Vragen van het lid Lambrechts aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over de scholierenstaking over de tweede fase en het studiehuis.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mevrouw de voorzitter! Er is commotie ontstaan over de tweede fase en het studiehuis in het voortgezet onderwijs, niet omdat iedereen het plotseling allemaal niets vindt, maar omdat het programma te overladen is. Op 6 december zullen waarschijnlijk veel scholieren staken om te protesteren tegen de overladenheid van het programma. Het is belangrijk dat de leerlingen die dat willen, de kans krijgen om zich uit te spreken op een door henzelf gekozen wijze. De meeste directeuren en rectoren hebben zich intussen achter deze actie van de scholieren gesteld; sommige directeuren en rectoren hebben daarentegen te kennen gegeven dat zij staken onder schooltijd opvatten als spijbelen en onrechtmatig schoolverzuim. De fractie van D66 vraagt de staatssecretaris om uit te spreken dat leerlingen die dat willen, de kans krijgen om aan de staking deel te nemen, zonder dat zij bang hoeven te zijn dat zij daarvoor bestraft of beboet zullen worden. Wil zij dat nu uitspreken?

Ten tweede vragen wij de staatssecretaris of zij bereid is om de kritiek serieus te nemen en er iets mee te doen. Veel leerlingen en leraren hebben het op dit moment ontzettend zwaar. Dat zijn niet de slechtste leraren en de slechtste leerlingen; het zijn wel degenen die graag hun werk af hebben wanneer zij 's avonds gaan slapen. Dat lijkt mij geen slechte eigenschap.

Ten derde vraag ik de staatssecretaris om een voorstel voor te bereiden dat een oplossing biedt voor de versnippering en de overladenheid en dat ook richting kan geven aan het debat met scholieren en leraren. De fractie van D66 vraagt haar bovendien om daar niet te lang mee te wachten, omdat een oplossing niet alleen zal moeten gelden voor de komende generaties en de jaren die nog komen, maar ook voor degenen die nu in het studiehuis zitten en die daar evenmin de dupe van mogen worden.

Staatssecretaris Adelmund:

Mevrouw Lambrechts heeft mij zeer concrete vragen gesteld. Scholen zijn autonoom in de wijze waarop zij omgaan met leerlingen die op 6 december niet verschijnen. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat men daar in wijsheid mee zal omgaan. Op andere momenten hebben wij zeer heftig overleg gevoerd over de vraag hoe moet worden omgegaan met voortijdig schoolverlaten en spijbelen. Dit is een ander soort kwestie die men ook binnen de scholen zelf zeer goed kan oppakken, omdat er nog een aantal vragen openstaan.

Mevrouw Lambrechts vraagt mij om de kritiek serieus te nemen en er iets mee te doen en om ten behoeve van de huidige generatie en de komende generaties een voorstel te doen ter oplossing van de versnippering en overladenheid. Natuurlijk zal ik graag aan die verzoeken voldoen. Ik zie de voor 6 december voorgenomen actie als een signaal, maar ik moet zeggen dat een signaal niet voldoende is. Een signaal is pas een echt signaal als het voorzien is van een goede argumentatie; daar wil ik graag naar zoeken. Ik heb overleg gevoerd met het Procesmanagement voortgezet onderwijs, de inspectie en de VVO en die zullen er allemaal aan meewerken om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de extra mogelijkheden die zouden moeten ontstaan als gevolg van de overladenheid. Het is bekend dat wij ten aanzien van de monitor en de daarin opgenomen gegevens steeds zeer effectief hebben gereageerd. Daar is in het afgelopen jaar tot vier keer toe direct een reactie van mij op gevolgd: een verzachting in het eerste kwartaal, de slaag-zakregeling, tegelijkertijd een bezemregeling en een extra verzachting van wiskunde. Dat waren vier reacties op de monitor. Uit de huidige monitor valt op te maken dat de leerlingen harder werken. Dat heeft de Kamer dan ook eerder besloten in haar wijsheid. De leerlingen krijgen te maken met een grotere belasting. Uit de laatste monitor lijkt op te maken dat de leerlingen het redden. Dat gebeurt zonder een extra selectie, een andere wens van de Kamer. Op grond van de reacties van leerlingen op internet lijkt een extra ronde onderzoek nodig. Ik voldoe graag aan die wens. Ik wil van het PMVO, de inspectie en de VVO de argumenten afwachten, om vervolgens de Kamer voorstellen te doen. Waarom? Ik loop niet graag het risico dat wij de verkeerde voorstellen volgen op dit moment. Alle kennis die er in huis is om de nodige maatregelen te mobiliseren, deel ik graag met de Kamer. Ik wil echter graag die maatregelen nemen die de oorzaken van de problemen wegnemen. Ik wil dus heel goed kijken naar wat uit het onderzoek naar voren komt.

De studeerbaarheid is een belangrijke opgave voor ons. Wij willen immers dat de leerlingen hard werken, maar wij willen niet dat zij zich over de kop werken. De studeerbaarheid vertoont een duidelijke spanning met wat de Kamer heeft geformuleerd over de kwaliteit van het onderwijs in de tweede fase. Die spanning is er en die wil ik graag met de Kamer bespreken aan de hand van de onderzoeksresultaten. Ik ben daarvan, net als de Kamer, nog in afwachting. Wij hebben op 16 december een overleg. Ik hoop dat de eerste resultaten dan beschikbaar zijn. Ik vermoed overigens dat wij over de tweede fase steeds opnieuw, ook naar aanleiding van de monitors en verder onderzoek, in gesprek zullen blijven.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik ben niet ongelukkig met wat ik gehoord heb. Ik wil echter wat zaken afchecken voordat ik beslis hoe gelukkig ik ben.

Als ik de staatssecretaris goed versta, zegt zij dat clementie niet nodig is omdat de scholen autonoom zijn en men dus mag aannemen dat zij weten wat hun te doen staat. Ik hoop dat ook. Ik hoop dat de scholen dit signaal van de staatssecretaris zullen opvangen en kinderen die op deze manier uiting willen geven aan hun ongenoegen over de overladenheid daartoe de kans zullen geven. Het is formeel juist dat een en ander aan de scholen is. Een signaal van de staatssecretaris zal echter niet naast zich neer worden gelegd.

Ik heb de staatssecretaris gevraagd de kritiek serieus te nemen en met een voorstel te komen. Zij is aan zet en wil daarvoor haar hulptroepen gebruiken: de inspectie en het PMVO. Wij zijn daar zeker niet op tegen. Ik vraag de staatssecretaris echter om dit snel te doen inzake de vraag of er sprake is van overladenheid. Wat dat betreft zijn de signalen van het PMVO erg wisselend. Het ene moment lijkt er weinig aan de hand en is er sprake van een overgangsprobleem. Het andere moment is er een grote erkenning van de problemen. Wij moeten op korte termijn vast kunnen stellen of er sprake is van overladenheid. Pas daarna kunnen wij immers komen te spreken over de hoe-vragen.

Wij denken dat er maatregelen nodig zullen zijn. Ik heb daarom aan de staatssecretaris gevraagd, daarbij een onderscheid te maken tussen maatregelen voor de langere termijn, de komende generaties, en voor de korte termijn. Op dit moment zitten er immers kinderen in het studiehuis die te maken hebben met de overladenheid en waarvoor nu een oplossing gevonden moet worden.

Voorzitter! Ik heb reeds eerder gezegd dat wij met het VMBO eenzelfde traject ingaan en dus dezelfde fouten maken als eerder bij de tweede fase zijn gemaakt. Als wij niet uitkijken wordt dat een nog grotere ramp. Ook hiervoor wil ik een time-out bepleiten.

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Scholen zijn autonoom en mogen dus zelf besluiten op welke wijze zij omgaan met wat de leerlingen zich nu voornemen.

Wat betreft de overladenheid zijn de signalen heel divers. Soms wordt gezegd dat het invoeringsproblemen zijn. De schoolorganisaties staan immers voor veel verschillende uitdagingen. Soms wordt de oorzaak gelegd bij het aantal vakken en soms bij de zwaarte van de vakken of de lesmethode en de omgang van leraren met onderwijsvernieuwingen. Ik hoor er steeds verschillende geluiden over. Ik ben niet toe aan het benoemen van maatregelen ten aanzien van de overladenheid. Hetgeen uit de PMVO-rapportage blijkt, heeft ons tot maatregelen gebracht. Het nodigt ons echter niet uit tot nieuwe maatregelen. Ik zal die rapportage graag betrekken bij de nieuwe vraag, wat er schuil gaat achter de kritiek van de leerlingen die zich, naar ik aanneem, zonder meer op 6 december zal manifesteren. Ik moet onderkennen dat er een signaal is, maar op dit moment is onvoldoende duidelijk wat de motieven voor dit signaal zijn en welke maatregelen dit signaal met zich zou moeten brengen.

Mevrouw Lambrechts gaf ook aan dat er ten aanzien van het VMBO een nog grotere pan te verwachten is. Ik zou niet graag degenen die op dit moment bezig zijn met de vernieuwing in het onderwijs, willen voorhouden dat er naar onze mening een grote pan van wordt gemaakt. Er blijkt bijzonder veel uit de monitoring van de tweede fase, onder andere dat het op heel veel scholen heel goed gaat, dat heel veel leerlingen zin hebben in meer zelfstandigheid, dat heel veel leerlingen zin hebben in de tweede fase en dat er ook nogal wat mensen uitkijken naar een steviger verankering van het beroepsonderwijs in ons onderwijs. Wij komen daarover te spreken bij de basisvorming en de VMBO-operatie die wij steeds opnieuw in deze Kamer doornemen.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie neemt de signalen van leerlingen en leraren over overladenheid van het programma serieus. Daarom hebben wij op 22 juni een motie ingediend die de staatssecretaris vraagt om de studielast kritisch te volgen. Ik ben blij met de toezegging die de staatssecretaris nu weer doet om deze motie op korte termijn uit te voeren.

De VVD-fractie heeft wel met verbazing kennisgenomen van de uitlatingen van een topambtenaar van het ministerie, de heer Zunderdorp van het Procesmanagement voortgezet onderwijs. Hij steunt de stakingsacties en vindt dat het goed is dat leerlingen niet naar school, maar naar het Malieveld gaan. De vraag is of de staatssecretaris de visie van haar topambtenaar deelt en, zo niet, of zij passende maatregelen tegen hem heeft getroffen.

Is de staatssecretaris bereid om de landelijke stakingsdag van 6 december a.s. een andere invulling te geven, zodat het een landelijke studiedag wordt waardoor scholieren, leraren, onderwijsinspectie en schoolleiders samen spreken over aard en omvang van de overladenheid, waardoor betrokkenen meer serieus worden genomen?

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Wij nemen de signalen van de leerlingen serieus. Wie niet? Iedereen doet dat natuurlijk. Het gaat erom welke argumentatie onder de signalen zit, zodat wij ook adequate maatregelen zouden kunnen overwegen. Misschien moeten die adequate maatregelen niet eens door ons worden genomen, maar door anderen. Dat moeten wij overwegen op het moment dat wij de onderzoeksresultaten op tafel hebben. Wij hebben niet anders gedaan dan steeds kritisch onderzoeken volgen en daar vervolgens maatregelen op afstemmen, dus daar kunnen wij mee doorgaan.

De heer Zunderdorp is geen topambtenaar van het ministerie van OCW, maar werkt bij het procesmanagement en heeft een wat andere positie dan topambtenaren. Ik heb hier vanmorgen met hem van gedachten over gewisseld. Mensen die betrokken zijn bij beleid dat zo belangrijk is als de invoering van de tweede fase, hebben volgens mij altijd de mogelijkheid om aan maatschappelijke discussies deel te nemen en daarover van mening te verschillen. De procedure die gevolgd is door de heer Zunderdorp, is niet een procedure die ik toejuich. Ik heb hem dat vanmorgen ook laten weten. Ik had graag tevoren inzicht gekregen in de wijze waarop hij in Buitenhof zijn mening zou willen geven. Ik heb zijn opmerkingen overigens ook nog eens op schrift doorgelezen en toen gezien dat de heer Zunderdorp eigenlijk niet anders zegt dan wat ik zelf ook vind, namelijk dat hij op dit moment niet kan overzien wat schuil gaat onder de argumentatie van de leerlingen ten aanzien van overladenheid. Hier zit dus geen verschil van mening.

Ten slotte het punt van een mogelijke andere invulling van 6 december a.s. Ik wil graag aan degenen die in actie willen komen, overlaten hoe zij die dag willen invullen. Ik heb geen enkel bezwaar tegen maatschappelijke acties en vind het bijzonder goed als mensen laten weten hoe zij over zaken denken. Ik kan mij voorstellen dat de modaliteit die op dit punt is genoemd, ook een hele goede is.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het is goed dat scholieren actie nemen om signalen aan ons allen, aan de politiek, af te geven. Deze staatssecretaris, Karin Adelmund, vroeger van de FNV, zou eigenlijk de laatste moeten zijn om het niet zo te zien.

De staatssecretaris laat het aan de scholen over of zij de scholieren al dan niet in staat stellen op 6 december aanstaande te demonstreren. Mijn fractie is van mening dat het van groot belang is te studeren op de mogelijkheden van een stakingsrecht voor scholieren. Ik hoef nu geen inhoudelijk antwoord te hebben. Dat formuleren zal tijd kosten. Mijn eerste vraag is of de staatssecretaris bereid is om op zo'n recht te studeren.

Mijn tweede vraag is als volgt. Ik verwacht geen kant-en-klare reacties van de staatssecretaris inzake het bijstellen van het overladen programma. Wel vraag ik of zij bereid is over een paar weken, op 16 december, aan te geven welke zaken op korte termijn geregeld kunnen worden.

De voorzitter:

Punt!

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mijn derde vraag is de volgende.

De voorzitter:

Een heel korte zin, mijnheer Rabbae!

De heer Rabbae (GroenLinks):

Is de staatssecretaris bereid om toe te staan dat in plaats van één onvoldoende twee onvoldoendes bij het eindexamen worden toegestaan...

De voorzitter:

Punt! De staatssecretaris heeft het woord.

Staatssecretaris Adelmund:

De heer Rabbae stelde een vraag over stakingsrecht voor scholieren. Het is een maatschappelijke actie. Ik herinner mij natuurlijk meteen de uitspraken van rechters over politieke acties. Een aantal scholieren is van plan hier op het Binnenhof actie te voeren. Ik ben het eens met de heer Cornielje, dat zij het op die dag ook kunnen hebben over de wijze waarop zij de problemen zouden kunnen aanpakken. De vraag kan tot interessante debatten leiden. In het geval van de kruisraketten heeft de rechter gezegd dat een bedrijf maar een uur platgelegd mocht worden, omdat het niet over het bedrijf ging maar over de politiek. Een discussie daarover voeren wij niet in een tweeminutendebat. Ik kan mij ook niet voorstellen dat het het allereerste is dat wij nu moeten regelen.

Op dit moment vind ik het belangrijker te onderzoeken of er sprake is van overladenheid van het programma voor leerlingen en mogelijk ook voor leraren. Daar wil ik niet nog een vraagstuk bij nemen. De leerlingen hebben elkaar uitstekend gevonden, via internet. Zij zijn in discussie. Ik hoor graag hun argumenten over overladenheid. Ik wil graag dat dit op zo'n manier gebeurt, dat het heel productief is voor de onderwijssituatie waarin zij zich bevinden. Ik hoor zeer ongelijksoortige argumenten daarvoor. Ik zie aan de heer Rabbae dat hij moeite heeft om mij te verstaan.

De voorzitter:

Ik doe tegenwoordig om de veertien dagen een verzoek om stilte. Dit was eigenlijk niet de week daarvoor, maar u hebt gelijk. Het is veel te rumoerig. Ik weet niet of dit in de wandelgangen gehoord wordt, maar als men in de zaal heel stil is, wordt het in de wandelgangen ook onmiddellijk stil. Dat werkt als communicerende vaten.

Staatssecretaris Adelmund:

De heer Rabbae vroeg zich af op welke wijze wij op 16 december kunnen overleggen. Ik hoop van harte dat wij dan kunnen spreken over resultaten van kortlopende onderzoeken. De inspectie zal een onderzoek doen en het PMVO zal een kortlopend onderzoek doen. Ik hoop dat ik de resultaten daarvan dan beschikbaar heb, zodat wij maatregelen kunnen overwegen. Ik vind dat die moeten passen bij hetgeen uit het onderzoek komt. Signalen op zichzelf zijn onvoldoende om maatregelen te nemen. Het risico voor de kwaliteit van het onderwijs dat wij lopen als wij dat even in the blind doen, is veel te groot.

De laatste vraag van de heer Rabbae heb ik zo onduidelijk opgeschreven, dat ik het niet meer kan lezen.

De voorzitter:

Die was ook buiten de tijd gesteld!

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Het mag helder zijn dat de PvdA-fractie niet zit te wachten op overwerkte leerlingen en leraren, maar wij vinden de lijn die de staatssecretaris voorstelt heel verstandig: geen overhaaste stappen.

Wil de staatssecretaris naast alle instituties ook de stakende leerlingen uitnodigen voor een gesprek en niet alleen afwachten wat er op 6 december uitkomt?

Een beeld dat wel erg heerst, is dat de leerlingen vergeten zijn bij de totstandkoming van de tweede fase. Dat lijkt mij ten onrechte. Wil de staatssecretaris dat beeld wegnemen?

De heer Rabbae zeg ik dat ik veertien jaar geleden als scholier ook heb gestaakt, tegen de komst van kernwapens. Daar hadden wij geen recht voor nodig; dat deden wij gewoon.

Staatssecretaris Adelmund:

Maar in de bedrijven lag dat iets ingewikkelder, zo herinner ik mij nog!

Ik ga door met de vraag die de heer Rabbae heeft gesteld, want ik zag ineens weer wat ik daar had opgeschreven: mag je met twee onvoldoendes door? Ik heb de Kamer een versoepeling van de slaag-zakregeling toegezonden en ik krijg daar weer de reactie op, dat het nu wel weer erg soepel wordt. Wij zullen daarover nog een keer moeten overleggen. De Kamer heeft deze versoepeling een tijdje terug gekregen.

Mevrouw Dijksma zei dat geen overhaaste stappen mochten worden genomen. De paradoxen die zich hier voordoen, zijn te ingewikkeld om te worden opgelost door er maar een paar vakken of 25% van af te halen. Eerst moet dat onderzoek worden gedaan en dan moet overwogen worden welke maatregelen op welk niveau nodig zijn.

Natuurlijk wil ik juist horen wat de leerlingen ervan vinden. Het PMVO raadt altijd aan om een leerlingenpanel in te schakelen bij de monitor, waar heel direct gemonitord wordt op precies elke school. We hebben nu een heel mooi bestand, dat al een jaar loopt en ook nog een nieuw bestand. Die zijn onderling te vergelijken en leerlingen worden dan ook zeker niet overgeslagen. Ik moet er niet aan denken; zij zijn een heel vitale factor in de vormgeving van de tweede fase. Alleen moeten de leerlingen ook bekijken hoe hun leven eruitziet. Zij hebben een andere sociale samenhang in hun leven dan de leerlingen van flink wat tijd terug. Zij hebben vaak een bijbaan, intensieve liefdes, een verhouding met de computer thuis en niet alleen met die op school. Dat maakt het leven nogal onoverzichtelijk en daarom moeten die zaken wat in balans komen. Ik wil er graag met hen over spreken, dat school geen bijbaan is maar hoofdzaak. Maar er zit een verzwaring in het programma. Eerst was de belasting op school 30 uur en nu zou die 40 uur in totaal moeten zijn, zo staat in de wet. Ik hoop dat dit waar is. Als het meer is, moeten wij dat bekijken want dan voldoen we niet aan de wet.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! De leerlingen gaan staken omdat zij zich proefkonijn voelen in het studiehuis. Het studiehuis zal dan ook met name de zwakke leerling treffen, omdat die het zonder begeleiding niet zal redden. Die signalen zijn er nu al: de leerlingen zeggen dat zelf.

De staatssecretaris lijkt dat niet te horen, althans onvoldoende en ik vraag mij dan ook af wanneer zij wel bereid is om die signalen duidelijk te verstaan. Als wij wachten tot het einde van het jaar, hebben wij meer zittenblijvers en gezakte leerlingen. In hoeverre accepteert de staatssecretaris een dergelijke toename?

Mevrouw Dijksma heeft opgemerkt dat scholieren wel iets gevraagd is. Hoe verklaart de PvdA dan de massale steun, die nu lijkt te ontstaan voor die staking? Hoe verklaart zij het feit, dat de PvdA-fractie de vorige week nog tegen de verlichting van de programma's heeft gestemd?

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Ik zou het een zeer slechte zaak vinden wanneer leerlingen zouden worden gebruikt als proefkonijnen in een onderwijsvernieuwing, die in de Kamer is afgesproken. Niemand heeft die bedoeling gehad en het zou ook direct moeten ophouden als dat het geval is. Ik moet echter wel zeggen dat er zeer ongelijksoortige argumenten aan de orde zijn bij die signalen en daarom moet dat in een onderzoek worden verkend. De Kamer wil toch niet de verkeerde maatregelen? De Kamer wil toch ook niet de kwaliteit van het onderwijs onder druk zetten door te luisteren naar leerlingen, die bijvoorbeeld geen algemene natuurwetenschappen, culturele vorming of Frans willen? Is de SP het daarmee eens? Ik neem toch aan van niet! Dat lijkt mij een beetje te snel door de bocht. Ik wil heel goed kijken naar wat de leerlingen daarover zelf te zeggen hebben, vervolgens onderzoeken hoe die argumentatie in elkaar steekt om vervolgens de juiste maatregelen te verzinnen.

Ten aanzien van de zwakke leerlingen hoor ik twee vertogen: in de eerste plaats, dat er juist extra tijd is voor zwakke leerlingen en in de tweede plaats – de heer Soutendijk heeft er veel ervaring mee – dat zwakke leerlingen meer dan wie dan ook hebben geoefend in zelfstandigheid, omdat hun sociaal-economische omstandigheden dat met zich brengen. Het lijkt mij dan ook goed om die argumenten nog eens te meten. Ik hoop van harte dat inderdaad die 6de december en de tijd ernaartoe de argumenten op tafel leggen op welke wijze wij de kwaliteit van het onderwijs kunnen verbeteren voor leerlingen in die spannende levensfase, waarin zij zoveel meer aan het hoofd hebben dan onderwijs.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! De heer Van Bommel heeft gevraagd waarom de PvdA-fractie de vorige week niet voor de motie heeft gestemd om een kwart van alle vakken zonder meer te schrappen. De staatssecretaris heeft daar zojuist de argumenten voor aangedragen. Wij zijn niet voor kort door de bocht; wel voor adequate oplossingen.

Overigens is er weliswaar een grote actieradius om te staken voor een goede invoering van het studiehuis en de tweede fase, maar uit een belangrijk onderzoek onder 11.000 jongeren blijkt dat 46% van de jongeren nu al aangeeft van harte in te stemmen met dat studiehuis. Daarmee moeten wij als volksvertegenwoordigers ook rekening houden.

De heer Mosterd (CDA):

Voorzitter! Wij hebben een duidelijk signaal van leerlingen en leraren gekregen. Geen van allen willen wij overwerkte leerlingen en leraren. Misschien kan de staatssecretaris ook een signaal terug geven dat de leerlingen die voor de eerste keer met deze vernieuwing te maken krijgen, daardoor niet extra benadeeld zullen worden. Daarbij kan worden gedacht aan een overgangsregeling, waarmee rust op het front van de vernieuwingen ontstaat.

De staatssecretaris zou ook kunnen kijken welke topvijfpunten enige verlichting kunnen geven en dat aan de scholen kunnen meegeven als discussiepunt.

De staatssecretaris zegt dat zij niet verantwoordelijk is voor het PMVO. Ik vraag mij af wie er dan wel verantwoordelijk voor is.

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Natuurlijk ben ik ook verantwoordelijk voor het PMVO, maar de heer Mosterd weet dat hierbij sprake is van ingewikkelde verhoudingen. Bij de departementen is procesmanagement ontstaan, waarbij procesmanagers verantwoordelijk zijn geworden voor de ontwikkeling en implementatie van beleid, in nauwe samenhang met het werkveld. Vandaar dat ook daar voortdurend gemonitord wordt. Het is een wat andere positie dan die van een SG. Dat verschil wilde ik maar even aangeven.

Natuurlijk is het opvallend dat in ieder onderwijsdebat, met managers in basisscholen of met leraren en leerlingen in het voortgezet onderwijs, voortdurend het woord "werkdruk" naar voren komt. Er wordt gesproken van "overladenheid". Onder die term gaat heel veel schuil. Als het inderdaad te maken heeft met de invoering van de onderwijsvernieuwing, moeten er maatregelen worden genomen voor de groep die nu in de tweede fase zit. Het gaat dan om overgangsproblematiek. Wij kunnen kijken hoe wij dat extra kunnen accommoderen voor de groep die er nu in zit. Het is mogelijk dat er een ander type probleem naar boven komt. Eerst was de belasting in lesuren 30 uur. In de Kamer hebben wij dat verhoogd tot 40 uur totale studielast. Er is dus wel degelijk een verzwaring aan de orde. Het is mogelijk dat er nóg meer belasting is; dat moet uit het onderzoek blijken. Als het zo blijkt te zijn, moeten wij maatregelen treffen.

Is er een top vijf in te richten? Op dit moment gebeurt er heel veel voor de scholen die met deze onderwijsvernieuwing bezig zijn. Er worden voortdurend tips en tops aangelegd met punten die kunnen worden aangepakt bij de introductie van het programma. Scholen die dat jaren hebben voorbereid, zitten goed. Dat blijkt bij de leraren en leerlingen aldaar.

Na de bespreking van de resultaten van het onderzoek moeten wij bekijken op welke wijze wij willen omgaan met de overladenheid. Wij hebben de overladenheid al een aantal keren aangepakt. Ik noem de slaag-zakregeling, de bezemleerlingen, het wiskundeprogramma en daarvóór het hele programma waarin wij bij algemene natuurwetenschappen 50% hebben weggehaald van de praktische opdrachten of activiteiten. Wij hebben substantiële stappen gezet.

Ik heb er eerder op gewezen dat oplossingen voor problemen vaak vervolgens zelf het probleem vormen. Gisteren werd door leraren geklaagd dat er steeds aanpassingen worden doorgevoerd, terwijl dat gebeurde naar aanleiding van signalen van hen zelf. Laat ons voorzichtig zijn. Eerst het onderzoek en dan, als het nodig is, aanpassingen.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Er zijn scholen waar problemen zijn ontstaan rond de invoering van de tweede fase, maar er zijn ook scholen waar het goed gaat. Vindt de staatssecretaris het voortdurend speculeren over mogelijk ingrijpende veranderingen niet ontmoedigend voor al die scholen die met veel inzet en vaak met succes het spits afbijten bij de invoering van de tweede fase?

Ik stel ook een vraag aan mevrouw Lambrechts. Zeer recent hebben wij gesproken over de onderwijsbegroting. Bij die gelegenheid is dit onderwerp uitvoerig aan de orde geweest. De motie van de hand van mevrouw Lambrechts is inmiddels door de Kamer verworpen. Wat heeft haar bewogen om, zo kort daarna, dezelfde materie opnieuw aan de orde te stellen, terwijl het enig nieuwe feit lijkt te zijn dat gesproken wordt van een mogelijke staking van scholieren? Waarom vraagt zij uitgerekend aan de staatssecretaris een oordeel over een zaak die behoort tot het bevoegd gezag van die scholen? Leidt dat niet tot de conclusie dat het haar vooral te doen is om een kapstok te vinden voor een verkapte oproep tot deelname aan de staking?

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Ik ben het met de heer Schutte eens, dat het op heel veel scholen goed gaat. Er zijn echter ook scholen die grote problemen hebben bij de invoering van onderwijsvernieuwingen. Dat blijkt uit het rapport over de basisvorming en ook uit de uitkomsten van de monitor. Het leek net weer goed te gaan, maar vervolgens komt er een groep scholen bij en dan herhaalt zich het beeld dat begin vorig jaar ook speelde bij de introductie van de voorlopers.

De heer Schutte vroeg zich af of het goed is om daarbij tegelijkertijd steeds te schermen met ingrijpende veranderingen. Het signaal dat gisteren via de media werd verspreid, namelijk dat er nu niet weer ingrijpende veranderingen moeten plaatsvinden, heeft mij ook bereikt. Mensen voelen zich ontmoedigd door debatten die wij hier soms voeren. Ik gaf al eens aan, dat ik soms ook een groot verschil zie tussen wat ik op de scholen zie en wat ik hier in het debat hoor. Dat komt op dit soort punten voor. Daarom zeg ik dat wij eerst het onderzoek moeten doen: wat is de oorzaak van dit signaal? Pas dan kunnen wij overgaan tot maatregelen. Ik begreep dat ook mevrouw Lambrechts dat voornemen heeft. Ik kan mij niet voorstellen dat de meerderheid van de Kamer ervoor kiest om grote risico's te lopen bij de maatregelen die wij moeten nemen ten aanzien van de overladenheid, terwijl het beeld over die overladenheid zo diffuus is. Eerst moeten wij beschikken over het onderzoeksmateriaal. Daarna kunnen wij overwegen of het wel of niet nodig is om maatregelen te nemen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ná de behandeling van de onderwijsbegroting heeft zich natuurlijk het feit van de staking voorgedaan. Al 6000 leerlingen, nu waarschijnlijk meer, hebben gewag gemaakt van het feit dat zij zich overladen voelen door de studielast in de tweede fase. Mij dunkt dat dit nieuwe feit ons ertoe noodzaakt om te bekijken of de overladenheid zodanig is, dat wij er wat aan moeten doen. Ik ben blij dat de staatssecretaris in haar beantwoording te kennen geeft dat zij die mening deelt. Het was geen verkapte oproep om aan de staking deel te nemen. Dat lijkt mij ook niet nodig, gezien de grote aantallen leerlingen die zich daarvoor op dit moment al hebben aangemeld.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter! De staatssecretaris had het over aanpassingen. Het is bekend dat deze slechts 5% verlichting hebben gebracht. Wij vragen de staatssecretaris derhalve om bij de komende eventueel te nemen maatregelen niets uit te sluiten. Wij vragen haar om naar het vakkenpakket, het aantal vakken en naar de begeleiding van leerlingen bij het zelfstandig leren te kijken. Kan zij dat toezeggen?

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Ik hoorde een collega van mevrouw Van Vliet gisteren spreken over de houdbaarheid van een pak melk. Deze is volgens mij drie dagen. Ik wijs erop dat zeer substantiële ingrepen zijn gepleegd. Zij waren zo substantieel, dat wij het risico liepen om een groot aantal mensen te verliezen. Ik heb zo direct en zo snel gereageerd op wat in de monitor zichtbaar werd, dat een aantal mensen riep: moet dat wel zo fors? Ik zei al dat ik in de cirkel terechtkwam van: wij hadden een probleem, u had een oplossing en nu wordt de oplossing een probleem. Ik noem bijvoorbeeld het vak algemene natuurwetenschappen, waarover dezer dagen veel wordt gesproken. Het landelijk programma gaf aan dat een aantal inhoudelijke onderwerpen en vaardigheden en vier opdrachten of activiteiten moesten worden getoetst. Door de decembermaatregelen van vorig jaar krijgen de scholen de mogelijkheid om voor 10% te schrappen in de inhoudelijke onderwerpen. De opdrachten kunnen tot twee worden beperkt: dat is een reductie met 50%. Als mevrouw Van Vliet het beeld schetst dat wij maar een beetje in de marge rommelen, doet zij zichzelf en mij tekort.

Naar boven