Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Invoering van de mogelijkheid om de statuten van de Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen (27647).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

Foarsitter. It is mei sizzen net te dwaan. Niet schrikken, voorzitter, want ik ga nu over in het Nederlands.

De voorzitter:

Ik ben met een Friezin getrouwd en ik kan bijna alles verstaan van wat u in het Fries zegt. Maar gaat u door in het Nederlands.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

Dan had ik, wat u betreft, dus in het Fries kunnen doorgaan. Ik zal dat niet doen, omdat ik over een aantal zaken met de minister overleg wil voeren, maar ik zal mijn bijdrage wel eindigen in de tweede rijkstaal. Ik begin opnieuw.

Foarsitter. It is mei sizzen net te dwaan. Dit Friese spreekwoord geldt voor de regering en in het bijzonder voor deze minister nu hij in het Jaar van de Talen het wetsontwerp presenteert om statuten en andere authentieke akten in de Friese taal te kunnen verlijden. Het doet mijn fractie groot genoegen dat, na de Friese vragen die hierover door mij en collega's van VVD, D66, CDA en ChristenUnie zijn gesteld, de regering met deze voorstellen is gekomen. Hier kan terecht gezegd worden dat er opnieuw een stap voorwaarts is gedaan met betrekking tot de emancipatie van de Friese taal in het rechtsverkeer. Er wordt hiermee voldaan aan een wens die al jaren bij een groot deel van Friese verenigingen en stichtingen leeft. Dit wetsontwerp doet ook recht aan de doelstellingen zoals deze bijvoorbeeld in het kortgeleden getekende bestuursakkoord Fryske taal en kultuer zijn geformuleerd.

Voorzitter. Ik zal, omdat wij in de inbreng al uitgebreid zijn ingegaan op een aantal zaken waarop een bevredigende reactie is gekomen, niet uitgebreid op de overwegingen ingaan. Er blijft echter nog wel een"tûkelteam" over. En dat is dat de letterlijke tekst van het wetsvoorstel nu inhoudt dat er een beëdigde vertaling in het Nederlands moet komen wanneer de rechtspersoon is ingeschreven in het Handelsregister. Bij stichtingen en de meeste verenigingen, ook de kleinste, is dit het geval. De regering verdedigt dat in de nota naar aanleiding van het verslag met het argument dat derden inzage moeten hebben in de statuten in een taal die zij begrijpen. Mijn fractie deelt die opvatting, maar betwijfelt of het in dit geval nodig is een beëdigde vertaling te eisen. Mijn fractie is verder van mening dat voor stichtingen en verenigingen die geheel of nagenoeg geheel hun werkzaamheden in Fryslân verrichten het niet nodig is een letterlijke vertaling in het Nederlands te leveren. Ik zal dat hierna uitleggen.

Met betrekking tot de situatie waarin het wel nodig is een vertaling te leveren – en ik kan mij voorstellen dat dit het geval is bij bijvoorbeeld een onderlinge waarborgmaatschappij als een landelijk werkende verzekeraar die een zetel in Fryslân heeft – kan worden volstaan met een vertaling via de notaris waar de akte wordt verleden. Van de Friese notarissen heb ik begrepen dat zo'n vertaling al voorhanden is. Voor de toneelvereniging in Drachten of de stichting F Trije in Leeuwarden die uitsluitend op Fryslân of Friese doelstellingen zijn gericht, kan volgens mijn fractie volledig worden afgezien van een letterlijke vertaling in het Nederlands. Ten slotte gaat het hierbij om kleine, in elk geval beperkt werkende verenigingen die uitsluitend hun doelstellingen en de mensen die daarbij betrokken zijn, in het Friese hebben. Ze bedienen zich vaak uitsluitend van de Friese taal.

Overigens kent het Nederlandse recht wat dit betreft precedenten. In het handelsregister is het namelijk toegestaan om in bepaalde gevallen stukken in de Engelse, Franse of Duitse taal in te schrijven zonder dat een Nederlandse vertaling wordt verlangd. Als een derde van een en ander kennis wil nemen, zal hij op eigen kosten een vertaling moeten laten maken. Daarmee heeft de Nederlandse wetgever blijkbaar geen enkel probleem. Als een Nederlands bedrijf zaken doet met een Engels bedrijf, zal dat Engelse bedrijf de statuten moeten laten vertalen. Voorzitter. Ik heb tegen deze achtergrond samen met de heer Hoekema onder nr. 7 een amendement ingediend.

Ik sluit mijn bijdrage aan dit debat af met de wens dat wij er met de minister uit zullen komen. Voor de emancipatie van de Friese taal is het zeer belangrijk dat voor in Friesland werkende stichtingen en verenigingen authentieke akten in de eigen taal, het Fries, kunnen worden verleden. Voorts heb ik voor de minister nog een boodschap, en wel in het Fries. Het gaat om enkele regels van een van onze beroemdste Friese dichters, Obe Postma:

  • En dy 't oan 't Frysk syn tinzen tabetrout

  • Dy hoecht gjin rom of eare to ferlangen

  • Mar 't binn' syn eigen sibben, wer 't hy foar

  • It moaiste jout dat libbet yn syn siele

  • En troch de wjerklank yn har eigen hert

  • Kinn' hja as nimmen oars it mei him fiele

Vrij vertaald: roem of eer... niet helemaal. Echter, voor mijn fractie mag deze minister met dit voorstel – als wij in tweede termijn met hem tot overeenstemming komen – die eer binnenhalen.

De heer Atsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Het gebeurt niet vaak dat in deze zaal Friese woorden klinken. In die zin is er sprake van een belangrijk moment voor een aantal geledingen in Fryslân en daarbuiten. In het Fries wordt wel gezegd: It kealle swier, mar wy binne blied dat it no sa fier is. Ofwel: er moest een lange weg worden gegaan maar uiteindelijk kunnen wij met het resultaat uit de voeten. Het voorstel dat nu aan de Kamer wordt voorgelegd, maakt het mogelijk dat statuten van verenigingen en stichtingen in Friesland in het Fries worden opgesteld en vastgelegd. Het kabinet verwacht dat vooral verenigingen met een Fries cultureel, charitatief of sociaal karakter of doel, zullen inspelen op deze mogelijkheid. Het voorstel beperkt zich tot de eis dat de rechtspersoon zijn zetel in Friesland moet hebben. De CDA-fractie vraagt zich af of buiten Friesland gevestigde verenigingen die zich ook richten op de Friese taal en cultuur, terecht worden uitgesloten van de mogelijkheid om hun statuten in het Fries op te stellen. De argumenten die de regering hiervoor hanteert, lijken ons flinterdun te zijn. Lettend op de wettelijke verankering van het Fries als tweede rijkstaal en de behoefte die wellicht leeft bij bestuurders van verenigingen en stichtingen buiten Friesland, krijgen wij graag een nadere toelichting van de minister op het voorstel. Immers, er zijn veel verenigingen en organisaties buiten de provincie Friesland die zich blijkens de huidige statuten richten op de provincie Friesland en/of de Friese taal en cultuur. Is het uit dat oogpunt en ook uit dat van gelijkberechtiging van het Fries wel vol te houden dat alleen stichtingen en verenigingen in Friesland gevestigd, hun statuten in het Fries kunnen opstellen? Wij zetten daar vraagtekens bij. Op voorhand hebben wij op dit punt een amendement ingediend. Wij denken dat het anders kan en ook zou moeten.

Voorzitter: Rehwinkel

De heer Hoekema (D66):

Mijnheer de voorzitter. Ter geruststelling: bij mij is er geen woord Fries bij! In rond en duidelijk Nederlands wil ik graag de vreugde van mijn fractie over dit wetsvoorstel uitdragen. Als tweede generatie Fries in de diaspora doet het mij bijzonder veel genoegen om zeven jaar nadat ik mijn maidenspeech – slecht Nederlands! – heb gehouden over het wetsvoorstel inzake de Friese taal in het rechtsverkeer, dit goede voorstel van dit kabinet in deze Kamer te mogen behandelen. Ik zal slechts een enkele vraag stellen en opmerking maken. In de eerste plaats een vraag naar aanleiding van de verwijzing van het kabinet naar het handvest regionale talen of talen van minderheden. Voor Nederland is dit sinds 1 maart 1998 van kracht. Wat is het lot van het kaderverdrag inzake de bescherming van de nationale minderheden, dat dit jaar in de Eerste Kamer voorlopig is gesneuveld?

In de tweede plaats wil ik – in navolging van mevrouw Van der Hoek – enkele woorden wijden aan de kwestie van de vertaling in het Nederlands en het kenbaarheidvereiste. Allereerst vind ik het goed om wat soepeler dan in het wetsvoorstel het geval is, om te gaan met de eis van een vertaling door een beëdigd vertaler. In de praktijk – mevrouw Van der Hoek zei het al – zullen notarissen heel gemakkelijk een Nederlandse vertaling kunnen verschaffen; dat hoeft niet per se door een beëdigd vertaler te worden gedaan. Het tweede punt is de vraag of alles vertaald moet worden. Wat is de reactie van de minister van Justitie op het amendement dat mevrouw Van der Hoek mede namens mij heeft ingediend op stuk nr. 7, met name waar het gaat om de verenigbaarheid met het kenbaarheidvereiste? Hoe zijn die twee aspecten met elkaar te rijmen? Hoe kan het kenbaarheidvereiste in overeenstemming worden gebracht met het laten vervallen van de eis van vertaling?

Vervolgens kom ik op het punt dat de heer Atsma heeft opgeworpen. Dat vond ik een interessant punt. In het schriftelijk verslag dat mijn fractie heeft ingediend, staat duidelijk vermeld dat het wetsvoorstel zich in onze ogen terecht beperkt tot in Friesland gevestigde verenigingen en stichtingen. Ik ging nog eens terug in de geschiedenis en vond in mijn bescheiden de geschiedenis van de Hoekemastichting, in het Fries: Hoekemastifting. Deze vereniging werd in 1951 opgericht door een aantal mensen met de achternaam Hoekema, die voor een belangrijk deel in het westen van het land woonden. Zelfs nu nog is het archief van de stichting in Aerdenhout gevestigd. Toch bleek op 16 augustus 1951 de stichtingsakte in Leeuwarden te zijn getekend. Ik denk dat de regering terecht de beperking heeft aangebracht tot stichtingen en verenigingen met een vestiging in Friesland. Ik kan mij echter op zich iets voorstellen bij hele specifieke verenigingen en stichtingen die alleen met de Friese taal of met de Friese cultuur bezig zijn en die in Amsterdam of in een andere plaats in Nederland zijn gevestigd. Ik wil graag een duidelijker antwoord van de minister horen op de vraag van de heer Atsma over de beperking. Instinctief heb ik echter de neiging, de voorstellen van het kabinet op dit punt te volgen.

Tot slot dank ik het kabinet voor dit voorstel dat een heel logische plaats inneemt in een grote reeks voorstellen die sinds 1994 door het kabinet zijn gedaan. Al deze voorstellen zien toe op een emancipatie, een verdere volwassenwording van de Friese taal. Wij zijn het kabinet daar zeer erkentelijk voor.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Het wetsvoorstel sluit aan op de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer en op de bepalingen inzake het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijke verkeer in de Algemene wet bestuursrecht. Ook de VVD-fractie dankt de minister voor zijn voortvarendheid in dezen. Verder is zij er dankbaar voor dat hij niet eerst een commissie heeft ingesteld die het een en ander is gaan onderzoeken. Hij is zelf met dit wetsvoorstel gekomen, mede op aandringen van de Kamer door middel van schriftelijke vragen die twee jaar geleden werden ingediend.

Er blijven nog twee punten voor discussie vatbaar die door de vorige sprekers van de PvdA en het CDA naar voren zijn gebracht. Ook ik krijg hierop graag een reactie van de minister. De vraag die de heer Atsma stelde leeft ook bij mijn fractie. Volgens ons moet het mogelijk worden gemaakt dat een Friese cultuurvereniging – in Meppel kennen wij bijvoorbeeld de Fryske Kryte – haar statuten in het Fries kan laten verlijden. Wat is er tegen om dat te doen? Collega Hoekema sprak verder over een beëdigde verklaring bij de statuten. Waarom is het een beëdigde verklaring? De notaris staat toch voor de juridische kwaliteit van de tekst? Op het moment waarop hij zijn stempel en zijn handtekening zet staat hij er borg voor dat de vertaling van de Friese tekst voldoet. Is dat niet voldoende? Ik krijg graag antwoord op deze vragen.

Minister Korthals:

Voorzitter. Het jaar 2001 is uitgeroepen tot Europees jaar van de talen. De EU en de Raad van Europa willen met dit initiatief de schijnwerpers richten op de verscheidenheid aan talen in Europa. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, sluit nauw aan bij dit thema. Verschillende sprekers hebben daar ook op gewezen. Het wetsvoorstel komt verder tegemoet aan een duidelijke behoefte van vooral verenigingen en stichtingen die zich richten op een Fries cultureel, sociaal of charitatief doel. Het wetsvoorstel is echter niet beperkt tot deze categorie verenigingen en stichtingen. Iedere vereniging of stichting die haar zetel in Friesland heeft, kan gebruikmaken van de mogelijkheid om de statuten op te stellen in de Friese taal. Eerder is al wetgeving tot stand gekomen die het gebruik van de Friese taal mogelijk maakt in notariële akten, in akten van de burgerlijke stand en het kadaster. Op het ogenblik werken wij aan een wijziging van het besluit geslachtsnaamwijziging die het mogelijk maakt om de Friese geslachtsnamen die in de loop der jaren vernederlandst zijn weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen.

Uit het wetsvoorstel blijkt het belang dat de regering toekent aan de bevordering en instandhouding van de Friese taal en cultuur. Kort geleden hebben wij de inmiddels derde bestuursafspraak Friese taal en cultuur tussen het Rijk en de provincie Friesland ondertekend. In dit document zijn afspraken opgenomen voor het beleid ten aanzien van de Friese taal en cultuur voor de komende tien jaar.

Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa. In de praktijk zal het opstellen van Friestalige statuten worden vergemakkelijkt doordat gebruikgemaakt kan worden van het in december 2000 gepubliceerde Nederlands-Fries juridisch woordenboek. Daarnaast hebben wij een subsidie toegekend aan de Fryske Akademy voor het opstellen van een Fries modellenboek voor de rechtspraktijk. Dit Friese modellenboek gaat uit van bestaande Nederlandstalige modellen en zal tevens modellen bevatten voor statuten van verenigingen en stichtingen.

Voorzitter. Het is een goed en mooi wetsvoorstel en het beleid heb ik nog eens aangegeven. Helaas is het nooit mooi genoeg wat de regering doet. Er zijn enkele vragen gesteld en twee amendementen ingediend.

Eerst ga ik in op de vraag met betrekking tot het kaderverdrag, die gesteld is door de heer Hoekema. In mei heeft de Eerste Kamer het Kaderverdrag nationale minderheden behandeld en er bleek geen meerderheid te vinden voor goedkeuring. In het kabinet is de kwestie besproken en ik denk dat binnen korte tijd mijn collega voor het Grote Steden- en Integratiebeleid de Kamer daarover nog nader zal berichten.

Dan kom ik op de amendementen. Laat ik vooropstellen dat ik zeer dankbaar ben voor de Friese inbreng die er vandaag is geweest. Het is toch niet voor niets geweest dat ik de laatste week iedere avond van tien tot twee Fries heb zitten te studeren, want anders had ik werkelijk de helft van het debat niet begrepen!

Mevrouw Van der Hoek komt met een amendement dat erop neer komt dat, indien het betreft een notariële akte in de Friese taal ter oprichting van een vereniging of stichting dan wel houdende de statuten van een dergelijke rechtspersoon, volstaan kan worden met een letterlijke vertaling in het Nederlands, die dan zou moeten worden vervaardigd en in overeenstemming verklaard door de notaris voor wie de akte is verleden. Ik heb de indruk dat de werkelijke bedoeling van dit amendement is om kosten te besparen.

Zij gaat echter verder in dit amendement en zegt dat van een letterlijke vertaling in het Nederlands kan worden afgezien, indien de vereniging of stichting haar werkzaamheid geheel of nagenoeg in de provincie Friesland verricht. Dit gaat nu naar mijn idee een stap te ver. Ik kan het amendement volgen en ermee akkoord gaan tot de laatste zin. Het gaat dan primair om de kosten. Het belang van derdenbescherming weegt naar mijn mening evenwel zwaarder dan de beperkte kosten die een vertaling naar het Nederlands met zich brengt voor de stichting of vereniging die ervoor kiest de statuten in het Fries op te stellen. Organisaties kiezen voor rechtspersoonlijkheid omdat zij activiteiten ontplooien, verplichtingen aangaan, bankrekeningen openen en subsidies ontvangen, en hun bestuurders dan beschermd zijn tegen persoonlijke aansprakelijkheid. De wederpartijen van die organisaties moeten echter ook beschermd worden. Zij moeten de statuten kunnen raadplegen. Als die wederpartijen het Fries niet machtig zijn, moeten zij voor een vertaling zorgen en worden zij met kosten geconfronteerd. Ik vraag mij af of dat zo redelijk is. Ik voel dus weinig voor het amendement indien daarmee iedere vertaling achterwege blijft. De nederlegging van de vertaling bij het Handelsregister geschiedt overigens kosteloos. Dat komt overeen met de afspraak in het bestuursakkoord om dit soort faciliteiten zoveel mogelijk kosteloos te maken.

In het amendement staat overigens dat de vertaling óók kan plaatsvinden door de notaris. In die zin ben ik het met het amendement eens. Maar dat ervan af kan worden gezien om te komen tot een letterlijke vertaling indien de vereniging of stichting haar werkzaamheid geheel of nagenoeg geheel in de provincie Friesland verricht, gaat te ver. Daarbij laat zich de vraag stellen: wat is dan een niet-letterlijke vertaling? Als voorts gesproken wordt van "nagenoeg geheel in de provincie", is de vraag wat daar precies onder moet worden verstaan. Het kan zijn dat activiteiten primair alleen in Friesland worden gedaan, bijvoorbeeld de voetbalclub die in Friesland speelt en niet verder, maar die voetbalclub kan promoveren. Daar moet je dan ook weer maatstaven voor aanleggen. Immers, Friesland is zeer goed, mijnheer Atsma: Heerenveen-PSV 4-1! Het kan dus wel degelijk.

Ik wil derhalve aan mevrouw Van der Hoek vragen om de laatste zin van haar amendement te schrappen. Dan ben ik gelukkig en kan zij, naar ik hoop, eveneens gelukkig zijn.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

De minister is ongetwijfeld op de hoogte van het feit dat in Friesland, ten aanzien van provinciale of gemeentelijke stukken die in het Fries zijn opgesteld, er voor degene die dat wil de mogelijkheid is een vertaling te vragen. Ook daarbij is dus het principe dat stukken in de rijkstaal worden opgesteld, gewaarborgd en gehandhaafd. Ik heb mij overigens laten vertellen dat er nauwelijks of geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot vertaling. Ik heb niet voor niets de toneelvereniging en andere voorbeelden genoemd, zoals de postduivenvereniging in Zwaagwesteinde. Die verenigingen zijn alleen maar gericht op doelstellingen en werkzaamheden in het Friese. Moet het principe van de emancipatie van de Friese taal niet worden doorgevoerd, in aanmerking genomen dat wij het hier hebben over een rijkstaal en gezien het door mij genoemde voorbeeld dat er Engelstalige stukken zijn gedeponeerd, waarvan evenmin een Nederlandse vertaling wordt verlangd?

Minister Korthals:

Wanneer je je in het recht begeeft, dan heb je ook rekening te houden met de belangen van derden. Ongetwijfeld zijn er ook in Friesland mensen die niet alleen te maken hebben met Fries maar hun kennis ook ontlenen aan het Nederlands. Het is belangrijk dat die mensen ook kennis kunnen nemen van wat er in de statuten staat. Ik ben het met u eens dat het niet onnodige kosten met zich moet brengen voor een Friese vereniging die zich primair en bijna volledig richt op Friese activiteiten. Vandaar dat ik met uw amendement kan leven, wanneer het uitgangspunt is dat de vertaling niet plaatsvindt door een beëdigd vertaler maar door een notaris. Overigens zou de laatste zin in uw amendement wel geschrapt moeten worden.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

U gaat nu voorbij aan mijn eerdere opmerking dat er precedenten zijn waarmee de Friese taal rechtevenredig is. Fries of Engels maakt in zo'n geval niet. Er worden ook in het Engels stukken gedeponeerd waarvan geen Nederlandse vertaling wordt gevraagd.

Minister Korthals:

Ik verwijs naar artikel 8 van de wet inzake beëdigde vertalers, waarin in beginsel geëist wordt dat altijd bij in te schrijven aktes in een andere taal een vertaling in het Nederlands moet plaatsvinden. Het is mij overigens bekend dat er uitzonderingen op bestaan, maar de werkelijke strekking daarvan ken ik nu niet. In beginsel moet er in ieder geval een vertaling in het Nederlands zijn.

Voorzitter. Het amendement van de heer Atsma vind ik ongelukkig om reden waarvan ik aanvaarding ervan wil ontraden. De stichting of vereniging waar de heer Atsma het oog op heeft, kan gewoon haar statutaire zetel in Friesland kiezen en haar feitelijke zetel buiten Friesland. Dan kunnen de statuten in het Fries worden opgesteld. Het amendement zou erop neerkomen dat iedere vereniging of stichting haar statuten in het Fries kan opstellen, dus ook een stichting of vereniging met een statutaire zetel en onderneming in Limburg. En dat kan naar mijn gevoel ook niet de bedoeling zijn. In het wetsvoorstel is uitgangspunt dat er op de een of andere manier een band met Friesland is als men de statuten in het Fries wil opstellen. Het voordeel van het voorgestelde systeem, namelijk een statutaire zetel in Friesland, is dat het gemakkelijk toepasbaar is. Wij voorkomen dat er onduidelijkheid is over de vraag of de doelstelling van de stichting of vereniging voldoende Fries is.

De heer Atsma (CDA):

Ik begrijp de redenering van de minister, maar die is wel kort door de bocht. Hij weet ongetwijfeld dat er in alle hoeken van het land Friese verenigingen zijn, van Den Haag tot Simpelveld en van Den Helder tot de Achterhoek. Het is natuurlijk niet logisch om tegen die verenigingen te zeggen dat ze zich vooral statutair moeten vestigen in Friesland. A doen ze dat niet, B woont er geen lid, want ze zijn ter plaatse lid. Ze spreken Fries, ze notuleren Fries, ze bidden Fries, ze doen alles in het Fries. Dan zou het raar zijn om die mogelijkheid waarvoor wij hebben gepleit, niet toe te staan. Bovendien heeft de minister in zijn eigen toelichting gezegd dat het wetsvoorstel is ingegeven door het feit dat er een behoefte is. Stel dat een Friese vereniging buiten Friesland die behoefte kenbaar maakt. Zou de minister er vanuit het oogpunt van Fries als tweede rijkstaal dan ook niet voor voelen?

Minister Korthals:

Voorzitter. De verenigingen die buiten Friesland opereren, kunnen wel degelijk alles in het Fries doen, zelfs hun statuten. Het enige wat zij dan moeten doen, is de statutaire zetel vestigen in Friesland. Feitelijk kunnen zij zich dan vervolgens buiten Friesland zetelen. Dan kunnen zij alles doen in het Fries. Zij kunnen samenkomen in het Fries, dieren behandelen in het Fries, bidden in het Fries. De heer Atsma heeft alle mogelijke variaties aangegeven. Maar het is natuurlijk wel zo, dat onderdeel van het wetsvoorstel is dat er een heel duidelijke band is tussen het in de omgeving zijn van Friesland en de Friese taal.

De heer Atsma (CDA):

Dan heeft u niet begrepen waarom mensen zich buiten Friesland verenigen in een vereniging of stichting die zich richt op de Friese taal en cultuur of wat dan ook. Die zijn natuurlijk niet van plan om hun zetel statutair in Friesland onder te brengen. Dat zou buitengewoon onlogisch zijn en u moet toch ook toegeven dat het niet voor de hand ligt dat een vereniging in Den Haag de statutaire zetel in Friesland vestigt.

Minister Korthals:

Dat vind ik helemaal niet zo gek, zeker niet als je zo'n geweldige band met Friesland hebt. Dan zou ik het zelfs heel logisch vinden om dat te doen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Op een nader te bepalen tijdstip wordt over de ingediende amendementen en het wetsvoorstel gestemd.

De vergadering wordt van 17.35 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven