Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 mei 2001 over MKZ.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat er net nog een brief gefaxt is door het departement van LNV, die uitgedeeld is aan de leden. Ik wijs de leden erop dat het debat naar aanleiding van een verslag van een algemeen overleg gaat over een algemeen overleg dat gehouden is, en dus niet over deze brief. Ik verzoek ook de minister zich te beperken tot het algemeen overleg. Als er nader overleg nodig is over de brief, merken wij dat te zijner tijd wel.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Op 29 maart verklaarde de minister dat het veranderen van de MKZ-status voor Nederland zou leiden tot een volstrekte blokkade van export naar alle landen van de wereld, dus niet alleen de landen in Europa. Dat zou ook gelden voor de export door andere landen waar gevaccineerd was, zoals Argentinië.

Op 28 mei stuurde de minister een brief waarin stond dat volgens vigerende regelgeving deze invoer weer wel zou kunnen 30 dagen na voltooiing van de vaccinatie en als zich gedurende minimaal 30 dagen geen nieuwe gevallen van MKZ hebben voorgedaan.

Dat leidt tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister de Kamer op 4 april 2001 liet weten dat de Europese Commissie Nederland de mogelijkheid geeft runderen na preventieve vaccinatie in leven te laten, dieren het gebied minimaal 12 maanden niet mogen verlaten en producten duidelijk identificeerbaar moeten zijn en niet mogen worden geëxporteerd;

constaterende dat de minister op 28 mei 2001 liet weten dat de invoer van gevaccineerd Argentijns en Uruguayaans vlees naar de EU volgens vigerend beleid kan plaatsvinden 30 dagen na voltooiing van de vaccinatie als zich gedurende minimaal 30 dagen geen nieuwe gevallen van MKZ hebben voorgedaan;

spreekt uit dat er een tegenstrijdigheid is tussen deze uitspraken van de minister;

verzoekt de minister, zo spoedig mogelijk opheldering te geven over deze tegenstrijdige informatie aan de Kamer en het OIE te verzoeken daarover een oordeel te vellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(27622).

De heer Poppe (SP):

In verband met dezelfde onverkwikkelijke ontwikkelingen zou ik nog een motie willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie voornemens is de invoer van vlees uit Uruguay over circa een maand weer toe te staan, ondanks dat daar tegen MKZ is gevaccineerd;

constaterende dat de minister van LNV de Kamer per brief op 31 mei 2001 mededeelt dat hij zijn inzet zal richten op het continueren van het invoerverbod van vlees uit Argentinië nu in dit land tegen MKZ is gevaccineerd;

overwegende dat de door de minister van LNV gewenste continuering van een invoerverbod voor gevaccineerd vlees niet gebaseerd is op veterinaire overwegingen en/of voedselveiligheidsoverwegingen doch slechts te begrijpen is in relatie tot het in Nederland gevoerde MKZ-beleid;

spreekt als haar mening uit:

  • - dat de inzet van de minister moet zijn, import van gevaccineerd vlees in Europa mogelijk te maken;

  • - dat indien Europa akkoord gaat met import van gevaccineerd vlees, dit ernstige gevolgen heeft voor de geloofwaardigheid van het gevoerde ruimingsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(27622).

De heer Stellingwerf (Christen-Unie):

Voorzitter. Tijdens het AO heeft de mogelijke import van vlees van gevaccineerde koeien uit Argentinië en Uruguay centraal gestaan. Dat was en is niet uit te leggen aan de eigen boeren die slachtoffer zijn geworden van het EU-beleid. In de brief van 31 mei probeert de minister dit wel te doen, maar de onvrede over het met verschillende maten meten door de EU neemt volgens mij alleen maar toe. De conclusie van de minister dat hij zich in de EU tegen de import vanuit Argentinië wil verzetten, vinden wij nogal mager. De Europese Commissie zal daartoe voorlopig toch niet besluiten, bovendien laat de minister de import uit Uruguay rusten.

De import moet naar onze mening als breekijzer worden gebruikt om het failliet van het Europese MKZ-beleid aan de kaak te stellen. In dat kader zal de heer Oplaat straks een motie indienen waaronder ook mijn naam staat.

Deze nieuwe discussie over de mogelijkheid van import toont ook aan dat met betrekking tot het eigen inentingsgebied een te vergaand beleid is gevoerd. In ieder geval had het vlees van de gevaccineerde runderen niet vernietigd behoeven te worden. In de motie die ik nu ga indienen, wordt dus nadrukkelijk niet gesproken over het al dan niet doden van ingeënte runderen, maar alleen over wat wij met het vlees gedaan hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - onder bepaalde voorwaarden binnenkort de import van vlees, afkomstig van gevaccineerde runderen uit Uruguay en Argentinië, weer zou kunnen worden hervat;

  • - onder dezelfde voorwaarden ook vlees van in Nederland gevaccineerde runderen in de handel zou mogen worden gebracht;

  • - voor vlees van gevaccineerde runderen afkomstig uit de driehoek Apeldoorn-Deventer-Zwolle niet de export, maar de afzet op de binnenlandse markt werd beoogd;

constateert dat in het gebied Apeldoorn-Deventer-Zwolle het van gevaccineerde runderen afkomstige vlees van niet besmette bedrijven onnodig is vernietigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(27622).

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben in het AO onder andere gesproken over het perspectief voor de veehouderij na de MKZ-crisis. Gelukkig begint voor dat perspectief de horizon weer te lichten. Wij hebben termijnen genoemd vanaf wanneer van een doorstart, een opnieuw opstarten van de bedrijfsvoering, kan worden gesproken. Dat is op zichzelf een gelukkige omstandigheid, al is de kommer en kwel voor betrokkenen hiermee nog niet weggetrokken. Er moet nu echter zekerheid en duidelijkheid worden geboden over de randvoorwaarden waaronder de bedrijven kunnen worden vervolgd. Het gaat daarbij om verstrekkende beslissingen voor de betrokken boeren. Daarom wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen. Volgens mij spreekt zij voor zichzelf en behoeft zij dus niet verder te worden toegelicht.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de MKZ-crisis dwingt tot een fundamentele bezinning op (de toekomst van) de landbouw, maar dat de huidige situatie met de leegstand op de geruimde bedrijven op zichzelf niet mag worden gebruikt voor herstructurering van de sector in gevallen waarin de veehouders hun bedrijf willen continueren;

overwegende dat een eventuele intensivering van de reconstructie in Noordoost-Gelderland (bijvoorbeeld in het kader van een proefproject, zoals wel wordt bepleit) haar nut kan hebben voor zowel de blijvers als de wijkers;

overwegende dat een dergelijke versnelde aanpak slechts kan als er voldoende draagvlak is, waartoe het nodig is dat degenen die een doorstart willen maken, een gelijke uitgangspositie hebben als de boeren van niet geruimde bedrijven, gemeten naar de bedrijfsomvang van vóór de MKZ-crisis;

verzoekt de regering, veehouders die door de MKZ-crisis door de ruiming hun vee zijn kwijtgeraakt, maar hun bedrijf willen continueren, niet te belemmeren bij het opbouwen van hun veestapel tot het niveau van vóór de MKZ-crisis;

verzoekt de regering tevens, een versnelde aanpak van de, los van de MKZ-crisis, toch al voorgenomen reconstructie alleen door te voeren onder de uitdrukkelijke conditie dat er voldoende draagvlak voor is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(27622).

De heer Ter Veer (D66):

Heeft de heer Van der Vlies het idee dat iemand, hier of waar dan ook, een veehouder zou willen beletten om weer te starten op het niveau van vóór de MKZ-crisis?

De heer Van der Vlies (SGP):

Deze motie wenst een signaal af te geven over de onrust die daarover in de regio bestaat. Die onrust moet u ook zijn opgevallen. In het AO dat wij hierover hebben gehad, heb ik hierover uitspraken van de minister vernomen en bij interruptie ook van enkele collega's. Bij mij is echter niet klip en klaar het beeld overgebleven dat gegarandeerd is wat in de motie wordt gevraagd. Daarom heb ik deze motie toch ingediend. Ik hoop trouwens op uw steun, want dat zou conform uw eigen uitspraken zijn. Het is ook wel eens nuttig om gedane uitspraken vast te leggen en dus gewoon een piketpaal te slaan en te zeggen dat je daarvoor staat en daarvoor gaat. U bent geen vreemdeling in het Jeruzalem van de agrarische sector en in het bijzonder de veehouderij en u kent het gebied ook. Wij zijn daar geweest en dus weet u dat die onrust er is. En die onrust behoeft een reactie.

De heer Oplaat (VVD):

U zegt dat er voldoende draagvlak moet zijn. Wanneer is dat het geval en hoe meet men dat? Draagvlak is namelijk een subjectief begrip.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik wil verklappen dat ik er eerst had staan "alle betrokkenen hebben ingestemd". Toen bedacht ik dat één tegenligger in een gebied het gehele proces onmogelijk kan maken. Vandaar dat ik voor de huidige formulering heb gekozen.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben vorige week gesproken over een aantal problemen die nu middels moties weer aan de orde zijn gesteld en nog worden gesteld. De CDA-fractie heeft een paar punten die na het overleg van vorige week verhelderd kunnen worden.

De minister heeft toegezegd dat het streven erop is gericht om de betaling van de vergoeding voor het geruimde vee naar taxatiewaarde te laten plaatsvinden binnen zes tot acht weken na de laatste ruiming. Veel ondernemers berichten ons dat zij meer dan acht weken geleden zijn geruimd en met smart zitten te wachten op de resterende bedragen. Zou de minister willen toezeggen en er op toe willen zien dat het daadwerkelijk gebeurt en het liefst per direct?

Vorige week hebben wij het nodige gezegd over de import van vlees uit Argentinië zowel richting Nederland als richting de Europese Unie. Collega Oplaat zal erover een motie indienen die door ons van harte wordt onderschreven. Het is niet uit te leggen en wij willen dat ook niet, dat in Nederland geënt vlees in de schappen komt. Wij hebben van verschillende kanten gehoord dat dat straks weer massaal gaat gebeuren.

Wij hebben vorige week gewezen op de problemen bij het vervoer van biggen en varkens uit met name de Annex II-gebieden naar andere gebieden, zowel naar het slachthuis als voor het bedrijfsleven en de export. Wat is de laatste stand van zaken? Wij willen daarvoor ook aandacht vragen middels een motie.

Wij wijzen op de vulling van het Noodfonds en de wijze waarop een beroep kan worden gedaan op het Noodfonds. Wij hebben verschillende malen gezegd dat de bijdrage van de overheid aan het Noodfonds volstrekt ontoereikend zal zijn en wij willen daarvoor aandacht vragen middels een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inmiddels geruime tijd geen nieuwe MKZ-uitbraken in Nederland zijn vastgesteld;

overwegende dat door de MKZ-crisis in onder meer de varkens- en rundveesector nog steeds sprake is van schrijnende welzijnsomstandigheden;

constaterende dat de capaciteit, zowel bij de RVV als bij de slachterijen, niet optimaal is, waardoor onnodige stagnatie optreedt alvorens tot het vervoer en/of slacht kan worden overgegaan;

verzoekt de minister, op de kortst mogelijke termijn de capaciteit van de RVV te vergroten, teneinde de slachtcapaciteit maximaal te benutten en de welzijnsproblematiek in onder meer de varkens- en de rundveesector op te lossen en daarover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61(27622).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat het kabinet heeft besloten tot de instelling van een Noodfonds;

  • - dat de schade ten gevolge van de MKZ-crisis oploopt tot enkele miljarden;

  • - dat van individuele ondernemers, sectoren en anderen grote financiële offers worden gevraagd om de negatieve effecten van de MKZ-crisis op te vangen;

stelt vast:

  • - dat gedupeerde ondernemers en getroffen regio's nieuw perspectief moet worden geboden;

  • - dat middelen uit het Noodfonds van belang kunnen zijn om de geleden schade op te vangen en om gedupeerde ondernemers en getroffen regio's nieuw perspectief te bieden;

  • - dat de gegarandeerde rijksbijdrage van 25 mln gulden ter vulling van het Noodfonds volstrekt ontoereikend is;

roept de regering op, alsnog een substantiële bijdrage beschikbaar te stellen voor het Noodfonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(27622).

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Het lijkt wel de wereld op z'n kop: de knellende EU-regelgeving laat Nederland zo'n 270.000 dieren doden, omdat vaccinatie geen serieuze optie was voor Nederland, maar diezelfde EU-regelgeving staat het wel toe dat gevaccineerd vlees uit derde landen, lees Uruguay en Argentinië, in de Europese schappen mag komen te liggen. Dat schijnt te kunnen binnen de Europese regelgeving, zo verdedigt de minister zich tot twee keer toe. Maar de VVD kan en wil het eigenlijk niet uitleggen.

De minister schrijft in zijn brief aan de Kamer dat het hierbij gaat om een kwalitatief zeer hoogwaardig vlees waarvoor een internationale markt zou bestaan. Hij voegt eraan toe: "Voor Nederlands vlees van gevaccineerde dieren zou de situatie een geheel andere zijn." Dit is voor ons bijna helemaal onbegrijpelijk, als je daartegenover stelt dat de VS en Japan wel hun deuren en hun grenzen dichthouden voor vlees uit landen, zoals Argentinië en Uruguay. In Europa is die beslissing aan de Europese Commissie. Voor vlees vanuit Uruguay is de Commissie voornemens de invoer over circa een maand weer toe te staan. Daar wil de minister verder niets aan doen, volgens zijn brief. Hij wil zich wel inzetten om aan het invoerverbod voor vlees uit Argentinië vast te houden, maar dat is op zichzelf niet zo'n kunst aangezien er niet eens een verzoek ligt van Argentinië om de export naar Europa te hervatten. En dat verzoek is voorlopig ook niet te verwachten.

De VVD is duidelijk in dezen: het non-vaccinatiebeleid is failliet. De minister kan het importverbod gebruiken om het failliet van het huidige systeem aan te tonen en als breekijzer om te komen tot een ander Europees beleid. Gevaccineerd vlees is voor ons gevaccineerd vlees. De minister moet daarom in de ogen van de VVD en meerdere fracties in de Kamer een Europees importvlees bepleiten voor gevaccineerd vlees uit derde landen onder het motto gelijke monniken, gelijke kappen. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Oplaat

constaterende dat de invoer van vlees uit derde landen naar de EU volgens de vigerende regelgeving zou kunnen worden hervat 30 dagen nadat de gehele veestapel in de betrokken landen is gevaccineerd en zich gedurende minimaal 30 dagen geen nieuwe gevallen van MKZ hebben voorgedaan;

voorts constaterende dat, in het geval dat protective vaccination in de Oene-driehoek zou zijn toegepast, melk en vlees slechts na speciale behandeling in de handel zouden mogen worden gebracht, deze producten duidelijk identificeerbaar moesten blijven en niet mochten worden geëxporteerd;

overwegende dat het kabinet van mening is dat de situatie voor Nederlands rundvlees van gevaccineerde dieren een geheel andere is dan die voor gevaccineerd vlees uit landen als Argentinië en Uruguay;

voorts overwegende dat de MKZ-vrije status met vaccinatie in de wereldhandel leidt tot overdreven exportbeperkingen;

spreekt als haar mening uit dat in dit verband het motto van gelijke monniken, gelijke kappen zou moeten gelden;

verzoekt de regering, op Europees niveau een importverbod te bepleiten voor vlees dat is gevaccineerd tegen mond- en klauwzeer totdat het Europese non-vaccinatiebeleid van tafel is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Ter Veer, Stellingwerf en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(27622).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Collega Oplaat wil het non-vaccinatiebeleid aan de kaak stellen. Ik begrijp daaruit dat hij ook vindt dat gevaccineerd vlees onder voorwaarden verhandeld zou moeten kunnen worden, maar toch wil hij de import van dat vlees stopzetten. Hoe is dat met elkaar te rijmen?

De voorzitter:

Is dit niet al in het algemeen overleg aan de orde geweest?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat zou kunnen, maar dan kan ik nog de vraag stellen wat de logica in de redenering is, want dat is niet uitgediscussieerd.

De heer Oplaat (VVD):

Ons gaat het erom dat hierbij het motto van gelijke monniken, gelijke kappen moet gelden. Het kan niet zo zijn dat waar de EU-regelgeving knelt en wij dieren moeten doden omdat wij het vlees niet meer zouden mogen exporteren, wij tegelijkertijd zouden toestaan dat er gevaccineerd vlees uit derde landen binnen de EU wel in de schappen komt te liggen. Dat kunnen en willen wij niet uitleggen. Daarom zien wij deze motie als een breekijzer voor de minister om uiteindelijk het verschrikkelijke non-vaccinatiebeleid dat al zo knelt, van tafel te krijgen.

De heer Poppe (SP):

Er word in de motie geconstateerd dat het vlees uit Argentinië en Uruguay mag worden geïmporteerd als is voldaan aan de voorwaarden van het OIE. Dit is in tegenstelling met de constatering dat Nederland niet mocht exporteren. Vervolgens wordt de tegenstrijdigheid wel geconstateerd, maar worden er geen vragen over gesteld. Waarom gebeurt dit niet?

In de motie wordt de mening van het kabinet gegeven als overweging. Wat is echter uw mening over de situatie van het Nederland rundvlees in verhouding tot dat uit Latijns-Amerika? Is die echt anders?

Als u wilt dat het non-vaccinatiebeleid van tafel gaat, moet u niet proberen om een regeling waarvan u zelf vindt dat zij overdreven is, proberen te handhaven. Dat is niet de snelste manier om van die onzin af te komen.

De voorzitter:

Dit had u in het algemeen overleg moeten vragen. Deze overleggen zijn namelijk bedoeld voor de discussie.

De heer Oplaat (VVD):

Het importverbod waarvoor wij op Europees niveau pleiten, zien wij juist als een breekijzer om het non-vaccinatiebeleid van tafel te krijgen. Wij willen aantonen hoe knellend en onrechtvaardig de regelgeving op dit moment is. Iedereen, inclusief de minister, is het daarover eens. Wij lopen er nu echter op vast dat de minister wel import wil toestaan van gevaccineerd vlees uit Uruguay. Daar hebben wij problemen mee.

De heer Poppe (SP):

Ben u niet van mening dat de mogelijkheid tot import van gevaccineerd vlees uit derde landen, hét breekijzer is om het non-vaccinatiebeleid op de helling te zetten?

De heer Oplaat (VVD):

Precies! Daarom is het heel verstandig als u de motie volgende week steunt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk dat we het in de Kamer over één ding gloeiend eens zijn: het Europese beleid ten aanzien van gevaccineerd vlees is volstrekt inconsequent. Daar valt dus een heleboel op af te dingen. Het roept ook veel vragen op over het Nederlandse beleid en de toepassing van de regelgeving hier. Het is moeilijk uit te leggen om het gevaccineerd vlees binnen te laten, na Nederlandse runderen op grote schaal te hebben vernietigd. Achteraf kun je je afvragen of wij die runderen niet in leven hadden kunnen laten. De eis van vernietiging van het vlees was een argument om toch tot ruiming te besluiten. Hadden wij het vlees op zijn minst niet gewoon in Nederland in de handel kunnen brengen? Op die twee punten dingen wij af op de beslissingen die de minister heeft genomen.

Dat neemt niet weg dat de fractie van GroenLinks vindt dat er geen enkele reden is om gevaccineerd vlees – mits het veilig is voor de volksgezondheid en er geen risico's bestaan voor de verspreiding van het virus – hier niet op de markt toe te laten. Wij willen hier juist voor om het Europese non-vaccinatiebeleid aan de kaak te kunnen stellen. Op dit moment is er sprake van een volstrekt inconsequente gang van zaken.

De fractie van GroenLinks ziet dus geen reden voor een importverbod en zal de moties die daar om vragen dan ook niet steunen.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter. In de mij toebedeelde twee minuten ga ik kort op een aantal punten in. Ik ben blij dat de provincie Friesland meebetaalt aan het noodfonds. Opnieuw hulde voor deze provincie! Nu Overijssel en Gelderland nog en dan kan het noodfonds in werking treden.

Er bereiken ons geruchten dat er sprake is van intimidatie door medewerkers van de AID en de RVV en andere functionarissen. Er zou gedreigd worden met kortingen op de betaling. Dat is niet goed. Ik heb op andere plekken in het openbaar mensen uitgenodigd om tijd, plaats en naam te noemen. Wij hechten aan concrete informatie om deze zaken te kunnen onderzoeken. De geruchten moeten worden ontzenuwd of er moet worden opgetreden als zij op waarheid blijken te berusten.

Wij hebben de motie inzake de import van Zuid-Amerikaans vlees medeondertekend, dus daar hoef ik verder niet op in te gaan.

Voorzitter. Dan kom ik bij de een op een-transporten, waarbij ik doel op afvoer van vee, met name voor de rundersector. Dan heb ik het over het vervoer van kalveren als slachtvee en over export van fokvee. Ik zou het op prijs stellen als de minister in het commentaar van de regering op het rapport van de commissie-Wijffels ingaat op de monopoliepositie die in de kalversector met nog slechts twee ketenbeheerders en voor het slachtvee met nog maar vier grote slachthuizen dreigt te ontstaan. Ik hoop dat het gezonde boerenverstand niet het onderspit delft bij de naweeën van de MKZ en de regelgeving daaromtrent. Wanneer gaan de kalvercentrales en de veemarkten nieuwe stijl weer open? Komen daar vrijdag nieuw regels voor? Zal maandag weer de eerste marktdag zijn?

De heer Atsma (CDA):

De heer Ter Veer begon zijn betoog met opmerkingen over de situatie in Friesland. Hoe kijkt hij aan tegen de provinciale bijdrage in relatie tot het noodfonds? Moet dat een op een worden gecompenseerd door de overheid?

De heer Ter Veer (D66):

Dat is een vraag die ik doorgeleid naar de minister, omdat ik alleen maar in een krantenbericht heb gelezen dat in Friesland alles op orde is. Mij intrigeert hoe die verdeling daar plaatsvindt. Er is daadwerkelijk een noodfonds in het vooruitzicht gesteld, een Friese regeling. Ik zal niet nog eens zeggen dat al het goede van Friesland komt, maar ik wil graag weten of er voor de andere provincies een soortgelijke regeling komt. Graag laat ik de beantwoording van die vraag over aan de minister.

De heer Atsma (CDA):

Zou u het redelijk vinden als dat bijvoorbeeld op een op een-basis gebeurt?

De heer Ter Veer (D66):

Er is een bedrag van 25 mln gulden genoemd als de provincies voor 35 mln gulden meedoen. Uw motie op dit punt vind ik overigens onzorgvuldig en incorrect en ik zal haar dan ook niet steunen. Ik laat het echter aan de minister over om die 35 mln gulden van de provincies pondspondsgewijs te verdelen.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik heb in het algemeen overleg geconstateerd dat binnen het OIE afspraken gemaakt zijn in wereldverband, maar dat Europa een aantal extra afspraken heeft gemaakt vanuit het vertrekpunt van een non-vaccinatiebeleid in Europa en op het territoir van Europa. De spelregels die daarvoor gelden zijn helder, maar die leiden tot harde consequenties. Die harde consequenties zijn te vertalen in de sociale en financiële gevolgen zoals deze zich in de volle omvang op de bedrijven laten zien. In dat licht dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de MKZ-crisis grote financiële en sociale gevolgen heeft voor de getroffen bedrijven en gezinnen;

overwegende dat de regering heeft toegezegd om in het kader van het Sociaal Economisch Plan de toegang tot verschillende regelingen te verbeteren;

constaterende dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of deze verruiming daadwerkelijk heeft plaatsgevonden;

verzoekt de regering, aan te geven welke regelingen een ruimere toegang hebben gekregen en op welke wijze;

verzoekt de regering, Waalkensde Kamer te informeren over het gebruik van de regelingen in de MKZ-gebieden en met name over het gebruik van sociale regelingen zoals het BBZ en de IOAZ;

verzoekt de regering, de verruimingen daadwerkelijk te realiseren indien en voorzover zij niet hebben plaatsgevonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(27622).

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Is de heer Waalkens van mening dat de verruiming die hij nu bepleit tot nu toe onvoldoende inhoud heeft gekregen, ook na eerdere pleidooien vanuit de Kamer?

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb in de motie nadrukkelijk opgenomen dat er een aantal toezeggingen is gedaan. Ik wil die toezeggingen nog eens geïnventariseerd zien. Hoe is daarover gecommuniceerd en welke consequenties heeft dat voor de getroffen bedrijven?

Voorzitter. Dan nog een reactie op de motie van de heer Oplaat, die mede is ondertekend door een aantal collega's. Ik vind dat die motie de ogen sluit voor de realiteit. Het riekt ook naar cliëntelisme. De PvdA streeft niet naar een importverbod. De PvdA vindt ook dat het non-vaccinatiebeleid failliet is en dat wij over moeten gaan tot een gerichte vaccinatie. Maar de motie-Oplaat c.s. geeft heel nadrukkelijk een lijn aan die mij niet bevalt en daarom zal ik deze motie, waarin volop gepleit wordt voor een importverbod van gevaccineerd vlees, zeker niet steunen.

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De heer Waalkens verwijt mij cliëntilisme. Kan hij dat toelichten?

De heer Waalkens (PvdA):

De heer Oplaat heeft ter toelichting bij de motie gezegd dat wij de consequenties (bijna) niet kunnen en willen uitleggen. Natuurlijk zijn de consequenties uit te leggen. De harde consequenties van de spelregels binnen Europa hebben de situatie veroorzaakt waarin wij terecht zijn gekomen en waarin wij heldere keuzes hebben moeten maken. De heer Oplaat dreigt met zijn motie weg te lopen voor de harde keuzes die gemaakt moeten worden. Ik vind dat niet terecht.

De heer Atsma (CDA):

De CDA-fractie heeft de motie mede ondertekend. Vindt u dat de strekking van de motie het beleid van de minister doorkruist, een beleid dat een meerderheid van de Kamer tot nu toe heeft gesteund?

De heer Waalkens (PvdA):

De motie zegt niets over het beleid. Het gaat mij om de harde consequenties van het non-vaccinatiebeleid. De bijbehorende regels moeten worden ingevuld door de lidstaten. Als er mond- en klauwzeer was uitgebroken in Duitsland waren de consequenties dezelfde geweest.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamer voor de gemaakte opmerkingen en ingediende moties. Ik zal eerst enkele opmerkingen maken naar aanleiding van de gestelde vragen en vervolgens zo kort mogelijk de verschillende ingediende moties behandelen.

De heer Atsma heeft mij gevraagd hoe het komt dat veehouders van wie het bedrijf acht weken geleden is geruimd, nog geen eindafrekening hebben ontvangen. Zoals ik eerder bij het AO heb aangegeven, is met de eindafrekening een begin gemaakt. Deze week en begin volgende week zullen vele tientallen betaalopdrachten de deur uitgaan. De eindafrekening kan echter alleen plaatsvinden, als er geen aanleiding is voor het aanbrengen van een korting. Als dat wel het geval is, zal het wat langer moeten duren. Ik heb criteria vastgesteld om de noodzakelijke lankmoedigheid toe te passen, zoals ik in het AO heb aangegeven, maar het vereist wel enige tijd. Mijn richtlijn blijft zes tot acht weken. Alles moet uiteraard verder zo snel mogelijk gebeuren.

De heer Ter Veer heeft speciaal een vraag gesteld over het noodfonds en de positie van Friesland. Daarbij dienen enkele punten onderscheiden te worden. De totale schade in Friesland is ondertussen berekend. In Friesland is nog geen noodfonds ingericht en er is nog geen financiële bijdrage geweest. Uiteraard wil ik zo snel mogelijk met de verschillende provincies in gesprek komen. Ik heb hen daartoe uitgenodigd. Zij hebben vervolgens de premier een brief geschreven. Ik hoop dat het overleg zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. Mijn uitgangspunt daarbij is het rijksnoodfonds. Iedereen die zich daarbij wil aansluiten, krijgt zo snel mogelijk de kans op inspraak. Ik kom daarop terug bij de behandeling van de motie-Atsma.

De heer Ter Veer heeft vervolgens gevraagd wanneer de veemarkten weer opengaan. U hebt zojuist, voorzitter, een brief ontvangen die ik, omdat ik vanmorgen in een AO zat over de financiële verantwoording, zelf nog heb moeten nalezen en uitsturen. Het is mijn voornemen, morgen met nieuwe regelgeving op dit punt te komen. Als de veemarkten aan die nieuwe regels voldoen, kunnen zij meteen weer opengaan.

De heer Ter Veer heeft gevraagd naar de monopoliepositie van de kalversector. Op dit moment denken wij na over de vraag hoe het nu verder moet na deze crisis. Het is nooit mijn inzet geweest, monopoliesituaties te bevorderen. Anderzijds moet men rekening houden met de realiteit van de huidige posities. Ik zal kijken hoe in het licht van die twee uitgangspunten een zo adequaat mogelijk beleid kan worden gevoerd.

Voorzitter. Voor de verandering begin ik met de laatst ingediende motie, die bovenop de stapel ligt. De heer Waalkens heeft een motie ingediend over inzicht in de sociale dimensie na de MKZ-crisis. Het lijkt mij van groot belang dat wij ons nu over die vraag buigen. Die motie verzoekt de regering om de verruimingen daadwerkelijk te realiseren indien en voorzover zij niet hebben plaatsgevonden. Ik zal een en ander uiteraard op zo kort mogelijke termijn bezien. Ik zal de Kamer daar schriftelijk over berichten. Ik hoop dat dat ten genoegen van de heer Waalkens is.

Het hoofddeel van het debat van vandaag is gegaan over de kwestie van de invoer uit Argentinië en Uruguay van rundvlees. Eigenlijk is het zoals de heer Waalkens heeft aangegeven: de spelregels in Europees verband zijn heel helder. Wij betreuren gezamenlijk de harde consequenties daarvan. Ik heb een- en andermaal gezegd dat ik mij wil inzetten voor de herziening van het vaccinatiebeleid, maar er is geen enkele sprake van tegenstrijdige informatie, zoals de heer Poppe wel wil aangeven. In mijn brief van 31 mei jongstleden heb ik zo helder mogelijk aangegeven dat er geen enkel verband bestaat met de kwestie van de importmogelijkheid uit Argentinië en Uruguay. Overigens zijn de desbetreffende regels precies dezelfde als de regels ten aanzien van de importmogelijkheden van het vlees vanuit Nederland; ook dat heb ik in die brief aangegeven. Op de door de heer Poppe gelegde koppeling met het op slot gaan in Nederland ben ik volgens mij adequaat ingegaan in mijn brief van 31 mei. Tegen die achtergrond ben ik van mening dat er geen sprake is van tegenstrijdige informatie. Ik ontraad daarom de aanneming van de motie op stuk nr. 57 met kracht.

Ook de motie op stuk nr. 58 gaat eigenlijk uit van een koppeling tussen de kwestie van de import van het vlees en de geloofwaardigheid van het gevoerde ruimingsbeleid. Die twee zaken zijn volstrekt ontkoppeld; ik heb duidelijk aangegeven dat het twee volstrekt verschillende dingen zijn. Ik verwijs nogmaals naar mijn brief van 31 mei jongstleden. Mijn oordeel over de motie op stuk nr. 58 komt dus overeen met mijn oordeel over de motie op stuk nr. 57: een krachtige ontrading van de aanneming van de motie.

De heer Stellingwerf heeft een motie ingediend met als strekking dat vlees van gevaccineerde dieren in de regio Oene onnodig is vernietigd. Ook de aanneming van die motie wordt door mij ontraden. Zij is namelijk gebaseerd op een feitelijke onjuistheid. Toen Nederland eenmaal had gekozen voor de suppressieve vaccinatie, stond in de Europese beschikking dat vernietiging van alle gevaccineerde dieren vereist is. Alleen bij "protective vaccination" hadden de runderen, zoals de geachte afgevaardigde weet, in leven kunnen blijven, maar dan zouden alle andere beperkingen hebben moeten plaatsvinden: het hele gebied een jaar op slot, geen mogelijkheid van herbevolking en dergelijke. Er kan dus geen sprake van zijn dat het vlees onnodig is vernietigd. Ik ontraad derhalve de aanneming van deze motie.

De heer Stellingwerf (Christen-Unie):

Ik denk dat de minister het op dit punt verkeerd heeft. Bij de andere vorm van vaccinatie waren de dieren wel geslacht, maar nu er besloten is om de dieren te doden, hadden wij het vlees niet hoeven te vernietigen; daar gaat het om. Die twaalf maanden op slot zouden dan dus helemaal niet meer aan de orde zijn.

Minister Brinkhorst:

Vernietiging van alle gevaccineerde dieren houdt ook vernietiging van het vlees van die dieren in. Ik geloof niet dat je na het vernietigen van de dieren het vlees gaat verkopen; dat zou een contradictio in terminis zijn.

De heer Stellingwerf (Christen-Unie):

Als wel voor de beschermende vaccinatie zou zijn gekozen, had de motie dus wel gekund.

Minister Brinkhorst:

Als gekozen was voor de beschermende vaccinatie, hadden de dieren kunnen blijven leven; daar hebt u gelijk in. Dat zou echter andere gevolgen hebben gehad, zoals ik in mijn brief van 31 mei uitvoerig heb gegeven: samengevat komt dat erop neer dat Nederland dan een jaar op slot was gegaan. Wij waren dan dus in een totaal andere situatie terechtgekomen dan in de huidige situatie. Daarom heeft het kabinet niet voor de beschermende vaccinatie, maar voor de suppressieve vaccinatie gekozen.

De heer Stellingwerf (Christen-Unie):

Ik constateer dat dit eigenlijk maar een woordenstrijd is. De conclusie moet zijn dat wij voor een beschermende vaccinatie hadden moeten kiezen en vervolgens de dieren hadden moeten doden; dan hadden wij het vlees niet behoeven te vernietigen. Dat is misschien een heel ingewikkelde redenering, maar daar komt het feitelijk op neer.

Minister Brinkhorst:

Die conclusie wil ik niet onderschrijven.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Ik kom een beetje in de problemen omdat de minister zowel bij de motie van de heer Stellingwerf als bij mijn motie verwijst naar de brief van 31 mei. Die brief is echter nog niet behandeld, want die hebben wij na het algemeen overleg ontvangen en daarom zouden wij er ook niet over spreken. Ik heb nog geprobeerd om dit te veranderen, maar dat is helaas niet gelukt. Ik wil de minister erop wijzen dat wij over die brief nu niet spreken en dat er binnenkort een algemeen overleg over zal komen. In dat algemeen overleg zal ik reageren op zijn reactie op mijn motie.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik heb de heer Poppe altijd als een buitengewoon consciëntieus en serieus te nemen Kamerlid gezien. De brief van 31 mei is een brief naar aanleiding van het algemeen overleg. Het is dus vanzelfsprekend dat ik van hem, een geletterd mens die zoals ik weet veel van lezen houdt, mag aannemen dat hij die brief heeft gelezen. Ik ben dus wat verbaasd over deze wat, als ik het zo mag zeggen, ongeletterde opmerking.

De voorzitter:

Ik denk dat wij dit kunnen kortsluiten. De heer Poppe had liever een VAO over de brief gehad en pas daarna dit VAO. Hij kan daar best gelijk in hebben, daar zal ik mij niet over uitspreken. Ook heeft de heer Poppe gelijk met zijn bewering dat wij vandaag nog niet over die brief spreken.

De heer Poppe (SP):

Ik wil daarbij nog opmerken dat de minister zijn opmerking over ongeletterdheid maar moet intrekken: ik kan zijn brieven namelijk prima lezen, alleen deugen ze niet.

Minister Brinkhorst:

Hij heeft hem kennelijk niet willen lezen, omdat hij hem niet wilde beantwoorden. Zijn ingewikkelde vragen zijn in klare taal beantwoord in de brief. Het spijt mij buitengewoon. Zoals altijd heb ik geprobeerd om de Kamer ter wille te zijn door zo snel mogelijk na het algemeen overleg een antwoord te geven op de klemmende en in de Kamer breed gesteunde vraag over het Argentijnse en Uruguayaanse vlees. Dat antwoord heb ik opgestuurd en zeven dagen later komt dit VAO. Ik mag toch verwachten dat de heer Poppe die brief gelezen heeft? Ik zeg niet dat hij een ongeletterd mens is – het laatste wat men van mij kan verwachten is dat ik hem ooit "ongeletterd" zou noemen. Hij is een geletterd mens, maar heeft die brief niet gelezen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Dit slaat werkelijk nergens op. Ik heb de brief van 31 mei gelezen en zoveel nieuws staat er in vergelijking met de brief van 28 mei, waarop ik mij voor mijn moties beroep, niet in.

Minister Brinkhorst:

In de correspondentie tussen de heer Poppe en mij gaat er kennelijk altijd iets mis. De 31ste mei is echter de authentieke waarheid, evenals de waarheid van de 28ste mei en de 4de april.

Nu de motie van de heer Van der Vlies. De heer Van der Vlies gaat in op twee wezenlijke elementen. Zo mogen er geen beletselen zijn bij de opstart. Dat ben ik volstrekt met hem eens. Wij hebben hopelijk het eind bereikt. Ik heb nog steeds het sein "brand meester" niet kunnen geven en juist nu moeten wij voorzichtig zijn, maar wij moeten wel denken aan de herstart en daar gaat die motie over. In de tweede plaats geeft hij prioriteit aan de pilots. Toch heb ik twee fundamentele problemen met de motie. Zij spreekt namelijk van belemmeringen: de suggestie is dat het kabinet de herstart wil belemmeren. Quod non, er is helemaal niemand die iets wil belemmeren. Juist nu is helderheid noodzakelijk. De motie van de heer Van der Vlies vind ik onnodig ingewikkeld en onduidelijk, zeker omdat er wordt gesproken van draagvlak. Wat is dat? De heer Van der Vlies heeft gezegd dat iedereen ermee moet instemmen, na de interruptie van de heer Oplaat zei hij dat niet iedereen hoefde in te stemmen en dat één persoon al voldoende zou zijn. Kortom, ik koop niets voor die motie. De intentie is aantrekkelijk, maar ik moet haar ontraden, niet vanwege de sympathieke inzet, maar vanwege de uitvoering.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Als ik de regering vraag om geen belemmeringen op te werpen bij de wederopbouw van de bedrijfsvoering, dan ligt daarin niet de suggestie dat dit nu het geval is. Nee, ik wil klip en klaar uitgesproken hebben dat die belemmeringen er niet zullen zijn.

Minister Brinkhorst:

Dan had u in uw termijn kunnen zeggen dat u mij kent, dat ik nooit belemmeringen opwerp voor herstart en dat het u voldoende lijkt dat de regering zulks verklaart. Daarvoor heb je niet zo'n lange motie nodig, dat had in een paar woorden kunnen worden gezegd. Overigens is het draagvlak alleen maar een nieuwe belemmering: daar moeten wij eerst naar op zoek, wij moeten onderzoeken wie dat draagvlak vormt en onder welke omstandigheden. Kortom, dat is te ingewikkeld. Ik wil snel door, ik wil snel een opstarting en ik wil snel eventuele pilots. Deze motie zorgt niet voor een versnelling van dat proces.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het fraaie is dat wij allebei heel snel en heel duidelijk aan het werk willen. Daarover zijn wij het gewoon eens. Maar de minister weet toch dat een nieuwe opstarting tot op het niveau van voor de MKZ-crisis op bedrijfsniveau een ander niveau kan betekenen – dat moet niet, maar dat kan – dan inpasbaar is in een bepaald, beoogd reconstructieconcept. Die twee zaken moeten wij uit elkaar houden en dat is de intentie van deze motie. Als de minister zegt dat hij het daar volstrekt mee eens is en dat het zo zal gebeuren, heb ik bereikt wat ik wilde bereiken. Wij moeten geen verschillen van visie en inzicht creëren, die er niet zijn. Wij moeten die verschillen van inzicht wel signaleren, als die er wel zijn. Er is onrust in het gebied over de eventualiteiten en daar wil ik met deze motie een antwoord op geven.

Minister Brinkhorst:

Ik waardeer de verhelderende opmerkingen van de heer Van der Vlies. De intentie "tot het niveau van voor de MKZ-crisis" deel ik natuurlijk, maar absolute garanties zijn niet te geven. Het hangt erg af van de ontwikkeling van de situatie, met name van de pilots. Iedereen in het gebied zal deze boeiende discussie tussen ons gevolgd hebben en er zal nu absolute duidelijkheid zijn ontstaan, maar ik persisteer in mijn oordeel over de motie.

Voorzitter. De heer Atsma heeft twee moties ingediend. Een gaat over het noodfonds, waarin hij er eigenlijk van uitgaat dat het Rijk een niet-substantiële bijdrage heeft gegeven. Dat staat in het dictum. Ik ben van mening dat het Rijk wel een substantiële bijdrage heeft gegeven. Wij roepen anderen op om ook een bijdrage te geven; of dat nu een één op één bijdrage is, moeten wij nog maar zien. In ieder geval lijkt aanvaarding van deze motie mij geen constructieve bijdrage. Aangezien wij met 25 mln gulden starten en er vervolgens zelfs nog twee keer 35 mln gulden bij kunnen krijgen, is er sprake van een zeer substantiële bijdrage. Het begin dat het kabinet gemaakt heeft, verdient dan ook niet het oordeel, dat in de motie wordt uitgesproken.

De heer Atsma (CDA):

Ik vraag het iets concreter. Wij spreken over een schade van enkele miljarden voor alle sectoren en de regering heeft, bij monde van uzelf en de minister-president, verklaard dat er sprake is van een nationale ramp. Vindt u nog geen 1% van de totale schade dan een substantiële bijdrage?

Minister Brinkhorst:

Het is een substantiële bijdrage gemeten aan de doelstelling van het fonds. Wij hebben vanaf het begin gezegd dat er geen vervolgschade is en dat er in eerste instantie andere middelen moeten kunnen worden aangetrokken. Daarover is tijdens het algemeen overleg gediscussieerd. Het noodfonds is primair bedoeld om de continuïteit te garanderen van bedrijven die door de MKZ failliet dreigen te gaan en die onvoldoende door andere regelingen kunnen worden geholpen. U moet dus niet de suggestie wekken dat er geen andere middelen zijn; die zijn er wel. De wijze van invulling bepaalt de omvang van het noodfonds. Het klopt niet dat er geen substantiële bijdrage is. Nogmaals, ik persisteer in mijn voorstel om deze motie te verwerpen.

De heer Atsma (CDA):

U heeft gelijk. Natuurlijk doen het bedrijfsleven en de individuele ondernemers veel zelf en ook de andere overheden doen het nodige. Daar gaat het niet om. Het gaat om het uitgangspunt dat er sprake is van een nationale ramp met miljarden schade, zoals u zelf heeft gezegd, terwijl de overheid nog geen 1% van de schade wil compenseren.

Minister Brinkhorst:

De heer Atsma is een repeterende breuk. Hij heeft in eerste instantie zijn standpunt ingenomen. Vervolgens heb ik mijn argumentatie gegeven, maar daar gaat hij niet op in. Is de heer Atsma dan van mening dat wij wel vervolgschade moeten betalen en dat wij in feite een vergoeding moeten geven voor alle geleden verliezen? Dat is een totaal ander uitgangspunt. Als je dat uitgangspunt hanteert, kom je op een bijdrage van nog geen 1% uit. Maar dat is niet het uitgangspunt van het kabinet en ik denk ook niet dat dit het uitgangspunt zou behoren te zijn van een meerderheid van de Kamer.

Voorzitter. De tweede motie van de heer Atsma gaat over de capaciteit van de RVV en de slachterijen. Wij spreken in dat verband over twee problemen: het probleem van de welzijnsopkoop en het probleem van de export. Er is eigenlijk geen sprake van welzijnsproblemen, omdat de twee gebieden rond Kootwijkerbroek en Oene zullen opengaan. Dat aspect wordt in de motie onvoldoende onderkend. Het andere aspect is de export. De export begint nu weer op gang te komen. Omdat die export lange tijd heeft stilgelegen is er een tijdelijk groot overschot van vee, met name van varkens. Het is begrijpelijk dat het bedrijfsleven er alles aan gelegen is om dit vee te exporteren. Aan de andere kant is duidelijk dat de RVV in de afgelopen maanden een enorme inspanning heeft verricht. Pas kort geleden heeft men gewone werkzaamheden, zoals keuringen, weer kunnen hervatten. Op dit moment leidt dit tot capaciteitsproblemen bij de RVV. Om die zoveel mogelijk op te vangen, zijn er de afgelopen tijd op tijdelijke basis 40 praktiserende dierenartsen aangetrokken. Die zijn in deeltijd beschikbaar. Ondanks alle inspanningen kan de RVV-Zuid – daar gaat het om – slechts de helft van alle aanvragen honoreren. Normaal gesproken gaat het per dag om ongeveer 80 exporten, maar op dit ogenblik ligt het aantal tussen de 150 en 180. Dat is een enorme extra prestatie. In dat licht zou het wenselijk zijn als ook het bedrijfsleven een bijdrage leverde door het op zich te nemen dat exportaanvragen zodanig worden gepland dat ze ook daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. In die zin zou het wenselijk zijn als in overleg tussen RVV en bedrijfsleven een planning werd opgezet. Het betreft geen eenzijdig probleem aan de kant van de RVV. Ik roep derhalve het bedrijfsleven en de RVV in Zuid op om met elkaar te overleggen en zodoende de druk van de ketel te halen. Ik verwacht dat met een zorgvuldige planning de problemen ongeveer eind juni, juli kunnen worden opgelost. Uiteraard spant de RVV zich maximaal in om de capaciteit verder te verhogen. Op deze manier wordt ook van de kant van het kabinet een maximale inspanning verricht om het knellende probleem– mede gezien het ongebruikelijke tijdstip waarop het optreedt – op te kunnen lossen. Tegen deze achtergrond verzoek ik de Kamer de motie niet te aanvaarden.

De heer Atsma (CDA):

In zijn laatste zinnen erkent de minister dat er wel degelijk problemen zijn. Omdat wij daarover sinds het overleg van verleden week nog niets hadden gehoord, vroeg ik bij het indienen van mijn motie of er nog veranderingen zijn voorzien, met name in Annex II-gebieden. Wat kan daar wel, wat niet en hoe verhoudt zich dat tot Europese regelgeving en nationale bepalingen? Als de minister nu toezegt dat hij er op korte termijn voor zorgt dat het overleg tussen bedrijfsleven en RVV beter gaat lopen, lijkt mij dat winst in dit debat.

Minister Brinkhorst:

Die toezegging heb ik ook gedaan. Tegen die achtergrond lijkt mij de motie van de heer Atsma overbodig te zijn.

Voorzitter. Dan kom ik te spreken over de motie van de heren Oplaat en Ter Veer, mede ondertekend door de heren Stellingwerf en Atsma. Ik heb op zich heel veel begrip voor het standpunt van mevrouw Vos en de heer Waalkens dat het mogelijk toelaten van import van gevaccineerd vlees – mits aan strenge criteria van Europese regelgeving is voldaan – conform regelgeving is. Als het daartoe komt – op het ogenblik is dat niet het geval en er is ook geen sprake van dat dit op korte termijn zal plaatsvinden – is Nederlandse export naar de rest van Europa aan precies dezelfde omstandigheden onderhevig als die uit Argentinië. Wij moeten ons ervoor hoeden alleen een soort spijtreactie te geven. Op dat punt heb ik heel veel begrip voor het standpunt van de heer Waalkens en mevrouw Vos. Zij zijn met de regering van mening dat zo snel mogelijk vaccinatiebeleid van de grond moet komen en betogen dat de import van gevaccineerd vlees daaraan kan bijdragen. Daar staat tegenover de redenering van de indieners van de motie dat de huidige exportbelemmeringen in het geval van vaccinatie eigenlijk te streng zijn, omdat er uit veterinair oogpunt lang niet altijd argumenten voor zijn aan te voeren. Het kabinet staat er onverkort voor dat op zo kort mogelijke termijn vaccinatie wordt ingevoerd. Daartoe roept de motie op.

De heer Oplaat (VVD):

Ik ken de flexibiliteit van de minister, maar hij moet mij dan toch eens uitleggen waarom hij pleit voor een verbod op de invoer van Argentijns gevaccineerd vlees en wel de invoer van dergelijk vlees uit Uruguay toelaat.

Mijn tweede punt betreft het laatste deel van het dictum van de motie. Daarin zien wij het als een breekijzer, om in Brussel eens met de vuist op tafel te slaan en te zeggen: wij accepteren het niet dat hier gevaccineerd vlees wordt ingevoerd, terwijl we zelf al onze dieren moeten vernietigen.

Minister Brinkhorst:

Ik ben de heer Oplaat zeer erkentelijk voor zijn interruptie, maar ik had mijn argumentatie nog niet voltooid. Ik zei dat ik het op zichzelf begreep, maar dit betrof het begin van mijn argumentatie. Ik kom nu bij de heer Oplaat, omdat de motie mij, eerlijk gezegd, voor een gewetensconflict stelt. Ik vind dat ik de mogelijkheid moet hebben om de Kamer duidelijk te maken wat uiteindelijk mijn oordeel is; dit oordeel zal ik in de komende paar minuten uitspreken.

De motie roept ons op om te trachten geen dieren te importeren uit landen waar vaccinatie wordt toegepast, totdat wij in Europa ons vaccinatiebeleid hebben gewijzigd. Ik heb al gezegd dat de huidige regelgeving helder is en tot de conclusie leidt van de heer Waalkens en mevrouw Vos. Veterinair zijn er dus geen redenen toe, maar het gaat om het drukmiddel waar de heer Oplaat nu nog een keer over spreekt. Ik vind het aspect drukmiddel de moeite waard; het is ook niet een veterinair argument. Het is tegen die achtergrond dat ik heb gezegd te zullen proberen mij in Brussel in te zetten met betrekking tot het Uruguayaanse vlees; wat betreft Argentinië is daar nog geen sprake van. Het is tegen die achtergrond dat ik, alles afwegende, zeg dat er een gebrek aan logica in zit. Er is op dit ogenblik evenwel een zekere mate van aanmoediging nodig om zoveel mogelijk druk uit te oefenen in het kader van de onaanvaardbare situatie waarin we thans verkeren, waardoor de motie als een ondersteuning gezien kan worden. Ik zie het dus eigenlijk als een aanmoediging, maar ik vind haar tegelijkertijd overbodig, omdat u allen weet dat dit ook geheel de inzet van het beleid is dat het kabinet voert om tot een verandering te komen van non-vaccinatiebeleid naar vaccinatiebeleid...

De voorzitter:

De heer Oplaat trekt de motie nu in? Dat doen wij immers altijd met overbodige moties.

Minister Brinkhorst:

Ik zou heel graag aan de Kamer willen zeggen dat ik het oordeel over deze motie aan de beleefdheid van de dames en heren Kamerleden overlaat.

De heer Oplaat (VVD):

Als de minister deze motie ziet als overbodig, dan moet ik hem teleurstellen of ik ben misschien niet duidelijk genoeg geweest in mijn toelichting.

U staat toe, mijnheer de minister, dat er gevaccineerd Uruguayaans vlees in de Europese en dus in de Nederlandse schappen kan komen te liggen. Dat willen wij niet accepteren en daarom verzoeken wij de regering, via een motie, om in Brussel voor een Europees importverbod te pleiten voor alle gevaccineerde vlees. Dit argument mag daarbij meteen als breekijzer gebruikt worden om eindelijk het non-vaccinatiebeleid van tafel te krijgen. Wij zien de motie niet als ondersteuning, want deze wijkt af van het standpunt zoals dit is vastgelegd in de brief.

Minister Brinkhorst:

Ik ben altijd buitengewoon voor breekijzers, zeker als zij nuttig zijn en als zij als instrument helpen. Als ik echter de argumentatie beluister – ik vind dat dit gezegd moet kunnen worden in een open debat als dit – dan overtuigt de argumentatie van mevrouw Vos en de heer Waalkens mij eigenlijk meer, daar waar het betreft de kwestie van de import.

Wat betreft de inzet met betrekking tot het non-vaccinatiebeleid, neemt de heer Oplaat een buitengewoon sterke positie in, als hij zegt dat hij heel graag het kabinet wil steunen in dit beleid. Ik heb mij nog nooit zo breed gesteund gevoeld door de Kamer. Tegen die achtergrond zeg ik dat het oordeel over de motie iets is wat de Kamer kan uitspreken.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, de Kamerleden gaan toch niet weg bij de interruptiemicrofoon en daarom zou ik u willen verzoeken wat korter te antwoorden, als het kan.

Ik sta nu toe dat de leden heel kort één vraag stellen; daarna antwoordt de minister en dan is het wat dit punt betreft afgelopen.

De heer Poppe (SP):

De vraag is waarom de minister zich wel verzet tegen het ene vigerende beleid – import vanuit Argentinië – en niet tegen het andere vigerende beleid, het non-vaccinatiebeleid, althans niet in de praktijk.

De minister zei zo-even dat export vanuit Nederland gelijk is aan de import van...

De voorzitter:

Volgens mij hebt u de vraag al gesteld, mijnheer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Nee, ik wil de vraag nu gaan stellen.

De krachtige afwijzing van de motie op stuk nr. 58 – wel import vanuit Argentinië, waarmee de geloofwaardigheid van het ruimingsbeleid onderuit gaat – is in het kader van wat de minister nu heeft gezegd, volstrekt niet te begrijpen.

De heer Waalkens (PvdA):

De minister moet heldere keuzes maken. Hij moet de motie ontraden en het oordeel niet overlaten aan de Kamer. De regering regeert en de Kamer controleert; dat is de lijn. Bovendien vind ik met de minister de motie overbodig.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister probeert als een soort duivelskunstenaar de hele Kamer te vriend te houden, maar het wordt één grote brei en daarmee slaat de minister geen deuk in een pakje boter. Als de minister wil dat het non-vaccinatiebeleid op de helling gaat, moet hij een helder signaal aan Brussel geven.

De heer Stellingwerf (Christen-Unie):

Moeten wij de conclusie trekken dat zowel importeren als niet-importeren ondersteuning van het beleid is?

De heer Oplaat (VVD):

Als de minister mijn motie ziet als een ondersteuning, ga ik ervan uit dat de minister zal pleiten voor een importverbod van Uruguayaans vlees.

Minister Brinkhorst:

De heer Poppe verwijs ik naar mijn brief van 31 mei. Daarin staat de geloofwaardigheid van mijn beleid heel duidelijk verwoord.

De heer Waalkens heeft het bij het rechte eind: de regering regeert en de Kamer controleert. Vandaar dat u nu staat voor het moment dat u controle moet uitoefenen over het beleid van de regering.

Mevrouw Vos spreekt over een deuk in een pakje boter en de heer Oplaat spreekt over een breekijzer. In mijn gevoel kun je met een breekijzer zeer zelden een deuk in een pakje boter slaan. Dus zij heffen elkaar eigenlijk op. Het is ook in die zin dat ik het gevoel heb dat beiden het beleid van het kabinet gericht op de een opheffen van het non-vaccinatiebeleid, ondersteunen.

Tegen de heer Stellingwerf merk ik op dat hij wel eens verder van de kern van de waarheid geweest is.

De voorzitter:

De heer Oplaat vindt dat u zijn vraag niet beantwoord heeft.

Minister Brinkhorst:

Mijn antwoord aan de heer Oplaat is, dat ik hem succes wens bij het breekijzer en dat wij het geheel met elkaar eens zijn dat aanvaarding of niet-aanvaarding van de motie niet een groot effect zal hebben op de wens om tot heroriëntatie van het vaccinatiebeleid te komen.

De heer Oplaat (VVD):

De minister zegt dat mijn motie een ondersteuning is van het beleid. Als de motie wordt aangenomen, gaat de minister dan in Brussel pleiten voor een importverbod op Uruguayaans vlees? Hij kan die vraag met "ja" of "nee" beantwoorden.

Minister Brinkhorst:

Ik zal zoals altijd een trouwe dienaar zijn van de Kamer. Als de Kamer de motie aanneemt, zal ik dat pleidooi voeren.

De voorzitter:

Het lijkt wel alsof iedereen tevreden is. Ik heb begrepen dat op 21 juni het volgend AO over mond- en klauwzeer zal plaatsvinden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven