De voorzitter:

Geachte medeleden. Op de laatste dag voor het reces bereikte ons het bericht dat bij ons niet meer als een verrassing kon komen, dat onze collega Klaasje Eisses-Timmerman op 26 april is overleden. Naar onze menselijke berekening veel te jong. Klaasje was pas 57 jaar oud. Zij werd voor het eerst op 5 augustus 1992 lid van de Kamer die zitting had tot de verkiezingen van 1994. Haar maidenspeech sprak zij uit op 2 februari 1993 in een debat over een onderwerp dat ook nu nog actueel is, namelijk de personeelsvoorziening in de tuinbouw. Op 19 mei 1998 werd zij lid van de huidige Kamer. Klaasje voerde voor het laatst het woord in ons midden op 16 december 1999. Sindsdien heeft zij vanwege haar ziekte niet meer actief aan het werk van de Kamer kunnen deelnemen, al bleef zij vanuit Dwingeloo ons met aandacht volgen. En wij waren verheugd, haar in september vorig jaar nog één keer in ons midden te hebben.

Klaasje heeft naast het werk hier in de Kamer ook met haar talenten en haar idealen gewerkt in tal van functies in de samenleving. Door hard werken en zelfstudie ontwikkelde zij zich tot iemand die op alle niveaus leiding kon geven. Vooral in de kringen van land- en tuinbouw bestond groot ontzag voor haar kennis van zaken, gepaard met grote betrokkenheid bij het boerenbedrijf. Zo werd zij een begrip, eerst in de christelijke boeren- en tuindersbond en later in LTO Nederland. Zij was daar vooral de spreekbuis van de plattelandsvrouwen. Vanuit de plattelandsvrouwenorganisatie heeft Klaasje het voortouw genomen om christelijke vrouwenorganisaties te bundelen tot een grote organisatie van christenvrouwen. Een mijlpaal was daarbij de fusie tussen de NCVB, de Nederlandse christelijke vrouwenbond, en de christelijke plattelandsvrouwen. Ook een mijlpaal was haar bijdrage aan het tweede christelijk sociaal congres. Het voor dit congres bedoelde voorbereidende basisdocument schonk geen aandacht aan de scheve verhouding tussen mannen en vrouwen. Dankzij een goed voorbereide actie mocht Klaasje als enige vrouw tijdens het congres een inleiding houden die diepe indruk heeft gemaakt. Vanuit haar verbondenheid met het platteland, de vrouwenorganisaties en haar bestuurlijke ervaring heeft Klaasje talrijke bestuurlijke functies vervuld op het gebied van vrijwilligerswerk, de aansluiting tussen onderwijs en beroeps- en bedrijfsleven, de ontwikkelingssamenwerking en last but not least de Emancipatieraad. Daarvan was zij vier jaar vice-voorzitter.

Vanwege die functie kreeg zij contacten met Kamerleden van alle fracties die zich inzetten voor emancipatie. Aan talloze adviezen heeft zij meegewerkt, maar als er één advies is dat haar typeert, is dat het advies Meewerkende vrouwen uit 1987. Mede op grond van dat advies is er veel ten goede veranderd. Een goed werkende regeling voor zwangerschaps- en bevallingsverlof voor meewerkende vrouwen zou een kroon op het werk van Klaasje zijn.

Wij mogen ons Klaasje Eisses herinneren als een vrouw die vanuit haar geloof het rentmeesterschap heeft ingevuld en daarmee een voorbeeld is voor allen, ook voor degenen die het begrip "rentmeesterschap" niet van huis uit hebben meegekregen. Zij wist dat dit rentmeesterschap niet op beloning of zelfs maar erkenning is gericht. Maar wij waren toch verheugd dat haar verdienste voor ons land op 6 april tot uitdrukking kon worden gebracht, toen de tweede ondervoorzitter van de Kamer, mevrouw Van der Hoeven, haar de versierselen uitreikte, behorende bij de onderscheiding van ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zelfs op dat moment was zij een sociaal voelend politica, toen zij sprak over het leed dat boerengezinnen moesten ondergaan vanwege de mond- en klauwzeercrisis.

Voor de nabestaanden is niet de onderscheiding, maar de herinnering aan de sterke vrouw uiteindelijk bepalend. Wij wensen haar man, haar dochters en haar ouders de kracht toe om dit verlies te dragen.

Het woord is aan de minister-president.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Ik hecht eraan om tijdens deze herdenking namens de regering woorden van medeleven en van deelneming uit te spreken in verband met het overlijden van mevrouw Klaasje Eisses-Timmerman. Woorden van deelneming en van medeleven, gericht tot haar familie en vrienden en tot de sociale en politieke beweging waarvan zij deel uitmaakte. Mevrouw Eisses is tweemaal lid geweest van deze Kamer, tweemaal gedurende slechts een deel van de zittingsperiode: in de zittingsperiode 1989-1999 omdat zij pas in augustus 1992 tot de Kamer toetrad, en in deze periode als gevolg van haar langdurige ziekte en haar veel te vroege overlijden.

Het kan zijn dat Klaasjes Eisses voor het grote publiek een beperkte naamsbekendheid genoot. In deze Kamer en binnen de vele maatschappelijke organisaties, waarvoor zij zich met grote kracht heeft ingezet, bestond echter bijzondere waardering voor haar toewijding en haar betrokkenheid. Geboren in Wapse en woonachtig in Dwingeloo, waar zij ook is overleden, droeg zij de Drentse volksaard in zich mee. Nuchterheid, doelgerichtheid en vasthoudendheid zijn trefwoorden die men in vrijwel alle beschrijvingen die van haar zijn gegeven, tegenkomt. Ze was een vrouw die zich met hart en ziel inzette voor mensen in een zwakke positie, een vrouw die ook in haar werk nooit de mensen uit het oog verloor om wie het allemaal was begonnen.

Op jonge leeftijd was zij al actief in plaatselijk en provinciaal gereformeerd jeugdwerk en in het christelijk plattelandsjongerenwerk. Daarna en daarnaast heeft zij zich in een groot aantal functies ingezet voor emancipatie, ontwikkelingssamenwerking, cultuur, vrijwilligerswerk, geestelijke gezondheidszorg en voor de land- en tuinbouw. Mevrouw Eisses was zodoende een Kamerlid dat kon bogen op een ruime maatschappelijke ervaring, waaruit zij bij het verrichten van haar werkzaamheden in dit huis royaal kon putten. Dat gaf gezag aan haar woorden.

De Tweede Kamer heeft met haar overlijden een waardevol lid verloren. Onvergelijkbaar daarmee is echter de zwaarte van het verlies voor de dierbaren om haar heen, haar echtgenoot, dochters, ouders en overige familieleden en vrienden. Namens de regering spreek ik mijn medeleven en deelneming uit aan allen die haar moeten missen. Ik wens hun kracht toe bij het verwerken van dit zware verlies en verbind daaraan de hoop dat de warmte en de dankbaarheid waarmee velen aan Klaasje Eisses-Timmerman terugdenken, hen tot troost en steun moge zijn.

De voorzitter:

Ik verzoek u, een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

In ons reces is op 29 april gestorven op de leeftijd van 81 jaar mr. Barend Biesheuvel, voormalig voorzitter van de antirevolutionaire fractie in deze Kamer en voormalig minister-president. Op 5 mei hebben velen in zijn kerk in Haarlem gehoord wat een inspirerend en gezellig mens hij was voor zijn gezin en velen daaromheen. Wij herdenken hem hier vandaag vanwege de twee functies die ik noemde: fractievoorzitter en minister-president. Zelfs als wij ons beperken tot zijn politieke loopbaan, zit er in die beperking tot twee functies een vervalsing. Barend Biesheuvel had immers toen hij in 1967 fractievoorzitter werd, al een lidmaatschap van de Tweede Kamer achter de rug van 1956 tot 1963, een langdurig lidmaatschap van het Europees Parlement en het ministerschap van Landbouw en Visserij van 1963 tot 1967. Na zijn aftreden als minister-president op 11 mei 1973 heeft hij nog vele belangrijke opdrachten in de sfeer van politiek en bestuur vervuld. De resultaten daarvan zijn tot op de dag van vandaag voelbaar.

Barend Biesheuvel behoort tot de kleine groep politici van wie iedereen de voornaam kent. Zijn voornaam kon zelfs met allerlei voorvoegsels als typering worden gebruikt, maar ik meen dat hij, behalve die voornaam, van zijn ouderlijk huis meer heeft meegekregen. In de eerste plaats de boerentraditie die voor hem geen abstractie was maar méér dan alleen onderwerp van onderhandelingen in Brussel, namelijk ook de praktijk van hoeve de Westhoff in Haarlemmerliede. Biesheuvel voelde zich in dit opzicht verwant met mensen als Mansholt en Vondeling. Wie nu wel eens spreekt over de boerenlobby of het groene front, moet zich realiseren dat vele van onze meest inspirerende politici uit die achtergrond zijn voortgekomen.

Het andere nestgevoel dat Biesheuvel steeds heeft bewaard, was het antirevolutionaire. Toen het op 22 januari 1970 100 jaar geleden was dat Colijn geboren werd, heeft Biesheuvel hem in de fractiekamer van de ARP herdacht. Enkelen die het hebben meebeleefd en anderen die het in de parlementaire geschiedenis lezen, zullen denken dat Biesheuvel in zijn partij teleurgesteld was toen de ARP-fractie, met kleine meerderheid, tegen zijn standpunt in besloot het kabinet-Den Uyl te steunen. Maar dan kent u de ARP niet. Biesheuvel zelf was eerder tegen een deel van de partijleiding ingegaan toen die van geen toegeven wilde weten inzake Nieuw Guinea en hij beschouwde het als normaal, misschien zelfs wel wenselijk, dat ook binnen een politieke partij met grote inzet werd gestreden en dat vervolgens de uitkomst van dat democratische proces werd aanvaard.

Natuurlijk geldt ditzelfde ook in de verhouding tussen Kamer en kabinet. De minister van Landbouw in het kabinet-De Quay, Marijnen, had het in de periode 1959-1963 moeilijk met de landbouwspecialist Biesheuvel van de coalitiegenoot ARP. In de periode 1967-1971 werd Biesheuvel, fractievoorzitter van een regeringspartij, bekend en bij sommigen gevreesd vanwege zijn "schoten voor de boeg". In die periode, zowel in de politiek als in de samenleving één van de roerigste van de vorige eeuw, konden Den Uyl en Van Mierlo in de Tweede Kamer successen boeken doordat Biesheuvel en zijn hele fractie een sterk dualistische verhouding tot het kabinet aanhielden. In die omstandigheden heeft hij de politieke strijd wel eens verloren, maar dat heeft zijn goede relatie met mensen als Tilanus of Geertsema of Schmelzer niet verhinderd. Hij kon uit volle overtuiging het opgaan van de ARP in één nieuwe partij met KVP en CHU ondersteunen en hij kon uit volle overtuiging samenwerken met Geertsema, Schmelzer en Van Veen in het kabinet dat na de verkiezing van 1971 werd gevormd, zoals hij eerder met Marijnen had samengewerkt in diens kabinet.

Het eerste kabinet-Biesheuvel, het enige vijfpartijenkabinet in de Nederlandse geschiedenis, heeft slechts weinig langer dan een jaar mogen duren. Het was het eerste van een reeks kabinetten waarin zich naar Nederlandse verhoudingen ernstige meningsverschillen voordeden, zowel in de persoonlijke sfeer als in de politieke. Het was het eerste kabinet dat elk meningsverschil de volgende dag in de krant en op de tv-schermen terugzag. Biesheuvel was er niet de man naar om zich daardoor uit koers te laten brengen. Zijn eerste kabinet werd op 20 juni 1972, na het uittreden van de DS'70-ministers, opgevolgd door een tweede kabinet-Biesheuvel dat ten gevolge van de lange duur van de formatie van het kabinet-Den Uyl nog eens bijna een jaar regeerde. Beide kabinetten waren ondanks de politieke problemen toch nog zeer productief en loodsten bijvoorbeeld de uitbreiding met Engeland van wat toen nog de EEG heette, door de beide Kamers, iets wat Biesheuvel met veel genoegen deed. Er werd een eerste serie Grondwetswijzigingen aanvaard en een recordaantal samenvoegingen van gemeenten.

Op 7 maart 1973 vond de laatste fractievergadering van de ARP onder zijn leiding plaats en op 12 mei 1973, de dag na de beëdiging van het kabinet-Den Uyl, deelde Barend Biesheuvel mee dat hij de politiek verliet. Enige jaren heeft hij dat inderdaad volgehouden, in welke jaren hij belangrijke verantwoordelijkheden in het bedrijfsleven op zich nam. Maar in december 1978 werd hij één van de drie wijzen die de structuur van de EEG moesten doorlichten en in januari 1979 werd hij voorzitter van de werkgroep die de structuur van het Koninkrijk moest doorlichten, de relatie dus tot de Antillen. In 1980 trad de WOB in werking, gebaseerd op een rapport dat de commissie-Biesheuvel meer dan tien jaar eerder had uitgebracht en even later, in de jaren tachtig, werd Biesheuvel voorzitter van de commissie die deze wet moest evalueren. Hij werd voorzitter van de staatscommissie die het voorstel voor een referendum deed en hij onderhandelde met België over kwesties rond Schelde en Maas.

Uit deze voorbeelden blijkt dat Barend Biesheuvel zich in de laatste 25 jaar van zijn leven met minstens even grote energie heeft ingezet voor de samenleving als in de voorafgaande periode en dat hij juist toen veel processen op gang heeft gebracht die uiteindelijk ook werkelijk feitelijke veranderingen teweegbrachten. De Europese Gemeenschap was in staat tot verdere uitbreiding. Aruba kreeg een eigen gelijkwaardige status. Voorstellen voor het referendum zijn op dit moment aanhangig. Met België wordt samengewerkt op de Schelde. Natuurlijk vragen al die veranderingen veel tijd, maar Biesheuvel had niet anders verwacht in dit land waar men niet van revoluties houdt. Erkenning kreeg Biesheuvel toen minister-president Lubbers hem op 23 maart 1991 de onderscheiding van het Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau uitreikte.

Barend Biesheuvel, twee meter Biesheuvel zoals hij door één van zijn kinderen in de kerk werd genoemd. Hij heeft beide elementen verenigd die de zinspreuk vormden van zijn partij, twee elementen die buitenstaanders soms moeilijk verenigbaar vinden: "pro religionis et libertatis", voor godsdienst en vrijheid. Zijn politieke familieleden in deze Kamer zullen die twee-eenheid in elke tijd opnieuw moeten concretiseren. Maar ook degenen die niet tot die politieke familie behoren, vinden een voorbeeld in Biesheuvel, een politicus die zijn idealen niet opgaf in een weerbarstige praktijk. Wij allen wensen zijn levensgezellin, zijn kinderen en kleinkinderen en verdere familieleden de kracht om het beeld van Barend Biesheuvel ook in hun leven als inspiratiebron te bewaren.

Het woord is aan de minister-president.

Minister Kok:

Met het heengaan van voormalig Tweede-Kamerlid, minister en minister-president Barend Biesheuvel is ons een markant politicus, een uitstekend bestuurder, een hartelijk mens ontvallen. Een man die ons land, ons Koninkrijk gedurende tientallen jaren in vele functies grote diensten heeft bewezen. Werklust en plichtsbesef, deskundigheid, moed en eerlijkheid waren kenmerken die hem typeerden. Barend Biesheuvel is wel genoemd de laatste grote van de mannenbroeders; hij stamde uit een gereformeerd boerengeslacht en kwam daar graag voor uit: waar en wat is een mens zonder zijn voorgeschiedenis? "Ik ben heel trots op mijn voorgeslacht van hardwerkende boeren. Allemaal waren zij actief in de politiek en de boerenorganisaties", zo zei hij in een van zijn laatste interviews.

De Biesheuvels kwamen halverwege de 19de eeuw uit het Land van Heusden en Altena naar de Haarlemmermeerpolder en vandaar naar de Houtrakpolder bij Haarlem, waar Barend werd geboren op de boerderij Westhoff. Waar hij later ook ging, altijd had Biesheuvel een foto van zijn geboortehuis bij zich.

Na zijn rechtenstudie aan de VU koos hij voor een loopbaan in de georganiseerde landbouw, eerst als secretaris van de provinciale voedselcommissaris van Noord-Holland, daarna van de afdeling buitenland van de Stichting voor de Landbouw, in 1952 als algemeen secretaris van de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond en in 1959 als voorzitter van die bond, tevens lid van het bestuur van het Landbouwschap, van de Stichting van de Arbeid, van de Centrale Raiffeisenbank en van de Heidemaatschappij.

Barend Biesheuvel was van 1956 tot 1963 lid van de Tweede Kamer voor de Anti-revolutionaire Partij, van 1957 tot 1961 lid van de raadgevende vergadering van de Raad van Europa en van 1961 tot 1963 lid van het Europees Parlement. Tussen 1963 en 1967 was hij in de kabinetten Marijnen, Cals en Zijlstra vice-minister-president, belast met de behartiging van koninkrijksaangelegenheden en minister van Landbouw en Visserij. In Brussel verwierf hij zich een bijzondere reputatie, een reputatie als onderhandelaar, hard en zakelijk. Zijn uitstekende gezondheid stelde hem in staat om de vele marathonzittingen die de EEG-landbouwpolitiek toen bepaalden, tot een goed einde te brengen.

Vanaf 1967 was hij opnieuw lid van de Tweede Kamer en fractievoorzitter van de ARP. In deze periode was hij tevens voorzitter van het College van de Scheepsbouw en voorzitter van de commissie Heroriëntatie overheidsvoorlichting, die de grondslag van de WOB formuleerde, een belangrijke verworvenheid van onze democratie.

In juli 1971 werd Biesheuvel minister-president. Het eerste kabinet dat zijn naam droeg, een vijfpartijenkabinet, was het meest gevarieerde van na de oorlog. Dat was geen lang leven beschoren. Het tweede kabinet-Biesheuvel dat na het uittreden van de ministers van DS'70 werd gevormd, bleef nog tot mei 1973 bestaan. Toen was het kabinet-Den Uyl geformeerd.

Na de totstandkoming van het kabinet-Den Uyl, dat door zijn eigen ARP werd gedoogd, verliet Barend Biesheuvel de landelijke politiek om er niet meer in terug te keren. Hij koos voor een bestaan aan de periferie van de politiek, zoals hij het jaren later zelf omschreef. In een ander interview zei hij, tien jaar na de val van zijn kabinet: "Ik heb geen last van Haagse nostalgie. Als je eenmaal afstand hebt genomen, kun je nog heel mooie dingen doen. Maar ik hoor wel tot die oud-politici die in de eerste plaats altijd klaarstonden en klaarstaan voor publieke functies." Dit was bepaald geen grootspraak. Naast vele functies in het bedrijfsleven was Biesheuvel onder meer voorzitter van de FMO, van de Koninkrijkswerkgroep voor de Nederlandse Antillen, van de staatscommissie relatie kiezers-beleidsvorming, van de Voorlopige raad voor Verkeer en Waterstaat, van de Nederlandse delegatie Schelde- en Maasvraagstukken en van de commissie Samenwerking Nederland-Aruba. Zelfs deze opsomming is bij lange na nog niet volledig. Biesheuvel bleef een man van gewicht, die je moeilijk over het hoofd kon zien.

Tot het einde leefde hij fel mee met de openbare zaak en gaf hij zijn commentaar als hij dat nodig achtte. Persoonlijk denk ik met warmte en ook met waardering aan de hartelijke contacten die ik ook in de laatste fase van zijn leven nog met hem mocht hebben. Sympathiek, leerzaam en op een basis van wederzijds respect.

Barend Biesheuvel was een indrukwekkend man, niet alleen door zijn stoere, vertrouwenwekkende gestalte maar vooral door zijn grote staat van dienst gedurende meer dan vijftig jaar in en naast het openbaar bestuur. Namens de regering spreek ik de wens uit, dat zijn levensgezellin van de laatste jaren, zijn kinderen, kleinkinderen, overige familieleden en vele vrienden over de kracht zullen beschikken om zijn verlies te dragen. Mogen zij zich daarbij getroost weten door het besef dat zeer velen, ook andersdenkenden, met grote waardering en met respect terugdenken aan de bijzondere bijdrage die hij aan welvaart en welzijn van ons land en van ons Koninkrijk heeft geleverd. Wij herdenken Barend Biesheuvel in dankbaarheid.

De voorzitter:

Ik verzoek u, een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven