Vragen van het lid Duijkers aan de minister van Justitie, over de dreigende mislukking van het experiment "elektronisch toezicht voor jeugdige verdachten" (Trouw, 4 september jl.).

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Gisteren stonden er berichten in Trouw waarin een medewerkster van de jeugdreclassering te kennen gaf dat het experiment met elektronisch toezicht in Rotterdam, een experiment voor jeugdigen, dreigde te mislukken, dan wel feitelijk als mislukt beschouwd moet worden. Enige tijd geleden hebben wij hier in de Kamer gesproken over het elektronisch toezicht voor jeugdige verdachten, wetend met elkaar dat het belangrijk is om jeugdigen zo lang mogelijk in de thuissituatie te houden, omdat dat recidive in de toekomst zou voorkomen.

De Partij van de Arbeid hecht bijzonder veel waarde aan het welslagen van het project, niet alleen vanwege de kwalitatieve insteek, maar ook vanwege de discussie die we met elkaar hebben over de capaciteitsproblematiek in het gevangeniswezen. In mei en juni hebben we met elkaar gesproken over het feit dat met name het aantal jeugdcellen ernstig tekortschiet, en dat we steeds weer jeugdige verdachten naar huis moeten sturen omdat er voor hen geen cel is, terwijl het delict wel aanleiding geeft om hen in hechtenis te plaatsen. Het mislukken van het experiment zou betekenen dat de capaciteitsproblematiek aanzienlijk toeneemt, iets wat we met elkaar niet willen.

De medewerkster jeugdreclassering geeft aan dat er drie oorzaken zijn voor de problematiek. Om te beginnen is dat de gecompliceerde problematiek van de jongeren zelf. Ze gebruiken drugs en ze zijn al of niet gestoord. Een van de belangrijkste factoren is de thuissituatie: veel deelnemers aan het project zijn van allochtone afkomst, en ze hebben te maken met ouders die de Nederlandse taal niet beheersen. Daarnaast zouden scholen niet actief meewerken aan verdachten die tegelijkertijd de school kunnen volgen.

De vragen aan de minister hebben betrekking op selectie, de thuissituatie en de school. De belangrijkste vraag is natuurlijk of het bericht in Trouw klopt, dat het experiment dreigt te mislukken. Zo ja, deelt de minister dan de conclusie dat dit experiment niet slaagt, omdat een te kleine groep verdachten aan de normen voldoet? Ten aanzien van de selectie is de vraag of de normen die worden gehanteerd, afgezet tegen de normen die de rechter hanteert om jongeren toe te laten tot de Halt-projecten of te beslissen om ze volledig in voorlopige hechtenis te nemen, onderscheidend genoeg zijn om mee te kunnen werken. Of zijn die normen te hoog gesteld, en niet realistisch? Ten aanzien van de thuissituatie is de vraag of de minister de conclusie deelt van de medewerkster van de jeugdreclassering dat de tijd die beschikbaar is voor deze functionarissen om de ingewikkelde thuissituatie te begeleiden en toezicht uit te oefenen op toepassing van het elektronisch toezicht, onvoldoende is, rekening houdend met de verhoogde eisen om adequate begeleiding te geven aan deze jongeren zelf en aan hun thuissituatie. Hoe kijkt de minister aan tegen de medewerking van school? Is die medewerking inderdaad van dien aard, dat je van actieve medewerking kunt spreken? Deelt de minister de zienswijze van de fractie van de Partij van de Arbeid dat een groot belang moet worden gehecht aan het welslagen van dit experiment, om zowel financiële als inhoudelijke redenen? Wat voor maatregelen gaat de minister nemen om dit experiment alsnog te laten slagen?

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik heb het krantenartikel in Trouw uiteraard ook gelezen. Het komt geheel voor rekening van de schrijver. Dat neemt niet weg dat veel van de feitelijke berichtgeving die daarin staat, juist is. We moeten ons wel realiseren dat het experiment is bedoeld om ervaring op te doen met elektronisch huisarrest voor minderjarigen, als vorm van voorlopige hechtenis. Doel is die jongeren die voorlopig moeten worden gehecht en die nog serieus naar school gaan, in de gelegenheid te stellen hun schoolgang te continueren. Dit experiment is op uitdrukkelijk verzoek met name van het openbaar ministerie en rechters tot stand gekomen. Het past ook in het beleid dat door regering en Kamer wordt gevoerd. Vandaar dat wij behulpzaam zijn bij dit experiment. Het probleem is dat de instroom van het aantal jongeren aldaar nog achterblijft ten opzichte van het verwachte aantal. Misschien is de norm daarvoor ook wel te hoog gesteld. Dat betekent dat men de norm zal moeten aanpassen. Vandaar dat wij bezig zijn met een experiment. De reden voor die lage instroom is dat degenen die in voorlopige hechtenis zitten, soms langere gevangenisstraf zullen krijgen dan zes maanden, dan wel een taakstraf krijgen, waardoor betrokkenen niet voor het elektronisch toezicht in aanmerking komen. Wellicht zullen door gebiedsuitbreiding meerdere jongeren in aanmerking komen voor dit experiment. Er dient in ieder geval voor gezorgd te worden dat er voldoende instroom zal zijn.

In hoeverre er gebrek is aan medewerking van scholen is mij op dit moment nog niet bekend, maar, zoals bekend, wordt dit gehele project gemonitord en uiteindelijk geëvalueerd door het WODC. Het rapport daarover zal medio volgend jaar gereed zijn. Ik ben bereid het dan ook ter bespreking naar de Kamer te sturen.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Voorzitter! De minister heeft antwoord gegeven op de vragen over de kwalitatieve aspecten van het project. Ik begrijp dat hij via gebiedsuitbreiding zou willen proberen de instroom te vergroten. De vraag is echter of de begeleiding vanuit de jeugdreclassering wel voldoende is om aan de vraag te voldoen. Ik zou dan ook graag van de minister vernemen of er op dat punt kritisch gekeken kan worden en of hij bereid is daadwerkelijk mee te werken aan genoemde uitbreiding.

Daarnaast vraag ik de minister of hij kan aangeven wat op dit moment de problemen zijn rond de capaciteit. Er is rekening gehouden met een bepaald aantal jongeren dat toetreedt tot de gevangenis, maar blijkbaar is de aanspraak op detentie in cellen groter. Houdt dit tevens in dat de wachtlijsten voor jeugdige gedetineerden zullen toenemen?

Minister Korthals:

Voorzitter! Ten aanzien van de instroomproblematiek heb ik reeds een tipje van de sluier opgelicht. Een andere belangrijke reden is dat de thuissituatie geweldig onder druk komt wanneer jongeren onder elektronisch toezicht worden geplaatst. Door dit selectiecriterium vallen vele jongeren af. Op het ogenblik wordt dan ook bekeken of dat selectiecriterium moet worden aangepast. Ik heb begrepen dat de directeur van de stichting die dit experiment doet, binnenkort komt met een uitgebreid artikel als weerwoord op wat er in de kranten is geschreven.

Dan de capaciteitsproblemen bij de jongeren. Bij de begroting kom ik met voorstellen terzake. Zoals bekend, heeft de Tweede Kamer een amendement ingediend dat ertoe strekt nog dit jaar 15 mln. in te zetten om ervoor te zorgen dat er meer capaciteit zal zijn voor de jeugdinrichtingen. Het kost nog vrij veel moeite, maar wij denken dat wij daarvoor een juiste bestemming gevonden hebben.

Naar boven