Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg over privatisering van de Rijksacademie voor de Beeldende Kunst (26475).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Belinfante (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Op 29 april werd in een algemeen overleg de verzelfstandiging van de Rijksacademie voor de beeldende kunst met de staatssecretaris besproken. Laat over één ding geen misverstand bestaan: de fractie van de PvdA is voor deze verzelfstandiging en wil dan ook geen vertraging aanbrengen in dit verzelfstandigingsproject. Echter, in het algemeen overleg werd gevraagd zeker te stellen dat de status van de rijksacademie en die van het Rijksmuseum als verzelfstandigde instellingen dezelfde zouden zijn. Verder hechtte de fractie van de PvdA en andere fracties eraan dat de hoogleraarstitel van de onderwijzers, zoals dat in 1870 genoemd werd, van de rijksacademie gehandhaafd zou worden. In de schriftelijke beantwoording van die vragen werd het eerste punt wel opgehelderd, maar met betrekking tot de hoogleraarstitel was dat niet het geval. De huidige Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek geeft een specifieke invulling aan de hoogleraarstitel. Op de rijksacademie echter heeft sinds 1870 die titel bestaan en tot nu toe heeft geen enkele wijziging in de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in de loop van meer dan 125 jaar daar iets aan veranderd, omdat die titel binnen de eigen wet van de rijksacademie was opgenomen. In het verzelfstandigingstraject zal geen eigen wet meer gemaakt worden voor de rijksacademie, maar zal een stichting worden opgericht.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat er een overgangsregeling gemaakt zal worden voor de zittende hoogleraren. Dan moet er ook een oplossing te vinden zijn voor de langere termijn. Zo niet in een nieuw op te richten stichting, dan wel in een speciaal daarvoor gemaakte wet of eventuele andere mogelijkheden. Het argument dat deze hoogleraarstitel een ongewenste precedentwerking zou kunnen hebben, acht de fractie van de PvdA niet valide. Immers, geen enkele andere kunstinstelling in Nederland die nu aanspraak zou willen maken op die hoogleraarstitel, heeft diezelfde titel al meer dan 125 jaar gehad. De fracties van de PvdA, de VVD, D66, het CDA en GroenLinks willen daarom de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Raad voor cultuur in zijn advies "Een cultuur van verandering: Advies Cultuurnota 1997-2000" te kennen heeft gegeven eraan te hechten dat de Rijksacademie voor de beeldende kunst op hetzelfde niveau kan blijven functioneren en dat de verschillende functies die van oudsher met de rijksacademie verbonden zijn, worden gehandhaafd;

overwegende, dat de rijksacademie sinds 1870 de enige wettelijke erkende kunstenaarsopleiding voorziening is op postdocniveau met research fellowships, een structureel internationaal netwerk van deelnemers en een hoog aanzien binnen de nationale en internationale kunstwereld;

overwegende, dat aan instituten voor hoger internationaal onderwijs hoogleraren zijn verbonden die deze titel voeren op basis van een 0.0-aanstelling aan een reguliere universiteit;

vraagt de regering deze aanstellingswijze voor de Rijksacademie voor de beeldende kunst na privatisering mogelijk te maken, dan wel andere methodes daartoe aan te geven en de Kamer hierover nader te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Belinfante, Lambrechts, Atsma, Nicolaï en Halsema.

Zij krijgt nr. 4 (26475).

Ik ben door de secretaris van de fractie van de PvdA erop gewezen dat zij dit beschouwt als een maidenspeech. Het spijt mij dat ik het niet als zodanig heb aangekondigd, maar gelukkig bent u niet geïnterrumpeerd, dus voldoet het er nog wel aan. Ik feliciteer u hartelijk.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heer Nicolaï (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik begin met mevrouw Belinfante hartelijk te feliciteren. Het was al een bijzondere dag omdat wij op het punt staan een oude wet in te trekken, maar door de maidenspeech van mevrouw Belinfante is het een extra historische dag geworden.

De VVD-fractie is een groot voorstander van de stap die wordt gezet door de Rijksacademie voor de beeldende kunst te verzelfstandigen. Onze enige algemene kritiek is dat dit ook tien jaar eerder had gemogen, maar dat zullen wij deze staatssecretaris zeker niet voorhouden. Wij vinden de opstelling van de staatssecretaris op een punt wel onbevredigend en dat betreft zijn brief van 17 mei over de mogelijkheden tot behoud van de hoogleraarstitel bij de rijksacademie. De staatssecretaris maakt zich er in deze brief wel erg gemakkelijk vanaf door te verwijzen naar algemene regels en opvattingen. Naar ons oordeel doet hij daarmee onvoldoende recht aan het bijzondere karakter van de rijksacademie, niet alleen aan de historische positie, maar ook aan de bijzondere positie die de academie vandaag de dag door haar niveau en internationaal prestige inneemt.

Wij hadden verwacht dat de staatssecretaris na de Kamerbrede oproep die tijdens het algemeen overleg is gedaan meer creativiteit aan de dag zou leggen om een oplossing te vinden dan blijkt uit zijn brief. Wij steunen daarom de motie die mevrouw Belinfante heeft ingediend. Wij doen hem verder de voor de hand liggende suggestie om ieder geval de mogelijkheid van een zogenaamde 0.0-aanstelling voor een hoogleraar te onderzoeken, mogelijk te maken en te bevorderen. Hierdoor kunnen, weliswaar via een U-bocht, toch hoogleraren werkzaam zijn bij de rijksacademie. Om er zeker van te zijn dat zijn creativiteit dit keer ook werkelijk tot uitdrukking en gelding zal worden gebracht, hopen wij dat de motie niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest zal worden uitgevoerd.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ook ik begin met mevrouw Belinfante geluk te wensen. Op haar verzoek vindt dit overleg plaats en men heeft dus een passende gelegenheid gevonden voor haar maidenspeech.

Mevrouw Belinfante heeft mede namens de CDA-fractie een motie ingediend. Wij hebben reeds in het algemeen overleg volmondig ja gezegd tegen de verzelfstandiging van de rijksacademie. Wij hebben wel een kanttekening geplaatst bij het verdwijnen van de titel van hoogleraar. Dat moet centraal staan in de discussie die wij vandaag voeren. De reactie van de staatssecretaris en de minister van Onderwijs op het breedgedragen verzoek van de vaste commissie stelt ons teleur. Bij ons rijst de vraag waarom de staatssecretaris nu ineens bang is voor precedentwerking terwijl daar de afgelopen 125 jaar kennelijk geen sprake van was. Wat heeft hem ertoe bewogen die veronderstelling nu op papier te zetten? Een aansluitende vraag is of hij de optie van een 0.0-aanstelling zoals die in de motie is verwoord, haalbaar acht. Zo niet, ziet hij dan nog andere mogelijkheden die kunnen worden onderzocht?

Ten slotte, vraag ik hem, in aansluiting op de heer Nicolaï en mevrouw Belinfante, of hij van plan is de motie naar de geest uit te voeren als zij wordt aangenomen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ook ik feliciteer mevrouw Belinfante. De mededeling dat zij haar maidenspeech heeft gehouden, verbaasde ons zeer. Dit heeft vooral te maken met haar grote mate van zichtbaarheid in dit huis tot nu toe.

Voorzitter! De staatssecretaris geeft in zijn brief van 17 mei aan geen echte voorstander te zijn van handhaving van de hoogleraarstitel voor de rijksacademie. Hij zegt echter ook niet dat het onmogelijk is. Als het wel mogelijk is, hecht ook mijn fractie aan het handhaven van deze titel. Er is wel degelijk reden om de Rijksacademie voor beeldende kunst op dit gebied een uitzonderingspositie te geven. Het is een bijzondere instelling met een bijzonder aanzien.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik hoef niet het woord te voeren, want ik kan mij volledig aansluiten bij hetgeen mijn collega's hebben gezegd. Maar ik wil de kans niet voorbij laten gaan om mevrouw Belinfante namens mijn fractie te feliciteren.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik ben blij dat ik mevrouw Belinfante namens het kabinet mag feliciteren met haar maidenspeech. Ik wens haar veel succes.

Alle bijdragen gaan over de motie en over het belang van de hoogleraarstitel voor de rijksacademie na haar verzelfstandiging. Een hoogleraarstitel wordt gegeven op grond van excellente onderwijs- en onderzoeksprestaties, meestal aan universiteiten. Voor de rijksacademie is ooit een speciale faciliteit gecreëerd. Voor bestaande hoogleraren wordt een overgangsregeling getroffen. De vraag is nu wat dit voor de toekomst betekent.

Uit de motie blijkt dat de indieners het belangrijk vinden om te streven naar het behoud van hoogleraren aan de rijksacademie na de overgangsregeling. Ik denk dat het van belang is om die mogelijkheid te onderzoeken. Wel wil ik erop wijzen dat dit niet de Wet op het hoger onderwijs mag doorkruisen. Een pikant, zij het niet onoverkomelijk, detail is bovendien dat een hoogleraar, in tegenstelling tot een universitair hoofddocent, het recht tot promoveren heeft. De rijksacademie heeft natuurlijk internationaal aanzien met haar postdoctorale opleidingen, maar ik geloof niet dat er veel promoties plaatsvinden. Juist dit promotierecht maakt het verschil uit tussen hoogleraar en universitair hoofddocent. Ik zal samen met minister Hermans gevolg geven aan de oproep van de Kamer om de mogelijkheid van een 0.0-aanstelling aan een reguliere universiteit – te denken valt aan de Universiteit van Amsterdam – te onderzoeken en te bekijken of dit ook na de privatisering mogelijk is. Ik wijs er wel op dat de overheid dit niet zomaar kan opleggen, omdat bij het wetenschappelijk onderwijs een zekere autonomie van de instellingen wordt nagestreefd. Op de mensen die ervoor in aanmerking komen, zal natuurlijk wel een kwaliteitstoets van de universiteit van toepassing zijn; ik kan niet een vrijbrief geven voor iedereen die daar toevallig werkt. Binnen die randvoorwaarden, en omdat bij de rijksacademie sprake is van een hoge kwaliteit en een nationale en internationale uitstraling, zeg ik toe dat ik samen met minister Hermans zal proberen om beide partijen bij elkaar te brengen om de mogelijkheid van een 0.0-aanstelling te bezien. Verheugd stem ik in met de nadruk die is gelegd op het belang van de voortgang van de verzelfstandiging. Ik hoop dat wij in die zin tot de stemming over het wetsvoorstel kunnen overgaan.

De heer Atsma (CDA):

Neemt de staatssecretaris de strekking van de motie over, in die zin dat hij wil onderzoeken of het haalbaar is om de hoogleraarstitel te handhaven? In de motie wordt echter gevraagd om dit mogelijk te maken en daarmee gaat de motie dus verder. Ik neem aan dat hij dit laatste daadwerkelijk bedoelt en dat hij, gehoord de Kamer, vindt dat het mogelijk moet blijven om de hoogleraarstitel aan de rijksacademie te verbinden.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik dank u voor deze kans op verduidelijking. Het is onze inzet dat de mogelijkheid wordt geschapen van een 0.0-aanstelling tussen universiteit en rijksacademie. U merkt op dat dit niet zozeer met de rijksacademie te maken heeft als wel met de personen die daar werkzaam zijn, omdat de toets van de kwaliteit van de universiteit doorstaan moet worden. Wij zullen het gesprek met de daarvoor in aanmerking komende universiteiten aangaan. Ik zal er alles aan doen om een positief resultaat te bewerkstelligen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven