Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Uitvoering van de Richtlijn 96/71/EG van het Europees parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L 18) (Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid) (26524)

, en van:

- de motie Weekers c.s. over uitbreiding van de werkingssfeer (26524, nr. 10).

(Zie vergadering van 15 september 1999.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft gevraagd om heropening van dit debat, omdat een aantal vragen is blijven liggen. Voor onze fractie is in ieder geval de belangrijkste vraag die naar de stand van de implementatie van de richtlijn grensoverschrijdende arbeidsvoorwaarden. Hoe staat de implementatie in andere lidstaten ervoor? Wij willen de wet graag ook van toepassing laten zijn op andere sectoren en branches dan alleen de bouw en aanverwante sectoren, maar dan is het van belang te kijken naar wat de andere lidstaten doen. Wij hebben een heel vertoog van de minister gehoord over mogelijke complicaties als de richtlijn niet goed wordt toegepast. Hij heeft uitvoerig uitgelegd hoe het allemaal fout kan gaan met de ULAK in Duitsland, maar waar het in feite om gaat is de vraag hoe de verschillende lidstaten bezig zijn met de implementatie en het vertalen van de richtlijn naar de branches en sectoren. Ik nodig de minister dan ook uit de Kamer een dergelijk overzicht te verstrekken.

Voorzitter! Ook de vraag naar de verbreding van de detacheringsrichtlijn moet worden beantwoord. De minister heeft de vorige keer reeds gezegd bereid te zijn om te spreken met de sociale partners en het in Europees verband op de agenda te zetten. Dat mag naar mijn mening echter wel een slag scherper. Ik zou de minister derhalve willen verzoeken hierover advies te vragen aan de SER. Dat hoeft geen eigenstandig SER-advies te worden. Er ligt een plan met adviesaanvraagvoornemens aan de SER. Wij menen dat dit punt vrij eenvoudig kan worden opgenomen in de adviesaanvrage inzake de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie. Ik zou de minister dan ook willen vragen die uit te breiden en daarin op te nemen een advies van de SER inzake de mogelijke wenselijkheid van verbreding van de richtlijn grensoverschrijdende arbeidsvoorwaarden.

De richtlijn kent een clausule. Daarin wordt gezegd dat op het moment dat de richtlijn in alle lidstaten in wetgeving is vertaald, een en ander na vijf jaar zal worden geëvalueerd. Ik zou met klem willen verzoeken niet vijf jaar te wachten alvorens die richtlijn mogelijk verbreed wordt. Die evaluatieclausule moet niet gelden voor het actief aan de orde stellen van de verbredingsmogelijkheid. Afhankelijk van het antwoord van de minister zal ik daarop in tweede termijn terugkomen.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Verburg heeft om een heropening gevraagd. Dat biedt mij de kans nog even in te gaan op een aantal argumenten die de minister in tweede termijn naar voren heeft gebracht tegen een tweetal ingediende amendementen.

Met name de argumentatie die hij in tweede instantie tegen het amendement op stuk nr. 9 heeft ingebracht, hebben ons doen besluiten dit amendement in te trekken. Dat betrof in de eerste plaats de bureaucratie en op de tweede plaats het feit dat de overheid geen verantwoordelijkheden van sociale partners moet overnemen door zelf een vertaalslag te maken naar CAO's.

Wij blijven van mening dat het gewenst kan zijn het aantal sectoren uit te breiden. Ik heb een daartoe strekkende motie ingediend. Die motie willen wij handhaven. De minister vindt de motie een constructieve bijdrage aan het debat en is voornemens die uit te voeren. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het najaarsoverleg of in andere contacten met sociale partners.

Mevrouw Verburg heeft nog een aantal zaken op tafel gelegd en een vertaalslag gemaakt door voor te stellen om hetgeen wij in Nederland willen, ook in EU-verband te agenderen. Dat ondersteunen wij van harte.

Mijn motie kan los gezien worden van het verzoek dat mevrouw Verburg zojuist deed om het SER-advies over de arbeidsmobiliteit in de Europese Unie uit te breiden met de vraagstelling of deze richtlijn naar een aantal sectoren moet worden uitgebreid. Ik zou haar verzoek van harte willen ondersteunen. Een apart SER-advies vind ook ik iets te zwaar.

Ten slotte steunen wij haar verzoek om een overzicht van de implementatie door andere lidstaten. De minister heeft iets verteld over België en Duitsland. Wij zijn ook zeer benieuwd naar andere EU-lidstaten.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Weekers c.s. (stuk nr. 9) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister De Vries:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de Kamer voor de inbreng. Mevrouw Verburg heeft mij gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking van deze richtlijn in de verschillende lidstaten. Zoals bekend, is de implementatie in Duitsland gebeurd, met de bekende gevolgen van dien. In de andere lidstaten is dat nog niet het geval. Sterker nog, daarvan hebben wij op het departement nog geen concepten gezien. Wij liggen dus wat voor. Vandaar dat het ook zo belangrijk is dat wij het op de goede manier doen.

Het is jammer dat de andere lidstaten vertraagd zijn. Het zou reden kunnen zijn om de beweging die mevrouw Verburg, ondersteund door de heer Weekers, van mij vraagt in de richting van andere lidstaten wat uit te breiden en ook het belang van opschieten te onderstrepen. De evaluatie zou eigenlijk in 2001 moeten plaatsvinden. Immers, dat is vijf jaar na het tot stand komen van de richtlijn. Het is opportuun om op korte termijn met de collega's over deze materie in contact te treden en aandacht te vragen voor de aspecten waarover wij het gehad hebben.

Thans resteert nog één amendement. Ik ben de heer Weekers erkentelijk voor het feit dat hij zijn amendement heeft ingetrokken. Hij zal zich herinneren dat ik er inhoudelijk minder bezwaar tegen had dan tegen het amendement van mevrouw Verburg, maar dat het naar mijn smaak ook niet veel toevoegde aan de werkwijze op dit punt.

Ik heb de heer Weekers toegezegd dat ik met de sociale partners zal overleggen over mogelijke uitbreidingen van dit onderwerp naar andere CAO's. Ik weet niet helemaal zeker of het najaarsoverleg daarvoor een goede gelegenheid biedt. Immers, dat is meestal nogal centraal, terwijl het hier gaat om CAO-partners die zich over deze zaak moeten uitspreken. Het kan echter geen kwaad om het alvast aan te melden. Ik zal de motie volledig uitvoeren en de Kamer daarover berichten.

Mevrouw Verburg heeft mij aangespoord om in de richting van Europa actie te ondernemen. Ik begreep dat zij overweegt om daarover een uitspraak te vragen. Ik ben bereid om dat te doen. Meestal zijn ministers niet zo blij met moties waarvan zij denken dat ze niet nodig zijn, maar dit kan mij in de discussie met het buitenland helpen bij mijn overtuigingskracht. Hoewel wij het van harte eens zijn, wil ik niet om redenen van particularisme vragen om af te zien van een motie.

Het is waar dat het kabinet een vraagstelling aan de SER voorbereidt. Ik ben geneigd te denken dat dit aspect hierin goed kan worden meegenomen. Het moet er wel goed in passen. De heer Weekers dacht dat het misschien te zwaar was om te kiezen voor een aparte adviesaanvraag. Bij de SER zijn er tegenwoordig mogelijkheden om niet alleen een boek te schrijven, maar ook op een klein onderwerp advies uit te brengen. Als het SER-advies te lang zou duren, kan overwogen worden om het op een andere manier te doen. Men is in ieder geval zeker bereid om een kort advies te formuleren. Over het consulteren van de SER ben ik het dus graag met de Kamer eens.

De voorzitter:

Het is mij gebleken dat mevrouw Verburg behoefte heeft aan een vierde termijn om een amendement in te trekken en een motie in te dienen. Ik maak daar de opmerking bij dat de minister reeds heeft toegezegd dat hij de in te dienen motie zal uitvoeren. De reden om de motie toch in te dienen, moet naar mijn smaak dan ook gemotiveerd worden. Het lijkt mij goed hiertoe gelegenheid te geven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! De minister heeft aangegeven dat hij zich zal inspannen op Europees niveau. Maar vanwege de vertraging die nu al is opgetreden met betrekking tot de implementatie van de richtlijn in de verschillende Europese lidstaten, ziet de minister het als een steun in de rug als hij een uitspraak van de Kamer krijgt die hem aanspoort dit op Europees niveau actief op de agenda te zetten. Die ruggensteun wil ik hem niet alleen namens de oppositiepartij het CDA, maar ook namens de drie coalitiepartijen graag geven. Dat is de reden waarom ik deze motie toch graag indien. Het is goed die voortvarendheid erin te houden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de EU-detacheringsrichtlijn zijn oorsprong vindt in ontwikkelingen binnen de sectoren van de bouw;

overwegende, dat gelet op de arbeidsmarktontwikkelingen sinds begin jaren negentig de richtlijn ook in andere branches en sectoren een gewenste bijdrage kan leveren aan het detacheren van werknemers of het verlenen van diensten binnen de EU;

van oordeel, dat over verbreding van de implementatiewet in Nederland advies van de SER is gewenst is;

van oordeel, dat verbreding van de werking van de richtlijn in EU-verband aan de orde moet worden gesteld;

verzoekt de regering in de voorgenomen adviesaanvraag aan de SER inzake de arbeidsmobiliteit in de EU eveneens advies te vragen over verbreding van de implementatiewet naar andere branches en sectoren, alsmede verbreding van de werking van de richtlijn actief in Europees verband aan de orde te stellen en de Kamer op de hoogte te houden van ontwikkelingen en concrete stappen op dit punt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verburg, Weekers, Schimmel en Kuijper. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (26524).

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! Ten slotte zal ik doen wat u al hebt aangekondigd: ik trek mijn amendement daarmee in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Verburg (stuk nr. 8) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister De Vries:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank mevrouw Verburg voor de intrekking van haar amendement. Ik geloof dat wij een goede gedachtewisseling hebben gehad en dat wij met elkaar tot de constatering zijn gekomen dat het beter kan zoals thans is gebeurd. Correctheidshalve maak ik één kanttekening bij de motie, waar heel expliciet over dat ene adviesonderwerp wordt gesproken. Ik heb net, de motie niet kennende, gezegd dat als dat niet de meest geëigende plaats mocht zijn, gezien de context of de tijdsduur die daarmee gemoeid zijn, ik zal kijken of de SER op een andere manier tot een advies kan worden uitgelokt. Dat zeg ik, omdat het wel eens zo zou kunnen zijn dat men mij al te letterlijk aan die uitspraak bindt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven