Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor te behandelen in de vergaderingen van 15, 16 en 17 mei:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 26 mei 1997 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (Trb. 1997, 249), van het op 19 juni 1997 te Brussel totstandgekomen Tweede Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Trb. 1997, 251), van het op 27 januari 1999 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie (Trb. 2000, 130) en van het op 5 mei 1998 te Straatsburg totstandgekomen Statuut betreffende de Groep van Staten tegen corruptie (Trb. 2000, 131) (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II) (27509).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 22 en 23 mei 2001:

  • - het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling van Den Haag en omgeving (27598).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 29, 30 en 31 mei 2001:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in de basisvorming (27641).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van orde de aangehouden motie 27583, nr. 1 is vervallen.

Het woord is aan de heer Blaauw.

De heer Blaauw (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft een extra procedurevergadering gehouden naar aanleiding van de ontwikkelingen in het arbeidsconflict bij de spoorwegen. Gezien de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd, waarin zij – ook in de bijlagen – heeft aangegeven dat zij alle betrokken partijen heeft aangeschreven om uiterlijk volgende week dinsdag om 12.00 uur mee te delen of men bereid is om te participeren in een afkoelingsperiode, heeft de commissie besloten om geen spoeddebat te houden met de minister en deze middag ook geen algemeen overleg te houden. Dat betekent dat ik namens de commissie iedereen een vrolijk Pasen kan toewensen.

De voorzitter:

Ik denk dat iedereen daar erg blij mee is.

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik verzoek u om het verslag van het deze week gehouden algemeen overleg over de regionale luchtvaart op de plenaire agenda te plaatsen. Dat kan volgende week.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer daar op een later tijdstip een voorstel over doen.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik vraag u of wij toch vanmiddag kunnen stemmen over de moties die gisteren inzake de mond- en klauwzeer zijn ingediend. Het gaat immers om een urgente zaak, want een aantal moties vraagt om het niet ruimen van dieren. Ik zou het daarom zeer op prijs stellen als wij daar vanmiddag over kunnen stemmen.

De voorzitter:

Ik vind deze vraag een beetje merkwaardig, want ik heb gisteren het debat afgesloten met de opmerking dat wij op een later tijdstip over de moties zouden stemmen; dat is altijd de volgende dinsdag, in dit geval de volgende woensdag. Niemand heeft daartegen geprotesteerd en niemand heeft gezegd dat er met grote haast gestemd zou moeten worden. Ik vrees daarom dat veel fracties geen rekening hebben gehouden met stemmingen; ik vraag mij af of u dat hebt overwogen in uw verzoek.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

U hebt gewoon een punt; dat moet ik absoluut erkennen. Gelet op de situatie, wil ik het verzoek echter toch doen. Ik wil natuurlijk ook horen wat andere fracties hiervan vinden.

De voorzitter:

Ik geef nog een ander argument: het onderwerp waar de heer Blaauw zojuist over sprak, maakt natuurlijk dat een aantal Kamerleden vandaag met grote moeite hier kunnen komen. Dat zal eerder tegenvallen dan meevallen. Maar goed, de meerderheid van de Kamer zal hierover beslissen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Eerlijk gezegd heb ik geen nieuwe overwegingen. U hebt een punt: wij hadden hier gisteren alert op moeten zijn. Dat is niet gebeurd en dat is niet meer terug te draaien. De moties – althans, enkele daarvan – gaan echter expliciet over zaken die volgende week woensdag feitelijk achterhaald kunnen zijn, gelet op de omstandigheden inzake de MKZ. Dat dringt ons – ik zeg "dringt" en niet "dwingt" – toch te proberen een tijdstip te vinden voor stemmingen in deze week.

De voorzitter:

Dat argument was gisteren al bekend.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ja, ik heb al toegegeven dat wij hier gisteren al alert op hadden moeten zijn.

De voorzitter:

Oké, ik dacht eerst dat u een nieuw argument aanvoerde.

De heer Stellingwerf (Christen-Unie):

Ik ben het met collega Van der Vlies eens. Wij hebben wellicht gisteren overwogen dat het zo duidelijk en inherent aan eenieder was dat er gestemd moest worden, dat het niet eens meer is gevraagd. De fout ligt echter absoluut aan onze kant.

De voorzitter:

Het is erg aardig om te denken dat ik het verzonnen heb. Het lijkt mij dat het de normale gang van zaken is dat wij de week daarop stemmen. De heer Stellingwerf is hier niet gisteren binnengekomen. Hij weet dus wat hij moet doen als hij wat anders wil. Dat moet hij apart aankondigen.

De heer Poppe (SP):

Het knelpunt is dat het kabinet vandaag een besluit zal nemen over het wel of niet ruimen van dieren in het bedoelde gebied. Het verzoek kan daarom zijn dat het kabinet pas tot een besluit komt nadat de moties in stemming zijn gekomen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Mijn fractie wil u verzoeken om vandaag niet te stemmen. Ik kan mij voorstellen dat dit een heel urgent probleem betreft. Als die urgentie zo groot is, was dat gisteren echter ook reeds duidelijk. De fracties hadden dan ook gisteren voorbereid kunnen worden op een stemming vandaag. Dat is echter niet gebeurd. Gezien de bijzonderheid van de treinstaking brengt een stemming vandaag ons in de problemen.

De heer Weisglas (VVD):

Ik hoef niet te zeggen dat de inhoud van de moties en de problematiek het stemmen op een bijzonder moment zouden rechtvaardigen. Daar staat tegenover de door u volkomen terecht gemaakte procedurele opmerking dat gisteren een andere beslissing is genomen. Er staat bovendien tegenover dat de treinstaking, net als voor vele andere mensen in het land, een bijzondere situatie betekent voor de Kamerleden. Alles afwegende vindt de VVD-fractie daarom dat wij vandaag niet zouden moeten stemmen.

De heer Hillen (CDA):

Ik erken dat u een punt heeft. Vervolgens constateer ik dat u neuzen aan het tellen bent. Wij zien gaarne dat er vandaag wordt gestemd. Erkennende wat u heeft gezegd, namelijk dat de onderhavige problematiek emotioneel is en deze bovendien van uur tot uur verandert, vinden wij dat er actueel op ingespeeld moet kunnen worden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik weet niet of het procedureel mogelijk is. Is het een idee om als blijkt dat hoofdelijke stemming nodig is, die stemming tot dinsdag uit te stellen? Op die manier brengen wij Kamerleden die vandaag moeilijk hier kunnen komen niet in de problemen.

De voorzitter:

Ik vind dit al een erg ongewone procedure. Ik zou u niet aan willen raden om op die ongewone procedure een extra ongewone procedure aan te brengen. Ook hiervoor geldt overigens dat een meerderheid van de Kamer beslist. Ik zou u dat echter niet aanraden. Integendeel, ik zou het u sterk afraden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Het zal ongetwijfeld zo zijn dat een aantal collega's niet aanwezig kan zijn vanwege de treinstaking. Niettemin zijn de fracties wel vertegenwoordigd. Het lijkt mij procedureel dus niet zo'n groot probleem. Het is bovendien belangrijk voor het kabinet om te weten of men verder kan en wat daarbij de mening van de Kamer is. Dat speelt absoluut dit weekend.

De heer Poppe (SP):

Vandaar mijn verzoek dat het kabinet geen onomkeerbare besluiten neemt voordat de moties in stemming zijn gekomen.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, wij gaan er altijd van uit dat als moties in stemming zijn geweest, en zeker als zij aangenomen worden, het kabinet daarmee rekening houdt. Ik vind dit eerlijk gezegd een drogreden.

De heer Poppe (SP):

Ik doel op de situatie dat de moties nog niet in stemming zijn gebracht. Ik wil dan graag dat het kabinet de stemming afwacht. Ik heb begrepen dat er vandaag een besluit zal vallen binnen het kabinet.

De voorzitter:

Ik heb u goed gehoord. Wat mij betreft kunnen wij stemmen. Wij zullen dan een kwartier moeten wachten om iedereen hier te krijgen. Ik zal dan ook nu de stemmingsbel laten gaan. Daarna zullen wij stemmen, tenzij iemand stemming wil over het niet-stemmen. Procedureel komt dat besluit immers eerst. Ik begrijp echter dat mijn voorstel brede instemming krijgt. Ik stel voor dat wij beginnen met het verslag van het algemeen overleg over nucleaire veiligheid en milieustrategie. Aan het eind daarvan, naar mijn inschatting over twintig minuten, gaan wij stemmen.

Naar boven