Aan de orde is de behandeling van:

de Voorjaarsnota 2000 (27101);

de Voorjaarsbrief sociale zekerheid en arbeidsmarkt (27112);

de Voorjaarsbrief Zorg 2000 (27113).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Voorzitter! Hoewel wij het dezer dagen allemaal erg warm hebben, kan ik alleen maar vaststellen dat het kabinet er bepaald warmpjes bij zit. De meevallers buitelen over elkaar heen en als wij de krantenberichten mogen geloven, zit er voor dit jaar nog meer in het vat dan waarop was gerekend. Kortom, er is zoveel geld dat aan de meeste wensen kan worden voldaan, zo lijkt het. Ondanks deze zonneschijn zien de OESO en De Nederlandsche Bank redenen om ernstige waarschuwingen te laten horen. Een verdere consumptiegroei als gevolg van een forse koopkrachtstijging kan door de huidige krappe arbeidsmarkt leiden tot oververhitting van de economie, met alle gevolgen van dien. Wij hebben daarop verleden jaar bij de behandeling van de Voorjaarsnota al gewezen. De minister erkende mijn zorg en het komt mij voor dat wij om allerlei redenen deze waarschuwingen serieus moeten nemen.

De vakbonden hebben laten weten dat zij in hun looneisen geen rekening zullen houden met het pakket aan lastenverlichting dat voor volgend jaar al op de plank ligt. Het kabinet is daar echter wel van uitgegaan. Volgens de vakbonden worden de looneisen bepaald door de economische indicatoren, waarin belastingmaatregelen van de overheid geen rol spelen. Neemt de regering dan niet een groot risico door, zonder verdere heroverweging, onverkort aan het lastenverlichtingspakket vast te houden? Moeten wij soms van de sociale partners verwachten dat zij economische groei afremmen? Of mogen wij van de minister van Financiën op dat punt zaken verwachten? Zal hij slechts afwachten tot bijvoorbeeld de ECB een renteverhoging doorvoert? Is de minister het met ons eens dat, nu de economische zon volop hoog aan de hemel staat, er beschermingsmaatregelen genomen moeten worden om verbranding en oververhitting tegen te gaan? Wat kan en wat wil de minister op dat punt doen?

Als gevolg van het gunstige economische tij en de keuze voor het behoedzame scenario kan het kabinet op grote inkomstenmeevallers rekenen. Dat geld zou volgens het regeerakkoord voor de helft ingezet moeten worden voor lastenverlichting. In de stukken lees ik dat bij de Miljoenennota 2001 hierover nadere voorstellen worden gedaan. Deelt de regering mijn mening dat, gezien de economische situatie, de afspraken zoals die in het regeerakkoord zijn vastgelegd toe zijn aan een heroverweging? Acht de regering het geen tijd voor een tussenbalans, zoals die bij Lubbers III verscheen? Het gaat er hier niet om bezuinigingen door te voeren maar om de inkomstenmeevallers opnieuw te bezien.

Bij de beslissing over de besteding van de inkomsten- en uitgavenmeevallers moet wat ons betreft een verantwoorde afweging plaatsvinden tussen het oplossen van bestaande knelpunten en het voorkomen van hoge lasten in de toekomst. Het hoge bedrag dat beschikbaar is voor nieuw beleid geeft alle ruimte om de inkomstenmeevallers voor dit jaar in te zetten voor verdere tekortreductie. Voor het eerst hebben wij weliswaar een positief EMU-saldo en zakt de staatsschuld onder de 60%, maar dit geeft nog geen reden om achterover te gaan leunen. Het zal duidelijk zijn dat, wat onze fracties betreft, verdere lastenverlichting geen passend antwoord kan zijn.

In dit kader wil ik aandacht vragen voor de vermogens- en exploitatieoverschotten van de sociale fondsen. De regering heeft verleden jaar bewust de premies hoger vastgesteld dan op basis van de fondsvorming nodig was. Tijdens de behandeling van de Wet inkomstenbelasting 2001 is gebleken dat de regering de premies gebruikt om koopkrachtplaatjes bij te stellen. Dit is een discutabele methodiek, waarmee de regering het zichzelf moeilijk maakt. Handhaving van de premies leidt tot oppotting bij de fondsen die, zo zegt de regering zelf in de antwoorden, niet wenselijk wordt gevonden. Een verlaging van de premies zal in de huidige economische setting door een versterking van de koopkracht de inflatie alleen maar aanwakkeren. Hoe lost de regering dit op?

De regering heeft ervoor gekozen om een deel van in het regeerakkoord overeengekomen beleid naar voren te halen. Hierdoor valt er in de jaren 2001 en 2002 beleidsruimte vrij die kan worden ingevuld om bijvoorbeeld een eerste aanzet te geven voor het reduceren van de armoedeval. De PvdA heeft op dat punt interessante voorstellen gedaan die dicht in de buurt komen van wat wij op dat punt eerder als gedachten naar voren brachten. Wat wil de regering doen? Wat is de ambitie en wat is het tijdpad?

Een substantieel deel van de meevallers gaat terecht op aan investeringen in het onderwijs. Het is belangrijk om de onderwijskwaliteit te verbeteren en te garanderen voor niet alleen goede voorzieningen en lesmethoden, maar ook via de beschikbaarheid van goed gekwalificeerd personeel. Nu biedt de recent afgesloten CAO daarvoor best wel ruimte, maar mijn vraag aan de minister is of er eindelijk eens uitvoering wordt gegeven aan de Kameruitspraak over verbetering van de positie van schoolleiders. Dat lijkt mij in dezen een cruciaal punt.

Er is al veel gezegd over de wachtlijstenproblematiek, maar bij de beleidsinvesteringen voor dit jaar mis ik uitbreiding van de capaciteit van de palliatieve zorg. Wat is daarvan de reden, want ons is toch beloofd dat er op dat punt stappen voorwaarts zouden worden gezet?

In het kader van de ecologische hoofdstructuur hebben wij verleden week al gesproken over de sterk gestegen grondprijzen. Over een aantal jaren uitgesmeerd, zal dat beeld best genuanceerder zijn, maar toch zal een versnelling van de aankoop op termijn forse besparingen opleveren. Wij zien dat er voor de aanleg van weg- en rail infrastructuren vele miljarden extra worden uitgetrokken, maar is de regering bereid om ook voor de groene infrastructuur extra geld uit te trekken?

Een ander grondprobleem is nog altijd het grote aantal woningen dat op vervuilde grond staat. Volgens de Algemene Rekenkamer is bij het huidige saneringstempo pas in 2055 (let wel!) alle grond schoon. Het schoonmaken van de grond is telkens naar achter geschoven. Volgens mij duurt het allemaal veel te lang. Deelt de regering deze mening en is zij bereid om in de begroting voor 2001 een substantieel extra bedrag beschikbaar te stellen ten behoeve van een snellere grondsanering?

Het integratiedebat heeft duidelijk gemaakt dat een van de specifieke knelpunten ligt bij de integratie van de zogeheten oudkomers. De staatssecretaris van Justitie heeft dit onderkend en heeft een inventarisatie van dit probleem aangekondigd, echter zonder een daaraan gekoppeld budget. Om een snelle start te maken met de inburgering van de oudkomers lijkt het ons evenwel gerechtvaardigd om een bedrag van ongeveer 50 mln. extra beschikbaar te stellen. Wat is hierop de reactie van de minister?

Aan het begin van mijn betoog heb ik gezegd dat het in Nederland in economisch opzicht erg goed gaat. De armoede in andere delen van de wereld steekt daarbij echter schril af. Het drama dat zich de afgelopen dagen manifesteerde, heeft daar alles mee te maken: mensen hebben er ontzettend veel voor over om deze kant op te komen, wat een aantal nu met de dood heeft moeten bekopen. Dit neemt niet weg dat het verschil tussen het arme en het rijke deel van de wereld erg schril is. Ik begrijp best dat het nominale bedrag dat aan hulp van onze verre naasten wordt besteed, groeit, omdat het BNP groeit. Er zijn overigens nog legio mogelijkheden om te investeren in onder andere onderwijs- en vaccinatieprogramma's, alsook democratiseringsprocessen. Het ligt tegen deze achtergrond erg voor de hand om het budget voor ODA jaarlijks zodanig te verhogen dat wij over ongeveer vier jaar op 1% van het BNP zitten voor ontwikkelingshulp. Hierop verneem ik graag de reactie van de minister, mede met het oog op de buitengewoon riante situatie waarin ons land nu verkeert.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Nederland wordt steenrijk: de economische groei bereikt ongekende hoogtes en de schatkist puilt uit van de meevallers. Het vertouwen in het Nederlandse consumentenparadijs is groot als nooit tevoren. Waar de loonsom niet voldoende bestedingsruimte oplevert, steken wij ons ook nog eens massaal in de schulden. In het jaar 1999 is de nationale hypotheekberg groter geworden dan de staatsschuld. En de president van De Nederlandsche Bank – ik zal hem vanavond niet te vaak aanhalen – waarschuwt voor een toenemende nationale verschulding. Nederland consumeert dus in toenemende mate op de pof. Als het voor de overheid een doodzonde is, hoe zit het dan met die bevinding van De Nederlandsche Bank, zo vraag ik de minister.

Wat is de reactie van de minister op het gegeven dat pakweg eenderde van de groei wordt aangedreven door de ontwikkelingen op de vermogensmarkten? Is dat geen verontrustend gegeven? Is dat ook geen indicatie dat de groei een nogal onduurzaam karakter kan hebben, met alle gevolgen van dien? Wat gaat het minister doen met het gegeven dat de nationale hypotheekberg zo snel groeit? Ook daar betaalt hij aan mee, net als aan de rente op de staatsschuld.

Voorzitter! Toen in februari van dit jaar de eerste tekenen van de aanhoudende welvaartsgroei en de eerste megameevallers zich aandienden, hebben verschillende fracties voor herziening van het motorblok, het budgettaire kader, gepleit. Wat leert de Voorjaarsnota 2000? Er komt geen herziening. Het is een gewone Voorjaarsnota, even gewoon als in andere jaren. Dat stemt ons niet tot tevredenheid. Het is tijd voor verandering. Ik vraag de minister van Financiën dan ook hoe hij zijn begrotingsbeleid beoordeelt in het licht van de grote meevallers. Vindt hij dat het tijd is om de keuze voor het behoedzame scenario te heroverwegen nu het financieringstekort is omgeslagen in een overschot? Hij heeft in januari zelf taart geserveerd bij het kabinet en dat doe je niet bij een normale gelegenheid: dan is er meer aan de hand. Deelt hij de mening dat, waar de keuze voor het behoedzame scenario mede is geïnspireerd op het creëren van bestuurlijke rust, de praktijk er een is van permanente bestuurlijke onrust? Vindt hij ook dat zijn kader na krap twee jaar zeer sterk ter discussie is komen te staan? In dat verband past ook de vraag wat zijn oordeel is over het recente SER-advies, waarin juist met het oog op de bestuurlijke rust wordt gepleit voor een aanpassing van de scenariokeuze. Mijn laatste vraag in dit verband is hoe de minister de bevindingen beoordeelt van het werkdocument van het CPB, waaruit blijkt dat de voorziene ruimte binnen het uitgavenkader van 6 mld. in 2002 voor het grootste deel – het CPB denkt voor een bedrag van 5 mld. – wordt opgegeten door de doorwerking van de hogere loonstijging. Het is een bekende thematiek en het boeit ons mateloos. Behoedzaamheid leidt hier zichtbaar tot een surrealistische begrotingsmethodiek. Is de minister met ons van opvatting dat het begrotingskader wellicht zelfs ongevoelig gemaakt zou moeten worden voor de gevolgen van verkeerde loonramingen? PvdA-fractievoorzitter Melkert heeft dat de weeffout van het motorblok genoemd.

Voorzitter! Namens de fractie van GroenLinks presenteer ik heel graag een antwoord op deze vragen. In februari namen wij al een voorschot met de notitie "Goede tijden, slechte tijden" en nu ligt er dan een definitief voorstel voor een alternatief meerjarig kader. U raadt het al, het stuk heet "Goudkust". Ik bied het u bij dezen aan en ik vraag u vriendelijk het toe te voegen aan de agenda, zo dat kan, en indien mogelijk ook de collega's en de minister een exemplaar in handen te stellen.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij zullen het vooreerst verspreiden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De kern van deze notitie moet u herkennen. De keuze voor een economisch trendscenario vanaf 2001 leidt meerjarig tot een extra budgettaire ruimte van 6 mld. Daarnaast pleiten wij voor het corrigeren van het begrotingskader voor schommelingen in de loonontwikkeling, de zogenoemde weeffout van Melkert. Bij een trendscenario wordt het probleem natuurlijk kleiner, maar de uitbundige groei in 2001 zit ruim boven de trend van 2,75% die wij kiezen. Deze correctie levert ook additionele ruimte op. Wat de uitgavenruimte binnen het behoedzame scenario betreft, koersen wij op het werkdocument van het Centraal planbureau. Dat is weer eens een onthullend werkje van onze rekenmeesters, want de ruimte voor meer uitgaven binnen dat paarse begrotingskader loopt sterk terug in 2002. Die bedraagt nog slecht 1 mld. en dat is een groot verschil met wat bij introductie van het GroenLinksscenario zou gebeuren. In combinatie met een aantal bezuinigingen loopt de extra ruimte bij ons tot 12 mld. in 2002. Van dat geld wordt onder meer 4,3 mld. besteed aan onderwijs, 3 mld. aan zorg, 2,8 mld. aan de verhoging van het sociaal minimum en aan ander sociaal beleid. De nadere details kan ik hartelijk in ieders aandacht aanbevelen.

Over de prijs van dit beleid zijn wij helder. De lastenverlichting in 2001 wordt met 2 mld. beperkt en het accent komt te liggen op lastenverschuiving, waarmee ook financiering van de earned income tax credit – de arbeidskorting die afhankelijk is van het inkomen, de beste aanval tegen de armoedeval – wordt zeker gesteld. Pikant in dit GroenLinkspakket is – ik licht het er maar even uit voor de collega's – dat mogelijkerwijs en bij handhaving van de hoge economische groei, de staatsschuld bij GroenLinks de komende jaren harder terugloopt dan bij het kabinet op voorwaarde dat zij het meevallerbeleid wil handhaven. Alle mee- en tegenvallers in de belastingen gaan bij ons namelijk naar het tekort. Dat betekent dat bij een groei van meer dan 3,25% – dat is dit en wellicht ook volgend jaar het geval – met het GroenLinkskader in de hand er meer geld naar het tekort gaat. Ik ben natuurlijk benieuwd wat de president-directeur van De Nederlandsche Bank – toch ook lid van de SER, die dat advies heeft uitgebracht – hiervan zal vinden. Maar belangrijker is natuurlijk de opinie van de minister en ik daag hem uit, ervan uitgaande dat hij het weer eens een keer niet met mij eens zal zijn, om zijn liberale gehaktmolen van stal te halen.

Om het hem nog een beetje moeilijker te maken, hebben verschillende fracties in de media twijfel geuit over het doelmatig wegzetten van extra middelen. Dat lijkt mij zonder meer terecht: soms is er nog geen personeel en soms schieten de organisaties die extra gelden zouden kunnen wegzetten, niet op, enzovoorts. Juist daarom pleiten wij nu voor een meerjarige aanpak, zodat zicht aan de desbetreffende sector wordt geboden wat de komende drie jaar de bestedingsruimte en de ruimte voor nieuw beleid is. Incidentele budgetten leiden niet tot structurele arbeidsplaatsen en met structureel incidentele budgetten – dat dreigt met de aanpak van het kabinet – creëer je bestuurlijke chaos. Dat argument moet de fracties van D66 en PvdA zeker aanspreken. Ik hoop dat ze vandaag niet wachten totdat er weer eens incidentele ruimte beschikbaar wordt gesteld binnen het uitgavenkader van de minister van Financiën, maar dat ze in dit debat die ruimte willen benoemen en nemen.

In de discussie over de aanwending van de meevallers heeft de president-directeur van De Nederlandsche Bank zich gemengd met een opvallend pleidooi voor budgettaire beheersing en loonmatiging vanaf het jaar 2001. Dat is niet nieuw. Ook organisaties als het IMF en de OESO hebben zich in dergelijke bewoordingen geuit. Ik meen dat ook de EU dat heeft gedaan. De recente CPB-cijfers wijzen op een oplopende inflatie. Het wordt tijd dat de minister van Financiën een beoordeling geeft van deze actuele situatie. Op welke wijze zal het kabinet rekening houden met deze economische ontwikkeling? Wordt enige vorm van bestedingsbeperking overwogen en welk instrument hoort daarbij? Voorziet hij een aanpassing van de inkomstenmeevallerregel als de meevallers bij de belastinginkomsten inderdaad exploderen naar ruim 30 mld. in 2002? In theorie maakt dat in het verkiezingsjaar 2002 een megalastenverlichting mogelijk. Ik hoop op helderheid van de minister van Financiën op dit punt.

Mij moeten in dit kader nog twee dingen van het hart. Het is fascinerend om te zien dat als eerste opnieuw loonmatiging wordt gepredikt. De krappe arbeidsmarkt ontneemt vele CAO's hun loondempende betekenis. Werkgevers bieden een veel hoger loon. Dat heet marktwerking en naar ik meen behoort dat tot de core business van het kabinet. Of vergis ik mij? Schaart het kabinet zich achter de oproep van de heer Wellink aan de Nederlandse vakbeweging?

Ik herinner mij heel goed dat in situaties van economische depressie tegen economen van linkse, Keynesiaanse en dus dubieuze signatuur steevast werd geroepen dat de bestedingen een bescheiden rol in de Nederlandse conjunctuur spelen. Van elke gulden vandaag besteed, verdwijnen in deze open economie morgen twee kwartjes over de grens. Wellicht moeten de anti-inflatieprotagonisten met hun pleidooi voor bestedingsbeperking dat nog eens komen uitleggen.

Ik kom op de Voorjaarsnota zelf. Mijn fractie heeft waardering voor de extra aandacht die door het kabinet aan de collectieve tekorten wordt gegeven. Daarin zien wij de politieke erkenning van deze tekorten. Het is belangrijk dat het inzicht dat er wat moet gebeuren nu kennelijk ook bij het kabinet is doorgebroken. Al met al is deze Voorjaarsnota geen wonder van inzichtelijkheid. Zo ontbreekt vooral een meerjarig beeld en daar is het ons nu juist om te doen. Probeer nu extra budgettaire ruimte te creëren voor de collectieve sector, zodat men op termijn weet waar men aan toe is. Dat meerjarige beeld ontbreekt. Er is geen politieke keuze gemaakt. De doorwerking van een aantal intensiveringen is ons niet helder.

In de sectoren onderwijs en zorg manifesteren de tekorten zich voortdurend opzichtig. Kunnen deze ook in 2001 en 2002 op extra budgettaire aandacht rekenen? Het is mijn indruk dat het allemaal weer op de vierkante millimeter moet worden bevochten. Er schort ook iets aan de informatievoorziening aan het parlement. Van de 5,6 mld. die het kabinet zegt extra uit te geven, wordt slechts van 950 mln. aangegeven dat sprake is van structureel beleid. De rest lijkt dus incidenteel, maar wij weten het niet. Ik hoop eerlijk gezegd van niet. Er zitten bijvoorbeeld extra uitgaven voor gemeenten en provincies bij die zijn gekoppeld aan de algemene uitgavenontwikkeling van het Rijk. Over die algemene uitgavenontwikkeling is nog geen oordeel te geven, maar het kabinet stelt wel vast dat die extra gelden voor gemeenten en provincies structureel zijn. Hoe kan dat?

Meer in het algemeen is het zeer lastig om goed zicht te krijgen op wat nieuw beleid is, welke gelden gemoeid zijn met een versnelling van bestaand beleid en welke uitgavenverhogingen automatisch het gevolg zijn van een hogere economische groei. Onze voorlopige berekening is dat zo'n 2,15 mld. automatisch voortvloeit uit diverse koppelingssystematieken, dan wel nodig is om tegenvallers op te vangen. Een bedrag van 700 mln. wordt besteed aan versnelling van bestaand beleid en voor 2,75 mld. wordt echt nieuw beleid uitgezet, deels onder druk van de Kamer. Dat zijn dus de echte beleidsintensiveringen, naar de letter van de definitie die het kabinet hanteert. Kan de minister van Financiën deze rekensom bevestigen? Deelt hij mijn conclusie dat deze 2,75 mld., waarvan 950 mln. structureel zeker, wel erg schril afsteekt bij de explosie aan belastingmeevallers die wij via de werkdocumenten van het CPB in kwantitatieve zin onderbouwd zien? Vooral voor de sectoren zorg en onderwijs is dit een tamelijk zorgwekkend gegeven. Als de meeste middelen incidenteel blijven, zoals de inzet voor arbeidsmarktknelpunten in onderwijs en zorg – daarvoor staat een bedrag van 250 mln. – kan er namelijk sprake zijn van een tamelijk ondoelmatige besteding van deze gelden. En dat is wel het laatste wat wij willen.

Het CPB geeft in zijn werkdocument beter aan hoe het gaat met de werkelijke ruimte voor nieuw beleid in de komende jaren. Dan valt op dat de Voorjaarsnota voor 2002 op indicatieve wijze een veel positiever beeld geeft dan het CPB. Dit heeft te maken met het verschil in loonraming voor dat jaar. Oorspronkelijk stond in het regeerakkoord een behoedzame 1,6% in de boeken voor 2002, wat een reële contractloondaling was. Bij deze Voorjaarsnota is dat aangepast naar 2%. Het kabinet stelt dat dit een inflatieneutraal loonbod is, maar bij deze loonraming heeft het nog 4 mld. te besteden. Dat lijkt toch te wijzen op enige ruimte. Het CPB denkt daar in zijn werkdocument echt anders over. Het gaat uit van een loonstijging van ongeveer 3% in 2002 en van een reële loonstijging van 1,5%. Die verschillen leiden ertoe dat in 2002 de budgettaire ruimte binnen het begrotingskader navenant afneemt tot 1 mld. Met ander woorden: als de loonstijging nog iets hoger uitpakt – en waarom zou dat niet kunnen? – zou er in dat jaar bezuinigd kunnen worden. Dat is de wereld op zijn top. Tegelijkertijd blijkt uit datzelfde werkdocument dat de belastingmeevallers groeien tot boven de 30 mld. Dit kan toch geen evenwichtige benadering genoemd worden?

De voorzitter:

Let u op uw spreektijd? U kunt nog kort afronden. Iedereen moet zich aan de spreektijd houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Gunt u mij nog enkele minuten?

Voorzitter! Ik kom toe aan een paar korte budgettaire punten. Het eerste punt betreft schuldkwijtschelding in het kader van de exportkredietverzekering. Ik heb daar bij het debat over de Najaarsnota al een punt van gemaakt en ik veronderstel dat dit bekend is. Het grote probleem is dat de schulden die het kabinet actief heeft opgebouwd en in het kader van EKI kwijtscheldt, ten laste komen van het ODA-budget van de minister van OS. Dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik vraag het kabinet nadrukkelijk om deze goede tijden te gebruiken om iets extra's te doen aan schuldkwijtschelding en dit niet ten laste te laten komen van het ODA-budget. Ik denk aan een bedrag in de orde van 200 à 250 mln. Ik verzoek de minister om een reactie hierop.

Voorzitter! Ik heb ook enkele vragen omtrent het compenseren van milieudruk. Vorige week is tijdens de algemene beschouwingen over de verantwoording daarover al het een en ander namens mijn fractie gezegd. Onze fractie wil echt graag dat voortaan bij de verantwoording ook de extra milieudruk van het voorafgaande jaar in beeld komt, zodat die een rol kan spelen bij de invulling van de uitgavenprioriteiten bij de Voorjaarsnota. In dat geval kan er een samenhangend pakket gepresenteerd worden. Bij deze Voorjaarsnota zou nog in voldoende mate compensatie plaats moeten vinden voor de extra milieudruk uit 1998. Daarvoor is 25 mln. gereserveerd, maar dat is volgens mij veel te weinig. Het RIVM spreekt over een bedrag van 500 mln. dat gepaard gaat met de extra milieudruk in dat jaar. Over de extra milieudruk van 1999 weten wij niets, want daarvoor moeten wij de begroting voor 2001 afwachten. Ik verzoek de minister van Financiën om daar bij gelegenheid van de Miljoenennota 2001 voor te zorgen.

Ik heb in dit kader nog één vraag, voorzitter. De minister van Financiën heeft vorige week de mogelijkheid geopperd om heffingen een rol te laten spelen bij het compenseren van de milieudruk. Dat is interessant, want de heffingssystematiek zou dan niet langer gebonden zijn aan het vergoedingskader van het regeerakkoord. Er zou dan meer mogelijk zijn. Ik vraag de minister daar nader op in te gaan, want het is van buitengewoon groot belang.

Voorzitter! Tot slot nog twee punten.

De voorzitter:

U moet nu echt afronden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb nog twee korte punten.

De voorzitter:

Wij hebben een afgesproken spreektijd. Het lijkt misschien heel vervelend, maar als u daar al zo ver overheen gaat, moeten alle anderen dat ook kunnen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als u mij toestaat, voorzitter, noem ik nog een punt. Dit betreft de financiering van de zogeheten voorschoolse opvang. Het kabinet heeft hier nu 50 mln. voor gereserveerd, maar de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft inmiddels al in meerderheid vastgesteld dat dit bedrag onvoldoende is. Ik vraag het kabinet dan ook om het budget voor de voorschoolse opvang zo snel mogelijk te verhogen. De inschatting is dat voor een goed functionerende voorschoolse opvang – dat is met name in het belang van allochtone kinderen – een structureel budget van ongeveer 200 mln. nodig is.

Tot slot spreek ik de hoop uit dat de heer Bakker nog enige aandacht zal besteden aan het punt van de lokale en regionale media. Daar komen wij namelijk ook nog op terug.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Het beeld van de overheidsfinanciën is gelukkig zonnig en onvergelijkbaar met de dreigingen aan het begin van de kabinetsperiode. Het CDA is buitengewoon blij met die omslag, die voorlopig lijkt aan te houden. Vorige week werd in de pers opnieuw melding gemaakt van een extra meevaller dit jaar van 1,5 mld. Is dit bericht juist, waar is deze meevaller op terug te voeren en is het kabinet voornemens hieraan een bestemming in de uitgavensfeer te geven? Ook de aard van de financieel-economische vragen begint te veranderen: toen dreiging van oplopend financieringstekort, hogere staatsschuld en tegenvallende inkomsten, nu miljardenmeevallers, maar ook risico's van oververhitting en krapte op de arbeidsmarkt, en al die veranderingen in een tijdbestek van nauwelijks anderhalf jaar! Dat maakt overigens de inzet om werk te maken van de staatsschuldreductie mogelijk en noodzakelijk. Het is zaak, de goede financieel-economische ontwikkeling vast te houden en de intensiveringen ook op langere termijn te kunnen continueren. Tegelijkertijd wel letten op een aantal kwetsbare ontwikkelingen en uiteraard op zaken die mensen bezighouden en concreet raken. Wat betreft dit laatste denkt de CDA-fractie met name aan de sterk stijgende lokale lasten.

Voorzitter! Ik kom toe aan mijn eerste punt, de toestand in de wereld en die in Nederland. Kijken we om ons heen, dan zien we hoge groeicijfers, verbeterde werkgelegenheid, vernieuwende economie, maar af en toe ook waarschuwingen over de Amerikaanse economie (harde of zachte landing), de olieprijzen en de koers van de euro, het consumentenvertrouwen, de nu toch wel erg hoog wordende inflatie, de krapte op de arbeidsmarkt en de forse loonontwikkeling. Hoe bestendig is het financieel-economische beeld? Drie opmerkingen daarover. Het IMF bracht recent een belangrijke nota uit. In die nota is het IMF lovend over de Nederlandse economie en de economische prestaties. Er is waardering voor het beleid, mooi dus voor het kabinet. Op één punt echter is er een waarschuwing, namelijk de oververhitting. Om die reden acht het IMF het van belang dat alle meevallers, maar in ieder geval de inkomstenmeevallers, volledig in het tekort, zeg maar de staatsschuldreductie, worden gestort. Graag een reactie van de minister op dit IMF-signaal.

Over de inflatie is in deze Kamer reeds herhaaldelijk gesproken. De inflatie begint hoog te worden: volgend jaar zo'n 3,5%. Heeft de minister instrumenten in petto om de inflatie te beteugelen? De CDA-fractie heeft een handreiking gedaan in de vorm van lagere benzineaccijnzen, maar ik begreep dat dat niet zo enthousiast werd begroet door de minister. Misschien heeft hij alternatieven? We kunnen ons niet voorstellen dat deze minister een inflatie van meer dan 3% zo maar laat passeren. Ik kom toe aan het consumentenvertrouwen. De naam Wellink is al genoemd. Het is een gegeven dat economische groei in belangrijke mate wordt gestuwd door het vertrouwen van de consument. Dat leidt onder andere tot hogere hypotheken. Je kunt vaststellen dat banken vaak te uitbundig zijn met het verstrekken van hypotheken tot soms zes keer het inkomen. Vindt daarover al overleg met de banken plaats? Deze vragen moeten ook worden gesteld met het oog op een situatie waarin het economisch tij weer eens mocht keren, waarin er een omslag komt. Wij hopen dat niet, maar je weet het nooit. Het is relevant om dat vast te stellen, omdat op het ogenblik de meevallers in de sociale zekerheid nogal veel mogelijk maken als het gaat om extra uitgaven van de kant van de overheid. Tegelijkertijd zien wij bij de rijksoverheid een tekort van 7 mld. Met die gegevens moeten wij rekening houden. Wat is het doel van de minister om te komen tot een beperking van het tekort van de rijksoverheid?

Een tweede aandachtspunt is de algemene beleidsvisie van het kabinet. De Voorjaarsnota biedt op zichzelf een evenwichtig beeld ten aanzien van de intensiveringen. De gekozen prioriteiten komen in belangrijke mate overeen met de lijn uit het CDA-verkiezingsprogramma. Daarom zal het CDA die prioriteiten steunen. Om die reden hebben wij geen extra nota nodig om onze intensiveringen aan te geven, een soort Dallas-plus, waarbij minister Zalm als de flitsende Ewing door beeld loopt. Wel maak ik een kritische opmerking, want we hebben het over de aanwending van een aantal miljarden, maar wat is nu bijvoorbeeld de visie van het kabinet op de terugdringing van de staatsschuld? Wij lezen vandaag in de krant dat de coalitiepartijen het met het kabinet eens zijn om 5,5 mld. extra in te zetten voor het terugdringen van de staatsschuld. Maar is dit ook de visie van het kabinet? De brief van de minister van 9 juni jl. is helder als het gaat om de veiling van frequenties. Dan gaat de opbrengst van de verkoop naar de staatsschuld, terwijl de vrijval van de rentelasten naar het FES gaat. Het CDA ondersteunt die lijn, maar wat vindt de PvdA van een dergelijke aanpak? Dat is ons nog niet helemaal helder.

Dan de lastenverlichting. Zeer velen zijn van mening dat de lastenverlichting, vergeleken met een aantal jaren geleden, in een ander perspectief moet worden geplaatst, in het licht van de economische ontwikkeling. De vraag is wel wat er nog aan lastenverlichting binnenkomt en waar dat aan wordt besteed. In de Voorjaarsnota staat dat de duurzame energiebronnen kunnen rekenen op een belastinguitgave, via een fiscale faciliteit, maar daardoor krijg je nu een verbrokkelde discussie. Wij pleiten voor een meer omvattend beeld van het kabinet terzake. Hoe zit het met die terughoudendheid, misschien zelfs die angst, om nu nog niet te spreken over de inkomstenmeevallers?

Dan het derde punt, de uitgavenintensiveringen. Het kabinet wil, nu er sprake is van zoveel ruimte, de intensiveringen van het regeerakkoord naar voren halen. Dat is consistent. Daar zijn wij het mee eens. Veel intensiveringen kunnen op onze steun rekenen. Toch wijs ik nog eens extra op het belangrijke punt van onderwijs en onderzoek. Op dat gebied is er sprake van duidelijke knelpunten. Ik doel op de braindrain aan universiteiten en andere kennisinstellingen en op de problematiek van de onderwijshuisvesting. Die stelt de gemeenten vaak voor nogal wat problemen. Ik wijs op de noodzaak van goede combinaties van scholing en werk, bijvoorbeeld bij de politie, en op de uitdaging om mensen te behouden en te werven voor maatschappelijke functies in de zorg, het onderwijs en politie of justitie. Dergelijke vraagstukken moeten met kracht worden aangepakt en dat heeft natuurlijk een prijs.

Dan een technische vraag, die te maken heeft met onze visie op ontwikkelingssamenwerking. Uit de stukken blijkt dat de OESO het zogenaamde clean development mechanisme en de eerstejaarsopvang van asielzoekers niet meer accepteert als ODA-uitgaven. De vraag is hoe deze uitgaven in de Voorjaarsnota zijn verwerkt.

Dan enkele meer algemene vragen over de uitgavenintensivering. Tijdens het debat over de verantwoording van de jaarverslagen is gezegd dat er pas kan worden overgegaan tot extra uitgaven, als er sprake is van meetbare doelstellingen. Uit de fraaie schriftelijke antwoorden, dank daarvoor aan de minister en het ambtelijk apparaat, blijkt dat er nog wel wat van die doelstellingen worden gemist. Ik begrijp dat wel, want de begrotingssystematiek werkt nog niet op die manier. Geld dient pas te worden uitgegeven als er een aanwijsbare noodzaak is, en niet zomaar omdat er geld te verdelen valt.

Het valt bij de zorg op dat er 800 mln. bij komt. Dat is goed, want er is nood in deze sector. De helft van het bedrag gaat echter op aan het wegwerken van de tegenvallers in de sfeer van de medicijnen. Dat kan leiden tot een tekort bij andere sectoren waar problemen zijn. Ik wijs bijvoorbeeld op de werkdruk van mensen die werkzaam zijn in de gehandicaptenzorg. Wij horen daar steeds kritische geluiden over. Dat kan risico's met zich brengen. Het lijkt mij goed die kwestie in beeld te houden. De vraag is ook of wij de intensiveringen van dit jaar kunnen wegzetten. Ik begreep uit de krant van de VVD dat, als dat niet kan, een en ander richting de staatsschuld moet. Ik ben benieuwd hoe de minister dat ziet.

Dan de staatsschuld. Er zijn veel politieke onderwerpen waarover wij het ongeveer eens zijn. Dan heb je het over het grote midden. De polarisatie is verdwenen, maar dat geldt niet voor het vraagstuk van de wenselijkheid van terugdringing van de staatsschuld. Dat is nog niet gedepolitiseerd. Daarover is inmiddels een behoorlijk debat ontstaan. Het CDA suggereerde eerder dat wij, als dat kan, via het perspectief van 20 tot 25 jaar van de staatsschuld af moeten. Dat is goed voor de opvang van de kosten van de vergrijzing. Er ontstaat budgettaire ruimte in de toekomst. Op dit moment helpt het om de oververhitting tegen te gaan. Anderen hebben er een geheel andere opvatting over, bijvoorbeeld de PvdA. De heer Crone heb ik er regelmatig over horen spreken. Ik heb ook zijn stukken gelezen. De vraag is welke positie het kabinet inneemt. Er wordt over 5,5 mld. gesproken, maar ik heb de minister eerder op de Erasmus Universiteit horen zeggen dat van de inkomstenmeevallers het grootste deel richting de staatsschuldreductie moet. Het bedrag van 5,5 mld. is zo ongeveer de helft van de meevallers, waarover wij spreken. Welke opvatting heeft de minister daar nu over?

De heer Crone (PvdA):

U en ik prijzen het middenveld altijd als het meedenkt over maatschappelijke problemen. Het SER-advies dat jongstleden vrijdag is uitgebracht stelt vast: eerst een begrotingsevenwicht en daar bovenop het AOW-spaarfonds. Dat heb ik ook steeds naar voren gebracht. Dit is veel minder staatsschuldafhankelijk dan u heeft voorgesteld. Waarom houdt u dat het kabinet en uzelf niet voor?

De heer Balkenende (CDA):

Dit vind ik buitengewoon interessant. Het gebeurt nogal eens dat wanneer ik iets zeg over het middenveld, de tegenwerping wordt gemaakt: u moet niet zo naar het middenveld luisteren, want u moet uw eigen verantwoordelijkheid nemen. Nu komt het u goed uit en zegt u: waarom houdt u het SER-verhaal niet aan het kabinet voor? Maar ik zal ingaan op uw vraag. In het SER-advies staat inderdaad precies wat u zegt: een begrotingsevenwicht of een zeker surplus als het goed gaat en voor de rest inzetten op het AOW-fonds. U weet echter ook dat de CDA-fractie eerder heeft gezegd dat het AOW-fonds te zijner tijd, als er onttrekkingen plaatsvinden, de staatsschuld zal belasten. Dat vinden wij een onvoldoende basis. Ik heb vaker gezegd dat niet alleen het AOW-fonds een rol moet spelen en dat ook de soliditeit in de toekomst van belang is. Die ambitie heeft de SER te weinig.

De heer Crone (PvdA):

De SER weet natuurlijk ook wel dat het zo werkt. Hiermee heeft u uitgelegd hoe het werkt, maar u geeft geen standpunt en u geeft niet aan wat uw opstelling is ten opzichte van werkgevers en werknemers. U gaat dus veel verder. Er zal aanzienlijk bezuinigd moeten worden om uw doelstelling te halen, terwijl de SER adviseert om nu in maatschappelijke knelpunten te investeren.

De heer Balkenende (CDA):

Ik begrijp best dat de SER vindt dat er geïnvesteerd moet worden. Dat vinden wij ook. Het punt van lastenverlichting kan ook ter discussie staan. Toch blijft overeind dat puur wanneer het gaat om het AOW-fonds, er op termijn sprake is van een belasting van de staatsschuld. Wij willen onze ogen niet sluiten voor dat risico en gaan dus wat dat betreft verder dan de SER en hebben daar ook goede argumenten voor. Bovendien wijs ik op de voorziene verkoop van aandelen KPN. Dat is groot geld. Dan lijkt mij eerlijk gezegd de ambitie om meer te doen aan reductie van de staatsschuld dan de SER voorstelt helemaal niet zo gek. Maar dat debat zullen wij ongetwijfeld nog vaker voeren.

Voorzitter! Over de lastenverlichting is veel gezegd. De Voorjaarsnota doet hierover geen uitspraken. Dat is logisch, want het debat wordt in augustus in het kabinet gevoerd en daarna in de Kamer bij de behandeling van de Miljoenennota. Naar mijn mening zou toepassing van de 50-50-formule betekenen dat er veel geld is voor lastenverlichting. De minister heeft gezegd dat er volgend jaar weinig lastenverlichting komt bovenop het belastingplan, maar dat er in het verkiezingsjaar 2002 meer mogelijk is. Ik begrijp het punt van de verkiezingen wel, maar het is ook goed om van de minister te horen wat de economische logica is achter het idee om volgend jaar nauwelijks extra lastenverlichting te geven en het jaar daarop veel meer. Graag krijg ik hierop commentaar van de minister.

Er lijkt spanning te bestaan tussen het beeld van lastenverlichting in politiek Den Haag en de manier waarop burgers die lastenontwikkeling ervaren. Wij hebben het over 6 mld. in het kader van het belastingplan. De burger weet natuurlijk dat straks het rekeningrijden wordt doorgevoerd, dat de premies voor de ziektekosten omhoog gaan, dat de veiling van de UMTS-frequenties op termijn ook door de consument betaald moet worden. Die burger ziet ook dat de lagere overheden soms geld moeten bijplussen op grond van de ontwikkelingen vanuit Den Haag. Op lokaal niveau krijgen wij dan te maken met de hertaxatie van woningen en dat zou kunnen leiden tot een forse stijging van de OZB. Kortom: lastenverlichting, maar tegelijkertijd onaangename verrassingen, ook als het gaat om waterschapslasten en dergelijke. Ik ben het eens met de minister dat het loonstrookje van januari 2001 er goed uit zal zien. Er kunnen natuurlijk wat onplezierige verrassingen zijn, maar het zal een mooi plaatje zijn. Die vreugde kan echter getemperd worden door allerlei lastenstijgingen op lokaal niveau. Deelt het kabinet die zorg? Heeft de minister de indruk dat de OZB-tarieven zullen worden verlaagd naar aanleiding van die forse waardestijging van woningen? Graag wil ik de mening van het kabinet daarover horen.

Voorzitter! Dan kom ik bij de lastenverlichting in relatie tot de arbeidsmarktproblematiek. Het CDA heeft vaak gezegd dat lastenverlichting nodig was om werkgelegenheid te stimuleren. Op onderdelen kan dat zeker nodig zijn, maar door de bank genomen zijn wij terechtgekomen in een andere fase van de financieel-economische ontwikkeling. Nu kun je geen mensen meer vinden. Er is schaarste op de arbeidsmarkt. Het mechaniek van lastenverlichting is aan herijking toe. In het regeerakkoord werd verondersteld dat er een loonontwikkeling van 1,5% per jaar zou zijn. De feitelijke ontwikkeling is heel anders. Dan is de vraag achteraf: hoe realistisch zijn de aannames van het regeerakkoord eigenlijk geweest? Wanneer kunnen wij de visie van het kabinet op het probleem van de armoedeval tegemoet zien? Ik hoor graag een bevestiging of dat rond Prinsjesdag is.

Mijn laatste punt is dat er aandacht moet zijn voor de steeds nijpendere problematiek van het aantrekken en behouden van arbeidskrachten in de publieke sector. Wij zien de spanningen toenemen. Er wordt geconcurreerd met het bedrijfsleven. De loonontwikkeling in de marktsector neemt behoorlijk toe. Er worden hoge salarissen geboden. In de publieke sector lijken de problemen toe te nemen.

In Den Haag hebben wij het terecht vaak over de kwaliteit van de samenleving. Die kwaliteit komt onder druk te staan, wanneer er onvoldoende leerkrachten, agenten, verplegend personeel en goed gekwalificeerde ambtenaren zijn. Deze kwestie gaat verder dan het kader van dit debat, maar het is goed om hier nog eens grondig op ingaan. Het lijkt mij nuttig om een behoorlijk debat over een goed gefundeerde beleidsnotitie over dit vraagstuk te hebben, omdat dit de komende tijd ongelofelijk belangrijk wordt, zeker als de economie blijft draaien zoals zij nu draait.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Alles, werkelijk alles hebben de Paarse partijen gedaan om de armoede van de overheid te organiseren. Lastenverlichting voor bedrijven en burgers loopt als een rode draad door het regeringsbeleid. Van veel kanten is hierbij aangetekend dat deze neoliberale politiek van lastenverlichting niet alleen leidt tot een vergroting van de inkomensverschillen, maar ook tot een budgettaire anorexia voor de zorg, het onderwijs, de sociale zekerheid en noem alle overheidstaken maar op. Steeds is door steeds meer mensen gewaarschuwd dat voor deze kortzichtige politiek een maatschappelijke prijs moet worden betaald.

Deze prijs is hoger dan al het geld dat jarenlang met korten en bezuinigen is bespaard. Het kabinet heeft de citroen tot de laatste druppel willen uitpersen. De prijs is: wantoestanden in de zorg en het onderwijs, problemen om mensen voor deze sectoren te krijgen, en tweedeling. Voor de hele trits van wachtlijsten, te hoge werkdruk, gebrek aan kwantiteit en kwaliteit van zorg en onderwijs en ga zo maar door, zijn de paarse partijen jaren achtereen Oost-Indisch doof geweest. Hooghartig is jarenlang prioriteit gegeven aan het verbeteren van het ondernemersklimaat en het terugdringen van het financieringstekort, onder gelijktijdig aanhoudende lastenverlichting.

En inderdaad, met het ondernemersklimaat zit het wel goed. The Economist Intelligence Unit heeft vastgesteld dat Nederland nummer één is in de wereld voor de komende vijf jaar, als het gaat om het vestigingsklimaat voor ondernemers. Proficiat, mijnheer Zalm.

Zoals gezegd, daarvoor is een prijs betaald. Zo hebben wij bereikt dat mensen in de zorg en in het onderwijs cynisch zijn geworden over de politiek van de overheid. Zij hebben het gevoel er alleen voor te staan. Zij staan in de frontlinie in de samenleving. Zij schrijven geen rapporten en stellen geen commissies in, met als doel de oplossing van de problemen maar weer vooruit te schuiven. Zij zijn dagelijks bezig met het direct oplossen van de problemen, maar krijgen daarbij geen steun van de overheid. Inmiddels zijn wij zo ver gezonken dat het de grootst mogelijke moeite kost om mensen te vinden die in de zorg, het onderwijs of als politieagent willen werken. Het imago van deze beroepen is de laatste jaren zo verslechterd dat mensen liever kiezen voor werk in de markt dan om door de overheid misbruikt te worden voor het dagelijks oplossen van de problemen die de politiek welbewust heeft veroorzaakt.

Laten wij eens kijken naar het onderwijs. Volgens de OESO geven de meeste landen, zelfs de Verenigde Staten, een steeds groter deel van hun nationaal inkomen uit aan onderwijs, maar in ons land daalt dat percentage, terwijl wij toch al laag zaten. Net als in de zorg leidt dit beknibbelen op noodzakelijke investeringen tot kwaliteitsverlies. Net als in de zorg leidt dit tot het ontstaan van een particuliere poot naast een publieke poot. Tweedeling dus.

Het zal duidelijk zijn dat de rijken naar de dure, goede, particuliere scholen, ziekenhuizen en zorginstellingen gaan, terwijl de rest naar de armzalige instellingen van Paars mag. Wie kan het de ouders kwalijk nemen dat zij het beste voor hun kind willen? Wie kan het de ouders kwalijk nemen dat zij vluchten naar een school met een hoge eigen bijdrage, als op de normale scholen je kind naar huis wordt gestuurd, omdat er geen leraren zijn, of de wc's stinken omdat zij niet op tijd worden schoongemaakt?

De meest gehoorde klacht in het onderwijs is over de enorme werkdruk. Nog afgezien van onderwijsvernieuwingen zoals de tweede fase en het VMBO is er al jaren sprake van het opbranden van leerkrachten, vooral in het voortgezet onderwijs. Nederlandse leerkrachten werken harder dan hun meeste Europese collega's. Zij hebben gemiddeld meer uren en grotere klassen. Hier kan maar een conclusie opgaan en die is dat er een deltaplan voor het onderwijs moet komen met het daarbij horende geld. Maar ik wil mij niet beperken tot het onderwijs. Ik wil ook iets zeggen over de zorg.

Het afgelopen weekend heeft het Koningin Wilhelminafonds een brandbrief naar de minister gestuurd. Er zijn wachtlijsten voor de kankerpatiënten. Vrouwen met borstkanker moeten zes weken wachten op behandeling. Bevolkingsonderzoek om vroegtijdig op te sporen, hebben wij zelf geëntameerd, maar bij vroege ontdekking en behandeling moeten wij zeggen dat er helaas geen plaats is en mensen verwijzen naar de wachtlijsten.

De OESO schrijft in een nieuwe studie over de Nederlandse gezondheidszorg als belangrijkste conclusie dat de jaarlijkse plafonds verkeerd zijn en moeten worden afgeschaft. Het leidt tot te veel bureaucratie. Mensen gaan dood tijdens hun verblijf op de wachtlijst. Patiënten die op de wachtlijst overleven, leiden onnodige pijn en ongemak, aldus de OESO.

De Vereniging van ziekenhuizen maakte onlangs bekend dat de wachtlijsten in de ziekenhuizen opnieuw zijn gestegen. Het tekort aan personeel in de zorg leidt op zijn beurt tot verdere verlenging van de wachtlijsten. De inspectie voor de volksgezondheid concludeert dat het personeelstekort de kwaliteit van de zorg negatief beïnvloedt en dat de patiënt hiervan de dupe is. Ik weet dat er gestreden wordt over wat de verwachting is voor 2004. De een noemt een tekort van 44.000 mensen. De NVZ rekent met 15.000 mensen tekort en daar zal ik mij ook maar even bij houden.

De problemen bij het werven van personeel in de zorg en het onderwijs, maar ook in andere sectoren van de publieke sector maken duidelijk dat nu voor de jarenlange kortzichtige bezuinigingsstrategie op deze sectoren en de collectieve arbeidsvoorwaarden moet worden betaald. Er zit niks anders op dan dat hiervoor de komende jaren flink extra geld wordt uitgetrokken. Wat nodig is, is een fundamentele herwaardering van het belang van een goede collectieve sector en de bereidheid daar ook een prijs voor te betalen.

Politieke belangen en afspraken verhinderen dat. Omdat de VVD de onderhandelingen over Paars 1 en 2 heeft kunnen domineren en de PvdA inmiddels een kamer in het neoliberale huis heeft betrokken – ik heb in de kranten gelezen dat de heer Dijkstal het daar hartgronding mee eens is en ook de minister van Buitenlandse Zaken heb ik in dit soort termen horen spreken – zitten wij nu met de Zalmnorm. Hoe goed het ook mag gaan met ons land, hoe groot de economische groei ook mag zijn, inkomstenmeevallers mogen niet gebruikt worden voor het verbeteren van het leven van mensen. De Zalmnorm is verworden tot een Zalmnet, een net dat de oceaan van beschaving leegvist, een net ook waaraan D66 en de PvdA nu zij eindelijk inzien waartoe deze politiek van Paars leidt, als het ware Houdinisch willen ontsnappen. Dat is te prijzen. Maar waarom ontdoen zij zich niet helemaal van die Zalmnorm? Waarom komt er geen Melkert/De Graafnorm, een norm die rekening houdt met de noden en daar echt iets aan doet nu het financieel kan? De economische groei over drie jaar is al bijna 11%, terwijl werd uitgegaan van 9% over vier jaar.

De PvdA komt met een buitengewoon interessante notitie Kracht en kwaliteit. De conclusie is dat 16 mld. incidenteel moet worden geïnvesteerd en 9 mld. structureel. Laten wij het doen, zeg ik tegen de heer Crone. Kieper de Zalmnorm in de Hofvijver en gebruik de meevallers, ook aan de inkomstenkant voor dat wat moet, te weten: de maatschappelijke schuld van Paars aflossen. Wat er overblijft, gebruiken wij om de staatsschuld af te lossen.

Laten wij, als wij toch bezig zijn, ook die andere schande die wij helaas niet in de vorige eeuw hebben kunnen achterlaten, te weten de armoede, meteen oplossen! Unicef heeft becijferd dat 7,4% van de kinderen in Nederland, dat zijn er zo'n 300.000, onder de absolute armoedegrens leeft. Volgens Unicef zou het uitbannen van de kinderarmoede niet meer dan 0,31% van het BNP behoeven te kosten, dat is dus nog geen 2,5 mld.

De minister van Financiën verbaast zich in een interview erover dat hij wel het "sociale gezicht van de VVD" wordt genoemd. De minister zegt zich niet te herinneren ooit een sociale opmerking te hebben gemaakt. Ik zal het even letterlijk voorlezen. Mensen zeggen tegenwoordig zelfs dat ik zo goed ben voor het sociale profiel van de partij. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit een sociale opmerking heb gemaakt, aldus de heer Zalm. Hij gaat verder: mensen denken dat die man achter een flipperkast niet zo verschrikkelijk rechts kan zijn, maar dat ben ik natuurlijk wel! Tevreden grijnzend: een wolf in schaapskleren, dat ben ik. En dat is hij, mevrouw de voorzitter.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Het gaat heel goed met 's Rijks financiën maar er zijn andere tijden geweest. Toen ik in de Kamer kwam, was de sfeer meer getekend door wat wij weten van de vorig jaar overleden oud-minister van Financiën, de heer Van der Stee. Toen hij de Miljoenennota voor het jaar 1981 de Kamer aanbood, zei hij: "Het gaat niet goed met 's lands economie". Toen was hoongelach zijn deel. Welnu, wij hebben het geweten!

Het economisch perspectief is nu heel anders en op zichzelf mogen wij daar dankbaar voor zijn. De SGP-fractie heeft in het verleden gepleit voor een ideale mix van de bestemming van de meevallers: meevallers aan de inkomstenkant afboeken op de staatsschuld en meevallers aan de uitgavenkant, die er toch voor waren bestemd om te worden uitgegeven, gebruiken voor beleidsintensiveringen. Geprojecteerd op het huidige beeld zou dat inhouden 7,8 mld. schuldreductie en 3,5 mld. extra uitgaven. Wat dit betreft zijn er de nodige prioritaire gebieden. Ik noem allereerst het onderwijs: schoolmanagement van kleinere scholen, onderwijskansenbeleid, het WSNS-beleid, de huisvesting enz. Ook noem ik de zorgsector: verkorten van de wachtlijsten, kwaliteitsbevordering, werkdrukverlichting en palliatieve zorg. Ten slotte noem ik nog de veiligheid: meer politie zichtbaar op straat, surveillance, toezicht, verhoging van de pakkans en dergelijke.

Nu weet ik heel goed dat een druk op een knop van het overheidspaneel niet meteen voldoende adequaat opgeleide mensen levert. Hier zit een knelpunt. Vandaar de prangende vraag of wij niet snel meer moeten investeren in de opleidingscapaciteit en extra geld moeten benutten ten behoeve van een meer marktconcurrerende salariëring en overig arbeidsvoorwaardenbeleid. Wij denken dat dat hard nodig is. Anders hebben wij straks veel goede voornemens maar niet de benodigde mensen.

Voorzitter! Wij kunnen ons verenigen met de uitgavenimpuls van 5,6 mld. Waar komt dat bedrag overigens vandaan, gelet op de Zalmnorm en het CEP dat uitgaat van een lager bedrag? In die 5,6 mld. zitten ook de toezeggingen, die zijn gedaan tijdens de algemene politieke beschouwingen, en naar voren gehaalde investeringen. Dat leidt tot een zekere vertekening, maar het gaat wel de goede kant op. Wel hebben wij zorgen over de reductie van de staatsschuld. Welke perspectieven bestaan er op dit punt? Welke doelstellingen hanteert de minister hier? Het afboeken op de staatsschuld geeft een verruiming van de middelen in de eerstkomende jaren omdat dan de rentelast daalt. Als wij dan de goede mensen hebben opgeleid, zouden wij dat geld wel eens hard nodig kunnen hebben. Dat zou een win-winsituatie kunnen opleveren.

Voorzitter! Er zijn ook weer extra meevallers: dit jaar nog eens 1,5 mld. en volgend jaar 2,5 mld. Zo gaat dat maar door en wij gunnen dat het kabinet graag, als er maar zinvol, verantwoord en creatief mee wordt omgegaan. Er zullen ongetwijfeld fracties zijn met wensenlijstjes en wij hebben ook enkele bescheiden wensen. Allereerst weten wij dat de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verleden week woensdag tijdens het jaarcongres van de Nederlandse maatschappij voor nijverheid en handel heeft voorgerekend dat zij in het kader van de veiligheid van burgers voor wateroverlast aan de kustlijn en langs de rivieren tot 2015 zeker 4 mld. nodig heeft, terwijl er nog slechts 1,5 mld. beschikbaar is. Daar zit dus een probleem.

Een tweede punt betreft een knelpuntenpot van 1 mld. die ook het kabinet-Lubbers ooit eens heeft gehad. Zou zoiets niet weer te overwegen zijn voor nijpende situaties die wij geen van allen willen, eigenlijk zouden willen oplossen maar dat niet kunnen? Twee voorbeelden: huisvesting van enkele scholen die de dupe zijn geworden van de decentralisatie van de huisvesting onderwijs en in de tweede plaats de draconische tariefsverhoging in het kader van de kerktelefoon waar mijn fractie al maanden mee bezig is en waar nog niet echt schot in zit. Dat zouden wij toch met elkaar moeten kunnen oplossen?

In de derde plaats de ontwikkelingssamenwerking. Wij vinden dat als het financieel goed gaat met en in ons land – daar kunnen wij alleen maar dankbaar voor zijn – daarvan toch eigenlijk ook arme landen mee zouden moeten profiteren. Er is sprake van een ondraaglijke schuldenlast voor veel van die ontwikkelingslanden, met name de armste. Zij verkeren in een uitzichtloze situatie. Wij vinden dat, gelijk dat gebeurt in de VS, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Frankrijk en Noorwegen, ook wij een extra gebaar zouden moeten maken.

Voorzitter! Het is een bescheiden wensenlijstje en ik hoop daarop een positieve reactie te vernemen. Zo niet, dan overweeg ik in tweede termijn met een motie te komen. Als dat het geval moet zijn, dan hoop ik dat in tegenstelling tot de volgorde bij de algemene politieke beschouwingen, bij het honoreren van de door de Kamer ingediende verlangens ditmaal achteraan wordt begonnen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Dank aan het kabinet voor de Voorjaarsnota, maar ik moet er wel bij zeggen dat daar met name de schriftelijke antwoorden bij horen, want de nota zelf was toch redelijk mager; een notitie van bijna tien kantjes waarin zo ontzettend veel belangrijke zaken aan de orde zijn. Dat is wel gecompenseerd door antwoorden op heel veel vragen die een stuk duidelijkheid hebben verschaft. Ik begrijp overigens de opmerkingen dat het stuk moeilijk te lezen is omdat het alleen over 2000 gaat, terwijl er veel in staat dat eigenlijk betrekking heeft op een inzet die op langere termijn is gericht. Ik had er best begrip voor gehad als het kabinet wat meer eigen tekst, eigen toelichting, eigen opvatting had gegeven over zijn inschatting van de huidige economische situatie. Ik stel die vraag nu maar om de minister in de gelegenheid te stellen daarover nog iets in zijn mondelinge beantwoording te zeggen. De VVD-fractie is buitengewoon content met de huidige economische groei. Zij realiseert zich dat daar heel zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Het zijn enerzijds heel positieve ontwikkelingen, bijvoorbeeld de binnenlandse consumptie waarop wij als beleidsmakers toch enige invloed hebben, en anderzijds de enorm positieve exportontwikkelingen die mede te danken zijn aan de euro-dollarverhouding. Wij realiseren ons dat dit weliswaar niet van het ene op het andere moment, maar toch op vrij korte termijn tot wijzigingen kan leiden. Kortom, zorgvuldigheid in de beoordeling van de situatie, maar tevredenheid als je kijkt naar de situatie zoals die zich nu voordoet.

Onzerzijds zouden wij speciale aandacht willen vragen voor de inflatie die zich nog steeds begeeft op een niveau dat wij wenselijk achten, zo rondom de 2%. Wat ons betreft toch aandacht in het overleg met de sociale partners voor de inflatie het volgend jaar als wij kijken naar de "echte inflatie" en het meer administratieve deel dat ontstaat als er wijzigingen in het belastingstelsel worden doorgevoerd die toch een effect hebben van meer dan 1% op die ontwikkeling. Ik denk dat de mate waarin dat door zal spelen in de loonontwikkeling essentieel is voor de vraag of wij in staat zijn onze welvaartsontwikkeling voor de komende jaren op het rechte spoor te houden.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Van Beek heeft in eerdere debatten al op de inflatie gewezen. De vooruitzichten nu zijn dat de inflatie volgende jaar een stuk boven de 3% komt te liggen. In het verleden heeft u wel eens gezegd, dat bij die getallen nagedacht moet worden over maatregelen. Heeft u al een indicatie? Vindt u die 3,5% acceptabel?

De heer Van Beek (VVD):

U hebt het laatste deel van mijn betoog niet gevolgd. Terzake van die 3 tot 3,5% maakte ik een onderscheid tussen de echte inflatie die om en nabij de 2% ligt en een meer administratietechnisch deel – iets meer dan 1% – dat ontstaat door een verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Dat deel heeft geen invloed op de export omdat daar het BTW-traject niet meetelt. Essentieel is hoe wij terzake van die 3% omgaan met de compensatie in de loonontwikkeling. Als wij daar met geschoonde cijfers werken, is er geen probleem en pakken wij dat hobbeltje zonder een nadelige invloed op de ontwikkeling van onze economie.

De heer Balkenende (CDA):

Dat laatste deel heb ik uiteraard goed gehoord. Als je uitgaat van 3,5%, dan kan dat invloed hebben op bijvoorbeeld de loonontwikkeling. U maakt zich op basis van de plannen die er nu liggen geen zorgen om die 3,5%, omdat wordt geschoond en er dan niets aan de hand is?

De heer Van Beek (VVD):

Nee. Als die 3,5% doorberekend wordt in de loonontwikkeling dan ontstaat er een probleem. Het jaar erna komt de inflatie op dat niveau terecht. Als de kop van die 3,5% wordt gecompenseerd door koopkrachtverbetering die uit de belastingverlaging komt – voor iedereen meer dan 5% – en de compensatie in de lonen op het normale niveau zal liggen, dan hoeft het op langere termijn geen probleem op te leveren.

De heer Bakker (D66):

De heer Van Beek vroeg het kabinet hieraan aandacht te besteden in het voorjaarsoverleg morgen. Ik kan begrijpen dat hij aandacht vraagt voor het administratieve punt, die verschuiving van die lasten, maar zegt hij daarmee ook dat de looneis die men voorziet van 4% gelet op de economische ontwikkeling en op de wat oplopende inflatie niet verantwoord is? Dat hoor ik hier en daar wel roepen.

De heer Van Beek (VVD):

Ik vind niet dat ik in deze fase van de gesprekken concrete uitspraken moet doen over de hoogte. Het is duidelijk dat 4% echt aan de hoge kant is. Ik vraag specifieke aandacht voor het element in de ontwikkeling van de inflatie dat van administratietechnische aard is. Het mag niet voorkomen dat daardoor een injectie voor de prijsontwikkeling wordt gegeven. Dat zou in onze overlegeconomie moeten kunnen worden opgevangen. Ik hoop dat de regering dat element zorgvuldig met de partners bespreekt.

Voorzitter! Er is behoedzaam geraamd en er is een behoedzaam scenario gehanteerd. Het brengt ons in de luxe situatie dat wij op het gebied van de extra uitgaven tot hoge extra bestedingen kunnen komen. Als het gaat over de extra inkomsten, kan wat ons betreft de staatsschuld worden afgelost.

Voor de beoordeling van de Voorjaarsnota is de volgende vraag essentieel. Komt de minister op basis van de huidige inzichten tot dezelfde presentatie van het cijfermateriaal als in de Voorjaarsnota is vervat? Anders gezegd: beschikt hij over andere gegevens die een ander licht werpen op het voorliggende cijfermateriaal? Ik vraag dit omdat kortgeleden in publicaties werd gesuggereerd dat de ontwikkelingen nog positiever uitvallen. Het is belangrijk voor de afweging die wij de komende dagen moeten maken om te weten of het gaat om 5,6 mld. extra middelen of dat er nog meer – of minder – extra ruimte beschikbaar is.

De heer Balkenende (CDA):

Heeft de VVD, indien er extra ruimte is, plannen om die in te vullen? Of vindt u het welletjes met die 5,6 mld.?

De heer Van Beek (VVD):

Ik kom hierop graag terug in het vervolg van mijn betoog. De besteding van het bedrag van 5,6 mld. heeft op hoofdlijnen onze instemming. Wij zijn er blij mee dat er in eerste instantie voor gekozen is om zaken die al in de pijplijn zaten naar voren te halen en te versnellen. De doelstelling van het regeerakkoord wordt daardoor versneld tot uitvoering gebracht. Uitgaven op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, interne en externe veiligheid zijn door ons de afgelopen maanden nadrukkelijk bepleit. Het komt goed uit dat het Gemeente- en het Provinciefonds meedoen met de ontwikkelingen. Deze fondsen hebben daar volgens gemaakte afspraken recht op. Nadat er een aantal keren pech is geweest met de voeding van deze fondsen komt het nu goed uit dat er een extra dotatie plaatsvindt. Uit de stukken blijkt dat de regering verwacht dat deze structureel zal zijn. In de kringen van lagere overheden zal dit bericht met gejuich worden ontvangen.

Niet al onze wensen zijn in vervulling gegaan. Ik noem, naast onderwijs en volksgezondheid, eenmalige bedragen voor monumentenzorg en bedragen die beschikbaar zijn gesteld voor defensie. Ik wijs op bedragen die in de zojuist aangenomen Defensienota staan in relatie tot het defensiebudget en de bedragen die daar nu zijn bijgeplust. Wij menen dat, wanneer er ruimte beschikbaar is, er opnieuw een integrale afweging op dat punt moet worden gemaakt. Als de ruimte het niveau heeft zoals in de stukken wordt weergegeven, heeft deze verdeling op hoofdlijnen onze instemming.

Voor dit jaar worden zeer grote bedragen beschikbaar gesteld. Wij eisen niet alleen dat deze bedragen daadwerkelijk worden uitgegeven. Wij willen dat de doelstellingen die wij met dat beleid willen realiseren inderdaad tot stand komen. Met andere woorden: is de organisatie die nodig is om zo'n groot bedrag, 5600 mln., tot besteding te brengen zodanig dat dit verantwoord binnen dit jaar kan worden gerealiseerd voor het volle bedrag en voor de in de stukken opgenomen doelstellingen? Dat is voor ons een echt essentiële beoordeling. Ik hoop dat de minister daar morgen extra aandacht aan besteedt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kan de heer Van Beek meedelen wat er gebeurt als het antwoord in sommige gevallen "nee" is, dus als een deel van de 5,6 mld. vanaf 1 september in dit jaar niet meer fatsoenlijk kan worden weggezet en doelmatig besteed? Wat moet er dan gebeuren?

De heer Van Beek (VVD):

Dan moeten wij heroverwegen of het verstandig is om het geld voor het doel neer te zetten of bedragen eenmalig te besteden aan zaken die wel tot volle wasdom kunnen komen dan wel de bedragen niet uit te geven. Het past in de discussie van de afgelopen weken dat wij na afloop niet moeten constateren dat wij het geld weliswaar niet meer kunnen terugvinden in die zin dat het is uitgegeven, maar dat de gestelde doelen niet zijn bereikt. Dat zou zonde zijn. Het is dan ook juist dat wij daar extra aandacht aan besteden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is het niet veel verstandiger om nu de gelegenheid te baat te nemen en niet alleen te kijken naar wat er in de vier maanden na de zomer nog besteed kan worden, maar ook vast te leggen wat er in 2001 en 2002 aan extra uitgaven en publieke noden gerealiseerd moet worden? U hebt namelijk ook prioriteiten op het gebied van onderwijs en zorg.

De heer Van Beek (VVD):

U moest eens weten hoe ik sta te popelen om te mogen praten over 2001 en 2002, maar volgens de spelregels komt het kabinet in september met gegevens daarover. Het zal duidelijk zijn dat ik er klaar voor ben, maar het kabinet moet er ook klaar voor zijn. Nogmaals, het kabinet zal de aanzet tot de voorstellen moeten doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat geldt niet voor de VVD-fractie, want zij wacht keurig op haar beurt als het kabinet gesproken heeft?

De heer Van Beek (VVD):

Zo zijn wij, maar er is een rolverdeling afgesproken bij de voorbereiding van voorstellen en de controle daarop dan wel amendering daarvan. Ik herhaal dat wij daar klaar voor zijn. Het is echter duidelijk dat wij beiden staan te popelen om niet alleen over 2000 te praten, maar ook over 2001 en 2002. Dit geldt zeker, gezien het feit dat een aantal genoemde zaken de start zijn van een structurele ontwikkeling. Nogmaals, in september hebben wij daar de kans voor.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Van Beek houdt nu op grond van bepaalde motieven een redelijk genuanceerd betoog over de mogelijkheid dat niet tot besteding kan worden overgegaan. Uit de krant kreeg ik de indruk dat, als dit jaar niet tot besteding kan worden overgegaan, die ruimte gebruikt moet worden voor vermindering van de staatsschuld. Klopt dat bericht in de krant niet?

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb al herhaald dat een herprioritering mogelijk is om na te gaan welke doelen alsnog bereikt kunnen worden en welke bedragen derhalve wel uitgegeven kunnen worden. Als dat niet mogelijk is, geef je het geld niet uit. Dat wat je aan het eind van het jaar over hebt, wordt automatisch aangewend voor de vermindering van de staatsschuld.

De heer Balkenende (CDA):

Er zijn strikte schotten tussen inkomsten en uitgaven. Ik heb begrepen dat de uitgaven achter hun schot blijven, evenals de inkomsten. Als wij uw lijn volgen, verschuift het schot in die zin dat ruimte in de uitgaven naar de schuld wegloopt, als er niet besteed kan worden. Dat past toch niet bij de norm?

De heer Van Beek (VVD):

Die intentie heb ik helemaal niet. Het gaat om het volgende. Als bedragen niet besteed worden, is er aan het eind van het jaar de mogelijkheid dat die naar het volgende jaar worden overgezet. Bedragen waarbij ook dat niet mogelijk is, hebben automatisch invloed op de mate waarin het financieringstekort daalt. Daarmee wil ik niet de bedragen van de ene kant van het schot naar de andere kant verschuiven. Dat is een feitelijke situatie aan het eind van elk jaar.

De heer Balkenende (CDA):

De conclusie is helder: niet te besteden ruimte in de uitgavensfeer kan leiden tot een lager tekort.

De heer Van Beek (VVD):

Het is niet mijn doelstelling, maar het kan wel het eindresultaat zijn.

In de Voorjaarsnota wordt 3 mld. uit het blok van sociale zekerheid en arbeidsmarkt besteed aan verhoging van uitgaven. De vraag is in hoeverre de minister dit aanduidt als structurele dekking. Het bedrag ontstaat vooral doordat er een lager aantal mensen met een werkloosheidsuitkering is. Op het moment dat de economische ontwikkeling tegenvalt en het aantal weer oploopt, kan er een financieringsprobleem ontstaan doordat in de begroting een hoger structureel niveau is aangenomen. Voor dit punt vraag ik graag aandacht.

Aan de andere kant van het schot staan de meevallers aan de inkomstenkant. Het is de nadrukkelijk wens van de fractie van de VVD om, nu het zo fantastisch gaat en de binnenkomende bedragen zo groot zijn, de staatsschuld af te lossen. Dit is geen hobby, maar vooral gericht op de situatie over enkele jaren. Dan zullen wij de ruimte die door verlaging van de rentelast ontstaat, hard nodig hebben in verband met de lasten van de AOW en de gezondheidszorg. Verlaging van de staatsschuld is dus sociaal beleid gericht op de toekomst. Het zou fijn zijn als dit substantieel gebeurde, omdat dan in de jaren na ons echt ruimte ontstaat doordat de rente vanaf het begin zichtbaar lager wordt.

Er is bij ons ook altijd behoefte aan bedragen voor lastenverlaging, maar niet meer voor 2000 en vrijwel niet meer voor 2001 omdat de beslissingen daarover genomen zijn. Er is nog wat discussie over een paar kleine posten en wij hebben recentelijk een discussie over de houderschapsbelasting gehad. Op de grote bedragen waarover wij praten, vallen deze in de afrondingen. Voor de jaren vanaf 2002 zien wij wel meer mogelijkheden voor lastenverlichting. Het is op dit moment echter absoluut niet te beoordelen hoe de economische ontwikkeling dan zal zijn en wat onze economie dan aankan of nodig heeft aan lastenverlichting. Los van de macro-economische situatie van dat moment zijn er bij de fractie van de VVD altijd wensen voor verlaging van het niveau van belastingen, zoals de houderschapsbelasting, de successierechten, de kapitaalbelasting, de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat is nu de opvatting van de fractie van de VVD over de meevallerregeling? 50% van de inkomstenmeevallers gaat naar het tekort en 50% naar lastenverlichting. Het CPB heeft zelfs bij een lage groei in 2002 recordmeevallers in dat jaar berekend, van minimaal 20 mld. Bijna dat hele bedrag is nog niet aan lastenverlichting of reductie van de staatsschuld uitgegeven. In 2002 zouden de lasten dan met 8 of 9 mld. naar beneden kunnen. Laat u dit nog open of geeft u een hogere prioriteit aan verlaging van de staatsschuld of iets anders? U hebt enkele uitgavenprioriteiten genoemd; kennelijk leeft het idee van extra uitgaven voor onderwijs en zorg ook bij de fractie van de VVD. Of is de discussie hierover voor u nog niet aan de orde?

De heer Van Beek (VVD):

De discussie over extra uitgaven voor onderwijs en zorg is voor nu niet aan de orde; dit heb ik in een eerder deel van mijn betoog, over de uitgavenkaders, gezegd. Voor de inkomstenkant heb ik maar twee prioriteiten genoemd: 1. staatsschuldreductie; 2. lastenverlichting.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er kan niets anders bij dit kabinet. Dat kunt u dan toch geen prioriteit noemen?

De heer Van Beek (VVD):

Zo consequent zijn wij. U probeert er elke keer een derde mogelijkheid bij te krijgen, maar u constateert terecht dat ik mij daartoe niet laat verleiden. Dit geldt overigens ook voor de heer Balkenende, die dit vorig jaar al een keer met een motie heeft geprobeerd. Het gaat nu even om de verdeling. Het was 75-25 en het werd 50-50. Voor 2000 en 2001 geldt het niet meer. Ik kan het mij nauwelijks voorstellen dat de macro-economische ontwikkeling zodanig is, dat een lastenverlichting van 10 mld. in 2002 te verwachten is. Er zal een discussie ontstaan over de verhouding in de richting van een hoger percentage voor de staatsschuld en een lager percentage voor lastenverlichting. Namens D66 is de verhouding 75-25 al eens genoemd en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat ook de PvdA een dergelijk percentage heeft genoemd. Het zal in ieder geval niet 100-0 worden. Wij zoeken naar datgene wat maatschappelijk wenselijk en economisch haalbaar c.q. verstandig is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de VVD niet zal kiezen voor een lastenverlichting in 2002 van 8 mld. à 9 mld. Het zal in ieder geval lager uitvallen. Daaruit vloeit voort een aanpassing van de meevallerformule.

De heer Van Beek (VVD):

Ik verwacht dat het minder zal worden, zeker gezien de beschikbare macro-economische gegevens. Over het concrete niveau doe ik geen uitspraak, omdat dat afhangt van de economische situatie van dat moment. Dat het uiteindelijk tot een verhouding 75-25 zal komen, sluit ik absoluut niet uit.

De heer Balkenende (CDA):

De actualiteit is dat wij dit jaar 5,5 mld. extra in de reductie van de staatsschuld zullen steken. Dat is de helft van de inkomstenmeevallers en dus de formule 50-50. In een persbericht van de VVD lees ik dat reductie van de staatsschuld heel belangrijk wordt gevonden. Een verhouding 50-50 mag een coalitiecompromis zijn, maar qua ambitie voor de VVD vind ik het aan de bescheiden kant. Is het dan niet logischer om, zoals het CDA doet, uit te gaan van 75% van de inkomstenmeevallers naar de staatsschuld, ook gelet op de adviezen van het IMF en de economische situatie van dit moment?

De heer Van Beek (VVD):

Voor de jaren 2000 en 2001 worden geen extra beslissingen meer genomen over lastenverlichting. Voor het jaar 2002 zal het waarschijnlijk anders uitpakken dan 50-50. Als je dat saldeert, is de rest voor reductie staatsschuld. Dan kom je op een hoger bedrag dan de heer Balkenende nu noemt.

De heer Balkenende (CDA):

Voor 2000 is het dus 50-50.

De heer Van Beek (VVD):

Voor 2000 hebben wij de bedragen al vastgelegd. Het gaat om 6 mld. Dan hebben wij niets meer aan een formule.

De heer Balkenende (CDA):

De inkomstenmeevallers van dit jaar belopen ongeveer 11 mld., veel meer dan wij vorig jaar aannamen. Wat doe je daarmee? Dit jaar wordt 5,5 mld. voor reductie van de staatsschuld gebruikt. Dan is toch de 50-50-regel toegepast?

De heer Van Beek (VVD):

Voor 2000 en 2001 hebben wij afspraken gemaakt. Dan hebben wij niets meer aan een formule. De bedragen liggen vast. Als er meer overblijft en wij geen extra belastingverlaging geven, gaat het geld naar de staatsschuld.

De heer Balkenende (CDA):

Voor volgend jaar is het volstrekt helder. Het gaat mij om het getal voor het jaar 2000. Ik constateer dat er 11 mld. aan inkomstenmeevallers is en dat er 5,5 mld. naar reductie van de staatsschuld gaat. Daaruit leid ik af dat dit jaar de 50-50-formule wordt toegepast. Is dat verstandig beleid op grond van de visie van het IMF en de economische situatie? De VVD had toch best kunnen kiezen voor 75% staatsschuldreductie?

De heer Van Beek (VVD):

Voor het jaar 2000 komen wij überhaupt niet meer tot lastenverlichting. Alles wat overblijft, loopt weg in de staatsschuld.

De heer Balkenende (CDA):

Uit de krant begrijp ik dat er een politiek compromis is tussen de coalitiefracties over 5,5 mld. extra voor staatsschuldreductie. Ik constateer dat de 50-50-regel is toegepast en vind de ambitie van de VVD aan de magere kant.

De heer Van Beek (VVD):

Die conclusie laat ik aan u.

Voorzitter! Ik maak tot slot een paar opmerkingen over het FES. Voor de VVD-fractie is het FES buitengewoon belangrijk. Wij willen dat het kabinet zich in deze tijd waarin er zoveel middelen beschikbaar zijn, kenmerkt als een kabinet dat investeringen doet en dat een aantal zaken realiseert die voor de verdere ontwikkeling van het land van groot belang zijn. In dat verband is het plezierig om in de Voorjaarsnota te lezen dat de voeding van het FES sterk stijgt vanwege de rente-effecten van de ontwikkeling van bijvoorbeeld de dollarkoers en de olieprijs, maar ook door de verkoop van een aantal zaken. Bepaalde uitgaven zijn al duidelijk gemaakt, met name in het bereikbaarheidsoffensief voor de Randstad. Mocht uit de cijfers die wij in september gaan ontvangen, blijken dat er meer ruimte is ontstaan, dan zouden wij graag zien dat er doorgegaan wordt op de weg van investeringen. Wat ons betreft, moet er dan ook geïnvesteerd worden in infrastructuur buiten de Randstad. Verder is het belangrijk dat alle plannen die vastliggen in het MIT en gefinancierd worden uit het FES, tot versnelling worden gebracht. Een dergelijke extra impuls zou door ons zeer gewaardeerd worden. Wij zullen hier in september nader op terugkomen. Hopelijk zijn de bedragen die alsdan beschikbaar zijn, zodanig substantieel dat dit echt merkbaar is in het investeringsniveau.

Voorzitter! Hier wil ik het in eerste instantie bij laten. Na de beantwoording van het kabinet zal ik in tweede termijn tot een aantal afsluitende politieke conclusies komen.

De heer Crone (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik spreek mijn dank uit aan het kabinet voor de Voorjaarsnota en ook voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Die vragen zijn gesteld, omdat de Voorjaarsnota toch te weinig inzicht gaf in wat er aan de hand is. Het is een bijzondere Voorjaarsnota, omdat daarmee niet, zoals gebruikelijk, alleen het lopende jaar wordt afgerond, maar daarmee ook een doorkijkje wordt gegeven naar volgende jaren. Aan de inkomstenkant zijn enorme meevallers te zien, namelijk 11 mld. in 2000 en 17 mld. in 2001. Het CPB komt volgens krantenberichten alweer op 20 mld. uit. Het kabinet zal de besluitvorming dienaangaande in de Miljoenennota bekendmaken, maar wij kunnen nu al met vreugde constateren dat er een overschot van 0,6% is en dat het dit jaar zelfs kan oplopen tot 1%. Bovendien zal het overschot volgend jaar zo hoog blijven, ondanks de enorme lastenverlichting in het kader van de belastingherziening.

Wij zijn zeer verheugd dat de staatsschuld ras omlaag gaat. Bij het begin van Paars 1 was die nog 80% en nu is die onder de 60%. Wellicht komt de 55% zelfs nog in deze kabinetsperiode in beeld. Wij zijn daar trots op. Bovendien is het verrassend dat het zo snel is gegaan. Ook verrassend is dat het kabinet de discussie over schuldverlaging nog niet voluit aangaat. Het regeerakkoord voorziet namelijk helemaal niet in een automatisme om alles in financieringstekort en staatsschuld te stoppen. Wij hebben geen enkele regel in het regeerakkoord opgenomen voor een situatie waarin sprake is van een begrotingsevenwicht of een begrotingsoverschot. Voor een situatie waarin er sprake is van een tekort, is er de 50-50-formule. Het is evenwel gebruikelijk dat, wanneer het kabinet tot een andere invulling van het regeerakkoord komt, dit voorgelegd wordt aan de coalitiepartijen en de Kamer. Ik vraag minister Zalm dan ook om in het kader van de Miljoenennota varianten aan de Kamer voor te leggen, zodat wij hier een afgewogen discussie over kunnen voeren. Het is interessant om daarbij het kersverse SER-advies te betrekken. De SER zegt dat er uitgegaan moet worden van een wat hoger groeipad, niet behoedzaam, maar voorzichtig trendmatig, en dat het belasting- en uitgavenbeleid daarop geijkt moet worden.

De heer Van Beek (VVD):

Kunt u mij zeggen hoeveel de staatsschuld is gedaald?

De heer Crone (PvdA):

De staatsschuld gaat nu voor het eerst echt dalen, niet alleen in procenten van het nationaal inkomen, maar ook echt, en dat willen wij zo houden.

De heer Van Beek (VVD):

Het ging mij om het woord "echt". U sprak over de staatsschuldquote, die inderdaad ontzettend is gedaald vanwege het noemereffect. Maar de staatsschuld zelf is met 1 mld. van 520 mld. naar 519 mld. gedaald. Daar moeten wij nu echt wat aan gaan doen.

De heer Crone (PvdA):

Ik denk dat dat op zich een goede lijn is. Maar je moet de balans zoeken tussen wat je aan de staatsschuld doet, en wat aan andere dingen.

De heer Bakker (D66):

Bij het verzoek aan de regering om de kwestie van de verdeling van de inkomstenmeevallers ter discussie te stellen, sluit ik mij graag aan. Wij hebben meerdere malen een midterm review bepleit. Maar for the record hecht ik er toch wel aan, vast te stellen dat kabinetten geen regeerakkoorden aanpassen. Dat doet de Kamer respectievelijk een deel van de Kamer. Wat dat betreft wil ik de op het punt van het bereikbaarheidsoffensief gevolgde route een uitzondering laten blijven.

De heer Crone (PvdA):

Volgens mij is dat dezelfde route. Het kabinet komt tot de conclusie dat het niet zonder meer met het regeerakkoord uit de voeten kan. Het wil iets anders, zoekt daarover contact met de Kamer, en dan kan dat. De coalitiepartijen zijn gebonden aan het regeerakkoord, de andere niet. Volgens mij zijn wij het meer eens dan oneens dat wij de discussie met het kabinet moeten voeren en hier.

De heer Bakker (D66):

Daar zijn wij het over eens. Het ging mij om het punt dat u letterlijk zei: het kabinet past het regeerakkoord aan. Dat doet het kabinet niet.

De heer Crone (PvdA):

Die suggestie krijg je uit het doorkijkje, maar de definitieve besluitvorming van het kabinet vindt pas plaats in het najaar, in de Miljoenennota. Wat het kabinet gaat doen met de 50-50-formule, die vervalt bij begrotingsevenwicht en -overschot, weten we nog niet.

De heer Marijnissen (SP):

Dit snuffelen van de coalitiepartijen aan elkaar op dit heikele punt hebben we al vaker gezien. Interessant voor dit debat is dat de heer Crone eens aangeeft wat de inzet van de Partij van de Arbeid is. Het is natuurlijk aardig om de minister te vragen om bij de Miljoenennota te komen met een paar doorgerekende modellen. Hij zal wel gaan voor 50-50, vermoed ik zo, gezien het verleden. Maar wat is de inzet van de Partij van de Arbeid? Hoe urgent vindt u dat dat prachtige rapport "Kracht en kwaliteit" echt wordt uitgevoerd?

De heer Crone (PvdA):

Daar zal ik mijn hele verdere betoog op bouwen. Dat is een goed idee. In alle ernst: natuurlijk doe ik dat. Ik bouw dat nu op, ik zeg wat de macro-omgeving is, en kom daarna op specifieke punten en de invulling daarvan. Als u mij de gelegenheid geeft, vervolg ik op dat punt graag mijn betoog.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben daar toch niet helemaal tevreden mee. U stelt hier een heel fundamenteel punt aan de orde. Het is niet voor niets dat de vertegenwoordigers van D66 en de VVD onmiddellijk uit hun stoel omhoog veerden. Dit heeft een verleden, het is een heel heikel punt, ook voor mijn fractie. Ik heb namelijk niet voor niets het verhaal gehouden dat ik zojuist heb gehouden. Ik ben in de week nadat u dat prachtige rapport hebt gepubliceerd, erg benieuwd hoe hard u het punt van de inkomstenmeevallers wilt spelen. Bent u ten principale voor het gebruiken daarvan voor investeringen, of houdt u het toch voor mogelijk dat u doorgaat op die 50-50?

De heer Crone (PvdA):

U krijgt echt antwoord op uw vraag. De 50-50-formule bestaat totdat het financieringstekort is verdwenen, want zo is het geformuleerd in het regeerakkoord. Als er een begrotingsevenwicht is of een -overschot, voorziet het regeerakkoord daar niet in. Het kabinet schijnt dus een keuze te maken die door ons in grote lijnen al is geaccordeerd als het gaat om de belastingherziening. Daar komt nog wat bij voor een aantal aanbodknelpunten. Dat lijkt mij dus voor 2001 een heel goede formule, maar daarnaast is er nog de discussie over hoe je omgaat met de begroting, de budgettaire ruimte, het FES en noem het maar op. Uw vraag is terecht, maar het antwoord daarop kost mij meer dan één minuut.

De heer Balkenende (CDA):

Wij hebben het uiteraard nu niet over het jaar 2001, want dat jaar komt bij de Miljoenennota aan de orde. Wij hebben het nu over de tussentijdse situatie in het jaar 2000. Op basis van de Voorjaarsnota kan worden geconcludeerd dat sprake zal zijn van 11,1 mld. inkomstenmeevallers. Het is natuurlijk uitermate belangrijk te weten wat daarmee wordt gedaan. U zegt heel terecht: als er een tekort is, geldt de 50-50-formule, en in de periode daarna voorziet het regeerakkoord niet. Ik lees in de krant dat overeenstemming zou bestaan over de 5,5 mld., althans dat de PvdA-fractie akkoord zou zijn dat de helft van de inkomstenmeevallers naar de staatsschuldreductie gaat. Is dat correct? Het is van belang om precies te weten waar we het over hebben als het gaat om de doelstellingen voor dit jaar voor de inkomstenmeevallers.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! De uitgavenformule geldt tot aan het begrotingsevenwicht, gemeten over de gehele kabinetsperiode. Je kunt meevallers in de loop van een jaar, als die er in dat jaar zijn, nooit verdelen over dat jaar, in welke verhouding dan ook. Je kunt de belastingtarieven in een jaar nooit tussentijds verlagen. Dat geldt voor vrijwel elke post. De vraag van de heer Balkenende is in dat opzicht niet relevant voor de begroting 2000. Voor 2001 kan er wel wat extra's gebeuren. Daar heb ik ook een pleidooi voor gehouden. Het kabinet heeft bij de presentatie van de Voorjaarsnota al aangegeven dat er nog wat via het augustusplan gebeurt. Wij willen dat geld besteden voor milieu, de armoedeval, zorg en kinderopvang. Wij zullen zien of dat voldoende is, maar daar gaat het debat nu niet over. Dat doen wij in het kader van de Miljoenennota.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Crone heeft gelijk dat de formule voor de gehele periode geldt. Als je nu echter kijkt naar de financieel-economische situatie, dan mag je aannemen, tenzij er een crisis uitbreekt, dat wij in 2001 en in 2002 een situatie van begrotingsoverschot zullen meemaken. Ik ben daar buitengewoon blij mee, want dat is veel beter dan de ellende die wij in het verleden hebben gehad. Het gaat er echter om wat wij doen met al die miljarden aan meevallers. Wij gaan niet praten over een aanpassing van de groeiveronderstelling. Wij gaan de Zalmnorm ook niet veranderen. Maar wat doen wij dan wel met die 11 mld. aan inkomstenmeevallers van dit jaar? Kan de helft daarvan naar de staatsschuld wat de heer Crone betreft?

De heer Crone (PvdA):

Wij hebben altijd gezegd dat, als de economische groei boven de 3% uitkomt, wij het extra deel willen inzetten voor schuldverkleining. Ik heb ook altijd gezegd, sprekend over de precieze verhouding, dat ik mij niet laat vastprikken op een nieuwe formule, of het nu 80-20 of 20-80 is; in september misschien ook nog niet. Wij hebben dit nu gehad. Wij wachten eerst de discussie met het kabinet af. Wij wachten de voorstellen ook af en wij bekijken eerst of die zinnig zijn. Belastingverlichting, met behulp waarvan milieuknelpunten of de armoedeval worden opgelost, vind ik heel goed. Lastenverlichting voor het vergroten van de inkomensverschillen of het aanjagen van de consumptie zie ik niet zitten. Ik laat mij niet in formules opsluiten. Ik ben voor het oplossen van knelpunten via de fiscale kant of via de uitgavenkant.

De heer Balkenende (CDA):

Dus het bericht in de Volkskrant dat de PvdA-fractie akkoord zou zijn gegaan met 5,5 mld. extra ten behoeve van schuldreductie is prematuur.

De heer Crone (PvdA):

Er vindt dit jaar toch extra schuldverlichting plaats! Dat is goed. Vorig jaar ook. Ik snap niet waar het probleem ligt. De discussie over 2001 komt later.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De discussie komt later, maar de PvdA heeft een paar maanden geleden dit debat aangezwengeld. Het ging toen niet over 2000, niet over 2001, maar over de periode tot en met 2003. De PvdA legde de politieke claim neer dat er 9 mld. structureel extra besteed moet worden aan collectieve doelen. Er wordt nu gedebatteerd over de begroting van dit jaar en in het verlengde daarvan over die van de komende jaren. Is de PvdA tevreden over de Voorjaarsnota, het antwoord van het kabinet? Waar is die 9 mld. die de PvdA wil besteden aan publieke doelen in de Voorjaarsnota? Er is geen meerjarig beeld of een doorkijkje. Hoe zit dat?

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Mijn betoog is in die zin opgebouwd, maar als ik nu al moet uitleggen wat mijn conclusie aan het eind is, dan houdt het op. De heer Vendrik krijgt antwoord op zijn vraag. Het gaat toch om de verhouding tussen wat je in 2000 kunt regelen en wat er in latere jaren moet gebeuren? Dat is een combinatie van onze inzet en de mogelijkheden die er financieel zijn.

Ik ga verder. Het tweede interessante uitgangspunt van het kersverse SER-advies is dat, vanwege de vergrijzing, begrotingsevenwicht het uitgangspunt is, mits aangevuld met het sparen voor het AOW-spaarfonds. Er is dan een feitelijk een trendmatig overschot van ongeveer 0,6% tot 1%, oplopend in 2010, bij behoedzame groei. Dan is de financiering van de vergrijzinglasten veiliggesteld. Dan kan, zoals de SER beklemtoont, met volle kracht worden geïnvesteerd in economische structuurversterking en het wegnemen van aanbodknelpunten, zodat de inflatoire druk die nu duidelijk voelbaar is, maar die neem je op die manier weg.

Het valt mij op hoe evenwichtig dit SER-advies is. Het is, opmerkelijk, precies wat ik hier voorstelde bij de najaars- en februaridiscussie in relatie tot de formule begrotingsevenwicht en AOW-spaarfonds. Wij zijn heel benieuwd naar het commentaar van het kabinet op dat advies. Wij hoeven ook niet te aarzelen om dit soort wijze adviezen van werkgevers, vakbonden en kroonleden al eerder ten nutte van ons werk te brengen. Wij zijn met de mensen in het land en nu ook met de werkgevers voor het versterken van kwaliteit en kracht, via investeringen, in onze economie. Dat is hard nodig, want wij dreigen nog steeds een aantal belangrijke slagen te missen. Kinderen worden naar huis gestuurd, omdat er geen docent is. Dat gaat niet met procenten, maar zo langzamerhand soms al met 10% in sommige grote stadsdelen. Een school als de Henegouwenschool uit Rotterdam moet nu heel veel onderwijsgeld steken in veiligheidsvoorzieningen. HBO- en VMBO-scholen krijgen wel meer leerlingen, maar zij krijgen niet evenredig meer budget. Zij hebben dus minder geld per leerling. Dan kachelt de investering per leerling achteruit, terwijl het kabinet juist kennis centraal stelt in de vernieuwende economie. Er zijn ook zeer veel opgeleiden nodig, alleen al uit het HBO voor de collectieve sector, waar het HBO in feite onze eigen bedrijfsschool voor is. Vandaag nog meldt de heer Riseeuw, de voorzitter van de toekomstige ICT taskforce, ingesteld door minister Jorritsma van Economische Zaken en minister Hermans van Onderwijs, dat 500 à 600 mln. nodig is om de ICT-achterstand in te lopen. De overheid heeft wel al 18 mln. op tafel gelegd.

Voorzitter! Ik maak de lijst niet te lang, maar hier dringt zich wel de vraag op waar onze financieel-directeur Gerrit Zalm nu mee bezig is. Is Gerrit Zalm wel een goede baas? Zeker. Hij heeft de kas op orde en er is zelfs veel ruimte om de schuld af te lossen. Prima. Maar gebeurt het werk ook wel? De directeur moet ervoor zorgen dat het werk gebeurt, dat de kinderen niet naar huis worden gestuurd, maar les krijgen en dat de wachtlijsten worden weggewerkt in plaats van dat er nieuwe ontstaan omdat er geen personeel is. Heeft financieel-directeur Zalm voldoende aantrekkingskracht om de mensen vast te houden in de collectieve sector: mensen die nodig zijn in de klas, aan het bed en bij de politie? Een goede baas zorgt ervoor dat hij zijn markt kan bedienen, dat hij zijn personeel tevreden stelt, dat zijn personeel voortdurend wordt bijgeschoold en adequaat wordt beloond. Die zorg voor het werk en voor de werkers is het eerste wat opvalt als je een werkbezoek in de marktsector aflegt. Je spreekt dan met de directeur, maar die heeft altijd een personeelsman bij zich. Het grote probleem in het bedrijfsleven is momenteel: hoe investeer ik in mijn mensen, hoe houd ik ze vast en hoe bereid ik me voor op de nieuwe vragen van de toekomst? De arbeidsmarkt wordt krapper en krapper. Dus men put zich ook uit om uit te leggen wat men daarin allemaal investeert.

VNO-NCW heeft dat ook begrepen. Het jaarcongres heeft niet voor niets "Geen kennis, geen werk". De gezamenlijke werkgevers – RCO, VNO-NCW, MKB Nederland en de andere – zeggen dat de opbrengst van de UMTS-veiling niet gestoken moet worden in aflossing van de staatsschuld, maar geïnvesteerd moet worden in kennis en infrastructuur zoals onderwijs. Ervaren bazen weten het dus en de werkgeversorganisaties zeggen het: als je de financiële positie op orde hebt, ga je investeren in de toekomst en dan ga je niet rentenieren.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Crone citeert de werkgevers. Wij hebben recent een brief van de minister van Financiën gehad, waarin hij een heel helder antwoord heeft gegeven over de veiling van de frequenties. Er staat dat de opbrengst van de veiling van de UMTS-frequenties ten gunste gebracht wordt van de staatsschuld en dat met de daardoor vrijvallende rentelasten de voeding van het FES structureel wordt verhoogd. Wordt dit standpunt van het kabinet door de heer Crone gedeeld of heeft hij een andere opvatting over de aanwending van deze middelen?

De heer Crone (PvdA):

Dat was een erg lange brief en ik heb inmiddels tijd gehad om hem te lezen. De brief overtuigt mij niet zo erg, want er staan geen argumenten in. Er staat alleen deze conclusie in, terwijl wij nog volop in debat zijn met het kabinet over de vraag hoe wij om moeten gaan met het FES, de FES-voeding en met de opbrengst van deelnemingen. Dus in dat debat draag ik nu mijn steentje bij. Dit is een optie van het kabinet, maar er zijn ook andere opties, zoals u weet.

De heer Balkenende (CDA):

Dit betekent dus dat er van de kant van de PvdA-fractie voorstellen zullen komen om deze intentie van het kabinet ongedaan te maken.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb er al op gewezen dat de werkgevers alle vaste commissies een brief hebben gestuurd, waarin zij eensgezind vinden dat de opbrengsten van de veiling van de UMTS-frequentie geïnvesteerd moet worden in modernisering van de economie, kennisinfrastructuur en wat dies meer zij. Een beetje in hardware, maar vooral veel in mensen, kennis enzovoorts.

De heer Balkenende (CDA):

U valt dus de financieel-directeur Zalm af. Ik ben zeer benieuwd naar de visie van de minister op dit punt.

De heer Crone (PvdA):

Minister Zalm zit hier om een debat te voeren en toch niet om te herhalen wat wij wisselen. Ik wacht de argumenten af.

De heer Bakker (D66):

Ik hoorde de heer Crone zeggen dat ervaren bazen gaan investeren in de toekomst als zij hun financiële positie op orde hebben en dat zij niet gaan rentenieren. Begrijp ik het goed dat het aflossen van leningen die nog openstaan voor de heer Crone hetzelfde is als rentenieren.

De heer Crone (PvdA):

Met rentenieren wordt meestal bedoeld dat iemand zijn kapitaal niet investeert in de toekomst – bijvoorbeeld van zijn kinderen of van het bedrijf waar hij leiding aan geeft – maar het geld op de bank zet. Daar is Nederland mee ten onder gegaan na de Gouden Eeuw, want in de Gouden Eeuw investeerden wij wel en daarna gingen wij rentenieren. Dat is de afweging die wij moeten maken. De schuld moet omlaag, maar je moet ook investeren. Dat kan allebei.

De heer Bakker (D66):

Het probleem is dat wij al zoveel hebben geleend van onze kinderen. Het aflossen daarvan wil ik geen rentenieren noemen. Als dat de definitie is, begrijp ik de Partij van de Arbeid vanavond een stukje beter.

De heer Crone (PvdA):

Wij hebben geleend van onze kinderen, maar wij hebben ook de opdracht om te zorgen dat onze kinderen over twintig jaar, als zij groot zijn, niet zeggen dat zij iedere week een dag naar huis werden gestuurd, omdat er geen leraar was, of dat er in andere landen computers zijn in de klas, maar bij ons niet. Dat is een balans. Als ik met mijn zoon praat, komen wij hier goed uit.

De heer Bakker (D66):

Natuurlijk moeten wij investeren en dat doen wij ook in hoge mate. Ik wil alleen maar zeggen dat dit soort redeneringen tot deze staatsschuld hebben geleid. Je moet buitengewoon voorzichtig zijn met te zeggen dat er geen tekort meer is en dat wij nu kunnen feestvieren.

De heer Crone (PvdA):

Als wij de staatsschuld rustig blijven verlagen, is er niets mis mee. Wij voldoen aan alle eisen die er worden gesteld.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb in mijn inbreng gezegd dat wij te maken hebben met een behoorlijk tekort van de rijksoverheid in enge zin. Vindt de heer Crone dat wij kunnen volstaan met de saldi of moet er een extra inspanning zijn om het tekort van de rijksoverheid zelf terug te dringen?

De heer Crone (PvdA):

Wij denken in een optelsom van alles. Dat is het Europese denken of de EMU-norm. Ik zie geen enkele reden om een nieuwe norm te introduceren. Het gaat om de schuld volgens het EMU-saldo.

De financieel directeur komt nu met een extra uitgavenimpuls van 5,6 mld. bovenop de Miljoenennota en het regeerakkoord. Tot onze vreugde kunnen wij constateren dat het kabinet "Kracht en kwaliteit" hierbij kennelijk goed heeft bestudeerd. Al die uitgaven zijn niet precies te beoordelen, zodat wij niet weten of wij geheel tevreden moeten zijn. Het bedrag van 5,6 mld. bevat reële investeringen, omdat loon- en prijsstijgingen aanvullend worden vergoed. Dat is winst. In het doorkijkje van het kabinet staat vervolgens dat er een reële structurele ruimte is van 5,3 mld. in 2001 en 4 mld. in 2002. Deze is reëel, omdat de ruimte voor de nominale ontwikkeling er nog bovenop komt. In 2002 wordt uitgegaan van een lage economische groei, terwijl een hogere reële loonstijging wordt ingeboekt dan in het regeerakkoord. Deze kunnen alleen maar meevallen in 2002. Welk deel van de ruimte van 5,6 mld. kan volgens de minister structureel doorlopen?

Het FES-bruggetje wordt nog niet ingezet voor 2000. Dat kan groter worden in latere jaren, maar ook dit jaar. Dan zijn er de onvermijdelijke tegenvallers, zoals de studentenaantallen en de kosten van medicijnen. Zitten deze ook in het bedrag van 5,6 mld.? Nee, zij komen er bovenop. Hiervoor is 1,1 mld. nodig, waarvan in 1 mld. wordt gedekt uit meevallers, zodat slechts 0,1 mld. uit de investeringsruimte komt. Uit het regeerakkoord wordt 0,6 mld. naar voren gehaald. Dat is prima, maar geen structureel nieuw geld.

Er is 1 mld. aan overige uitgaven, waarvan de grootste posten zijn "tegoeden van de Tweede Wereldoorlog" en de automatische verhoging van het Gemeente- en Provinciefonds. Deze wordt voor een belangrijk deel ingezet voor wensen die het kabinet en de gemeenten bij convenant kunnen regelen.

Ik zal niet op alle details ingaan, maar per saldo taxeren wij dat 4 tot 4,5 mld. van de 9 mld. die wij hebben gevraagd, al in het eerste jaar een gunstig onthaal hebben gekregen in de kabinetsvoorstellen. Ik verwacht dat deze structureel zullen doorlopen. Ik geef dus een positieve beoordeling van deze kabinetsimpuls.

Niettemin toetsen wij ook of het meerjarendoorkijkje wel solide is. Ik vraag het kabinet om een meerjarig perspectief voor de onderwijssector, nu de economische ruimte het mogelijk maakt om de financieringsruimte voor het onderwijs, van lager onderwijs tot fundamenteel onderzoek, op orde te brengen en te vergroten. Wij hebben gemerkt hoe mobiliserend het kan zijn om zo'n meerjarig doorkijkje te maken bij het bereikbaarheidsoffensief.

Een andere vraag is of alle evidente knelpunten in de publieke zaak, in het onderwijs, zorg en veiligheid, in 2000 worden opgelost. Onze rode draad is dat er helaas nog niet voldoende wordt gedaan om de knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen. Hier tekent zich een groot probleem af. De algemene loonontwikkeling in de collectieve sector is trendvolgend. Dat is goed en moet zo blijven. Ik bepleit geen algemene loonronde. Dat lijkt mij bovendien een zaak van werkgevers en vakbonden.

In de particuliere sector zie je dat de CAO's steeds meer een minimumkarakter krijgen. Het CPB wijst dan ook op loondrift: het oplopen van de post incidenteel in de loonsom. Men doet steeds meer extra in loonschalen, in inschalingen en in toeslagen. Daarnaast komen er steeds meer secundaire arbeidsvoorwaarden, kinderopvang en wat dies meer zij. Ook het werk wordt steeds aantrekkelijker gemaakt. Er komt meer autonomie, een behoorlijke werkplek en arbeidsomstandigheden en de modernste ICT-apparatuur en -software. Het is opmerkelijk als je op werkbezoek komt, dat bijna iedere portier een plat beeldscherm heeft, maar op onze scholen staan de schermen die zijn afgedankt door dezelfde instellingen.

Wij staan pas aan het begin om het werken bij de overheid aantrekkelijker te maken. Dat moet, zo lezen wij in de Voorjaarsnota. Het kabinet zet hierop nog niet voldoende in. Neem bijvoorbeeld het onderwijs. Er zijn prima plannen om via schoolbudgetten de scholen meer vrijheid te geven om maatwerk voor de eigen school te leveren, zodat zij ondersteunend personeel in dienst kunnen nemen of toeslagen kunnen geven, functiedifferentiatie of bijscholing. Dat zijn allemaal goede dingen voor een gewoon, modern personeelsbeleid dat wij van het bedrijfsleven kunnen leren. Maar wat krijgt een basisschool? ƒ 15.000 en dat pas over een paar jaar. Dat is natuurlijk niet voldoende om die knelpunten aan te pakken, temeer niet daar de school natuurlijk allang niet meer een overzichtelijke organisatie is met een gebouw met kinderen, een meester en een juf en een schoolplaat aan de wand. Voor de school van de toekomst is dat beeld te kaal.

De kenniseconomie en de maatschappelijke problemen vragen om een school waarin tal van functies aanwezig zijn. De computer in de klas is net zo gewoon als een schoolbord, maar dat kan natuurlijk niet zonder systeembeheer. Wie wil dat scholen moderne organisaties zijn, moet ook inzetten op personeelsmedewerkers. Wie een school wil hebben die veilig, schoon en netjes is, kan niet zonder conciërges, maatschappelijk werkers en toezichthouders. Wie de scholen niet na half vier leeg wil laten staan, maar ze wil benutten voor kinderopvang, cultuur of sport moet ook daarin willen investeren.

Voorzitter! Daarom willen wij de investering in het schoolbudget aanzienlijk verhogen en naar voren halen. Voor het basisonderwijs is dat 200 mln. waarvan dit jaar 75 mln. en voor het voortgezet onderwijs en de ICT-begeleiding 10 mln. Nog dit jaar willen wij ook voor apparatuur in het VMBO geld vrijmaken. Want wat zeggen de werkgevers? Die jongens en meisjes op het VMBO leren op apparatuur die bij ons allang op de rommelzolder staat. De FME is ook nog bereid uit de O&O-fondsen zelf geld op tafel te leggen voor modernisering van de apparatuur in het VMBO. Zij leggen alleen geld op die tafel, wanneer wij dat ook doen. Daarom stellen wij voor dat wij dit jaar 20 mln. geven en de werkgevers en werknemers hetzelfde.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Crone zegt twee dingen. Hij erkent dat wij niet moeten treden in de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, ook in de onderwijssector. Dat ben ik met hem eens. Als daar afspraken worden gemaakt, moeten wij erbuiten blijven. De heer Crone zegt echter ook dat er een aantal zaken in gang is gezet, waaronder schoolbudgetten. Die zitten ook in de CAO's. Die oordeelt hij weer onvoldoende. Begrijp ik dat goed? Hij vindt dat wat werkgevers en werknemers hebben afgesproken, onvoldoende is en dat er iets bij moet komen. Komt hij nu met voorstellen?

De heer Crone (PvdA):

Ja.

De heer Balkenende (CDA):

Dan heb ik nog een tweede vraag. Ik onderschrijf volledig dat de heer Crone zegt dat het werken in de collectieve sector ook ten opzichte van de marktsector een thematiek is die buitengewoon belangrijk is. Ik heb dat ook in mijn bijdrage gezegd. Acht hij het dan niet noodzakelijk dat daarover een meer fundamenteel debat wordt gehouden, waarop wij ingaan op wat de aard van de knelpunten is, wat daaraan te doen is? Dat kan niet zomaar even tijdens dit debat gedaan worden. Ik heb gesuggereerd dat daar een diepgaande notitie over zou moeten komen, waarover wij een uitvoerig beleidsdebat kunnen voeren. Is de heer Crone dat met mij eens?

De heer Crone (PvdA):

Ik wil eerst iets zeggen over de schoolbudgetten. Dat behoort tot het moderne werkgeversbeleid van de school. Daarin past ook de ruimte voor de schooldirecteur. De heer Van der Vlies heeft daarover gesproken. Wij steunen al jarenlang zijn motie daarover, maar het geld is er nog steeds niet. Wij steunen ook minister Hermans die nog deze maand in het blad van de vakbonden zegt te willen vechten voor hogere budgetten. Dat gaat juist over dit punt! Dus minister Hermans weet het wel, maar hij moet er wel het geld voor hebben.

Vandaag kunnen wij geen debat voeren over de vraag waaraan het geld precies moet worden besteed. Bijna alle punten die ik voorstel, zijn de laatste weken en maanden in debatten al aan de orde geweest. Zij hebben via moties of anderszins de steun gekregen van bijna alle partijen. Nog gisteren diende de VVD een motie in voor meer geld, 60 mln., voor taalonderwijs en achterstandsonderwijs. Daarover is gisteren in het notaoverleg gesproken. Ik heb veel punten waarvan ik weet dat daarvoor draagvlak in de Kamer en bij de werkgevers in het land groot is.

De voorzitter:

Ik wijs even op de tijd. Antwoorden kunnen soms heel lang zijn.

De heer Balkenende (CDA):

De conclusie van de heer Crone is dan dat hij ontevreden is over wat er in de CAO's gebeurt. Hij wil er nadrukkelijk geld bij. Mij lijkt dat een helder standpunt dat niet overeenkomt met de autonomie van de werkgevers en werknemers.

De heer Van der Vlies (SGP):

De heer Crone houdt een sprankelend betoog, maar er zitten elementen in die al vele jaren spelen. Hoe conjunctuurgevoelig is de opstelling van de PvdA-fractie? Het is natuurlijk fijn dat er extra geld kan worden besteed, maar ik heb wel het gevoel dat het eerder had gekund.

De heer Crone (PvdA):

Bij de opstelling van het regeerakkoord hebben wij ons tot het uiterste ingespannen om zoveel mogelijk geld vrij te maken voor de knelpunten in de zorg en het onderwijs. De heer Balkenende vraagt nu om een ferme notitie over knelpunten op de arbeidsmarkt, maar daar ging nu net de motie van de heer Melkert van een jaar geleden over. Wij zijn dus niet laat wakker geworden, maar blijven op het aambeeld hameren, want het moet nog iets beter!

De heer Van der Vlies (SGP):

Als er extra geld komt, is het nog maar de vraag of het in het overleg tussen de partners bestemd wordt voor de doelen die u op het oog hebt. Dat lijkt mij een probleem. Ik denk aan de positie van de schooldirecteur waarin wij nu al een paar jaar verbetering proberen te brengen.

De heer Crone (PvdA):

Geen misverstand: ik wil niet achteraf inbreken in de CAO. Ik heb het over een toevoeging aan het budget van de scholen waarbij de directie en bestuur beslissen over de besteding. In de CAO-sfeer is afgesproken dat deze zaken er komen en de minister, vakbonden en werkgevers vinden eensgezind dat het een schamel begin is en dat het eigenlijk eerder en sneller moet. Ik steun daarin minister Hermans.

Voorzitter! Een andere door mij voorgestane impuls betreft de kwaliteit van het onderwijs: voorschoolse opvang, de brede buurtschool, leermiddelen, innovatiebudget en nascholing in VMBO en BVE en een betere aansluiting van het budget op de gestegen leerlingenaantallen in het HBO. Verder noem ik de WTS en een vernieuwingsfonds voor fundamenteel onderzoek. Dat willen wij verdubbelen van 25 naar 50 mln. Ten slotte willen wij extra aandacht voor het speciaal onderwijs en zorg voor gehandicapte kinderen. Ik kan dat specificeren, maar bij elkaar gaat het om een bedrag van ongeveer 400 mln. Het lijkt mij gewenst om daarover nog deze maand afspraken te maken zodat de onderwijsinstellingen bij de aanvang van het nieuwe schooljaar weten dat zij deze extra impuls kunnen geven.

Voorzitter! In de zorg is voor een deel hetzelfde aan de hand. Het kabinet heeft de oplossing van de wachtlijsten naar voren gehaald, waarvoor onze complimenten. Daarmee zijn ze echter nog niet verdwenen. Wij denken dat het arbeidsmarkt- en ziekteverzuimbeleid (moties van Melkert en Oudkerk) evenzeer versneld moeten worden uitgevoerd. Wat te denken van het volgende? In veel zorginstellingen weet men gelukkig mensen langer in dienst te houden. Met het aantal dienstjaren neemt echter het aantal periodieken toe, dus stijgt de gemiddelde loonsom. Dat is dan de post incidenteel. Maar daarop wordt de instelling vervolgens afgestraft, want volgens de minister moet die post omlaag van 0,75 naar 0,6%. Het bedrijfsleven neemt ruimte voor de post incidentele loonontwikkeling, aldus het CPB. De overheid biedt die ruimte echter niet. Mensen moeten dus worden ontslagen of er worden geen nieuwe mensen in dienst genomen, waardoor de werkdruk toeneemt, mensen overbelast raken, ziek en arbeidsongeschikt worden of de sector verlaten.

Hier is echt een doorbraak nodig, want het zijn dit soort proppen in de flessenhals die het oplossen van knelpunten in de zorgsector verhinderen. Wij denken aan 250 mln. voor moderner personeelsbeleid en aan geld voor beroepsopleidingen van verpleegkundigen. Voor de verloskundigen moet er snel geld komen omdat nu veel praktijken dichtgaan. Dat kan worden opgevangen door regionale centra voor verloskundigen. Het gaat hierbij overigens om een beperkt bedrag (samen met de opleiding van huisartsen) van 11 mln. Ook willen wij extra geld voor hulp- en geneesmiddelen en voor de gehandicaptenzorg waar nog altijd niet is voorzien in een verlichting van de werkdruk. Daarvoor trekken wij dit jaar 40 mln. uit.

Voorzitter! Wij vragen speciale aandacht voor de veiligheid in de wijken en het openbaar vervoer. De brede buurtschool in basisonderwijs en voortgezet onderwijs kan op buurtniveau bij uitstek bijdragen aan het versterken van de sociale cohesie en daarmee aan het tegengaan van onveiligheid. Dit is een meer fundamentele aanpak, die de voorzieningen voor kinderen, ouders en docenten bij elkaar brengt. Bovendien worden in dit kader deskundigen ingeschakeld om de problemen aan te pakken zodat er geen oneigenlijke taken meer bij de school liggen. Ook daarvoor trekken wij extra geld uit, in combinatie met de aanpak van de wachtlijsten voor justitiële jeugdinrichtingen, de sociale opvang van (ex)psychiatrische patiënten, veiligheid in het openbaar vervoer en de rampenbestrijding. Ook dat punt is hier veelvuldig aan de orde geweest, maar er is nog steeds geen voorziening getroffen.

De contramal van de sterke verstedelijking en de terechte en ambitieuze investeringen in infrastructuur is de noodzaak van investeringen in een robuuste ecologische hoofdstructuur. Parallel daaraan is de noodzaak van de bestrijding van verdroging van natuurgebieden. Op dat punt heb ik voorstellen ter waarde van 45 en 30 mln. die overigens ook vaak niet eens genoeg zijn om in ieder geval de ambities die het kabinet sinds jaar en dag heeft te realiseren.

Aanvullend vraag ik met anderen het kabinet hoe het de belofte uit het regeerakkoord – meer economische groei is meer vervuiling en dus meer beleid om dat te compenseren – waar denkt te kunnen maken.

Ten slotte, voorzitter, rijkdom is ongelijk verdeeld, binnen ons land, maar ook over de wereld. Wij hebben bij de Najaarsnota al gevraagd om een extra impuls voor schuldaflossing en gelukkig doet het kabinet dat nu ook. De heer Vendrik vroeg om 220 mln., het kabinet schrijft op 23 mei dat er 655 mln. wordt kwijtgescholden. Ik vraag of wij over hetzelfde spreken. In ieder geval hulde voor het kabinetsstandpunt, maar ook hoe het zit met de financiering van CDM, de klimaathulp aan ontwikkelingslanden die wij niet meer uit de zuivere hulp willen laten komen. Dit onderdeel van het regeerakkoord wordt internationaal eenvoudig niet gepikt en ik denk dat daarop zo langzamerhand ook een politiek signaal van het kabinet moet worden gegeven. Ik hoorde van een collega dat minister Pronk hedenmiddag heeft onthuld dat dit voortaan uit de ODA-middelen zal komen en dat juichen wij zeer toe.

Voorzitter! Ik kom hiermee bijna bij de afronding van mijn betoog. De hoofdzaak blijft investeren in het oplossen van de knelpunten en met name de arbeidsmarktsfeer.

De voorzitter:

U had al eens "ten slotte" gezegd en u bent al een eind over uw spreektijd heen!

De heer Crone (PvdA):

En ik verwacht ook daar een ruimhartig antwoord van onze financieel directeur op!

De heer Bakker (D66):

Mevrouw de voorzitter! In dit debat lopen eigenlijk drie discussies door elkaar heen. In de eerste plaats de ruimte voor overheidsuitgaven in het jaar 2000 – het eigenlijke onderwerp van dit debat – de overheidsuitgaven in de begroting 2001 en zelfs daarna...

De heer Dijkstal (VVD):

Voorzitter! Heeft de heer Bakker de indruk dat hetgeen zojuist zo allemaal door de heer Crone aan wensen is uitgesproken valt binnen het bedrag dat de regering op tafel heeft gelegd of dat dit een extra claim is voor meer geld?

De voorzitter:

Mijnheer Dijkstal, gezien de tijd geef ik de heer Bakker niet de gelegenheid om daarop te antwoorden anders dan binnen zijn eigen spreektijd. Hij mag dus zelf uitmaken of hij wel of niet op uw vraag ingaat!

De heer Bakker (D66):

Dat past dan mooi in de zin die ik net uitsprak, want voor de overheidsuitgaven in de begroting 2001 kunnen wij alle voorschotjes geven die wij willen, mede naar aanleiding van het doorkijkje en wij hebben inmiddels al heel wat Wehkampcatalogi langs zien komen, maar het echte debat daarover vindt natuurlijk plaats in september na de presentatie van de begroting. Ten slotte noem ik nog de discussie over de inkomstenkant.

Opmerkingen over volgend jaar zijn dus voorschotjes en ook als zodanig te beschouwen. Over de inkomstenkant zou ik slechts nog willen opmerken dat de opvatting van de D66-fractie is dat de afgesproken 50-50-verdeling uit het regeerakkoord echt achterhaald is en dat lijkt iedereen ook te vinden. Toepassing van de formule zou betekenen 8,5 mld. extra ruimte voor lastenverlichting in 2002 en daar zit niemand op te wachten en het zou ook nog onwenselijk zijn, maar formeel geldt dat nog steeds.

Veel nadruk willen wij leggen op de staatsschuld. U kent onze pleidooien over een midterm review, maar de discussie zal in het kabinet en daarna in de Kamer later in het jaar plaatsvinden.

Dan de opmerkingen over dit jaar. Zoals gezegd heeft het kabinet 5,6 mld. uitgetrokken voor extra uitgaven in het jaar 2000. Nu komen er tal van wensen op tafel en ik zal er straks ook nog wel enkele noemen, maar van belang is natuurlijk wel de vraag of dit het nu voor het jaar 2000 is of dat er nog extra ruimte is. Het kabinet heeft de Voorjaarsnota gepresenteerd op basis van de gegevens en inzichten van april en inmiddels hebben wij een koninginne-MEV in de kranten zien verschijnen waarin het planbureau een vele hogere raming maakt en becijfert dat er dit jaar nog een extra meevaller zou zijn van 1,5 mld. Het is dus van belang om te weten hoe de regering daar tegenaan kijkt.

Vervolgens de vraag in hoeverre die 5,6 mld. voor dit jaar ook inderdaad nog kunnen worden uitgegeven, want er zijn nog maar zes maanden te gaan. Organiseren wij straks weer onze eigen meevallers voor de Najaarsnota? Graag op dit punt een helder antwoord in plaats van het heel summiere dat wij in de schriftelijke antwoorden hebben gehad.

Het volgende punt betreft de bezuinigingen en de voortgang daarvan. Een aantal bezuinigingen moet er echt komen omdat ze bedoeld zijn om verbeteringen tot stand te brengen, bijvoorbeeld in de uitvoering van de sociale zekerheid. Daar zit zo ontzettend veel dubbeling in dat in de loop van deze kabinetsperiode een bedrag van 500 mln. wordt verdiend. Het gaat puur over de uitvoering. Dat loopt vreselijk achter. Het is te betreuren voor het werk en ook voor de ruimte voor nuttiger zaken. Sterker nog: er wordt extra geld uitgegeven om dan later tot een onduidelijk punt van mogelijke bezuinigingen te komen. Ik constateer dat het kabinet die voorlopig niet tot uitvoer brengt. Hetzelfde geldt voor de wens om de gemeenten meer verantwoordelijk te maken voor de bijstandsuitgaven. Ook dat wordt op termijn gesteld. Aan de ene kant komt er veel extra geld bij, maar het kan niet zo zijn dat dingen die wij met z'n allen zinvol vinden en die geld opleveren op termijn worden gezet.

In theorie bestaat de mogelijkheid om de ruimte voor dit jaar te vergroten. Als wij staatsdeelnemingen verkopen of telefoonfrequenties veilen dan komen er grote bedragen vrij. In beginsel zijn er dan twee opties. Het kabinet zegt dat er geen optie is. De discussie over het FES moet later dit jaar nog worden afgerond. Het kan rechtstreeks naar de staatsschuld of eventueel een deel rechtstreeks naar het FES. Men kent onze positie die pragmatisch is en niet vanuit theologische principes wordt gevoerd. Zelfs als alles naar de staatsschuld gaat, is al dit jaar een extra inkomstenpost in het FES te verwachten die via het bruggetje van De Graaf in beginsel eenvoudig over te hevelen is naar de rijksbegroting. Tegen de achtergrond van een aantal wensen die hier zijn geuit lijkt het mij van belang om van het kabinet morgenochtend heel helder te horen hoe het daar tegenaan kijkt.

De heer Balkenende (CDA):

Ik verwijs naar de brief van 9 juni van de minister van Financiën. U spreekt over de verkoop van telefoonfrequenties en het FES. De lijn die het kabinet schetst is helder. Als je meer wilt uitgeven, dan moet je de zaak gaan oprekken. Deelt u het citaat uit de brief van de minister over de aanwending van de middelen van de UMTS-frequenties – het gaat naar de staatsschuld en de rente naar het FES – of vindt u dat een verandering noodzakelijk is?

De heer Bakker (D66):

Ik vind dat wij over die soort zaken niet al te principieel moeten doen en praktisch moeten zijn. Als er goede plannen zijn in het kader van de ICT, dan ben je zot om dat geld via een omweg beschikbaar te stellen.

De heer Balkenende (CDA):

U neemt afstand van de scherpte van de brief? Anders kan ik uw woorden niet interpreteren.

De heer Bakker (D66):

Met dien verstande dat ik de voorkeur voor de staatsschuld wel kan begrijpen. Als er goede plannen liggen – ik hoor spreken over algemene plannen, maar ik zie weinig concrete plannen – moet het mogelijk zijn om daarmee praktisch om te gaan. Zelfs via de staatsschuld komt er eventueel nog extra geld beschikbaar, dit jaar en komende jaren.

Ik kom te spreken over de arbeidsmarkt. Hier moet ik de noodklok luiden. Ik begin met de marktsector. Morgen is er het voorjaarsoverleg. Als de voortekenen niet bedriegen, dan gaat het weer het gebruikelijke rituele karakter dragen. Vooral van de kant van werkgevers zien wij de afgelopen maanden heel weinig commitment voor de oplossing van een aantal problemen op de arbeidsmarkt, problemen die zij wel signaleren. Ze leiden tot oplopende lonen in en vooral buiten de CAO's. Dat is heel vervelend voor de winstgevendheid. Bovendien kunnen de mensen niet worden gevonden. Als het gaat over de WAO – mensen die nog wat kunnen ook de gelegenheid bieden tot werk – of over werkloosheid van minderheden, dan horen wij heel veel plechtige woorden, maar zien wij heel weinig werkelijk commitment. Als ik het afgelopen jaar overzie, hoor ik vooral gas geven en gastarbeiders, maar die andere problemen hoor ik werkgevers niet naar voren brengen. Ik heb niet veel vertrouwen in dat voorjaars- en najaarsoverleg. Is het niet een zinloze gewoonte? Er wordt door de overheid extra geld uitgetrokken voor de integratie van WAO'ers, maar het probleem is juist, dat wij dat geld amper effectief kunnen wegzetten.

Trouwens, wat de WAO betreft; wij kennen staatssecretaris Vermeend als een heel doortastend man, maar hij zit nog niet op Sociale Zaken en Werkgelegenheid of hij stelt de beslissing twee jaar uit. Hij stelt eerst een commissie in, dan wil hij een SER-advies en dan kan er in 2002 eventueel besloten worden over de toekomst van de WAO. En hij heeft een MKB-convenant gesloten. Het MKB zei: wij hebben 20.000 vacatures die wij niet vervuld krijgen. Goed, zei de staatssecretaris: dan ga ik 20.000 plaatsingen in een halfjaar organiseren. Het convenant is twee maanden geleden afgesloten. Tot op de dag van gisteren zijn er 12 allochtonen geplaatst. Dat betekent dat er vanaf vandaag totdat het halve jaar om is, nog 19.988 mensen, oftewel 166 mensen per dag, moeten worden geplaatst.

Tegen die achtergrond vind ik het, eerlijk gezegd, van werkgevers nogal huichelachtig om te praten over hoge loonontwikkelingen, met name als het gaat om de CAO's. Als het buiten de CAO's gaat, zijn ze direct verantwoordelijk. Ik meen dat, tegen de huidige economische achtergrond en de wat oplopende inflatie, de looneisen die wij nu horen – ook voor volgend jaar – geen onmatige eisen zijn en zeker niet als ik dit afzet tegen de geringe bereidheid en concrete actie van werkgevers om serieus wat te doen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik herinner mij dat, toen ik net in de Kamer zat, er ook een debat over de loonontwikkeling werd gevoerd. De heer Bakker zei toen: het is niet aan ons om te treden in de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Wij moeten zelfs geen uitspraak doen over loonontwikkeling. Nu geeft de heer Bakker een inhoudelijk oordeel over wat aan het loonfront gebeurt. Ik kan dit niet goed plaatsen.

De heer Bakker (D66):

Dat is juist. Ik doel op de huichelachtigheid van het aan de ene kant niet willen leveren van wat iedere keer tijdens het voor- en najaarsoverleg plechtig wordt beloofd en op het aan de andere kant wel mekkeren over eventueel 4% loonontwikkeling, die in de huidige situatie niet als onmatig kan worden beoordeeld, terwijl in de tussentijd de eigen beloningen onmatig hoog worden opgeschroefd. Ik heb de grote spanning tussen die verhouding ter discussie willen stellen en dat laat onverlet dat wij natuurlijk niet over de lonen gaan.

Zo mogelijk nog ernstiger is de situatie in de publieke sector. Mensen vertrekken naar het bedrijfsleven. Daar zijn mensen tekort. Ze zijn moeilijk te interesseren voor werk in de publieke sector en dat probleem speelt op alle niveaus. Ik noem de rijksambtenaren en de politie, maar zeker het onderwijs en de zorg kampen met grote problemen. Hier zijn natuurlijk goede CAO's, ook in de secundaire sfeer, voor nodig. In de onderwijs-CAO zijn die afspraken in de secundaire sfeer gelukkig ook tot stand gekomen, zij het dat het met de vulling daarvan harder mag lopen. In beginsel is daar echter de goede weg ingeslagen. De komende maanden krijgen wij de zorg-CAO. Ik meen echter dat de publieke sector als totaal meer nodig heeft. Het bedrijfsleven loopt zich het vuur uit de sloffen om mensen binnen te halen. Het kan zo gek niet zijn: je krijgt een lease-auto of een cruise naar de Caraïben als je maar gedurende enige tijd bij ze wil komen werken. Bij de algemene politieke beschouwingen is een motie-Rosenmöller/De Graaf met algemene stemmen aangenomen. In de motie wordt het kabinet gevraagd de overheid het instrument in handen te geven van een mogelijke kwijtschelding of overname van de studieschuld als mensen gedurende een aantal jaren in de collectieve sector gaan werken. Dat vind ik een buitengewoon nuttig instrument om het werken in de collectieve sector aantrekkelijk te maken. Eerlijk gezegd, vind ik het teleurstellend dat het kabinet er tot dusver niet op geantwoord heeft en er ook geen actie op heeft ondernomen. Het lijkt mij dat wij daarop bij de afronding van dit debat aanstaande donderdag zullen terugkomen.

Ik wil nog een aantal opmerkingen over de zorg maken. Hierover bestaat een divers beeld, ook tegen de achtergrond van de financiële verantwoording van verleden week. In onderdelen van de zorgsector worden successen geboekt. De wachttijden voor bepaalde operaties lopen terug en in de gehandicaptensector komen meer plaatsen beschikbaar, na een uitspraak van de rechter overigens, maar wij zijn er nog lang niet. In de thuiszorg is de voortgang nog beperkt, evenals bij een aantal andere verrichtingen in de sfeer van de ziekenhuizen. Hierover komt echter nog een apart overleg. Ik beperk mij dus tot een aantal staccato opmerkingen. Ik noem de mogelijkheid van een goede CAO. Ik zei al dat wij hier niet onderhandelen. Dat doen de zorgwerkgevers binnen de kaders van het kabinet. De urgentie van het arbeidsmarktprobleem moet echter ook hier, net als in het onderwijs, richtinggevend zijn in de onderhandelingen. Ik denk aan de mogelijkheden van functiewaarderingssystemen, die vaak al uitgevoerd zijn, maar nog niet gefinancierd en vertaald in de werkelijke arbeidsvoorwaarden. Dat geldt voor de verzorgingshuizen, de jeugdhulpverlening en de gehandicaptenzorg, waar de zorgzwaarte in de afgelopen jaren zeer is toegenomen.

De zorgsector heeft bij het regeerakkoord veel extra geld gekregen. Daarbij is voorrang gegeven aan de care van ouderen en gehandicapten. In die keuze konden en kunnen wij ons vinden. Daar waren de wachttijden en de verschraling van de zorg namelijk het meest schrijnend.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb de heer Bakker nu een aantal keren horen spreken over de zorg en de arbeidsvoorwaarden in die sector. Ik meen mij echter van hem een uitspraak te herinneren dat er in de zorg soortgelijke arbeidsvoorwaarden als in het onderwijs moeten gelden.

De heer Bakker (D66):

Ik kan mij zo'n uitspraak niet herinneren.

De heer Marijnissen (SP):

Als ik de zorg met het onderwijs vergelijk, zie ik dat een gediplomeerd verpleegkundige in het ziekenhuis ƒ 3180 tot ƒ 4429 verdient en een onderwijzer ƒ 4089 tot ƒ 5902. Dat is een gigantisch verschil. Als je dat probeert gelijk te trekken, kom je uit op een totaalbedrag van 7 mld. Het is dus wel heel aardig wat de heer Bakker zegt, maar dat kost geld. Waar wil hij dat vandaan halen?

De heer Bakker (D66):

Allereerst heb ik die uitspraak bij mijn weten nooit gedaan. Een dergelijke uitspraak zou ook wat raar zijn, omdat ik niet kan beoordelen of het werk van een verpleegkundige even zwaar is als dat van een onderwijzer. Voorts gaan wij daar niet over. Als wij de schrijnende situatie op de arbeidsmarkt in de publieke sector willen verbeteren, moet daar natuurlijk de komende jaren wel geld voor komen. Dat regelen wij hier niet even in een begroting. Dat is aan de orde in het overleg tussen kabinet, werkgevers en werknemers. In het algemeen willen wij wel dat men in de primaire en de secundaire sfeer met de markt kan concurreren. Nogmaals, dat kost geld. Wij hebben dan ook niet voor niets bij de presentatie van onze plannen in februari, het geheel van de begrotingssystematiek overziend, gezegd dat, als daarvoor onvoldoende ruimte is, dit voor ons eventueel een reden is om het schot in de Zalmnorm eenmalig te verzetten. Wij hebben die discussie hier al eens gevoerd en ik durf dit te herhalen. Ik vermoed wel dat er met het oog op de ontwikkeling van de meevallers in de afgelopen maanden de nodige mogelijkheden zijn voordat wij dat punt bereiken. Als gezegd wordt dat daarvoor veel extra geld nodig is, ben ik het daarmee eens. Ik herhaal dat wij hier niet de CAO's bepalen en evenmin de loonschalen.

De heer Marijnissen (SP):

Maar wij bepalen wel de voorwaarden waarop de werkgevers in de zorg kunnen onderhandelen. Laten wij daar duidelijk over zijn. U moet niet aan de ene kant zeggen dat wij er niet over gaan en aan de andere kant dat wij wel de voorwaarden moeten scheppen. Als u de voorwaarden wilt scheppen, kost dat bakken met geld. U kunt tegen deze achtergrond de heer Crone geen reprimande geven als hij een paar dingetjes opsomt, die nog maar eentiende van het geheel zijn. U spreekt in dat verband over schuld aan onze kinderen. Dat is de essentie van de discussie, ook bij de Zalmnorm en de schotten! Uw fractie wenst toch ook prioriteit te geven aan aflossing van de staatsschuld? Daarmee fourneert u niet het geld om de problemen in de zorg, die u ook signaleert en die u mede hebt veroorzaakt, daadwerkelijk op te lossen.

De heer Bakker (D66):

Ik gaf de heer Crone geen reprimande, maar ik ging in op zijn opmerking dat het aflossen van de staatsschuld neerkomt op rentenieren. Dat vind ik onzin. Met het aflossen van de staatsschuld worden komende generaties namelijk in staat gesteld om eigen keuzen te maken. Als het echter gaat om een serieuze arbeidsmarkt in de publieke sector, hoort u mij niet bestrijden dat daar veel geld voor nodig is. U zult ook in onze voorstellen van afgelopen februari zien dat wij de secundaire sfeer noemen. Daarmee hebben wij de regel dat wij ons niet met CAO's bemoeien al een beetje doorbroken. Wij spreken in onze voorstellen ook over de primaire sfeer, maar wij hebben dat niet gekwantificeerd, omdat dit het CAO-overleg betreft. Wij hebben dus in zowel de primaire als de secundaire sfeer behoorlijke inspanningen willen doen. U moet echter niet denken dat dit in één jaar goedgemaakt kan worden; dat is een proces van een aantal jaren. Wij moeten het overigens wél inzetten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In het verhaal van D66 in februari pleitte u voor extra uitgaven in de orde van 6,7 mld. in 2002. Wij hebben nu een beeld van de ruimte in 2002 binnen het uitgavenkader; deze is 1 mld. U hebt 1 mld. ruimte in 2002, terwijl u 6,7 mld. wilt uitgeven. Conform uw eigen opstelling moet u nu dus pleiten voor herziening van het begrotingskader, door een eenmalige verschuiving van het schot, een andere meevallerregeling etc. Waar blijft dat betoog van D66?

De heer Bakker (D66):

Zoals u zich zult herinneren, was die ruimte van 6,7 mld. exclusief de primaire loonontwikkeling in de CAO's. Die hadden wij erbuiten gezet. Verder hebt u er gelijk in dat wij voor 2001 en 2002 rekening moeten houden met een oplopende loonontwikkeling. Dit is op zichzelf overigens een bijdrage aan het probleem en hiermee is dus een deel gerealiseerd. Is dit genoeg? Nee, waarschijnlijk niet. Zeker in de secundaire sfeer zullen wij misschien meer moeten doen. Ik heb al gezegd dat wij over 2001 en 2002 praten tijdens de algemene beschouwingen. Dan kunt u een concrete afweging van ons verlangen. Wat ik nu van de minister vraag, is voor de zorg een behoorlijke ruimte ter beschikking te stellen om, net als voor het onderwijs is gebeurd, het nodige te doen en een stap vooruit te zetten.

De voorzitter:

U kunt nog een heel korte vraag stellen, mijnheer Vendrik. Anders gaan wij, gezien de tijd, morgenvroeg verder. Dat vind ik ook best.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Uw pleidooi voor een midterm review, meerdere keren herhaald in de afgelopen tijd, ging over de Voorjaarsnota. Die gelegenheid moest aangegrepen worden om meerjarig meer ruimte te creëren, waarvoor u een bedrag van 6,7 mld. hebt genoemd. Nu verplaatst u het naar de Miljoenennota. Ik kan u op een briefje geven dat deze geen beeld voor 2002 geeft. Gaan wij nu de boel almaar voor ons uitschuiven? Zonder structureel beleid blijft de ruimte van 1 mld. binnen het uitgavenkader staan totdat u ingrijpt. Wanneer kunnen wij het ingrijpen van D66 op dit punt tegemoetzien?

De heer Bakker (D66):

Laten wij om te beginnen vaststellen dat het kabinet voor dit jaar 5,6 mld. extra uitgeeft en in een doorkijkje naar komende jaren uitkomt op soortgelijke bedragen. Hiermee is een belangrijk deel gerealiseerd. Verder ben ik het met u graag eens over die midterm review. U hebt mij die vele malen horen bepleiten, ook in februari. Ik had vandaag een aantal andere punten geselecteerd om opmerkingen over te maken, want ik weet wel dat wij over het hele verhaal van de inkomstenmeevallers, de lastenverlichting, de staatsschuld enzovoorts de komende maanden praten. Wat mij betreft doen wij het vandaag, maar ik constateer dat ik er samen met u tamelijk alleen in sta. Ik betreur het, maar het is niet anders vandaag.

Ik was bezig met de zorg.

De voorzitter:

En u was al over uw tijd heen.

De heer Bakker (D66):

Daar ga ik niet met u over in discussie, maar ik ben twaalf minuten geïnterrumpeerd.

De voorzitter:

Ik zet de klok altijd stil als u wordt geïnterrumpeerd. Dat doe ik bij iedereen, dus ook bij u.

De heer Bakker (D66):

Dat is juist. Ik was bij de zorg en heb nog een paar opmerkingen daarna, die heel beperkt zullen zijn.

Ik zei dat de ziekenhuissector het in vergelijking met de caresector met minder middelen moet doen, namelijk amper meer dan wat nodig is om de demografische ontwikkelingen op te vangen. Waar het geld wel ingezet is, lopen de wachttijden fors terug. Voor andere ingrepen blijven de wachttijden echter onaanvaardbaar lang. Wij lezen in de krant dat specialisten ondanks beschikbare operatiekamers, bedden en personeel niet kunnen opereren doordat er geen budget is. Deze artsen voelen zich gefrustreerd. Ik heb een opmerking over het Koningin Wilhelminafonds in mijn tekst staan, maar die heeft de heer Marijnissen al gemaakt. Misschien wordt het tijd om voor deze sector het advies van de OESO eens serieus te nemen, zoals wij vaak ook voor de economische sectoren doen. Als wachtlijsten onaanvaardbaar lang blijven, moeten verzekeraars de mogelijkheid hebben, extra behandelingen te contracteren. Voor de thuiszorg en de gehandicaptenzorg heeft het kabinet dit onder voorwaarden toegestaan, hiertoe gedwongen door de rechter. Ik zou zeggen: laten wij de rechter nu eens voor zijn.

Een laatste hoofdpunt betreft de relatie tussen de economische groei en de milieuontwikkeling, die ook in het regeerakkoord wordt gelegd. Wij hadden voor dit jaar 2,75% economische groei geraamd; de laatste raming is nu 4,5%. Het kabinet doet wel ietsje extra, maar echt ambitieus is het allemaal niet en eigenlijk komt het vooral neer op het dichten van de gaten bij de CO2-regeling en bij de natuurontwikkeling. Dit vinden wij teleurstellend. Als het ons gaat om de kwaliteit van Nederland, ook in de toekomst, is het de moeite waard, een sprong vooruit te maken en niet langer achter de feiten aan te hollen, maar de feiten zelf te maken.

Wij maken een groot nationaal bereikbaarheidsoffensief, waarin wij ambitieuze plannen voor langere tijd op de rails zetten. Wij pleiten daarnaast voor een nationaal natuuroffensief, waarin een aantal doelstellingen wordt gerealiseerd. Dat kan bijvoorbeeld dit jaar eenmalig via een behoorlijke storting in het groenfonds. Het gaat dan niet alleen over het inhalen van de achterstand bij de realisering van de EHS, maar ook over een versnelling. Ernstig natuurverstorende activiteiten, zoals de kokkelvisserij in de Waddenzee, moeten worden uitgekocht. Verdroging moet ook echt bestreden worden. Agrarische vernieuwing en natuurbeheer moeten worden gekoppeld aan natuurbeleid. De tekortschietende fondsen moeten daarbij worden betrokken, want de regelingen zijn zwaar overtekend.

Voorzitter! Ik noem puntsgewijs enkele onderwerpen waarop mogelijk in de afronding van het debat nog wordt teruggekomen. Allereerst het monumentenfonds. Wij krijgen ernstige signalen dat het in 1995 gevulde fonds weliswaar een klein beetje aangevuld is, maar nog steeds zwaar onvoldoende geld bevat.

Bij de behandeling van de kabelnota hebben wij gesproken over het fonds voor de toekomst. Daarbij gaat het onder meer om innovatie, elektronische snelweg, e-culture en het IT-privé-project met een fiscale regeling. Graag krijg ik van het kabinet een doorkijkje.

Over het onderwijs heb ik weinig gezegd. Dat is geen indicatie van het belang dat wij eraan hechten. Ik noem de schoolbudgetten, het VMBO, het vernieuwingsfonds in het fundamenteel onderzoek en taalonderwijs en inburgering als belangrijke prioriteiten.

Ten slotte noem ik de lokale omroep. Eigenlijk wil ik dit debat daarvoor niet gebruiken, maar het debat met de staatssecretaris voor mediabeleid stagneert steeds door het ontbreken van de minister van Financiën, die de onderhandelingen met VNG en IPO doet. Ondanks de toezegging van het kabinet, vooruitlopend op de fiscalisering, dat het niet de bedoeling was om die ontwikkeling van informatie op lokaal en regionaal niveau te korten, zijn de ontwikkelingsmogelijkheden toch beperkt. Wij menen dat de toezegging gestand moet worden gedaan. Bij motie of amendement zullen wij de zaak trachten te repareren.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De minister zal morgenochtend antwoorden.

Sluiting 23.19 uur

Naar boven