Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 25 oktober 1999:

  • - van 11.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor VoorzitterSociale Zaken en Werkgelegenheid over het nadere kabinetsstandpunt Arbeid & Zorg (26447).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Bij de regeling van werkzaamheden gisteren heb ik de Kamer toestemming gevraagd om een interpellatie te houden over de arbeidsplicht voor alleenstaande moeders in de bijstand, het plan van het kabinet dat dit weekend bekend werd gemaakt. Tijdens het debat daarover tekende zich een meerderheid af voor een spoeddebat op hoofdlijnen. Ik begreep dat althans zo. Op grond daarvan heb ik in de daaropvolgende procedurevergadering geprobeerd een debat op hoofdlijnen te realiseren. In die procedurevergadering bleek plotseling dat de meerderheid van de fracties voor een notaoverleg was over de brief van het kabinet.

Naar aanleiding van dit alles heb ik besloten om in elk geval mijn interpellatieverzoek in te trekken en morgens tijdens het algemeen overleg over een aantal zaken in het kader van de Algemene bijstandswet het plan van het kabinet voor die verplichting tot arbeidsdeelname aan de orde te stellen. Ik had gisteren begrepen dat ook een aantal andere fracties dat zouden doen. Het probleem is dat alleen minister De Vries daarbij aanwezig is en staatssecretaris Verstand niet. Wellicht kunt u uw invloed aanwenden, in de zin dat mevrouw Verstand wel aanwezig kan zijn.

Vervolgens is mijn verzoek aan u om het verslag van dat algemeen overleg morgen op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen en, als dit niet zou kunnen, aanstaande dinsdag.

De voorzitter:

Dat laatste zullen wij afwachten. Wat uw andere vragen betreft vraag ik de vice-voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de mening van de commissie naar voren te brengen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De commissie heeft gisteren in haar procedurevergadering met de grootst mogelijke meerderheid besloten dat het wenselijk is het debat over de positie van bijstandsvrouwen in relatie tot de hele nota Arbeid en zorg te behandelen. Daarover is zojuist besloten dat er 25 oktober een uitvoerig notaoverleg zal plaatsvinden. Vervolgens heeft de commissie geconcludeerd dat een spoeddebat in dat kader niet aan de orde zou zijn.

Vervolgens is wel ter sprake gekomen het feit dat er morgenochtend een algemeen overleg met de minister van Sociale Zaken zal zijn over een aantal zaken die de bijstand betreffen. Het staat de leden vrij om hun inbreng vorm te geven op de wijze waarop zij dat willen. Ik wijs erop dat de commissie ook besloten heeft het algemeen overleg, waar twee uur voor staat, niet uit te breiden. Dat betekent dat ieder voor zich moet bedenken hoe hij zijn prioriteiten binnen de agenda zal leggen.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Noorman bevestigt wat ik zojuist heb weergegeven. Ik zal in elk geval morgen in het algemeen overleg op de verplichte arbeidsdeelname terugkomen. En als u nog mogelijkheden ziet om mevrouw Verstand te strikken voor dat debat, dan hoor ik dat graag van u.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te sturen naar het kabinet, zodat men op de hoogte is van uw wens. Dat is ook de enige mogelijkheid die ik zie om hier iets aan te doen. Verder zijn er voldoende afspraken gemaakt, zoals ook door mevrouw Noorman namens de commissie naar voren is gebracht.

Uw verzoek om het verslag op de agenda van de plenaire vergadering te zetten, is nu niet aan de orde. Daar kunnen wij morgen over spreken. U kunt morgen voorstellen om dat te doen. Anders praat u over een vergadering die nog niet eens is gehouden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik zal twee verzoeken doen. Ten eerste heeft de CDA-fractie met verbazing en enig ongenoegen kennisgenomen van de uitspraken van minister Pronk, gisteravond gedaan in het programma "Een doekje voor het bloeden", waarin hij onverhuld stevige kritiek uitte op het landenbeleid van minister Herfkens, zijn opvolger. Het nieuwe landenbeleid is nu juist het kernbeleid van de nieuwe minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

U weet dat wij geen inhoudelijk debat voeren bij de regeling van werkzaamheden. Ik vraag u daarom uw verzoek te formuleren.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik geef aan in welke richting mijn vragen gaan. Wij hebben graag opheldering van het kabinet, omdat de uitspraken van minister Pronk ons in verwarring brengen. Drie maanden geleden hebben wij uitgebreid gedebatteerd over het nieuwe landenbeleid. Waar staat het kabinet nu? Er is ook verwarring in het maatschappelijk middenveld, dus bij de organisaties die zich met ontwikkelingssamenwerking bezighouden. Zij weten niet waar zij aan toe zijn. Ook internationaal ontstaat er verwarring. Minister Pronk is internationaal geen onbekende. Als lid van het kabinet uit hij stevige kritiek op het beleid van zijn opvolger.

Wij ontvangen graag een brief van het kabinet, met daarin een reactie op de uitspraken van minister Pronk en een antwoord op de volgende vragen. Welke positie kan naar de mening van het kabinet minister Herfkens nu internationaal nog innemen, gelet op de uitspraken die haar voorganger, lid van het kabinet, heeft gedaan? Welke conclusies en consequenties verbindt het kabinet aan de uitlatingen van de heer Pronk?

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! Ik maak een puur procedurele opmerking. Ik wijs erop dat er gisteren een procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken is gehouden, waarin dit onderwerp aan de orde is gekomen. Ik heb die procedurevergadering voorgezeten, dus uit hoofde van die functie reageer ik nu. In de vergadering is afgesproken dat in de eerstkomende procedurevergadering deze zaak weer besproken zal worden, omdat dan ook de betrokken woordvoerders aanwezig zijn. De eerstvolgende procedurevergadering zal morgen om 13.00 uur worden gehouden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Enige authenticiteit kan minister Pronk niet worden ontzegd. Hij heeft wel vaker recht uit het hart gesproken. Het gaat echter om de eenheid van beleid. Dat is een vrij ernstig punt. Ook mijn fractie heeft gisteren beraadslaagd over deze zaak. Er liepen allerlei voornemens terzake van procedurevergaderingen en dergelijke. Het is van tweeën één: de procedurevergaderingen leiden snel tot een goede actie of er wordt aan de regering een brief gevraagd over dit incident. Het moet, mij dunkt, als een incident worden beschouwd als een minister een andere minister uit hetzelfde kabinet afvalt wat geaccordeerd beleid betreft. Ik ben geneigd mevrouw Van Ardenne in dezen gelijk te geven, zeker nu het in de plenaire vergadering aan de orde is.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Mijn fractie heeft na het zien van de televisie-uitzending wat andere gevoelens. Wij hebben dan ook wat minder hoog oplopende emoties bij dit onderwerp. Na de reactie van onze premier, die heeft duidelijk gemaakt dat ontwikkelingssamenwerking op Ontwikkelingssamenwerking gemaakt wordt en niet op VROM, kan men toch niet meer in verwarring zijn. Wij hebben daarom geen behoefte aan het verzoek van mevrouw Van Ardenne.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Mijn fractie deelt de verbazing van de CDA-fractie op dit punt wél. Ik wil erbuiten blijven of dat verder een zaak van u, voorzitter, is of van de commissie. Het lijkt mij wel zaak dat wij zo spoedig mogelijk de opheldering krijgen waarom mevrouw Van Ardenne heeft gevraagd.

De voorzitter:

Mij is gebleken dat een aantal leden opheldering wil hebben over de uitspraken. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te zenden naar het kabinet. Ik ga ervan uit dat morgen in de procedurevergadering van de commissie voorzover nodig al enige afspraken over dit punt worden gemaakt.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Ardenne, voor het doen van haar tweede verzoek.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Mijn tweede verzoek houdt verband met het eerste. Ik ben blij dat de brief aan de regering wordt gevraagd, maar ik wil daaraan graag verbinden dat de CDA-fractie deze brief liefst voor het weekeinde wenst te ontvangen. Ik wil u daarom verzoeken er bij de opstelling van de agenda voor de komende week al rekening mee te houden dat de CDA-fractie een plenair debat met zowel minister Pronk als minister Herfkens wenst te voeren. Of dat een vijfminutendebat wordt dan wel een interpellatie, laat zich nog aanzien.

De voorzitter:

Mevrouw Van Ardenne, u loopt nu wel erg ver vooruit op zaken die in de procedurevergadering aan de orde moeten komen. Wij wachten het resultaat van de procedurevergadering af. Voor alle helderheid: we hebben besloten dat dit deel van het stenogram wordt doorgezonden naar het kabinet. Wij wachten de reactie daarop af.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Voorzitter: Rehwinkel

Naar boven