Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 mei 2001 over het Kabelbeleid.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Het kabinet in het algemeen en de staatssecretaris van OCW als coördinerend bewindspersoon in het bijzonder schieten ernstig tekort, als het gaat om de voortgang van het kabeldossier en als het gaat om het bevorderen van de keuzevrijheid voor kijker, burger, luisteraar enz. Al tweeënhalf jaar geleden is in ieder geval van de kant van de VVD een plan gelanceerd met het oog op de keuzevrijheid voor de kijker en is een notitie gevraagd aan de staatssecretaris van OCW daarover. Er is voorts enige tijd geleden een bijna Kamerbreed ondertekende motie neergelegd, die verzoekt om snelle voortgang. Er is evenwel nog steeds nauwelijks echte voortgang op dit hele dossier en dat terwijl Nederland ongeveer in de tussentijd al gedigitaliseerd had kunnen zijn en alle doorgifteproblemen waar we voortdurend tegenaan lopen, voorkomen hadden kunnen worden.

Het is om die reden, voorzitter, ervan uitgaande dat driemaal scheepsrecht is, dat ik de Kamer de volgende motie voorleg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het belang van een snelle en krachtige bevordering van het creëren van keuzevrijheid voor de burger en het opheffen van schaarste door middel van het digitaliseren van de kabel en het bevorderen van concurrentie tussen infrastructuren;

verzoekt de regering, alsnog vóór 1 oktober 2001 te komen met een concreet stappenplan met tijdpad ter verwezenlijking hiervan, waarin in ieder geval zijn betrokken maatregelen ten aanzien van:

  • - standaardisering van de digitalisering;

  • - bestrijding van piraterij van smartcards;

  • - aanpak van de auteursrechtenproblematiek wat betreft hernieuwde doorgifte;

  • - nieuwe regelgeving voor open toegang van kabel voor AV-aanbieders;

  • - de gevolgen voor de regelgeving ten aanzien van toezicht en programmaraden;

  • - een switch-off van analoge uitzending;

  • - bevordering van het kunnen kiezen per zender;

  • - snelle introductie van digitale etherradio (T-DAB);

  • - snelle introductie van digitale ethertelevisie (DVB-T);

  • - het mogelijk maken van doorgifte van regionale programma's via de satelliet en het daartoe schrappen van artikel 64a Mediawet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Wagenaar, Bakker, Atsma, Stellingwerf en Vendrik.

Zij krijgt nr. 20(27088).

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog een tweede motie en deze betreft de telecomtoezichthouders. In het vooruitzicht is gesteld een evaluatie van de OPTA, waarbij wij ervan uitgaan dat ook de relatie met de NMa daarin wordt meegenomen. Wij hechten er voorts aan ook het Commissariaat van de media in de vergelijking te betrekken, teneinde voldoende te kunnen vergelijken, en komen derhalve tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het nuttig is de positie van de verschillende toezichthouders op het terrein van de media en telecommunicatie ten opzichte van elkaar te bezien en te bekijken welke veranderingen de effectiviteit en de efficiëntie van het toezicht en de duidelijkheid voor betrokkenen zouden kunnen vergroten;

in de wetenschap dat het kabinet voornemens is vóór 31 juli 2001 een kabinetsstandpunt in het kader van de evaluatie van de OPTA aan de Tweede Kamer te doen toekomen;

ervan uitgaande dat in genoemd kabinetsstandpunt tevens de verhouding tussen OPTA en NMa expliciet wordt belicht;

overwegende dat een snelle behandeling door de Tweede Kamer van het kabinetsstandpunt belangrijk is, gelet op de transparantie van de verantwoordelijkheden van de verschillende toezichthouders;

verzoekt de regering, na het toesturen van genoemd kabinetsstandpunt tevens de Tweede Kamer vóór 1 oktober 2001 een aanvullende notitie te doen toekomen waarin de posities van zowel het Commissariaat van de media als de OPTA als NMa ten opzichte van elkaar worden belicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Wagenaar, Bakker en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(27088).

De heer Bakker (D66):

Mevrouw de voorzitter. De heer Nicolaï heeft zo-even een motie ingediend over een plan van aanpak. Ik heb daar niets aan toe te voegen, behalve wellicht dat we dit beter drie jaar geleden hadden kunnen doen, want dan waren we nu misschien een paar stappen verder geweest. Maar ik zou vinden dat het er alsnog moet komen. Een kanttekening is daarbij nog wel dat ik vind, dat we ook moeten bezien of het niet mogelijk is voor de Kamer om de open toegang tot de kabel sneller te regelen: hetzij bij initiatiefvoorstel van wet, zoals mevrouw Wagenaar al eens heeft voorgesteld; hetzij bij amendement op een liggend wetsvoorstel ten aanzien van de Telecomwet. Nu, hoe we dit ook zouden kunnen doen, ik denk dat we op die manier minstens nog een halfjaar zouden kunnen winnen. Ik nodig de collega's uit om die route met mij te onderzoeken. Naar mijn gevoel kan dat wetsvoorstelletje nog voor het reces worden behandeld.

Voorzitter. Ik heb een motie over het Bouwbesluit. De Kamer heeft eerder de wens uitgesproken om de satellietaansluitingen als verplichting in het Bouwbesluit op te nemen. Dat leek ons een heel belangrijke impuls voor het ontstaan van concurrentie tussen verschillende infrastructuren, tussen kabel en satelliet. Het kabinet wil dat niet, maar wil dereguleren. Ik heb er begrip voor dat het kabinet niet eis op eis wil stapelen, maar het gaat nu juist om een impuls, wat ons betreft op tijdelijke basis.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naast de concurrentie op de kabel ook de concurrentie tussen alternatieve infrastructuren dient te worden bevorderd;

gelet op de eerder geuite wens van de Kamer, satellietaansluitingen op te nemen in het Bouwbesluit, en de weigering van het kabinet om deze wens uit te voeren, zulks uit een oogpunt van deregulering;

verzoekt de regering, de aansluiting voor satellietontvangst alsnog op tijdelijke basis in het Bouwbesluit op te nemen en zo een impuls te geven aan de concurrentie tussen de verschillende infrastructuren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(27088).

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de PvdA wil graag twee punten benadrukken, waaronder de toegang van internetproviders tot de kabel. Er is nu een wetsvoorstel in de maak bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat dat er iets over regelt. Wij hopen dat het nog voor de zomer bij de Kamer komt. Wij vinden dat dit wetsvoorstel van toepassing moet zijn op de huidige situatie op de kabel, zodat die zo snel mogelijk open gaat. Als dat niet zo is, dan zullen wij met eigen initiatieven komen.

Tijdens het algemeen overleg over de kabel hebben wij gesproken over de invoering van digitale tv en de problemen die consumenten daarbij zouden kunnen ondervinden van de zogenaamde stekkerproblematiek. Waar gaat dit eigenlijk over, zo vraagt u zich af. Het gaat erom dat, als wij nieuwe technieken introduceren, dit niet financieel of praktisch in het kijkgenot van consumenten ten koste gaat van diezelfde consument. Inmiddels hebben wij een uitgiftedocument gehad over digitale televisie en een plan van aanpak. Dat stekkerbeleid heet met een duur woord "interferentieproblematiek". Wij vinden dat plan van aanpak onvoldoende. Daarom leg ik graag mede namens de leden Atsma, Bakker en Vendrik de volgende motie aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de introductie van digitale televisie zal bijdragen aan de vergroting van het aanbod en verbetering van de technische kwaliteit voor consumenten die ervan gebruikmaken;

van mening dat dit echter niet mag leiden tot financieel nadeel of ongemak voor de consument;

van mening dat het "Plan van Aanpak Interferentieproblematiek" onvoldoende waarborgen ter voorkoming van genoemd nadeel of ongemak biedt;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het door interferentie voorziene nadeel en ongemak niet ten koste van consumenten zal komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wagenaar, Atsma, Bakker en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(27088).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het algemeen overleg over de kabel was onlangs een weinig verheffend schouwspel. Snelheid en doelgerichtheid ontbreken in het beleid van het kabinet, want daarvoor hebben de verschillende betrokken departementen vaak te veel ruzie met elkaar. Dat komt keer op keer opnieuw boven water in de vele debatten over de kabel, het frequentiebeleid, de telefonie en de nieuwe media. De motie van de heer Nicolaï heeft daarom onze steun.

Ik vraag vervolgens het kabinet de positie van lokale en regionale omroepen te waarborgen. Graag krijg ik een toezegging van de staatssecretaris op dat punt. De hoge kosten van huurlijnen, het uitblijven van extra financiering, de motie van collega Bakker bij de najaarsnota en de ongewisse uitkomst van de veiling van radiofrequenties zijn een bedreiging voor de positie van deze omroepen. Ik vraag de staatssecretaris om een korte notitie op zeer korte termijn, want dit onderwerp valt elke keer weer over de rand van de tafel en wordt vervolgd, in ieder geval weer bij het debat over de voorjaarsnota.

De uitvoering van de motie-Van Walsem/Halsema inzake satellietaansluiting in woningen is tot op heden niet uitgevoerd. Ik vraag het kabinet opnieuw deze motie uit te voeren. De heer Bakker heeft het al verwoord door middel van een tijdelijke bepaling in het Bouwbesluit om bij renovatie en nieuwbouwprojecten te verplichten tot satellietaansluiting.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng en hun vragen. Het lid Nicolaï vertolkte het gevoelen in de Kamer dat het kabinet ernstig tekortschiet en te traag is. In zijn motie noemt hij vervolgens de tien punten uit het AO. Enige consistentie is altijd te vinden in de inbreng van de heer Nicolaï! Een aantal punten is echter aan de orde geweest en naar mijn smaak van afdoende antwoord voorzien. Het zijn met name zaken waarvoor ik directe verantwoordelijkheid heb. Ik hecht eraan dat te zeggen. Ik heb de Kamer beloofd dat bijvoorbeeld de snelle introductie van DVBT nog voor de zomer in het kabinet besproken wordt. Ik heb daarvoor een termijn gegeven en gezegd dat ik de Kamer direct daarover zal berichten. Ik heb de Kamer ook gezegd dat ik bij de eerste mogelijke gelegenheid actie zal ondernemen om artikel 64a van de Mediawet te schrappen. Dat valt ook onder mijn dossier. De Kamer weet dat wij wachten met de introductie van TDAB, totdat de FM-frequenties verdeeld zijn door mijn collega, mevrouw De Vries. Dit is afgesproken in eerdere overleggen.

Er is een aantal eerder genoemde punten, bijvoorbeeld de aanpak van de auteursrechtenproblematiek en de bestrijding van piraterij van smartcards. Hoewel ik coördinator van het kabelbeleid ben, raakt dat ook direct de verantwoordelijkheid van collega Korthals van Justitie. Een aantal andere zaken die de toegang van de kabel voor AV-aanbieders betreffen, wordt in hetzelfde wetsvoorstel opgenomen. Wij maken daar voortgang mee. Ik heb dus het gevoel dat er wel het een en ander gebeurt. Ik coördineer het beleid. Ik wil mijzelf natuurlijk niet onnodig klein maken, maar naast mij zijn nog andere bewindspersonen bij dit beleid betrokken. De kabel is immers van cruciaal belang voor de informatievoorziening in Nederland. Daarmee maakt de kabel deel uit van het mediabeleid. Qua infrastructuur raakt de kabel echter ook aan het beleid van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en op het gebied van de economische markt aan dat van de minister van Economische Zaken. Wanneer wij het in het kader van de kabel over auteursrechten of smartcardfraude hebben, is de minister van Justitie gesprekspartner. Als er geld voor de kabel moet worden uitgegeven, is de minister van Financiën erbij betrokken. Wanneer hier tot slot het Bouwbesluit bij in het geding is, is ook de staatssecretaris van VROM hierbij betrokken. Ik neem niet aan dat de heer Nicolaï ervan uitgaat dat ik de portefeuilles van de collega's Jorritsma, Korthals, Remkes, Zalm en De Vries heb overgenomen.

In reactie op een eerdere motie van de heer Nicolaï heeft het kabinet aangegeven dat het door hem gewenste plan van aanpak er al ligt, namelijk in twee kabelnota's gevolgd door een uitgebreide voortgangsrapportage in de brief van 13 maart. Het bevreemdt mij een beetje dat daar niet naar is geluisterd. Als de heer Nicolaï echte kritiek heeft, dan wil het kabinet wel weten wat die kritiek nu precies is, wat hij gerealiseerd wil zien en hoe dat volgens hem moet gebeuren. Als hij dat niet aangeeft, kan ik niet zoveel met zijn opmerkingen. Verder weet iedereen dat het kabelbeheer geprivatiseerd is. Ook de VVD was hier een warm voorstander van. Het kabinet kan dus niet meer aangesproken worden op het feit dat de digitalisering traag op gang komt. Daar moeten de verschillende kabelbedrijven op aangesproken worden. Het kabinet is niet de raad van bestuur van de kabel-BV Nederland. Besluiten over omvang en tempo van investeringen worden genomen in de directiekamers van kabelmaatschappijen of buitenlandse moederbedrijven, maar niet in de Ridderzaal. Ik heb, net zoals de heer Nicolaï, vertrouwen in het bedrijfsleven, maar ik wijs erop dat met de standaardisering van de digitalisering en het aansluiten van het merendeel van de Nederlandse huishoudens op glasvezel een bedrag van ten minste 10 mld gulden is gemoeid. Ook bij een lager ambitieniveau gaat het nog steeds om aanzienlijke bedragen. Als de Kamer bereid is bij de heer Zalm en mevrouw Jorritsma te pleiten voor het beschikbaar stellen van deze middelen, dan ben ik bereid om deze bewindspersonen te overtuigen van nut en noodzaak van dergelijke investeringen. Ik ga ervan uit dat deze aanpak ook naar voren wordt gebracht bij de begrotingsbehandelingen van EZ en Financiën komend najaar. Dat betekent wel dat er sprake is van een nieuwe politieke opstelling in de Tweede Kamer. Dat gaat mijn coördinatietaak een beetje te boven. Ik verzoek de indieners daarom de desbetreffende motie aan te houden, totdat het brede debat met de kabinetsdelegatie heeft plaatsgevonden.

Maatregelen die de overheid op dit moment wel kan nemen om de digitalisering te bevorderen, liggen in de sfeer van het aangeven van randvoorwaarden en het stimuleren van marktwerking.

Ik ga heel kort in op wat er zo al gebeurt. Ik wijs eerst op de open toegang. Wij zijn het eerste land in Europa dat zijn wetgeving gaat aanpassen aan de Europese richtlijnen. Het wetsvoorstel dat bij de Raad van State ligt, is geheel in lijn met de nieuwe moderne telecomrichtlijnen. Ik neem aan dat de indieners van de motie zich hierover bij de eerstkomende gelegenheid zullen verstaan met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Er is overigens beweging op de markt.

De voorzitter:

Staatssecretaris, ik neem aan dat dit allemaal al is gewisseld in het algemeen overleg.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Niet allemaal, voorzitter, maar ik ben haast klaar.

De voorzitter:

Anders vraag ik me af of het algemeen overleg wel is geëindigd en of dit de behandeling van het verslag van het algemeen overleg kan zijn.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik beloof u dat mijn reactie op de andere moties een stuk korter zal zijn.

De voorzitter:

Alle woordvoerders staan nu bij de interruptiemicrofoon. Gaat u maar even door.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik maak het snel af, voorzitter.

Over het auteursrecht gaat er voor de zomer een brief naar de Tweede Kamer. De kwestie van de standaardisatie ligt op het terrein van Verkeer en Waterstaat. Staatssecretaris De Vries vroeg mij de Kamer te melden dat standaardisatie niet door de landelijke overheid kan worden afgedwongen. De markt voor digitale televisie, kabel, modems en andere digitale apparaten wordt niet door de Nederlandse consument, laat staan de Nederlandse overheid aangedreven. Wel is er in Europa beweging. Zo wordt de Europese richtlijn die de standaard voor DVB voorschrijft binnenkort uitgebreid met andere standaarden.

Tot slot een reactie op de motie. Ik vind die eigenlijk overbodig, maar ik ga ervan uit, gelet op het grote aantal handtekeningen onder de motie, dat die waarschijnlijk wel een meerderheid zal behalen. In het licht van wat de voorzitter zojuist zei, zou ik nog eens, in ieder geval voor 1 oktober 2001, duidelijk op papier kunnen zetten wat er inmiddels is gebeurd, want dat is heel wat. Ook voor 1 oktober 2001 gebeurt er nog heel wat. Deze voortgangsrapportage zullen wij vervolgens aan de Kamer doen toekomen. In die zin wil ik met de motie omgaan.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris bevestigt een beetje de kritiek van de heer Vendrik, want hij verwijst vooral naar andere ministers die ergens over zouden gaan. De formulering is dat er veel ministers bij zijn betrokken, maar dat er één coördinerend bewindspersoon is. Die spreken wij aan, want deze spreekt namens het kabinet. Met al zijn verwijzingen naar die andere ministeries geeft de staatssecretaris aan dat de heer Vendrik gelijk heeft met zijn stelling dat het een groot probleem is om de partijen bij elkaar te krijgen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

De bestrijding van piraterij van smartcards en de aanpak van de auteursrechtenproblematiek liggen nogal moeilijk. De minister van Justitie gaat daar ook over. Ik ben coördinator. Dat betekent dat ik dit onderwerp bij hem agendeer, maar ik ben geen minister van Justitie. De grote vraag is of er voortgang kan worden geboekt als het gaat om de investeringen in een geprivatiseerde sector als de kabel. Er wordt in die zin over een bedrag van 10 mld gulden gesproken. Noch de partij van de heer Nicolaï, noch het kabinet is er voorstander van dat de overheid wat dat betreft op de stoel van de ondernemer gaat zitten. Op een aantal punten in de motie wordt al actie ondernomen of zijn op zeer korte termijn acties toegezegd. Over een aantal andere punten worden moeilijke internationale discussies gevoerd. Dat zijn met name de juridische punten. Een aantal andere punten zijn meer de verantwoordelijkheid van de markt, dan van de overheid. Ik vind het echter nuttig dat u een fors aantal punten agendeert. Ik zal die kort voor 1 oktober op schrift aan u doen toekomen.

De heer Nicolaï (VVD):

Dit is toch een brevet van onvermogen. Wij spreken het kabinet aan op iets dat maar steeds niet gebeurt en de coördinerend bewindspersoon staat nu voor ons. De staatssecretaris vroeg zich af of het onze zaak nog wel is, aangezien er is geprivatiseerd en wij niet meer over de kabel gaan. Hij komt vervolgens tot de conclusie dat er miljarden bij zouden moeten. Heeft hij gezien dat in de motie tien punten staan, waarvan er in ieder geval acht onder de directe verantwoordelijkheid van de overheid vallen en twee onder de gedeeltelijke verantwoordelijkheid van de overheid?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

De punten die mijn portefeuille aangaan...

De heer Nicolaï (VVD):

Het gaat mij nu om het onderscheid tussen de overheid en de markt.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

De laatste drie punten worden al uitgevoerd. Die raken mijn directe medeverantwoordelijkheid. Een aantal punten, zoals de standaardisering van de digitalisering, is typisch de verantwoordelijkheid van de markt. Als je de markt en de kabelbedrijven ertoe wilt bewegen om te standaardiseren en als je wilt dat iedereen aangesloten wordt, moet je toch met iets over de brug komen. Over de switch-off van analoge uitzendingen heb ik in het AO al gesproken. Wij zullen daar een relatief ruime tijd voor nemen, zodat mensen met analoge toestellen er niet opeens mee worden geconfronteerd dat die niet meer werken. Op een aantal dossiers zal voor de zomer een behoorlijke voortgang worden geboekt. Daarom stel ik voor dat de Kamer ruim voor 1 oktober een voortgangsrapportage krijgt. Dan kan op basis van zakelijke afwegingen worden beoordeeld wat de stand van zaken is. De heer Nicolaï zei dat het allemaal zeer laks gebeurt, maar dat valt volgens mij reuze mee. Hij heeft zijn oordeel blijkbaar al geveld, maar hij kan dan aan de hand van de brief bekijken of hij dat oordeel bij moet stellen.

De heer Nicolaï (VVD):

Dit is niet echt een antwoord op mijn vraag. Eerst doet de staatssecretaris een ontsnappingspoging door te zeggen dat hij er niet echt over gaat. Daarna zegt hij dat de markt het moet doen. Mijn vraag was echter of hij ook ziet dat van de tien punten die in de motie zijn genoemd, er acht de directe verantwoordelijkheid van de overheid zijn en niet van de markt en dat er twee de gedeeltelijke verantwoordelijkheid van de overheid zijn. Zijn verhaal dat er vreselijk veel geld bij gelegd moet worden, slaat nergens op.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

De heer Nicolaï maakt enige gratuite verwijten aan mijn adres over wat wel en niet kan. Laten wij dan heel concreet zijn en elk punt nalopen. Dan doen wij echter wel het AO over. Over de auteursrechtenproblematiek komt er voor de zomer, in samenwerking met Justitie, een brief naar de Tweede Kamer. Wij zijn bezig met de bestrijding van piraterij van smartcards. Daar krijgt de Kamer ook een brief over. Ik stel voor het hele rijtje nog eens precies in beeld te brengen. Wat mij betreft kan de Kamer dat nog voor het zomerreces krijgen. Dan kan men een oordeel vellen.

De heer Nicolaï (VVD):

Zegt de staatssecretaris nu wel of niet toe dat hij met een plan van aanpak komt? Daar wordt in feite nu al voor de derde keer om gevraagd door de Kamer.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik vind dat er al een plan van aanpak ligt. Er zijn twee kabelnota's verschenen, gevolgd door een uitgebreide voortgangsrapportage in de brief van 13 maart. Blijkbaar is die brief niet gelezen of de boodschap is niet goed overgekomen. Sinds 13 maart is er natuurlijk weer enige voortgang geboekt. Ik kan daarom toezeggen dat er opnieuw een voortgangsrapportage zal komen. Ik ben er echter niet voor om nu een heel stappenplan op te stellen. Ik heb er namelijk niet voor niets twee dikke kabelnota's aan gewijd en er zijn niet voor niets twee grote debatten aan gewijd. U krijgt van mij dus een voortgangsrapportage, als reactie op deze motie.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik wil het AO niet overdoen, maar de staatssecretaris durft wel! Wij hebben het verhaal dat hij nu houdt ook in het AO gehoord en op basis daarvan is deze motie ingediend. Dat is toch niet niks. Als hij nu zegt dat hij voor 1 oktober wel een briefje stuurt, dan is er volgens mij echt een probleem.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Mijn twee kabelnota's zijn samen een stuk minder "niks" dan een motie waarin gewoon gevraagd wordt om een stappenplan, zonder dat aangegeven wordt waar het precies om gaat.

De heer Bakker (D66):

Behalve dan dat die twee kabelnota's altijd hebben geleden onder de kritiek dat er zo weinig concreets in stond en dat er zoveel te doen was.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik constateer op basis van punten die genoemd worden in de motie van het lid Nicolaï dat er een hele hoop gebeurt. De punten waarvoor ik direct verantwoordelijk ben, worden, zoals toegezegd, voor de zomer uitgevoerd. Over de punten waar de rest van het kabinet verantwoordelijkheid voor heeft, zullen voor de zomer brieven aan de Kamer worden gezonden. Op de punten waarbij de voortgang afhankelijk is van ontwikkelingen in de markt, wil ik niet op de stoel van de ondernemer zitten. Ik wil wel naar aanleiding van het concrete puntenlijstje in de motie – ik kan daar overigens weinig punten aan toevoegen; het is wel nuttig om deze agenda te hebben – een voortgangsrapportage aan de Kamer sturen. Die voortgangsrapportage houdt ook in het afvinken van punten uit eerdere stappenplannen die ik gemaakt heb.

De heer Bakker (D66):

Ik wil de staatssecretaris nu een steuntje in de rug geven. Hij heeft inderdaad een aantal maatregelen genomen. Hij zegt ook dat zijn collega's bij de uitvoering van een aantal maatregelen betrokken zijn. Inderdaad, de motie spreekt natuurlijk de gehele regering aan. Als het erom gaat steun van de Kamer te krijgen in de richting van de andere bewindslieden, dan zijn wij ook thuis.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Natuurlijk, het zou heel gratuit van mijn kant zijn om te zeggen dat ik deze motie als een steun in de rug beschouw. Ik ben er daarom serieus op ingegaan. Ik heb toegezegd dat de Kamer op alle genoemde punten uitgebreid verslag wordt gedaan van de voortgang. Dat zal ik uitgebreider doen dan ik in het AO heb gedaan. Dan staat het ook op papier. Met deze motie in de hand zal ik ook het overleg aangaan in het kabinet om te bekijken of er op sommige punten nog meer tempo gemaakt kan worden. Ik wijs erop dat bijvoorbeeld de opmerkingen van mevrouw Wagenaar met betrekking tot openstelling van de kabel voor andere internet-serviceproviders – de argumenten zijn ook gewisseld in het AO – en de randvoorwaarden die zij daarbij stelde bekend zijn bij het kabinet.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

De staatssecretaris doet nu een beetje flauw. Hij zegt dat de argumenten over de openstelling van de kabel gewisseld zijn in het AO, maar daar heb ik geen antwoord gekregen op mijn vragen en vandaag ook niet. Hij zegt alleen maar dat mijn standpunt bij het kabinet bekend is. Maar ik wil weten of mijn standpunt door het kabinet gedeeld wordt, namelijk het standpunt – dat overigens in de Kamer breed ondersteund wordt – dat het wetsontwerp dat nu in voorbereiding is van toepassing is op de huidige situatie op de kabel of dat het een theoretische exercitie is.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Tijdens het algemeen overleg heb ik geantwoord dat dit wat mij betreft wel het geval is, maar dat het kabinet heeft besloten dat het mede afhangt van de analyse van de NMa en de OPTA. De goede wil is er dus en het wordt onderzocht. Ik heb het al tijdens het algemeen overleg verwoord. Mevrouw Wagenaar weet dat er geen groter voorvechter is voor het openen van de kabel voor andere internet-serviceproviders dan degene die hier voor haar staat. Dus als het even kan, dan graag!

De heer Atsma (CDA):

Geldt dat ook per definitie voor het gehele kabinet? U maakt steeds een onderscheid tussen de markt en het kabinet. Ik heb tot nu toe alleen maar gehoord dat u verwijst naar andere ministers als er gevraagd wordt waarom dingen niet snel geregeld kunnen worden.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik maak onderscheid tussen de markt en het kabinet, maar ik maak geen onderscheid tussen mijzelf en het kabinet.

De heer Nicolaï stelde aan de orde dat de positie en de rol van het Commissariaat voor de media betrokken worden bij de evaluatie van de OPTA en van de NMa en ook dat deze betrokken worden bij het regeringsstandpunt. Het antwoord hierop is heel simpel. Dit onderwerp wordt ook in het kabinetsstandpunt over OPTA meegenomen dat voor 31 juli 2001 aan de Kamer wordt voorgelegd. In die zin is de motie overbodig.

Voorzitter. Ik kom bij de motie op stuk nr. 22 van de leden Bakker en Vendrik over het Bouwbesluit. Een van de punten uit de motie op stuk nr. 20 van de heer Nicolaï was het bevorderen van keuzevrijheid voor de consument. De motie op stuk nr. 22 is bedoeld om rivaliserende infrastructuren een kans te geven naast de kabel. We hebben hierover al gesproken, maar we kunnen er nog een keer naar kijken. Het argument voor indiening van de motie is dat bij het te ver doorvoeren van de deregulering, de concurrentie tussen alternatieve infrastructuren tussen wal en schip valt. Ik kijk uit naar het oordeel van de Kamer, dat dan vervolgens van een oordeel van het kabinet moet worden voorzien.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Denkt de staatssecretaris dat het kabinet nu anders zal oordelen? Er lag een aantal jaren geleden een vergelijkbare motie voor, waar vervolgens niets mee is gedaan. Ik stel het op prijs om het oordeel van de staatssecretaris te horen over de motie.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter. De Kamer moet er begrip voor hebben dat ik deze motie, die mij vanuit de mediaportefeuille sympathiek lijkt, moet bespreken met collega Remkes, die over het Bouwbesluit gaat. Het signaal van de Kamer, in geval de motie een meerderheid krijgt, is duidelijk. Ik zal dat echter moeten bespreken met collega Remkes.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is te gemakkelijk. Dit is geen signaal, maar een motie. De regering moet een motie uitvoeren. Het kabinet heeft de vorige motie niet uitgevoerd. De Kamer geeft de staatssecretaris nu een motie mee, die qua opzet nog bescheidener is. Maar het is wel de laatste keer. De Kamer gaat ervan uit dat deze motie wordt uitgevoerd. Dat is wat wij willen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter. Ik ben ook Kamerlid geweest. Elk Kamerlid gaat ervan uit dat zijn motie uitgevoerd wordt. Dat gebeurt niet altijd, maar je gaat er wel van uit. Er moeten verdraaid goede redenen zijn als dat niet gebeurt.

De voorzitter:

De staatssecretaris moet iets zorgvuldiger zijn in zijn bewoordingen. De Kamer gaat ervan uit dat een aangenomen motie uitgevoerd wordt. U zei: ieder Kamerlid gaat ervan uit dat zijn of haar motie wordt uitgevoerd. Dat is niet zo. Op het moment dat er gestemd is, gaat de Kamer als geheel ervan uit dat de motie uitgevoerd wordt.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Inderdaad. Daar kan ik mij in vinden.

De motie op stuk nr. 23 van mevrouw Wagenaar gaat over de digitale televisie. Het gaat erom dat het door interferentie voorziene nadeel en ongemak niet ten koste van de consumenten zal komen. Mevrouw Wagenaar vindt dat in het Plan van aanpak interferentieproblematiek, waar overigens nog niet alle details in staan, onvoldoende waarborgen gegeven worden ter voorkoming van genoemd nadeel of ongemak.

Het is de bedoeling van de regering om te komen tot een constructie waarbij het ongemak voor de consumenten zoveel mogelijk voorkomen wordt. Wij zijn hierover in onderhandeling met de kabelbedrijven. Het is te vroeg om daar nu al een oordeel over te vellen. Ik kan daarom nog niet zo goed uit de voeten met de motie. Het is onduidelijk of het plan van aanpak onvoldoende waarborgen biedt, omdat we daarover nog in onderhandeling zijn. Het lijkt mij interessanter als deze motie aangehouden wordt, totdat de nadere details van het onderhandelingsresultaat bekend zijn bij de Kamer. Maar dat is natuurlijk aan mevrouw Wagenaar.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

U stuurt een stuk naar de Kamer waarin u vermeldt dat u in onderhandeling bent. In de motie staat dat u zoveel als u wilt met de kabelbedrijven kunt praten, maar dat u in de eisen voor uitgifte voor digitale tv, zoals in het algemeen overleg genoemd, niet kunt vastleggen dat de kandidaten het probleem moeten oplossen. U doet nu alsof u geen andere instrumenten heeft om het probleem op te lossen dan goede gesprekken met de kabelaars, maar u kunt die instrumenten wel degelijk introduceren. Dat is de bottom-line van deze motie.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Het kabinet streeft na wat in deze motie staat.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

De staatssecretaris moet haar uitvoeren. Wil hij haar uitvoeren? Wil hij dat consumenten straks allerlei gedoe en kosten krijgen rondom de stekkerproblematiek wanneer wordt overgestapt op digitale televisie? En wil hij dat gedoe voorkomen, met alle middelen die de regering daartoe ter beschikking staan? Daarbij heb ik het over álle middelen, zonodig wettelijke.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Dat is niet aan de orde. De motie is natuurlijk wel aan de orde en daarmee wordt een signaal afgegeven dat het kabinet nastreeft. Het plan van aanpak wordt nu uitgewerkt en er wordt verder over onderhandeld. Daarbij zal rekening worden gehouden met het gevoelen van de Kamer dat is vertolkt in deze motie. Wij kunnen hierover wel hele discussies houden, maar ik heb het onderhandelingsresultaat niet eens voor me, dus daar kan ik nog geen oordeel over vellen. Wij proberen rekening te houden met het gevoelen van de Kamer. Laten wij pas een oordeel vellen als het onderhandelingsresultaat bekend is.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Er staan de staatssecretaris meer middelen ter beschikking dan alleen onderhandelen met de kabelaars. Is hij eventueel bereid om die middelen te hanteren als stok achter de deur in de richting van de kabelaars, maar ook alle andere betrokkenen? Het gaat immers niet alleen om de kabelaars, maar ook om de kandidaten voor digitale televisie.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Er wordt niet alleen gesproken met de kabelaars, want ook met de kandidaten voor digitale televisie zullen afspraken gemaakt moeten worden. Ook bij de bespreking van de verleningsvoorwaarden zullen bepaalde zaken aan de orde komen. Misschien kost het hier en daar ook wat centen en daarvoor moet weer een budget gevonden worden. Wij proberen dus uit al deze punten te komen, maar nog niet alle details zijn bekend. Ik probeer zover mogelijk te komen. Het gevoelen dat is weergegeven in deze motie is ook het gevoelen van het kabinet; het is ook de opdracht van het kabinet aan mij om daar zoveel mogelijk rekening mee te houden. Laten wij bezien hoe het uitpakt, maar nu is het iets te vroeg, want ik ben nog in gesprek.

De heer Atsma (CDA):

Als er tienduizenden mensen last hebben van storingen, is de staatssecretaris dus bereid om een financiële handreiking te doen, zodat kan worden voorkomen dat er in de huiskamers storingen optreden.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

In die richting zijn wij aan het denken, als aantoonbaar is dat de storing een gevolg is van de overgang naar digitale televisie. Nu al is immers één ding duidelijk, namelijk dat niet kan worden voorkomen dat er een storing optreedt. Dat is overigens nu al hier en daar het geval: er zijn veel oude stekkers in omloop die niets te maken hebben met digitale televisie. Van veel storingen is bovendien niet bekend waardoor zij worden veroorzaakt en veel huishoudens hebben niet door dat een storing ligt aan een stekker. Wij moeten dus ook denken aan voorlichting. Ik ben nu het plan van aanpak aan het uitwerken en vraag even geduld. Het zal niet zo lang duren voordat de concrete uitkomsten er zijn en dan kunnen wij ernaar kijken.

De heer Vendrik had een vraag gesteld over de doorgifte van lokale omroepen. Hij sprak onder meer over de positie van de regionale omroep en dat raakte ook het herhaalde pleidooi van de heer Bakker voor de financiering na de fiscalisering. Daar is geen dekking voor. Daarvoor moet u zich richten tot de heer Zalm en de heer De Vries. Dat betreft dan het Gemeentefonds en de Provinciefondsen.

De heer Atsma (CDA):

Ik vind het toch wat onbevredigend dat u verwijst naar de heer Zalm. U bent tenslotte de coördinerend bewindspersoon voor mediazaken. In het algemeen overleg is u nadrukkelijk gevraagd om structureel gelden beschikbaar te stellen voor de regionale en lokale omroepen. Dan kunt u toch niet blijven zeggen dat wij bij een ander moeten zijn. U gaat daar toch over?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik vind het interessant dat u zegt dat er meer geld naar de regionale omroepen moet gaan, zeker als dat van een dekking is voorzien. De Kamer heeft aangegeven dat er voor één jaar een dekking moest komen. Dat is uitgevoerd. De Kamer heeft niet aangegeven dat er een structurele dekking moest komen. Als de Kamer dat wil, dan zal zij bijvoorbeeld bij de beschouwingen moeten aangeven hoe dat gedekt moet worden. Als u het mij vraagt, dan zeg ik u eerlijk dat het niet nodig is als je puur kijkt naar de consequenties van de fiscalisering. Dit is een dossier waar wij heel veel over gesproken hebben. Het is dus ook een kwestie van het herhalen van zetten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nu treedt er bij mij een storing op. Er is een motie-Bakker die het kabinet oproept om bij gelegenheid van de Voorjaarsnota extra middelen ter beschikking te stellen voor lokale en regionale omroepen. Die motie is nog niet uitgevoerd. Wij wachten dus nog op bericht van het kabinet over de wijze waarop die motie wordt uitgevoerd, maar het gaat om meer dan dat. Het gaat om de problemen van de omroepen met de sterk stijgende kosten van huurlijnen. Het gaat om het borgen van de positie van de lokale en de regionale omroepen bij de radioveiling. Die problemen vallen elke keer over de rand van de tafel. Ik vraag u om de Kamer op korte termijn een brief te sturen waarin u uiteenzet wat uw beleid op dit punt is. Nu word ik weer naar een andere minister gestuurd. Ik wil niet weten waar ik naar toe moet om dit beleid voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

Dit is een tweede termijn, mijnheer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil van u de toezegging dat u de positie van de lokale en de regionale omroepen gaat borgen en ik wil daar graag een brief over. Dat is het punt, niet alleen van mijn fractie, maar volgens mij van alle fracties in de Kamer.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik denk dat die brief heel kort zal zijn. In de vele debatten die wij tot nu toe gehad hebben, is natuurlijk ook de kwestie van de subsidiariteit aan de orde geweest. De lokale en de regionale omroepen vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten en de provincies. Daar is ook geld voor overgemaakt. Het zou logischer zijn als uw collega's op gemeentelijk en provinciaal niveau een pleidooi houden voor meer geld voor de lokale en regionale omroepen. Het Rijk heeft er al vrij genereus middelen voor beschikbaar gesteld. Als u vindt dat het Rijk nog meer moet doen, dan zal dat van een dekking voorzien moeten worden. Overigens zijn veel moties waarin om meer geld werd gevraagd helaas niet gehonoreerd bij gelegenheid van de Voorjaarsnota, want ook het kabinet moest prioriteiten stellen. Die prioriteiten waren vooral onderwijs, zorg en veiligheid.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

U slaat in feite de voorgeschiedenis over. De Kamer heeft u in eerste instantie verzocht om het geld te oormerken en dat verzoek ligt er nog steeds. U kunt nu wel zeggen dat het aan gemeenten en provincies is, maar dat komt omdat het geld niet is geoormerkt. Wij willen dat u weer teruggaat naar het oormerken en met dat oogmerk een brief naar de Kamer stuurt.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Over het punt van het oormerken hebben wij natuurlijk al veel gesproken, maar dat wat anders dan het punt dat de heer Vendrik net heeft aangedragen. De heer Vendrik had het over een verhoging van het budget. Over het punt van het oormerken ben ik nog in bespreking met een aantal partijen. Ik verwacht dat wij het wel eens worden over de kwestie van het Provinciefonds, maar bij het Gemeentefonds ligt het wat moeilijker. Dan praat je over heel veel gemeenten, waarbij het vaak om kleine bedragen gaat. Daarover ben ik in gesprek met de VNG. Wij zijn het er wel over eens dat wij de gemeenten daarop moeten wijzen, maar een harde regeling is niet zo eenvoudig. Dat raakt ook weer de subsidiariteit van de gemeenten. Over de provincies zal de Kamer binnenkort nadere informatie krijgen. Dat wordt gecombineerd met informatie over de matchingmiddelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een later tijdstip over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.53 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven