bevestigen dat zij de gemeenten voldoende gaat ondersteunen om de beëindiging van voorzieningen daadwerkelijk te realiseren?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Voorzitter. Ik reageer graag op de inbreng van de heer Wijn en de vragen die hij heeft gesteld. Misschien is het goed om even in algemene termen kort in te gaan op wat nu speelt.
Zoals bekend wordt er periodiek overleg gevoerd tussen verschillende leden van het kabinet, onder wie de minister voor GSI en ikzelf, de VNG en het IPO over de opvang van asielzoekers en de huisvesting van en zorg voor statushouders. Daarnaast heb ik in april en in juni van dit jaar nog een apart overleg gehad met de gemeenten teneinde te praten over de problematiek die zou kunnen ontstaan rond uitgeprocedeerden en personen wier opvang wordt beëindigd. In mijn opvatting is dat een buitengewoon productief en coöperatief overleg geweest. Ik wil dan ook niet verhelen dat ik in dat licht wat verbaasd was over de brief die ik zeer recentelijk mocht ontvangen. Ik heb de Kamer uitgebreid verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg dat ik in juni met de VNG heb gehad en waarbij – gelukkig maar – wederom ondubbelzinnig werd vastgesteld dat Rijk en gemeenten op één lijn zitten waar het gaat om het vertrek- en terugkeerbeleid. Beëindiging van voorzieningen is op een gegeven moment noodzakelijk als sluitstuk van een hele procedure. Wij hebben daarover een aantal concrete afspraken gemaakt, die ik niet allemaal zal herhalen.
De berichtgeving in De Telegraaf, die overigens gebaseerd is op die brief, lijkt zich niet zozeer te concentreren op de mensen die in de AZC's zitten en wier opvang na die 28 dagen op een gegeven moment beëindigd wordt, als wel op de mensen die in een woning van een gemeente wonen. De heer Wijn heeft correct gezegd, dat dit heel vaak mensen zijn die een VVTV-status hebben gehad die op een gegeven moment is ingetrokken, omdat het categoriaal beleid is gewijzigd. Die mensen staat een gang naar de rechter open. Over het algemeen zullen zij gebruikmaken van die mogelijkheid. Dat neemt tijd. Het overgrote deel van de mensen wier VVTV-status is afgenomen, zit nu nog in de procedure. Op een dag zijn zij in dat bodemgeschil uitgeprocedeerd en krijgen zij de mededeling: u moet het land verlaten. Daarvan krijgt de gemeente bericht. Ik heb het gecheckt en kan op de tweede vraag van de heer Wijn dan ook antwoorden dat de IND en het departement weten wat er op de werkvloer gebeurt. Alle gemeenten hebben twee brieven gehad. De ene brief bevatte een lijst met de namen van de mensen die uitgeprocedeerd waren en tegen wie de gemeente een uitzettingsprocedure moet beginnen als zij in een gemeentewoning zitten. De gemeente moet dus de rechter een bevel tot ontruiming vragen. Alle gemeenten die geen ex-VVTV'ers binnen hun grenzen hadden, hebben een brief gekregen met de vraag of het klopt dat er geen VVTV'ers wonen. De gemeenten is gevraagd om te rapporteren. Niet alle gemeenten hebben dat gedaan, maar een deel wel. Omdat het VAS en de GBA worden gematcht, moet uit het gemeentelijk systeem blijken of mensen bijvoorbeeld zijn verhuisd. Ik denk dus dat de informatie van IND en het departement overeenkomt met de praktijk.
De derde vraag was om uiterlijk 1 oktober alle namen van ex-VVTV'ers naar de gemeenten te sturen. Welnu, dat hebben wij al gedaan. Het lijkt mij overbodig om dit te herhalen, zeker gezien de enorme werkdruk die de IND al heeft.
De heer Wijn (CDA):
Voorzitter. De staatssecretaris kan het overbodig vinden om die brief nog een keer te sturen, maar de gemeenten zeggen dat zij die brief niet hebben gekregen. Ik weet dat er veel werkdruk is, maar het uitzetbeleid of het intrekken van statussen heeft echt prioriteit. Daarom mijn verzoek om die brief nogmaals te sturen: de staatssecretaris is dan van al het gezeur af, iedereen zal dan vinden dat zij de zaak goed in de hand heeft en de gemeenten kunnen aan de slag.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik wil iets beters doen. Na deze, tot nu toe eenzijdige, schriftelijke gedachtewisseling wil ik met de gemeenten in overleg treden om preciezer te bekijken waarop de klachten gebaseerd zijn. Als dan blijkt dat hier en daar iets is misgegaan, dan spreekt het vanzelf dat dit moet worden gerepareerd. Dit lijkt mij verstandiger dan botweg een nieuwe mailing de wereld in te zenden; uiteindelijk schieten we daar niet veel mee op.
De heer Wijn (CDA):
Ik denk dat er een groot communicatieprobleem is tussen de VNG en de staatssecretaris. In de brief van de VNG staat dat herhaaldelijk is aangedrongen om een oplossing van deze problematiek. Zoals bekend is de werkwijze van de VNG bottom-up: ze krijgt dus haar informatie van de gemeenten. Wij weten ook dat de IND andersom werkt, namelijk top-down. Daarom vermoeden wij dat de top aldaar niet precies weet wat aan de basis gebeurt. Los het nu eens simpel op en stuur dezelfde brief gewoon nog eens; hij staat vast nog wel ergens in een computer.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Het zou kunnen zijn dat wij dan precies doen waar u zo bang voor bent, namelijk een communicatiestoornis continueren. Gewoon blijven herhalen wat je al hebt gedaan is kennelijk niet het meest adequaat. Laten we dus nog maar eens gezamenlijk bekijken waarover het precies gaat. Als een en ander precies wordt bekeken, dan kan er een precieze en adequate reactie op worden gegeven. Ik heb, zoals gezegd, de brieven en overzichten gezien, evenals de inventarisatie van gemeenten die wel en niet hebben gereageerd. Tot op heden heb ik geen aanleiding om te concluderen dat er niet goed is gecommuniceerd.
De heer Wijn (CDA):
Als de staatssecretaris met de VNG gaat praten, dan hoor ik graag van haar dat zij dit nog deze week doet. Bovendien zou ik graag horen dat zij niet uitsluit dat de brief opnieuw wordt verstuurd als de VNG daarom vraagt en dat de IND alle gemeenten de namen geeft van statushouders wier asiel is ingetrokken en van wie de voorzieningen dus moeten worden beëindigd.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Zowel gisteren als vandaag heb ik persoonlijk overlegd met de hoofddirecteur van de VNG en de heer Bandell. Uiteraard hebben mijn departement en de IND ook contact gehad met de VNG. Het contact is dus echt optimaal, maakt u zich daarover geen zorgen. Er is een nieuwe afspraak gemaakt om het draagvlakoverleg verder vorm en inhoud te geven. De contacten zijn dus echt uit de kunst.
De heer Kamp (VVD):
Voorzitter. Het gaat over het terugkeerbeleid. De VVD-fractie vindt dat wij te veel signalen krijgen dat hierbij ernstige problemen zijn. Veertien dagen geleden hoorden wij op Schiphol dat 2600 uitzettingen op het laatste moment waren gecanceld omdat de desbetreffende persoon niet beschikbaar was. Nu krijgen wij een brief van de VNG waarin staat dat op dit moment verwijderbaren, dus mensen die helemaal zijn uitgeprocedeerd – kennelijk enkele duizenden – ten onrechte nog steeds gebruikmaken van voorzieningen. Kan de staatssecretaris zeggen dat wat in deze brief van de VNG, die hiermee rechtstreeks wordt geconfronteerd, staat onjuist is en dat het onjuist is dat mensen die verwijderbaar zijn nog steeds in de opvang zitten?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Uw eerste opmerking heeft betrekking op een ander onderwerp en ik kan mij voorstellen dat wij hier op een ander moment, bijvoorbeeld naar aanleiding van de terugkeernotitie die ik nu voorbereid, uitgebreider op terugkomen; dan kunnen wij ook meer recht doen aan dit onderwerp.
Uw tweede opmerking ging over de beëindiging van voorzieningen, waaronder woningen – níet een bijstandsuitkering, zoals de heer Wijn zei, maar een uitkering op basis van de Zorgwet VVTV. Wij moeten ons goed realiseren hoe het systeem in elkaar zit wat betreft de oude gevallen die niet onder de nieuwe Vreemdelingenwet vallen. Het gaat om mensen, van wie vaststaat dat zij terug moeten naar hun land van herkomst. Zij moeten vertrekken. De gemeente krijgt daar bericht van. In het geval van gemeentewoningen moet ook de gemeente de procedure starten om de uitzetting uit de woning – of de ontruiming daarvan – te bevorderen en om de uitkering te stoppen. Het is aan de gemeente om dat te doen. Het is absoluut noodzakelijk dat de gemeente daarover geïnformeerd wordt en ik ben ervan overtuigd dat dit ook gebeurd is. Wij zullen dat wederom checken, maar ik geloof dat dit al bekend is. Het is aan de gemeente om de ontruiming en de stopzetting van de uitkering te bewerkstelligen.
De heer Kamp (VVD):
Als ik het goed begrijp, zal de staatssecretaris tegen de VNG zeggen dat het de eigen schuld van de gemeenten is. Zij moeten die mensen uit de woningen zetten en vervolgens zal de staatssecretaris controleren of dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik zou de discussie met de gemeenten niet in termen van "eigen schuld" willen voeren. Maar ik beschrijf hier de procedure in alle zakelijkheid. Ik weet overigens heel goed dat gemeenten het heel lastig vinden om mensen uit zo'n huis te zetten. Ik kan mij dat ook heel goed voorstellen, want dat is pijnlijk. Daarom heeft het COA zich ook bereid verklaard – en de gemeenten waren daar blij mee – om de gemeentelijke ROA-woningen over te nemen. Dat overnameproces loopt momenteel en daarmee is het COA dus verantwoordelijk voor de de facto beëindiging van die huisvesting.
De heer Middel (PvdA):
Voor alle duidelijkheid: de Partij van de Arbeid vindt dat mensen die uitgeprocedeerd zijn, objectief gezien terug kunnen en dat zij ook terug moeten gaan. Maar wie is daar verantwoordelijk voor? Ik begrijp nu uit het antwoord van de staatssecretaris dat het gaat om mensen die nog onder het oude beleid van het stappenplan vallen. De gemeente moet dus zelf initiatieven nemen. In het geval van de 4000 ROA-mensen hoeft dat niet, want daar wordt de zaak overgenomen door het COA. Maar bij mensen met een tijdelijke vergunning moet de gemeente het voortouw nemen. Dat is een tijdlang niet gebeurt. Heeft het feit dat de gemeenten nu opeens zo hard piepen, wellicht te maken met een veranderend beleid van Binnenlandse Zaken ten aanzien van uitkeringen voor deze mensen? Zijn die uitkeringen misschien stopgezet of is er gedreigd met stopzetting? Worden gemeenten nu ineens geconfronteerd met het feit dat zij moeten betalen?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik zal daarover graag met de gemeenten overleggen. Het klopt inderdaad dat, als mensen uitgeprocedeerd zijn in het bodemgeschil over de vraag of zij hier al dan niet mogen blijven, BZK de huisvesting van deze mensen door de gemeenten niet langer vergoedt. Die mensen mogen hier immers niet meer blijven en zij moeten juist weg. De terugkeer is belangrijk.
De heer Middel (PvdA):
Ik krijg af en toe de indruk dat juist gemeenten, die het moeilijk vinden om procedures te starten tegen mensen die al een tijdlang gehuisvest zijn in een buurt, denken dat die mensen vanzelf een vergunning op humanitaire gronden krijgen, als zij maar lang genoeg blijven zitten. Nu is er opeens een koerswijziging. Heeft de staatssecretaris ook deze indruk?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik wil daar niet over speculeren. Ik ben er in het overleg met de gemeenten van overtuigd geraakt dat zij er zeer van doordrongen zijn dat het vreemdelingenbeleid op een dag echt kan eindigen met vertrek. Dat betekent dat de voorzieningen beëindigd moeten worden. Ik geloof stellig dat de gemeenten daar zeer van doordrongen zijn. Ik kan mij goed voorstellen dat zo'n gemeente soms onder grote druk staat van de omgeving, van een individu of van een gezin. Maar ik geloof dat bestuurlijk Nederland op gemeenteniveau zeer doordrongen is van de wenselijkheid van een vertrek- en terugkeerbeleid.
De heer Hoekema (D66):
Eind juni maakte staatssecretaris Kalsbeek afspraken met de VNG over de opvang door gemeenten en maatschappelijke instellingen. Ik heb mij erover verbaasd dat dit onderwerp bij dat overleg kennelijk niet aan de orde is geweest. Een week later hebben wij er in de Kamer over gesproken. Wij wisten toch dat een grote groep oud-VVTV'ers geen recht meer heeft op een opvangvoorziening en dat zij misschien uit het land moeten. Ik ben er dan ook verbaasd over dat de VNG een brandbrief stuurt aan de staatssecretaris, terwijl er al zo lang en zo uitvoerig overleg is geweest over alle aspecten van het terugkeerbeleid. Hoe verklaart de staatssecretaris het feit dat zij ineens overvallen wordt door een brandbrief van de VNG? Heeft zij dit zelf bij het overleg niet geagendeerd of heeft de VNG zitten slapen?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik heb al aangegeven dat wij langdurig overleg hebben gevoerd met de gemeenten op allerlei niveaus: op bestuurlijk niveau, maar ook op ambtelijk niveau. Het was mij ook wel wat waard geweest als wij dit probleem in dat overleg eerst hadden kunnen verkennen. U vraagt of het niet aan de orde is geweest. Het is toch wel aan de orde geweest. Er is bijvoorbeeld gepraat over de ex-VVTV'ers, die op een zekere dag weg moeten. Er kan dan druk ontstaan in een gemeente om die mensen toch te laten blijven, bijvoorbeeld omdat de kinderen op school zitten. Een gemeente kan er in zo'n geval groot belang bij hebben om precies te weten hoe het met zo'n gezin zit. Wat is de stand van zaken? Wij hebben IND-informatiepunten, regionaal georganiseerd, zodat met een kort telefoontje snel kan worden achterhaald wat er aan de hand is.
De heer Hoekema (D66):
In De Telegraaf en andere kranten is een sfeer ontstaan dat het tussen het Rijk en de VNG niet goed gaat. Is de staatssecretaris bereid er alles aan te doen om de indruk weg te nemen, dat gemeenten niet worden ingelicht door Justitie?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Dat spreekt vanzelf. Er is mij buitengewoon veel aan gelegen om dit zeer belangrijke onderwerp, ook in maatschappelijk opzicht zo verstandig, zo rustig en zo effectief mogelijk te benaderen. Mijn motivatie is onverkort groot.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Mijn fractie was erover verheugd dat het overleg met de VNG erin resulteerde dat er enige ruimte is ontstaan voor het creëren van voorzieningen in situaties van nood. De discussie over de al dan niet verzonden correspondentie laat ik graag aan de heer Wijn over. Ik zou hem wel een vraag willen stellen. Gezien het gedrag van vele lokale CDA-bestuurders bestaat er onduidelijkheid. Vindt de heer Wijn, dat betrokkenen na 28 dagen – ook als mensen niet weg kunnen zoals de oud-VVTV'ers, de Irakezen – op straat moeten worden gezet? Ik wil daarop een helder antwoord hebben.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Mevrouw Halsema stelt, dat zij blij is dat er een beetje ruimte is gekomen voor noodsituaties. Dat is uitdrukkelijk niet het geval. Ik zie aan haar mimiek dat zij dat zelf ook heel goed weet. Als mensen na 28 dagen vanwege een vluchtschema nog een paar dagen moeten worden opgevangen, dan kan het IOM een vertrekfaciliteit organiseren.
De heer Wijn (CDA):
Ik kan de vraag van mevrouw Halsema goed plaatsen. Je zult maar een gemeentelijk bestuurder zijn en geconfronteerd worden met de problematiek. Wat geeft de staatssecretaris door aan de gemeenten? Ik heb heel vaak aan de staatssecretaris gevraagd – ik zal dat blijven doen –: is die termijn van 28 dagen voldoende? De staatssecretaris zegt ja. Ik kan toch moeilijk hier zeggen dat ik haar niet vertrouw. Ik heb ook aan de staatssecretaris gevraagd: kan men daadwerkelijk terug naar die landen? Dat is volgens haar het geval. Als de signalen anders zijn, dan horen wij dat graag van de gemeenten. Ik ben het met haar eens, dat het niet kan dat de problemen op het bordje van de gemeenten worden gelegd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Mogen ze op straat worden gezet? Aangezien niet alles op het bordje van gemeentebestuurders mag worden gegooid en ik regelmatig CDA-bestuurders spreek die anders signalen afgeven – mensen kunnen na 28 dagen niet weg – stel ik de volgende vraag. Als u uw verantwoordelijkheid neemt als controleur van wetgeving, dan is de vraag: mogen mensen na 28 dagen op straat worden gezet?
De heer Wijn (CDA):
Ik grijp elke gelegenheid aan om het nogmaals duidelijk te maken. Die 28 dagen zijn volgens de staatssecretaris genoeg. Dat betekent dat iemand na 28 dagen uit de opvang kan worden gezet. Als dat niet zo is dan willen wij dat horen van de staatssecretaris. In elk debat neem ik de voorbeelden van de CDA-bestuurders mee en leg die aan de staatssecretaris voor. Als er een individuele schrijnende situatie is van nood – er ligt iemand ziek op straat – dan moeten de gemeenten natuurlijk de helpende hand toesteken.
De heer Verhagen (CDA):
De staatssecretaris stelt, dat er haar veel aangelegen is om tot een oplossing te komen. Het verbaast mij dat zij in wezen niet verder komt dan het antwoord van oud-staatssecretaris Schmitz dat zij met de VNG zou gaan overleggen. Is de urgentie van dit probleem bij de staatssecretaris wel aanwezig?
Het probleem wordt met name veroorzaakt door het gegeven dat de landelijke overheid die verantwoordelijk is voor het toekennen van de verblijfstitel niet bereid is om mensen daadwerkelijk uit te zetten indien zij hier niet mogen blijven en in die zin het probleem op het bordje van de gemeentebestuurders leggen. Het gaat dus om twee zaken. Een: u moet wat meer doen dan alleen overleg voeren met de VNG; dat horen wij al vier jaar. Twee: u zult daadwerkelijk moeten gaat uitzetten.
De voorzitter:
Ik constateer dat het een beetje een herhaling van zetten wordt. Maar dat schijnt nodig te zijn.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Voorzitter. De wijze waarop de heer Verhagen het formuleert, is een miskenning van de ernst waarmee ik aan het werk ben. Ik ben er sterk van overtuigd dat, als wij dit probleem niet rustig en overtuigend weten aan te pakken, dit buitengewoon veel onrust genereert in de samenleving, hetgeen uiteindelijk effecten bewerkstelligt die wij geen van allen willen. Daarom was ik zo blij dat de gemeenten zo betrokken en coöperatief zijn ingegaan op mijn uitnodiging voor wat bij ons in huis het draagvlakoverleg heet. Wij willen samen bezien waar de problemen op dit geweldig moeilijke en weerbarstige beleidsterrein zich concreet voordoen en wat wij eraan kunnen doen. Wij zijn daarmee heel ver gekomen en wij gaan er nog mee door. Ik vind het daarom jammer, zoals ik al eerder heb gezegd, dat dit op deze manier, bijna via de buitenlijn, naar voren wordt gebracht. Zoals gezegd, gaan wij rustig door. Op die manier lossen wij successievelijk de problemen op. Ik herinner eraan dat hetgeen de CDA-fractie dwars zat, namelijk dat veel gemeenten noodopvang creëren, eind juni van tafel was. Waarom was dat het geval? Omdat ook de gemeenten ervan overtuigd waren dat als men uitgeprocedeerd is vertrek, terugkeer en dus beëindiging van de voorzieningen aan de orde zijn.
De heer Verhagen (CDA):
Dat laat onverlet dat ondanks het feit dat u suggereert dat de problemen opgelost worden door het creëren van draagvlak en ongeacht of die brief is uitgelekt de gemeenten van mening zijn dat u op dit punt nog steeds tekortschiet.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Daar wil ik graag nog verder met de gemeenten over spreken. Ik heb aangegeven waar het misverstand zou kunnen zitten. Degenen die uitgeprocedeerd zijn, moeten als zij in een gemeentelijke woning zitten uit die woning. Daarvoor ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente in kwestie. Dat is oud beleid waar wij zo langzamerhand uitgroeien. Blijkens de nieuwe Vreemdelingenwet hoeft dit niet meer; op grond daarvan geldt een beschikking waarbij alles in een pakket zit. Volgens de oude wet moest dit wel. Wij hebben de gemeenten ondersteuning aangeboden en wij informeren de gemeenten er maximaal over. Wij doen alles wat wij kunnen doen. Wij gaan zelfs zover dat wij de ROA-woningen kunnen overnemen, opdat de gemeenten een en ander niet zelf meer hoeven doen. Ik denk dat wij, als wij op deze manier stug doorwerken, stukje bij beetje dichter komen bij wat wij willen.
Voorzitter: Weisglas
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Voor een geloofwaardig asielbeleid is een goed terugkeerbeleid van het grootste belang. Dit onderschrijft ook de regering. In dat licht hadden wij zorg over de signalen dat de gemeenten onvoldoende informatie krijgen om te komen tot een goede uitvoering nadat er sprake is van uitgeprocedeerd zijn. De staatssecretaris zegt: "Wij gaan er snel over praten of er inderdaad sprake is van gebrek aan informatie, ik zie dat niet zo, maar die geluiden komen van de kant van de gemeenten." Mocht blijken dat bepaalde informatie toch niet naar de gemeenten gegaan is, betekent dit dan dat eventueel ten onrechte uitkeringen verstrekt zijn? Zo ja, wat zijn daarvan dan de gevolgen?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Het kan zijn – maar dat is in mijn ogen een incidenteel geval – dat een gemeente niet goed is geïnformeerd. Het kan ook zijn dat betrokkenen verhuisd zijn. Men moet toestemming hebben om te verhuizen en de nieuwe gemeente moet dat weten. Het kan bovendien gebeuren dat, als een gemeente geen ontruimingsprocedure start, betrokkenen langer in die woningen zitten dan de bedoeling is.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn vraag betrof het doorlopen van uitkeringen. Wat zijn de consequenties als uitkeringen zonder rechtsgrond verstrekt zijn?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Dat ligt nogal ingewikkeld, omdat wij voordat de nieuwe wet in werking trad te maken hadden met een ingewikkelde regelgeving: eerst de procedure om uit te maken of men mocht blijven en daarna de procedure inzake het beëindigen van de voorzieningen. Zolang de laatste procedure niet "met succes" is afgerond, worden de voorzieningen rechtmatig verstrekt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20012002-167-171.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.