Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor:

  • - dinsdag aanstaande te behandelen de brief van de Algemene commissie voor Europese Zaken inzake een adviesaanvraag aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken (27779);

  • - donderdag 14 juni bij het begin van de vergadering te behandelen het wetsvoorstel Wijziging van enkele artikelen van de Wet milieubeheer (hoofdstuk 12) in verband met de herziening van de EMAS-verordening (27683);

  • - aan de agenda voor 19, 20 en 21 juni toe te voegen het Jaarverslag Nationale ombudsman 2000 (27645), met maximumspreektijden van 10 minuten voor de fracties van PvdA, VVD en CDA, 7 minuten voor de fracties van D66 en GroenLinks en 5 minuten voor de overige fracties.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wijn.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter. Bij de stemmingen die dadelijk worden gehouden, staat de motie geagendeerd die ik gisteren in mijn interpellatie indiende. Ik verzoek u echter, haar aanstaande dinsdag in stemming te brengen. Ik heb namelijk behoefte aan beraad binnen mijn fractie. Op deze korte termijn heb ik dat niet voor elkaar kunnen krijgen.

De heer Middel (PvdA):

Hebt u misschien koppen geteld en vraagt u daarom nu om uitstel?

De heer Wijn (CDA):

Neen, daar gaat het niet om. Wellicht moet de motie nog wat worden aangepast of besluiten wij, te verzoeken de stemming erover nog even aan te houden om de regering nog wat meer tijd te gunnen. Over al dat soort zaken wil ik nog even met mijn fractie overleggen. In de korte tijd sinds gisteravond is dat niet gelukt.

De heer Middel (PvdA):

Gisteren was u er, ondanks de opmerkingen van de PvdA, nog zo buitengewoon van overtuigd dat de formulering van de motie zo voortreffelijk was. Ik kan mij dan niet voorstellen dat u daar nu nog fractieberaad over moet voeren.

De voorzitter:

De vraag is nu of wij kunnen instemmen met het verzoek van de heer Wijn om de stemming over deze motie uit te stellen tot dinsdag aanstaande.

De heer Middel (PvdA):

Wij voelen daar buitengewoon weinig voor, voorzitter.

De heer Dittrich (D66):

Gisteren stelde de voorzitter van dat moment voor om vandaag te stemmen. De heer Wijn maakte daar toen geen bezwaar tegen. Dit verzoek om uitstel verrast ons dus. Mijn fractie voelt niets voor uitstel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik sluit mij daar van harte bij aan, temeer daar het een motie betreft die is ingediend in een interpellatiedebat. De heer Wijn zelf benadrukte gisteren bij herhaling de grote maatschappelijke urgentie. De inwerkingtreding van wat hij in zijn motie vroeg, kon geen dag meer wachten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Normaal gesproken zou ik geneigd zijn, te zeggen dat een interpellatie een spoedeisend karakter heeft, maar als de aanvrager ervan zegt dat er redenen zijn om de stemming over een daaruit voortvloeiende motie nog even uit te stellen, zie ik geen reden om daar niet mee in te stemmen. Ik steun dan ook het verzoek van de heer Wijn.

De voorzitter:

Als mores van de Kamer zou ik graag willen handhaven dat wij geen problemen maken als een indiener van een motie verzoekt om uitstel van de stemming daarover. Als de Kamer echter wil stemmen over de vraag of wij hierover gaan stemmen, dan kan dat natuurlijk ook. Uit de reacties maak ik op dat de Kamer toch gevolg wil geven aan het verzoek van de heer Wijn. Mitsdien zal aanstaande dinsdag worden gestemd over de motie-Wijn (27788, nr. 1).

Naar boven