Aan de orde is het debat over de Europese top.

De voorzitter:

Staatssecretaris Benschop laat zich verontschuldigen. Wegens privé-omstandigheden kan hij niet aanwezig zijn. Het is de bedoeling dat dit debat rond of voor 23.00 uur wordt afgerond. Als het toch later wordt, wordt om 23.00 uur de vergadering gesloten en gaan wij morgenochtend om 10.15 uur verder met het debat.

Wij hebben hedenmiddag gedebatteerd over Kosovo. Dit betekent, met uw instemming, dat dit onderwerp in dit debat niet meer aan de orde zal zijn.

De heer Timmermans (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Het heeft iets onwerkelijks, het debat dat wij vanavond voeren in het licht van het debat dat wij vanmiddag hebben gevoerd. Wij praten vanavond in feite over het huishoudboekje van Europa terwijl de barbarij op de Balkan hoogtij viert. Ik ben zelf erg getroffen door de dood van een aantal mensen, onder wie prof. Agani, met wie ik in de afgelopen jaren zeer nauw heb samengewerkt: een stem van rede in een zee van onredelijkheid aan beide kanten. Het is navrant dat juist deze stem van rede nu tot zwijgen is gebracht.

Het is dus een beetje wrang om over het Europese huishoudboekje te praten, ware het niet dat dankzij de Europese integratie in ons deel van Europa een einde is gekomen aan een eeuwenlang ritme van oorlog om de dertig jaar. Wij hebben een eeuwenlang ritme meegemaakt van oorlogen tussen de grote Europese machten, die om de dertig jaar ons continent teisterden. Daaraan heeft de Europese integratie een einde kunnen maken. Maar de Europese integratie is er nog niet in geslaagd om deze heilzame werking ook over andere delen van Europa te verspreiden. Het is onze opdracht, onze taak, om dat tot stand te brengen.

In dat proces is het natuurlijk wel belangrijk dat wordt gesproken over de resultaten van de top van Berlijn. Want in dat proces zijn de overeenstemmingen over het huishoudboekje natuurlijk van groot belang. De Europese leiders hebben in Berlijn op dit punt hun verantwoordelijkheid genomen, hun verantwoordelijkheid voor de voortzetting van het Europese project. De stappen die zij gezet hebben, vormen de basis voor het verwezenlijken van veel idealen en veel ambities die de PvdA-fractie met Europa heeft. Dat daarbij ook de befaamde 1,3 mld. uit het regeerakkoord is binnengehaald, is mooi. Maar wezenlijk is dat hiermee de basis is gelegd voor onderwerpen die gaan over de toekomst van Europa, zoals de uitbreiding, de strijd tegen de nog altijd veel te hoge werkloosheid in Europa, het streven naar een Europees asiel- en migratiebeleid, een sterk gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dat een oplossing kan bieden voor de problemen op de Balkan, een sterk milieubeleid en solidariteit met de rest van Europa. En zo is voor mij, mevrouw de voorzitter, toch wel duidelijk een relatie te leggen tussen het huishoudboekje en de barbarij die in de Balkan hoogtij viert.

Ik wil vanaf deze plaats bondskanselier Schröder feliciteren met het succes dat hij als voorzitter van de Europese Unie in Berlijn heeft behaald. Het is een resultaat waarop op onderdelen zeker wat af te dingen is. Ik kom daarop later nog terug. Maar voor een voorzitter komt het bijna in de buurt van de kwadratuur van de cirkel. Hij heeft dat onder deze omstandigheden toch maar kunnen volbrengen. En dat verdient zeker onze lof. Wij waarderen ook de snelheid waarmee deze Europese Raad is gekomen tot de aanwijzing of de kandidatuur van oud-premier Prodi voor het voorzitterschap van de Commissie. Hij is geen geestverwant van de PvdA, maar toch vinden wij dat hij de goede man op de goede plek is op dit moment. Hij heeft de kaarten en de achtergrond om de taak op zich te nemen die nu van de Commissie geëist wordt, namelijk intern schoon schip maken en de rol terugkrijgen die de Commissie traditioneel in het Europese integratieproces heeft gespeeld en dient te spelen.

Ik denk dat ik de vraag van de heer Weisglas voor kan zijn door nu over te gaan op ons standpunt over de Nederlandse kandidatuur.

De heer Weisglas (VVD):

Ik had u inderdaad willen suggereren om die grondhouding van het loskoppelen van het geestverwant zijn enzovoort ook bij het volgende onderwerp in het achterhoofd te houden.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat wil ik zeker doen, want ook voor de Nederlandse kandidatuur geldt dat het de goede persoon op de goede plaats moet zijn. Dit is natuurlijk afhankelijk van het verhaal waarmee voorzitter Prodi van de Europese Commissie naar Den Haag zal komen. Ik neem namelijk aan dat hij met de Nederlandse regering zal komen praten over de Nederlander of Nederlandse die wellicht invulling kan geven aan het lidmaatschap van de Commissie. Zoals ik al zei, staat daarbij voor de PvdA-fractie voorop dat het de goede persoon op de goede plaats moet zijn. Het moet iemand zijn die gelooft in de noodzaak van verdere Europese integratie langs de lijnen die ik in het begin van mijn betoog heb geschetst, en die ook een substantiële bijdrage kan leveren aan de hervormingen van de Commissie. Dit zien wij als essentieel in het belang van Nederland. Als in die discussie wordt uitgekomen bij een kandidaat van PvdA-huize, dan zijn wij daar natuurlijk zeker niet tegen.

Mevrouw de voorzitter! Een onderwerp dat in Berlijn ook uitvoerig aan de orde is geweest en dat eindelijk tot een besluit heeft geleid, is het akkoord met Zuid-Afrika. Het is eigenlijk beschamend dat het de Europese Unie zoveel tijd heeft gekost om te komen tot de inlossing van een belofte aan president Mandela. Eindelijk is het zover. Wij moeten ons echter wel realiseren dat met dit akkoord natuurlijk nog geen einde is gekomen aan het hele proces van betrokkenheid van de Europese Unie bij de ontwikkelingen in zuidelijk Afrika. Ik wil de regering dan ook vragen op welke wijze Nederland verder inhoud denkt te geven aan de rol die de Europese Unie ook in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, het GBVB, zou moeten spelen bij de ontwikkelingen die zich in zuidelijk Afrika voltrekken, en bij de bedreigingen die er in dat deel van de wereld nog steeds zijn voor de democratie.

Ik heb nog een korte reeks vragen over het akkoord dat in Berlijn is bereikt. Men zal merken dat die vragen tegelijkertijd ook een zekere kritiek inhouden op onderdelen van het akkoord. Nogmaals, het is goed dat het akkoord er is. Het is een mooi resultaat waar de regering zeker mee mocht thuiskomen. Er blijven echter altijd vragen bestaan. De meest voor de hand liggende betreft de hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daar is natuurlijk te weinig mee gebeurd in Berlijn. Dit betekent – ik hoor hier graag de visie van de regering op – dat wij de komende jaren nog een inhaalslag zullen moeten maken om extra onderdelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te hervormen, teneinde niet een blokkade te gaan vormen voor de verdere onderhandelingen in de WTO die wij allemaal willen. Twee andere onderwerpen die in dit kader belangrijk zijn, zijn de toetreding van de Centraal- en Oost-Europese landen en de gevolgen van de hoge drempels waar de ontwikkelingslanden onder te lijden hebben. Er is dus alle reden om extra ons best te doen om het gemeenschappelijk landbouwbeleid verder te hervormen. Ik hoor graag van de regering welke plannen zij te dien aanzien heeft.

Mevrouw de voorzitter! Het is jammer dat er geen besluit ten principale is genomen over de Britse korting. Het is goed dat de dreiging dat de Britten zelfs van twee walletjes zouden kunnen gaan eten, is weggenomen. Voor de onderlinge Europese solidariteit zou het echter beter zijn geweest als er een besluit was genomen om, wellicht gefaseerd, toch af te stappen van de Britse korting. Zijn op dit punt van de Nederlandse regering in de komende tijd nog initiatieven te verwachten, wellicht gekoppeld aan de discussie over het eigenmiddelenbesluit? Die discussie zal in de komende jaren immers ook gevoerd moeten worden, want hoewel daarover in principe natuurlijk wel afspraken zijn gemaakt, moet daarover nog een aantal belangrijke beslissingen worden genomen. Graag enig inzicht in hoe de regering die etappes voor zich ziet.

Voorzitter! Voor de structuurfondsen is een heel mooi pakket samengesteld, waarin heel veel elementen zitten die voor Nederland van belang zijn. Tegelijkertijd blijft het nog een beetje onduidelijk op welke wijze dit pakket van de zijde van Nederland zal worden ingekleurd. Ik herinner eraan dat blijkens gegevens van de Commissie over de periode 1994-1999 tot nu toe nog niet eens de helft van het voor Nederland bedoelde geld daadwerkelijk is uitgegeven. Wij moeten trachten een systematiek te creëren en procedures in het leven te roepen die leiden tot een betere toepassing van de mogelijkheden van Europees geld in Nederland. Dit moet met name gebeuren, omdat er zoveel waardevolle vooruitgang is geboekt op twee terreinen: bestrijding van de werkloosheid en het onderwerp asiel, dat in het communautair initiatief Equal zou moeten worden ondergebracht. Misschien kan de regering ons duiden hoe dat precies in zijn werk moet gaan en hoe dat potje – oneerbiedig genoemd – voor asiel zich verhoudt tot de 550 mln. euro die bedoeld is voor de communautaire initiatieven in Nederland.

De heer Van den Akker (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Op zich is het goed dat vorige week in Berlijn knopen zijn doorgehakt met betrekking tot Agenda 2000, alsook met betrekking tot de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie. Het feit dat overeenstemming is bereikt in Berlijn is belangrijk, omdat Europa een succes zo nodig had na alle negatieve publiciteit in het afgelopen jaar: berichten over fraude, verrijking in het Europees Parlement, vriendjespolitiek en niet adequaat optreden tegen fraude door enkele eurocommissarissen. Verder doel ik op alle negatieve publiciteit over het terugtreden van de Europese Commissie, nadat de onderzoekscommissie had geconcludeerd dat commissarissen niet voldoende hun verantwoordelijkheid namen. Ten slotte droeg het geruzie over Agenda 2000 niet bepaald bij tot een positief image voor Europa. Daarom is het goed dat een akkoord is bereikt in Berlijn. Een akkoord en een eensgezind geluid vanuit de Europese Unie zijn bovendien van belang gelet op de crisis in Kosovo, maar vooral ook met het oog op de komende verkiezingen voor het Europees Parlement. Misschien heeft de kiezer weer wat vertrouwen in Europa gekregen, en zal hij bij de komende verkiezingen daadwerkelijk weer gaan stemmen.

Voorzitter! Kan de minister-president ons zeggen, op grond van de besprekingen in Berlijn en het snel bekend worden van de nieuwe commissaris voor de Europese Commissie, hoe het proces van het formeren van een nieuwe Commissie in zijn werk zal gaan, en wanneer naar alle waarschijnlijkheid de nieuwe Commissie haar werkzaamheden kan beginnen? Uit het verslag van Berlijn, dat wij kregen van de minister van Buitenlandse Zaken, blijkt dat wat de verdere gang van zaken betreft de Raad zich achter de procedure stelt, zoals naar voren gebracht door de Beneluxpartners. Kan de minister-president ingaan op de vraag in hoeverre dit afwijkt van datgene wat hij daarover vorige week in het algemeen overleg heeft gezegd? Kan de minister-president aangeven hoe hij op wat langere termijn de verhouding ziet tussen de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie?

Dan kom ik op Agenda 2000. Het is goed dat hierover overeenstemming is bereikt, alhoewel er veel onduidelijkheden zijn. Misschien kan de regering wat meer duidelijkheid verschaffen. Vóór de top leek het erop dat overeenstemming buitengewoon moeilijk tot stand zou kunnen komen. Ieder land had zijn eigen prioriteiten en belangen. Regelmatig was gespierde taal te horen. Af en toe werd zelfs met het wapen van het veto gedreigd. Nu, na de top in Berlijn, is iedereen happy. Iedereen is tevreden. Dat kan natuurlijk niet. Dat vindt de CDA-fractie vreemd. Als iemand met winst uit de strijd komt, dan moet er ook een verliezer zijn. Iemand moet met de zwartepiet zijn blijven zitten. Welke adders zitten nu onder het gras? Ook bij de top in Edinburgh werd de uitkomst van de onderhandelingen pas na vele maanden duidelijk. Het is de vraag of dat ook het geval is met de top in Berlijn.

Welk land, welke groepering heeft nu moeten inleveren en op welk dossier? Is dat Duitsland, vanwege het voorzitterschap, of vanwege de druk op de Duitse regering om Berlijn kost wat kost tot een succes te maken? Als dat het geval is, zou ons dat niet vroeg of laat kunnen opbreken? Nederland en Duitsland zijn economisch zo nauw met elkaar verbonden dat als de Duitse economie negatief wordt beïnvloed, Nederland dat onmiddellijk merkt. Kan de minister-president daarop reageren? Als Duitsland een onevenredig deel voor zijn kiezen heeft gekregen, hoe schat de minister-president de mentale gevolgen voor Duitsland in? Zou het euronegativisme kunnen toenemen in Duitsland? Dan zijn wij pas echt ver van huis.

Het verslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken over de top in Berlijn dat ons ter voorbereiding van deze vergadering ter beschikking is gesteld, geeft geen inzicht in de afspraken die zijn gemaakt. De gegevens zijn ontoereikend voor het voeren van een gefundeerd debat hierover. Toch willen wij goed kunnen begrijpen wie wat en hoeveel heeft ingeleverd. Daarom zouden wij graag zwart op wit een opstelling krijgen van de uiteindelijke afspraken in Berlijn over de ontvangsten en de uitgaven, uitgesplitst per jaar en per categorie. Ik heb het dan over de BTW, het BNP, de structuurfondsen, de landbouwuitgaven en het cohesiefonds. Daarin moet het Nederlandse aandeel en dat van de belangrijkste lidstaten Duitsland, Frankrijk, Engeland, Italië en Spanje apart worden aangegeven. Om het resultaat van Berlijn goed te kunnen vergelijken met de huidige situatie, willen wij dezelfde opstelling met betrekking tot de huidige ontvangsten en uitgaven, voor Nederland, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Italië en Spanje ook uitgesplitst per categorie.

De CDA-fractie wil vanavond wel duidelijkheid over het verschil tussen de huidige ontvangsten en uitgaven en datgene wat uiteindelijk in Berlijn is overeengekomen. Welke pijnpunten zijn er naar de toekomst doorgeschoven? Wat is de reden van de stijging van de uitgaven voor de structuurfondsen? Hoe staat het met de verschuivingen van het ene naar het andere land? Wat betekent dat concreet voor Nederland? Zou de regering kunnen aangeven wat de effecten zijn voor de jaren 2000 en 2001? Voor die jaren zijn 450 mln. respectievelijk 900 mln. aan bezuinigingen ingeboekt. De bedoeling van deze analyses is om inzicht te krijgen in de vraag welk land wat en hoeveel heeft gewonnen en welk land wat en hoeveel heeft ingeleverd en op welke dossiers. Bovendien moet de analyse een duidelijk beeld schetsen in hoeverre is afgeweken van het regeerakkoord.

De inzet volgens het regeerakkoord was toch een sobere ontwikkeling van de EU-uitgaven voor de huidige lidstaten, waardoor een besparing op de afdrachten ten opzichte van de meerjarencijfers mogelijk wordt van 1,3 mld. Daarnaast, zo gaat het regeerakkoord verder, is de inzet te komen tot een wijziging van het huidige afdrachtensysteem door de introductie van een generiek correctiemechanisme, de nettobegrenzer, alsmede een verbetering van de EU-ontvangsten door Nederland. Ons is inmiddels duidelijk geworden dat het binnenhalen van de bezuiniging van 1,3 mld., wat de doelstelling was van het kabinet, niet is gehaald. Het kabinet geeft er een mooie draai aan door deze besparing op de afdracht, zoals die in het regeerakkoord was gedefinieerd, om te zetten in een verlaging van het saldo tussen afdrachten en ontvangsten. Daar zit natuurlijk wel een verschil tussen. De eerdergenoemde analyses zullen dat ook feilloos aantonen. Het feit dat het saldo tussen afdrachten en ontvangsten lager wordt, heeft vooral te maken met de hogere ontvangsten uit de structuurfondsen. Wij gaan niet op de afdrachten besparen, maar 1,3 mld. minder in uitgaven stijgen. Is dat juist? Ik hoor hierop graag de reactie van het kabinet.

De keerzijde hiervan is dat Nederland alleen meer geld uit de structuurfondsen kan ontvangen als het voor de projecten die voor de structuurfondsen in aanmerking komen 50% van de kosten zelf bijdraagt, de zogenaamde cofinanciering. Deze eigen bijdrage moet direct uit de rijkskas komen. Is die eigen bijdrage van de 1,3 mld. afgetrokken? Zo niet, waarom niet? Is het juist dat momenteel een groot aantal projecten die voor de structuurfondsen in aanmerking komen, zijn vertraagd? Dat is niet omdat provinciale overheden te traag zijn met het indienen van projecten, maar omdat de rijksoverheid problemen heeft om die 50% cofinanciering rond te krijgen. Als dat nu al problemen oplevert, worden wij dan niet blij gemaakt met een dode mus?

Met betrekking tot de landbouwuitgaven moet de CDA-fractie constateren dat het kabinet met het uitstel van de hervormingen een zware wissel op de toekomst trekt, dit met het oog op de komende WTO-onderhandelingen. Maar ook wat er wel is gebeurd, is voor ons niet helder. Onhelder is bijvoorbeeld wat de resultaten in meer specifieke zin voor de verschillende landbouwsectoren betekenen. Wij zijn benieuwd naar hetgeen het uitstel van de landbouwhervormingen in financiële zin oplevert. Hoe verhoudt dat zich bijvoorbeeld tot een stijging van de uitgaven voor de structuurfondsen? Wij zijn ook bezorgd over de effecten op langere termijn. Hoe verklaart de minister-president bijvoorbeeld dat in Europa alleen de Nederlandse agrarische sector grotendeels tevreden is? Denkt het kabinet nog steeds dat op grond van de uitkomsten in Berlijn Polen in het jaar 2003 kan toetreden tot de Europese Unie?

De CDA-fractie is niet tevreden over het feit dat in Berlijn geen afspraken zijn gemaakt over fraudebestrijding.

De heer Weisglas (VVD):

U heeft gezegd dat een vermindering van 1,3 mld. wat betreft de afdrachten van Nederland niet is gehaald. Ik wil u vragen – desnoods neemt u er een krijtje bij en de muur achter u – om dat nog eens voor te rekenen. Ik denk namelijk dat u zich vergist.

De voorzitter:

Wij zullen dat maar niet met een krijtje op de muur achter de heer Van den Akker doen.

De heer Weisglas (VVD):

U heeft gelijk, voorzitter.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is ook mijn vraag aan het kabinet. Zoals het bij ons overkomt, is het saldo tussen uitgaven en ontvangsten 1,3 mld. minder. Dat wil echter niet zeggen dat de afdrachten met 1,3 mld. zijn verlaagd. Zo zie ik het. Ik wil van het kabinet weten hoe dat verschil is opgebouwd en of mijn veronderstelling juist is op grond van de uiterst summiere gegevens die wij tot nu toe hebben. Misschien kan de minister van Financiën op dit punt duidelijkheid geven.

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie is niet tevreden over het feit dat in Berlijn geen afspraken zijn gemaakt over fraudebestrijding en dan doel ik niet alleen op Brussel, maar vooral op de lidstaten zelf, waar de grootste vorm van grijze fraude wordt gepleegd. Waarom is in Berlijn niet afgesproken dat de Europese Rekenkamer in combinatie met de nationale rekenkamers hier een gericht programma voor maakt? Dat zou de geloofwaardigheid van Europa hebben versterkt. De CDA-fractie heeft keer op keer aangedrongen op het opzetten van een dergelijk programma. Waarom heeft het kabinet hier niet op gereageerd? Het heeft dit punt ook niet aan de orde gesteld in Berlijn.

Een andere gemiste kans om nu echt eens schoon schip te maken heeft te maken met het feit dat mevrouw Cresson, de sociaal-democratische eurocommissaris, gewoon haar demissionaire werkzaamheden kan voortzetten, ondanks vriendjespolitiek en ondanks het feit dat deze mevrouw willens en wetens niet heeft ingegrepen terwijl haar fraudezaken bekend waren. Het rapport van de onderzoekscommissie over deze commissaris was vernietigend. En toch mag zij haar werkzaamheden gewoon afmaken. De Nederlandse burger zal dat niet begrijpen en wij als CDA-fractie al helemaal niet. Als het de Raad ernst is om nu in een keer schoon schip te maken, waarom is deze mevrouw dan niet verwijderd? Als Santer wel weg kan, waarom dan niet mevrouw Cresson? Waarom wordt haar de hand boven het hoofd gehouden? Hebben hier partijpolitieke belangen een rol gespeeld? Zo ja, dan hoor ik hierover graag de mening van de minister-president.

Mevrouw de voorzitter! Ik zou graag met een positieve noot willen afronden. Het verheugt De CDA-fractie evenals de heer Timmermans dat het handelsakkoord met Zuid-Afrika ten langen leste – ik geloof na vier jaar onderhandelen – tot stand is gekomen. Nederland heeft tijdens het bezoek van president Mandela een paar weken geleden beloofd zich in te zetten voor het tot stand komen van een handelsakkoord tussen Zuid-Afrika en de Europese Unie. Wij zijn blij dat Nederland die belofte aan president Mandela is nagekomen. Dat lijkt mij het mooiste afscheidscadeau dat wij president Mandela kunnen geven.

De heer Weisglas (VVD):

Ik heb nog één vraag aan de heer Van den Akker. Hij heeft vrijwel alle onderde len van de conclusies van de Europese Raad behandeld, maar één onderdeel niet. Dat betreft de belangrijke verklaring van de Europese Raad over het Midden-Oosten. Ik ben benieuwd naar zijn opvatting hierover.

De heer Van den Akker (CDA):

De CDA-fractie kan zich scharen achter de verklaring van de Raad met betrekking tot het Midden-Oosten. Daar hoef ik dus geen extra aandacht aan te besteden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Ik spreek mede namens de RPF-fractie.

Lang is uitgekeken naar en aangehikt tegen de Europese Raad van Berlijn, waar zeer belangrijke beslissingen moesten worden genomen over Agenda 2000. Niemand had vooraf kunnen bevroeden dat de Berlijnse besprekingen zouden moeten worden gevoerd tegen het decor van vlak daarvoor gestarte geweldsacties tegen Servië. Ik sluit mij wat dit betreft aan bij de opmerkingen van de heer Timmermans. Wat ons oordeel ook mag zijn over de diverse aspecten van de genomen besluiten omtrent Agenda 2000, het verdient waardering dat er eenstemmig besloten is, want deze top moest wel slagen.

Alvorens over Agenda 2000 het een en ander te zeggen, sta ik kort stil bij enkele andere beslissingen. De Europese Raad nam allereerst een verklaring over Kosovo aan die Berlijn op de juiste manier en met ernst verbond met het optreden van de NAVO. Waardering daarvoor. Ook werd aan het begin van de top een verklaring aangenomen over de benoeming van een nieuwe voorzitter van de Europese Commissie. Ik heb niet de neiging om kritische kanttekeningen te plaatsen bij de keuze van de heer Prodi. Veertien dagen geleden had ik een vrij lang interruptiedebat met de minister-president, waarbij wij tot de conclusie kwamen dat het verstandig was als er snel een formateur zou worden benoemd die een nieuwe Europese Commissie kon samenstellen met een politieke relatie met het nieuw verkozen of nog te kiezen Europees Parlement. Als ik het goed zie, is dat ook de conclusie van Berlijn. Ik heb nog een vraag. Ligt het nu in de bedoeling dat de heer Prodi en zijn nieuwe collega's na de zomer volledig gemandateerd aan het werk zullen kunnen gaan en dat er dus in januari een soort herbenoeming bij hamerslag zal plaatsvinden? Ik laat daarbij natuurlijk alle rechten van het Europees Parlement onverlet.

Ik vraag de minister-president waarom hij bij de discussie over zijn mogelijke kandidatuur – daar hebben wij het verder maar niet over – voortdurend beklemtoonde dat het vooral een voorzitter afkomstig uit een van de zuidelijke lidstaten moest zijn. Waarom eigenlijk? Er is sinds jaar en dag al sprake van een overdracht van financiën naar het Zuiden. Moet daar dan ook nog eens politieke macht bij?

De verklaring over het vredesproces in het Midden-Oosten roept vragen op. Daarin staat onder meer dat de Unie erop aandringt dat beide partijen zich onthouden van handelingen die vooruitlopen op het resultaat van de onderhandelingen over de definitieve status van een en ander. Daar ben ik het mee eens. Echter, waarom moet dan uitgerekend de Europese Unie onmiddellijk daarna zeggen dat de vestiging van een volwaardige Palestijnse staat een mogelijk gevolg kan zijn van de uitoefening van het recht van Palestijnen op zelfbeschikking? Is dit dan ook geen onnodig vooruitlopen op een onderhandelingsresultaat waarvoor allereerst de Palestijnen en Israël zelf verantwoordelijk zijn? Of heeft de Europese Unie zich laten chanteren door het dreigement van Arafat om op 4 mei eenzijdig een Palestijnse staat uit te roepen? Ik hoor hierover graag de minister van Buitenlandse Zaken.

De Europese Raad van Berlijn is de top van de nationale boekhouders geworden. Iedereen schijnt een klein beetje zijn zin te hebben gekregen, zodat eenieder tevreden naar huis kon gaan. Wie had dat van tevoren gedacht? Enig gezond wantrouwen lijkt mij dan ook niet misplaatst. Ik word daarin bevestigd door de uitspraak van bondskanselier Schröder, dat hij na de top van Berlijn niet precies kon vertellen wat voor Duitsland op de lange termijn het financieel effect was van de genomen beslissingen. Ik denk dat dit ook voor Nederland geldt. De vragen van de heer Van den Akker wezen daar al op. Ik vraag daarom of wij van de minister van Financiën binnen een paar weken een notitie kunnen krijgen waarin precies wordt aangegeven wat Berlijn voor Nederland betekent en gaat betekenen. Ik doel duidelijk op een termijn van een paar weken en niet op een termijn van een halfjaar, zoals destijds bij Edinburgh.

Minister Zalm verdient natuurlijk waardering. Dat zeg ik niet namens de Nederlandse boeren. Niet ik, maar wel veel anderen, hebben minister Zalm het afgelopen halfjaar gekapitteld over zijn strategie. Hij heeft zich daar weinig van aangetrokken, met uitzondering van het moment toen een aantal leden van het Europees Parlement hem zwaar kapittelden. Achteraf heeft de winnaar echter altijd gelijk, zo ook nu. Wij moeten overigens de winst niet mooier voorstellen dan die is. Onze nettocontributie zal nog jaren ongekend hoog blijven. Omgerekend gaat het om een bedrag van ongeveer ƒ 100 per belastingbetaler per maand, oftewel elk jaar twaalf Zalmsnippen voor Europa.

Voorzitter! Wat was destijds de inzet van de Nederlandse regering? Ik heb het nog eens nagekeken. Dat was het houden van de uitgaven voor de uitbreiding van de Unie binnen het bestaande eigenmiddelenplafond, nieuwe financiële perspectieven die niet boven het uitgavenniveau van 1999 zouden uitkomen, de introductie van een generieke correctiemechanisme, de invoering van een BNP-middel en een fair aandeel uit de ontvangsten van de Europese Unie. Welnu, afgezet tegen deze inzet kan er natuurlijk nauwelijks sprake zijn van veel tevredenheid. Het rondpompen van geld gaat onverminderd door. Daar waren wij altijd zo op tegen. Ook de Engelse "rebate" is niet afgeschaft, sterker nog, Nederland heeft zelfs een zeker belang gekregen bij de Engelse korting. Immers, wij hoeven daar nu minder aan te betalen dan in het verleden. Hoe wil de regering dat verantwoorden? Mooi is dat wij 25% van de douaneheffingen zelf mogen houden. Dat geldt natuurlijk ook voor de andere lidstaten. Is dit nu wel of niet gunstig voor de bestrijding van fraude? Ik ben geen deskundige op dit gebied. Een deskundige vertelde mij echter dat dit niet het geval zou zijn. Ik hoor hierop graag een reactie.

Over de landbouw kan ik kort zijn. Van een echte hervorming van het GLB is geen sprake. Wij herhalen daarom onze voorkeur voor een systeem van productiebeheersing. Dat zou pas een echte hervorming zijn geweest! De Raad heeft de problemen op dit gebied, als ik het goed zie, wederom naar voren geschoven. Kan worden uitgelegd hoe het nu genomen besluit zich verhoudt tot de eerdere besluitvorming van de landbouwministers, waarbij minister Apotheker zijn bekende voorbehoud maakte? Klopt mijn waarneming dat cofinanciering geheel van de baan is? Kan worden uitgelegd wat precies wordt bedoeld met het besluit dat de Commissie en de Raad verzoekt om naar bijkomende besparingen te zoeken om ervoor te zorgen dat de totale uitgaven niet meer gaan bedragen dan een jaarlijks gemiddeld van 40,5 mld. euro? Moeten de landbouwministers hun huiswerk overdoen?

Over de uitbreiding van de Unie is weinig expliciets gezegd. Wel heeft de Raad een geruststellend signaal willen geven aan de landen die over toetreding onderhandelen. Zo'n uitspraak klinkt meestal niet erg geruststellend. Kennelijk was die nodig. Mag er overigens politieke betekenis worden toegekend aan de uitspraak in het deel over de nieuwe financiële vooruitzichten, dat wordt uitgegaan "van de werkhypothese dat vanaf 2002 nieuwe lidstaten zullen toetreden"? Juist is het besluit dat uitgaven die zijn bestemd voor het Europa van de 15, nooit kunnen worden gebruikt voor pretoetredingssteun en dat omgekeerd uitgaven ten behoeve van dat type steun niet kunnen worden gebruikt voor de huidige lidstaten. Interessant is dan het antwoord op de vraag wat er moet gebeuren als na uitbreiding blijkt dat de daadwerkelijke uitgaven die een gevolg zijn van de toetreding van nieuwe lidstaten, leiden tot een overschrijding van het plafond. Gesteld wordt dat de huidige lidstaten daarvoor niet hoeven op te draaien. Maar wie betaalt er dan?

Voorzitter! Ik ben tevreden over de handels- en samenwerkingsovereenkomst met Zuid-Afrika, die nu eindelijk kon worden gesloten. Daarmee is een periode van grote gene achter de rug.

Over de taxfree shops lees ik niets meer in de stukken. Mag ik aannemen dat eerdaags het belastingvrij winkelen in de EU tot het verleden behoort? Dat klopt toch, mijnheer Zalm?

Minister Zalm:

Ik hoop het!

De heer Van Middelkoop (GPV):

De minister heeft dus straks iets uit te leggen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! De eurotop is volbracht, ondanks het feit dat in Kosovo tezelfdertijd de oorlog ontbrandde. Het moet voor de regeringsleiders wrang en onwezenlijk zijn geweest zich in te spannen voor een verdergaande Europese samenwerking, terwijl zich in en nabij Europa onvoorstelbare gruwelijkheden voltrokken en zich helaas tot op de dag van vandaag nog steeds voltrekken.

En dan was er ook nog het aftreden van de voltallige Commissie. Voorwaar een niet al te gunstig gesternte voor de onderhandelingen. Toch werd een Europese daadkracht getoond die verfrissend aandeed. Daaronder reken ik zeker de snelle overeenstemming over een nieuwe Commissievoorzitter, Romano Prodi. D66 vindt dat een goede keuze en zij beschouwt dit als een blijk van het herwonnen evenwicht tussen Noord en Zuid.

Het nieuwe Europees Parlement krijgt voor het eerst een stem in de benoeming van de voorzitter en de overige Commissieleden. Dat vinden wij een belangrijke stap op de weg naar meer volwassen democratische verhoudingen. Graag wil ik van de bewindslieden toch nog eens de verzekering dat het nieuwe Europees Parlement alle rechten heeft om de aan hem gepresenteerde voorzitter en leden van de Commissie te kunnen beoordelen en dat het de kandidaten kan goed- of afkeuren. En dan volgt nu natuurlijk het zoeken naar een goede Nederlandse kandidaat met kennis van zaken en voldoende gezag om een forse portefeuille te kunnen beheren en een actieve bijdrage te leveren aan het Europese vernieuwingsproces. Dat is voor ons veel belangrijker dan welke politieke kleur ook.

De verklaring over voortzetting van het vredesproces in het Midden-Oosten in de richting van een onafhankelijke Palestijnse staat wordt door D66 ondersteund. De formulering achten wij voldoende genuanceerd om niet te worden uitgelegd als een eenzijdige erkenning, zoals premier Netanyahu wel even deed.

Het is een goede zaak dat er eindelijk een handelsakkoord met Zuid-Afrika tot stand is gekomen.

Voorzitter! De Europese Raad vond een voor alle lidstaten aanvaardbaar compromis over Agenda 2000. Het is goed dat deze weerbarstige hobbel op de weg naar de uitbreiding werd geëgaliseerd. De uitbreiding blijft voor de EU een historische prioriteit, aldus de conclusies. Wat wordt daarmee precies bedoeld? Ik hoop dat daarmee wordt bedoeld dat het de allerhoogste prioriteit van de Europese Raad en van iedereen zal hebben.

Het nettoresultaat voor Nederland mag er zijn, mede dankzij het vele intensieve voorwerk van staatssecretaris Benschop en van minister Apotheker. Ik zeg dit omdat het in het publicitaire geweld van de afgelopen dagen wel eens wat onderbelicht is gebleven. Het Nederlandse onderhandelingsteam van de minister-president, minister Zalm en minister Van Aartsen, heeft zich niet laten ringeloren; daarvoor hulde. De inzet was 1,3 mld. in deze kabinetsperiode en een netto uitkomst van mogelijk 2 mld. in 2006 is dan ook mooi. Ik zou het haast een "Zalmse frivoliteit" willen noemen, een frivoliteit die wellicht geschikt is om de zwartgalligheid van de minister van Buitenlandse Zaken, waar wij even een proefje van meekregen, toe te dekken. Over de precieze uitwerking wil ook D66 graag nader worden geïnformeerd, met name over de andere wijze van indexeren die mede een rol schijnt te spelen.

Het is niet alleen goud wat er blinkt, voorzitter. Nederland gaat, als ik het goed zie, aan Europa niet minder uitgeven, hoewel dat aanvankelijk wel was bepleit, maar krijgt alleen meer inkomsten. Netto betekent dat natuurlijk een plus, maar het is toch wel wat anders dan wij bedoeld hadden. Hetzelfde geldt voor andere landen. Zonder dat "elk wat wils" zou er immers geen akkoord zijn bereikt. Ook op dit punt zou ik graag wat meer inzicht hebben. Het Duitse voorzitterschap volstaat op dit moment met de eer. Op zichzelf heel belangrijk, maar het rechtvaardigt wel de vraag wat dit voor de houding en de gevoelens van Duitsland op de wat langere termijn zal betekenen. Zal men die eer steeds maar genoeg blijven vinden?

De door Nederland gewenste stabilisatie van Europese uitgaven blijft vooralsnog een vrome wens, maar de uitkomst is wel beter – dat moet gezegd – dan de oorspronkelijke Commissievoorstellen.

Onzekerheden kunnen fors roet in het eten gooien. De extra structuurfondsgelden voor werkgelegenheid (zo'n 1 mld.) en voor asiel (400 mln.) zullen voor 50% door Nederland moeten worden meegefinancierd. Er zullen ook door Europa goedgekeurde plannen aan ten grondslag moeten liggen. Dat laatste was in het verleden niet ons sterkste punt. De onderuitputting waar al over is gesproken, toonde dat wel aan. Ook de verplichte medefinanciering kan nog wel wat problemen geven als wij zelf niet zo ruim in de slappe was zitten. Graag het oordeel van de minister van Financiën op dit punt. Helaas komt er geen asielfonds, ondanks de initiatieven van Aznar. De noodzaak daartoe klemt volgens D66 echter nog steeds en misschien zelfs wel meer, gezien de situatie in Kosovo.

De landbouwhervormingen wordt meer tijd gegund en de financiën voor landbouw blijven op het huidige niveau gestabiliseerd. Dat laatste was steeds de inzet van Nederland en ook de temporisering, zeker waar het de zuivel betreft, was een weg die minister Apotheker voorstond. Dit pakt voor Nederland niet ongunstig uit; laten wij wel wezen. Helaas bleek de weg van cofinanciering nog steeds niet bespreekbaar en zal dat ook de komende jaren niet zijn. Wij betreuren dat. Enige zorgen maken wij ons over de betekenis van de temporisering van de landbouwhervormingen voor de toetreding van de nieuwe landen en misschien ook wel voor de ontwikkelingslanden. Graag krijgen wij op dit punt wat meer helderheid.

Hoopvol acht D66 het dat de weg wordt ingeslagen naar een fundamentele wijziging van het eigenmiddelensysteem in 2002. Zal dit op termijn niet een van de belangrijkste bijdragen zijn aan een eerlijke lastenverdeling? Zal dan, ondanks onze geringere bijdrage, ook de nog steeds niet goed te verteren "rebate" van het Verenigd Koninkrijk aantastbaar worden? Ik krijg daar graag antwoord op. Uit de stukken is het mij niet geheel duidelijk geworden.

Voorzitter! Concluderend: D66 is tevreden, ook al had het akkoord op onderdelen beter gekund en blijft er nog veel ongewis. Ik hoop dat de daadkracht van deze top doorwerkt in de noodzakelijke vervolgstappen, zoals de institutionele hervormingen die bij het Verdrag van Amsterdam nog vooruit moesten worden geschoven, maar waarvoor nu in ieder geval het financiële pad geëffend lijkt.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De trieste ontwikkelingen in Kosovo hebben niet alleen onze agenda voor vandaag overschaduwd, maar hadden ook veel invloed op de top van Berlijn. Het is goed om, los van die ontwikkelingen, over die top na te spreken, want daar is een akkoord bereikt over een zeer gewichtig punt: Agenda 2000.

De eerste reactie van de SGP-fractie over de uitkomst van de onderhandelingen is dat wij financieel gezien zeker niet ontevreden mogen zijn. Dat mag ook worden erkend. De vraag is wel of wij alle consequenties nu al kunnen overzien. Is alles duidelijk en dan vooral de consequenties van de gesloten akkoorden op langere termijn? De kritische vragen die de heer Van den Akker daarover heeft gesteld, leven ook bij onze fractie. Ik maak eerst een aantal opmerkingen die hiermee samenhangen om met een aantal andere onderwerpen te eindigen.

In de eerste plaats ga ik in op de hervorming van de structuur- en cohesiefondsen. Het is de vraag of de hervorming in de richting van concentratie en doelmatigheid succesvol zal zijn. Het terugbrengen van de doelstellingen van de fondsen van dertien naar drie is voor het belangrijkste deel slechts een kwestie geweest van het samentrekken van de bestaande doelstellingen. In de praktijk zal dit dus nauwelijks consequenties hebben voor de initiatieven van Commissie.

In dit kader wil ik ook een vraag stellen over het asielfonds. Wij hebben gehoord dat dit er niet komt, maar ik lees dat in het kader van het desbetreffende communautair initiatief rekening zal worden gehouden met maatschappelijke en professionele integratie van asielzoekers. Wat betekent dit? Wat heeft dit voor financiële consequenties?

Nog wezenlijker is dat wij zeer verbaasd zijn over de uiteindelijke financiële enveloppe die is vastgesteld op 213 mld. euro voor de periode 2000-2006. In het verslag van de Algemene Raad van 22 februari jl. was nog te lezen dat Nederland, maar ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, inzetten op 173 mld. Duitsland koerste op 200 mld. Uiteindelijk is men uitgekomen op 213 mld. Dit is slechts 5 mld. verwijderd van de 218 mld. in de oorspronkelijke Commissievoorstellen. Waarom is het middenscenario niet gehaald? Waarom is men zo hoog uitgekomen? Moeten wij niet concluderen dat het doel van stabilisatie van de uitgaven uiteindelijk niet is bereikt? Mijn fractie is over dit resultaat bepaald niet tevreden.

Over het uiteindelijke Nederlandse aandeel in de structuurfondsen lezen wij in het verslag van de regering geen oordeel. Is de regering tevreden met de uiteindelijke 1,7%, hetzelfde percentage als thans, of wil zij nog niet spreken van een eerlijk aandeel?

Recent bereikte ons het bericht dat de begrotingscommissie vanmiddag haar ontevredenheid heeft uitgesproken over de uitkomsten van de top van Berlijn. In het kort vindt de begrotingscommissie de voorgestelde perspectieven voor de periode tot 2006 te krap. Ook wil de commissie meer flexibiliteit; tussen de verschillende uitgavencategorieën moet kunnen worden geschoven. Een en ander heeft ertoe geleid dat de begrotingscommissie op grond van artikel 203 van het EU-verdrag op basis van de nu voorgestelde perspectieven haar medewerking heeft ontzegd aan de totstandkoming van het interinstitutionele akkoord voor de periode 2000-2006. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie meer achter de voorstellen van de Raad staat dan achter die van de commissie, maar ik vraag of de regering op de hoogte is van dit nieuws en, zo ja, wat daarop haar reactie is.

Nog een opmerking op het financiële punt is dat de fraudebestrijding pijnlijk wordt gemist in het totale pakket. Dat heeft mij zeer verbaasd. Die was nu toch de aanleiding voor de problematiek die recent rond de Commissie is ontstaan? Het had toch in de rede gelegen dat de eerstvolgende Europese top daarover belangrijke en verstrekkende besluiten zou nemen. Niets van dit alles. Wat is de reden daarvan? Moet het beleid niet worden geïntensiveerd?

Een volgend punt, mevrouw de voorzitter, is het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Op dit terrein is sprake van een fors conflict van belangen. Het systeem van inkomenssteun aan boeren wordt voorlopig nog gecontinueerd. Tot degressiviteit van inkomsten is niet besloten. Voorts zijn er minder vergaande prijsdalingen vastgesteld voor de granen. Die zaken stemmen mijn fractie tot tevredenheid. De sector mag dan ook blij zijn dat de consequenties van de hervormingen nog niet zo worden gevoeld.

Aan de andere kant moeten wij helaas constateren dat de nu gekozen oplossing een kortetermijnoplossing is. Wij hebben hier met twee problemen te maken. Allereerst moeten wij toe naar een systeem met meer marktwerking. Daartoe is nu niet gekomen en dat betekent een ongunstige startpositie voor de komende WTO-onderhandelingen en er liggen nieuwe spanningen in het verschiet tussen de Unie en de Verenigde Staten, die altijd tegen het werken met subsidies zijn geweest.

De toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen betekent voor ons dat wij met deze nieuwkomers een geweldige concurrentieslag moeten gaan leveren. Die winnen wij niet wanneer wij de zuivelprijzen kunstmatig hoog houden. Drie mogelijkheden resten nog. Bij toetreding twee systemen van financiering invoeren of met ontzettend veel geld aan de Midden- en Oost-Europese landen dezelfde financiering geven of door middel van degressiviteit en inkomenssteun door de huidige lidstaten de Unie langzaam voor te bereiden op de toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen. Vooralsnog moeten wij concluderen dat op bepaalde terreinen is gekozen voor een uitstel van executie.

Twee onderwerpen tot slot, mevrouw de voorzitter. In de eerste plaats de benoeming van een nieuwe Commissie. Wij spreken ons ongenoegen uit over het nieuws dat de huidige Commissie, mevrouw Cresson incluis, mogelijk tot na de zomervakantie zal blijven zitten. Het gaat dan met name om de genoemde persoon. Kan echt niet bespoedigd worden dat zij vertrekt en, zo nee, waarom niet? Voor ons blijft dit een zeer moeilijk te verteren punt. Wordt overigens het pad gekozen dat de minister-president in het vorige debat helder en breedvoerig uiteengezet heeft?

Wij waarderen het overigens dat de minister-president zich niet beschikbaar heeft gesteld als kandidaat-voorzitter van de Commissie. Wij denken dat hij daarin de juiste keuze heeft gemaakt. Aan welke kandidaat denkt de Nederlandse regering echter wanneer de heer Prodi bij ons op korte termijn langs komt om een Nederlandse kandidaat? Wij nemen op grond van uitlatingen van staatssecretaris Benschop aan dat ditmaal niet de politieke kleur, maar de kwaliteit van de kandidaat centraal zal staan.

Mevrouw de voorzitter! Onze fractie heeft met grote teleurstelling kennisgenomen van de verklaring inzake het vredesproces in het Midden-Oosten. In die verklaring lezen wij: "De Europese Unie bevestigt opnieuw het blijvende onvoorwaardelijk recht van de Palestijnen op zelfbeschikking, waaronder de mogelijkheid van een staat en ziet de spoedige uitoefening van dat recht tegemoet." Het moge bekend zijn dat de SGP zich hierin niet kan vinden. Allereerst overziet de Unie kennelijk niet de consequenties die deze positie voor het Midden-Oostenvredesproces kan hebben. Premier Netanyahu heeft heel nadrukkelijk en terecht de vinger gelegd bij de gevolgen hiervan voor de positie van Israël in het Midden-Oosten. Ten tweede vinden wij dat Israël maar ook het Palestijnse volk recht heeft op een veilig bestaan en dat uitspraken van de Unie niet alleen de voortgang van de onderhandelingen kunnen frustreren, maar ook die gewenste veiligheid in gevaar kunnen brengen.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil graag beginnen met een hartenkreet. Het was hedenavond dat NRC Handelsblad opende met de mededeling dat de grootste partij in deze Kamer ervan beticht wordt in een boek dat morgen verschijnt, dat zij honderdduizenden guldens de afgelopen jaren in de partijkas zou hebben laten vloeien, geld van de Europese Unie ten behoeve van de nationale verkiezingscampagne. Men zal begrijpen dat dit nieuwe voorbeeld van al of niet vermeende fraude voor mij reden is geweest om het kabinet daarover vragen te stellen. Ik zal er nu verder niet op ingaan. Het is wel een vierde voorbeeld van datgene wat ons de afgelopen tijd ter ore is gekomen. Wij hebben te maken gehad met leden van het Europees Parlement die tekenden en vertrokken. Wij hebben de structuurfondsen meer dan eens gehad. Wij hebben gehad het verplicht terugtreden van de Europese Commissie. Er was sprake van een rapport dat nogal vernietigend was voor de Europese Commissie, in het bijzonder mevrouw Cresson. Ik wil mij aansluiten bij al die woordvoerders die hun teleurstelling hebben uitgesproken over het feit dat de Europese Commissie met uitzondering van de heer Santer tot na de vakantie zal blijven zitten. Ik heb al bij een eerdere gelegenheid gezegd dat ik de indruk heb dat fraude en Europa net zoiets zijn als voetbal en Cruijff. Dat lijkt nu weer bevestigd.

Mevrouw de voorzitter! Een felicitatie en plein public aan het adres van het kabinet. Ja, mijnheer Timmermans, ja, mijnheer Weisglas het is mij een genoegen om als oppositiepartij deze voetballers – één geeft de voorzetten en de ander kopt de bal in; wat de derde doet is mij niet helemaal duidelijk – een compliment te maken. Zij zijn in goede samenspraak in staat geweest om Edinburgh te doen vergeten. De SP-fractie is daarover buitengewoon gelukkig. Wij hebben altijd op het standpunt gestaan dat als het over de structuurfondsen gaat, wij echt beter in Nederland zelf uit kunnen maken of aan Flevoland al dan niet tientallen miljoenen moeten worden gegeven voor steun dan dat het via Europa moet. Alleen al de bureaucratie kost een hoop geld.

Edoch, mevrouw de voorzitter, er zijn natuurlijk ook wel wat kanttekeningen te plaatsen. Naar mijn indruk had de meerderheid van de Europese Unie zich voorgenomen dat het budget op het huidige niveau bevroren zou worden, terwijl dit, als ik goed ben geïnformeerd, niet gelukt is. Uiteindelijk stijgen de uitgaven nu met 7,5 mld. euro per jaar; is dat niet gemiddeld 0,5 mld. euro per lidstaat? "En is dat niet ongeveer 1,3 mld.?", zo vraag ik aan de minister van Financiën. Hoe kan hij in dit licht verklaren dat hij zo tevreden is? En misschien kan hij ook meteen even zeggen waar hij dat geld denkt te gaan halen.

Verder sluit ik mij graag aan bij de opmerkingen van CDA en GPV, die toch ook wel een nadere toelichting willen op de cijfers die tot ons zijn gekomen. Als je de landelijke dagbladen mag geloven, zijn er op het laatst allerlei cadeautjes aan de verschillende lidstaten verstrekt. En ik ben het met de heer Van den Berg eens als hij zegt dat hij zich niet kan voorstellen dat iedereen gelukkig is. Dat is onmogelijk; het kan niet zo zijn dat dit trio naar Nederland terugkomt met de mededeling dat de financiële doelstelling uit het regeerakkoord gehaald is, terwijl er geen andere landen zouden zijn die moeten mededelen dat er in het vlees gesneden is. Nu heeft minister Zalm alles in Berlijn natuurlijk goed nagerekend op zijn laptopje, opdat hij geen kat in de zak zou kopen, dus er moet wel een beter verhaal zijn dat wat wij tot nu toe hebben vernomen. Ik sluit mij dan ook aan bij het verzoek van de CDA-fractie om op zo kort mogelijke termijn een overzicht te mogen ontvangen van hoe het nu precies in elkaar zit, per jaar, per land en per categorie, opdat wij ons een gedegen oordeel kunnen vormen. Het blijft immers curieus dat nota bene de voorzitter, bondskanselier Schröder, na afloop van de top niet kon verklaren hoe het nu precies voor Duitsland was afgelopen. En als minister Zalm niet kan vertellen welk prijskaartje eraan hangt dat de verlaging van de Nederlandse bijdrage niet al volgend jaar maar pas in 2002 ingaat, dan lijkt dat erop te duiden dat toch vooral het goede nieuws naar buiten is gebracht. De vraag is dan ook aan de minister van Financiën of hij nu wel duidelijkheid kan geven over de tegenvaller. En je vraagt je trouwens af hoe het nu kan dat bij zo'n Europese top de meevallers blijkbaar meteen duidelijk zijn, terwijl de tegenvallers altijd later nog becijferd moeten worden.

Dan nog enkele opmerkingen over het landbouwakkoord of, beter gezegd, over wat daar uiteindelijk van over is gebleven. De liberalisering is een beetje afgeremd en het zal geen verbazing wekken dat de fractie van de SP daar niet rouwig om is. De toekomst van het platteland is in heel Europa meer gebaat bij productiebeperking dan bij nog meer concurreren met de wereldmarkt. Als volgend jaar de onderhandelingen over het vrijmaken van de wereldhandel van start gaan, omdat met name Australië en de Verenigde Staten nogal bezorgd zijn over de protectionistische politiek van Europa en de concurrentievervalsende werking die daarvan uitgaat, dan zou ik wel eens willen weten of wat er in Berlijn is afgesproken, voor het kabinet toereikend is om die onderhandelingen te kunnen aangaan.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! Ik kan me vergissen, maar volgens mij zijn de hervormingen van het landbouwbeleid er juist op gericht van steun voor producten naar inkomenssteun over te gaan. Dat heeft toch als effect dat er minder geproduceerd wordt? Dat zou dan toch in lijn met de denkwijze van de heer Marijnissen moeten zijn en dan zou hij die hervormingen toch moeten toejuichen?

De heer Marijnissen (SP):

Maar dat is ook zo; als u iets anders begrepen had, heb ik mij verkeerd uitgedrukt. Ik sprak nu over de aanpassingen en ik vroeg aan het kabinet of die geen problemen kunnen opleveren als er verder gesproken zal worden over het vrijmaken van de wereldhandel.

Mevrouw de voorzitter! Ik snap nog niet helemaal hoe het nu verder gaat met Polen. Betekent hetgeen er nu in Berlijn uit de bus gekomen is, dat de toetreding van Polen getemporiseerd moet worden omdat het, aangezien de aanpassingen niet volledig zijn geweest, voor de Europese Unie financieel gewoon niet te trekken is? En zo ja, hoe verhoudt zich dit dan tot de geruststellende woorden tot Polen bij de Europese Raad in de trant van "maakt u zich geen zorgen, het tempo en het doel blijft hetzelfde"? Als ik dit helemaal verkeerd zie, graag een toelichting hierop.

Men is het snel eens geworden over de nieuwe Europese voorzitter. Paars blijft nog even aan de macht, dus voorlopig nog geen verkiezingen. Minister-president Kok blijft! In ieder geval gaat hij niet naar de Europese Commissie, want het is Prodi geworden. Ik wil een vraag over de procedure stellen. Gesteld wordt dat Prodi genomineerd is als voorzitter en dat hij zo snel mogelijk kandidaten voor de Europese Commissie moet zoeken. Tevens moet hij samenwerking met de lidstaten zien te bewerkstelligen. Het nieuw gekozen Europees Parlement moet hier goedkeuring aan verlenen en de nieuwe Europese Commissie moet dan zo snel mogelijk worden geïnstalleerd en krijgt een mandaat van vijf jaar. Vinden nu de nominaties plaats voor of na de verkiezingen?

Tot slot krijg ik graag opheldering over de verklaring met betrekking tot het Midden-Oosten. Ik heb er geen bezwaar tegen, maar ik wil horen of ik het goed begrepen heb. Betekent dit dat de Europese Unie een eventuele Palestijnse staat, uit te roepen in mei 1999, zal erkennen?

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! In Berlijn heeft de Europese Unie bewezen onder moeilijke omstandigheden – Kosovo en het aftreden van de Europese Commissie – belangrijke besluiten te kunnen nemen. Dit is een knappe prestatie van het Duitse voorzitterschap en in het bijzonder van de Duitse bondskanselier. De beslissing over de nieuwe president van de Commissie was snel genomen en het is belangrijk dat daarover geen verdeeldheid is ontstaan. Wij kennen de heer Prodi, de beoogde nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, als een verstandige, noordelijk ingestelde Zuid-Europeaan en wij hebben er alle vertrouwen in dat hij in de Europese Unie net zo'n effectief en economisch beleid zal voeren als hij deed toen hij minister-president was.

De heer Marijnissen (SP):

Wat bedoelt u met een "noordelijk ingestelde Zuid-Europeaan"?

De heer Weisglas (VVD):

Een beetje zuinig, effectief, gericht op het tegengaan van fraude en op het bereiken van gezonde economische doelstellingen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Misschien een beetje calvinistisch!

De heer Weisglas (VVD):

Het is belangrijk dat in Berlijn de besluitvorming over Agenda 2000 is afgerond zodat de Europese Unie haar energie kan richten op andere belangrijke zaken, zoals de uitbreiding en het vluchtelingenprobleem. Nederland is er bij Agenda 2000 goed uitgekomen en dat is een compliment waard voor het gehele Nederlandse onderhandelingsteam en met name voor de minister-president en de minister van Financiën. Minister Zalm is de afgelopen jaren van veel kanten, ook in de Kamer, bekritiseerd over zijn opstelling ten aanzien van dit onderwerp, maar het was opvallend dat de afgelopen dagen veel van zijn critici opeens woorden van lof voor hem hadden. Maar ja, wij weten het: succes heeft vele vaders. En moeders, mevrouw Scheltema!

Natuurlijk is het enigszins riskant om in een regeerakkoord een niet onaanzienlijk bedrag in te boeken waarover eerst nog in de Europese Unie moet worden onderhandeld. Juist daarom is het een mooie prestatie dat het bedrag van 1,3 mld. uit het regeerakkoord is gehaald. Ik zeg dit mede tot de heer Van den Akker, hoewel hij ook nog antwoord van minister Zalm krijgt. Dat neemt niet weg dat er natuurlijk ook door ons enkele opmerkingen te maken zijn over het resultaat van Agenda 2000.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Op grond waarvan concludeert de heer Weisglas dat de doelstelling uit het regeerakkoord is gehaald? In het regeerakkoord staat: een sobere ontwikkeling van de EU-uitgaven voor de huidige lidstaten waardoor een besparing van de afdrachten ten opzichte van de meerjarencijfers mogelijk wordt van 1,3 mld. Daar is geen sprake van. Er is vooral sprake van hogere inkomsten uit de structuurfondsen. Van een sobere ontwikkeling van de uitgaven kan niet worden gesproken. Die uitgaven zijn met 20 mld. gestegen.

De heer Weisglas (VVD):

Ik hoop dat de minister van Financiën het goed vindt dat ik even op zijn stoel ga zitten. Want eigenlijk zou hij nu moeten antwoorden. Ik wijs op de afdrachten: 360 mln. minder voor douanerechten, 390 mln. minder voor de Britse compensatie, 560 mln. minder omdat de financiële perspectieven in totaliteit zijn verminderd en 30 mln. minder door de overschakeling van de BTW-sleutel op de BNP-sleutel, om het zo maar te noemen. Als je dat bij elkaar optelt, kom je uit op ruim 1,3 mld. Ik geef u nu uw zetel weer terug, minister Zalm!

Voorzitter! Nogmaals, dit neemt niet weg dat er enkele opmerkingen te maken zijn over het resultaat van Agenda 2000. Het is jammer – dat geef ik toe – dat er in plaats van reële nulgroei in de totale Europese begroting toch weer sprake zal zijn van een relatief gezien behoorlijke groei van de begroting van de Europese Unie. Dat is op zichzelf te betreuren. Daarnaast wijs ik op de landbouwhervormingen. Die hadden verder kunnen en moeten gaan, bijvoorbeeld op het punt van de cofinanciering. Het is dan ook de vraag – in de media ook reeds gesteld door minister Van Aartsen – of het resultaat van Berlijn zelfs op korte termijn ongeschonden door de onderhandelingen van de WTO zal komen. Verder is het de vraag of de landbouwresultaten van Berlijn de uitbreidingsonderhandelingen niet een stuk moeilijker zullen maken. Wat de structuur- en cohesiefondsen betreft leeft de zeer principiële wens, ook bij de Nederlandse regering, dat die fondsen eigenlijk slechts bestemd zijn voor de armere EU-landen. Die wens is echter niet gerealiseerd. Dat is jammer. Wat ook jammer is, is dat de gedachte van de bestedingsdwang, die nog steeds in de structuurfondsen zit, niet is verlaten. En dus blijft de onterechte druk op de ketel bestaan. Nogmaals, het is meer dan jammer dat aan die hoofddoelstelling, alléén voor de armere landen, niet is voldaan. Toch is het goed dat Nederland meer geld kan ontvangen voor werkgelegen- heidsprojecten en voor asielzoekers. De VVD-fractie had wel liever gezien dat het geld voor de asielzoekers was bestemd voor de opvang van asielzoekers en niet zozeer voor programma's voor de integratie van asielzoekers. Het is mij eerlijk gezegd ook niet duidelijk wat daarmee bedoeld is. Ik krijg hierop graag een toelichting.

Mevrouw de voorzitter! De Britse premier Blair heeft zich ontpopt als de nieuwe Thatcher van zijn land. Hij zal er ongetwijfeld in zijn eigen parlement complimenten voor krijgen. Het is jammer en ook niet terecht dat de Britse compensatieregeling na al die jaren toch weer ongeschonden door de top van Berlijn is gekomen. Maar ook hier geldt: ondanks dit te betreuren feit is het goed dat Nederland als het ware meelift met de Britse compensatie. Nederland moet nu een geringer deel bijdragen en heeft, samen met een aantal andere landen, eigenlijk een nettobegrenzer gekregen.

Ik maak nog een laatste opmerking over Agenda 2000. Er is besloten dat na de uitbreiding van de Europese Unie de financiële perspectieven aangepast moeten worden – dat is duidelijk – binnen het thans overeengekomen maximum en dat daarover te zijner tijd met gekwalificeerde meerderheid zal worden besloten door de Raad. Vergis ik mij nu of is dit toch de eerste keer dat er over een dergelijke financiële aanpassing bij meerderheid wordt besloten? Ik hoor graag een toelichting van de bewindslieden op dit onderdeel van de besluitvorming.

Voorzitter! Ook de fractie van de VVD is buitengewoon positief over het feit dat er nu eindelijk overeenstemming is bereikt over het handels- en samenwerkingsverdrag met Zuid-Afrika. Dat heeft echt schandelijk lang geduurd, maar dat lag, zo voeg ik er meteen aan toe, absoluut niet aan de opeenvolgende Nederlandse kabinetten. Zij hebben zich steeds ingezet voor het welslagen van het akkoord. Ik teken hier overigens meer in het algemeen bij aan dat wij erop blijven aandringen dat in dergelijke verdragen van de Europese Unie met derde landen een terugnameclausule voor onder andere uitgeprocedeerde asielzoekers wordt opgenomen. Dat is in het geval van Zuid-Afrika natuurlijk wat minder actueel, maar voor de consistentie van de opbouw van dergelijke verdragen is het goed dat er zo'n clausule in zit. Ik vraag de regering dan ook wellicht ten overvloede om zich daarvoor te blijven inzetten.

Met een aantal andere fracties zijn wij minder positief over de verklaring inzake het vredesproces in het Midden-Oosten. Het is terecht dat de Europese Unie in die verklaring aan de onderhandelende partijen, in de eerste plaats Israël en de Palestijnse autoriteit, vraagt om zich te onthouden van handelingen die vooruitlopen op het resultaat van de onderhandelingen over de definitieve status van Jeruzalem, de bezette gebieden enzovoort. In dat licht is het inconsequent – ik volg hierin graag collega Van Middelkoop – dat de Europese Unie zelf een paar weken geleden met een verklaring over Jeruzalem kwam waarin volledig vooruitgelopen werd op de inhoudelijke uitkomst van de onderhandelingen daarover en dat nu in Berlijn met een verklaring wordt gekomen over de erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat, terwijl Israël volgens de verklaring van Berlijn uiteindelijk geen zeggenschap meer heeft over het tot stand komen daarvan. Eerlijk gezegd, vindt de VVD-fractie het nogal aanmatigend dat de Europese Unie stelt ervan overtuigd te zijn dat een soevereine Palestijnse staat de beste waarborg zou zijn voor de veiligheid van Israël. Misschien is het goed om een dergelijk oordeel in de eerste plaats aan Israël zelf over te laten in de onderhandelingen. Hoe verhoudt die opstelling van de Europese Unie ten aanzien van het Midden-Oosten in Berlijn zich tot de positie van de Verenigde Staten in dezen? Heeft hierover overleg plaatsgevonden met de Verenigde Staten?

Het verbaast mij overigens dat de CDA-fractie naar aanleiding van mijn interruptie onomwonden zei dat zij positief staat tegenover de verklaring die in Berlijn is overeengekomen over het Midden-Oosten. Dat is natuurlijk haar volste recht, maar ik mag toch constateren dat dit een behoorlijke zwenking is in het beleid van het CDA, omdat opeenvolgende buitenlandwoordvoerders en ook de fractievoorzitter zich altijd hebben uitgelaten conform de lijn zoals die vanavond hier is uitgedragen door onder anderen de heer Van Middelkoop, de heer Van den Berg, de heer Marijnissen en mijzelf.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Er zijn in Berlijn een heleboel punten genoemd met betrekking tot het Midden-Oosten. Daar heb ik met name op gedoeld. Ik heb mij niet specifiek uitgelaten over het stichten van een separate soevereine staat door de Palestijnen.

De heer Weisglas (VVD):

Ik ben blij dat u deze toevoeging geeft. Voor mij was dit punt de kern van de verklaring over het Midden-Oosten. Als u daar nu enige afstand van neemt, dan herken ik u weer, om het zo maar te zeggen.

Voorzitter! Wij kennen allemaal de bekende uitdrukking: van schoenenpoetser tot miljonair. De VVD-fractie is erg blij dat wij van minister Zalm na Berlijn kunnen zeggen: van knakenpoetser tot miljardair.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! De top in Berlijn werd geheel overschaduwd door het drama in Kosovo. Het is dan ook terecht dat daarover eerder op deze dag eerst werd gedebatteerd met de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken. Het is goed dat in Berlijn ruzie en besluiteloosheid over geld zijn uitgebleven, want anders was het contrast wel heel erg groot geweest. Met één resultaat van Berlijn voor Nederland is de fractie van GroenLinks dan ook bijzonder tevreden: na misschien wel meer dan een jaar praten over geld zal het Europees debat eindelijk weer voornamelijk over de inhoud gaan; laten wij dat tenminste hopen.

Voorzitter! Mijn bijdrage is gesplitst in drie delen. Ik begin met Agenda 2000. Ik geef ruiterlijk toe dat hier een grote felicitatie aan het adres van de minister van Financiën past voor het binnenhalen van de 1,3 mld. in 2002. Als ik het goed begrepen heb, wordt het zelfs nog iets meer. Maar laat ik ook eerlijk zijn: het is wat de fractie van GroenLinks betreft een halve felicitatie, want zij geldt alleen de minister van Financiën. Er lijkt ons minder reden te zijn om ook zo uitbundig te handelen ten aanzien van de andere leden van het kabinet, en ik zal dat uitleggen. Voor de fractie van GroenLinks ging het in Berlijn niet om de Nederlandse schatkist, en ook niet om het Paarse regeerakkoord. Het ging erom de Europese Unie financieel klaar te stomen voor uitbreiding. Dát was ook de officiële doelstelling. Als wij dan het resultaat van Berlijn zien, kunnen wij helaas niet onverdeeld positief zijn.

Voorzitter! Bij de landbouw zijn omwille van het zelfopgelegde plafond van 40,5 mld. euro de eigen EU-doelstellingen en die van de Nederlandse regering feitelijk losgelaten. Van die vier doelstellingen, te weten het mogelijk maken van uitbreiding, recht doen aan de WTO-eisen, vergroenen en kosten beheersen, is eigenlijk alleen het laatste gelukt. Hoe kun je bijvoorbeeld uitbreiden met de eerste lidstaten in 2003, als je tegelijkertijd afspreekt dat de noodzakelijke landbouwhervormingen pas afgerond worden in 2006? Door de vergroening niet concreet in te vullen, wordt de historische kans gemist om een omslag te maken naar duurzaamheid, naar een milieu- en diervriendelijke landbouw in Europa. Wij snappen de juichtonen van de regering op dit punt ook niet. Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken, niet in de laatste plaats vanwege zijn vroegere hoedanigheid, om een reactie op dit punt.

Voorzitter! In het algemeen zijn er geen nieuwe instrumenten afgesproken voor productiebeheersing. Dat betekent dat de top in Berlijn ook geen einde heeft gemaakt aan het dumpen van landbouwproducten met behulp van exportsubsidies. Zo blijft de EU – dat blijft een steen des aanstoots – de markten van ontwikkelingslanden ontwrichten, en zo dreigt opnieuw ruzie binnen de WTO.

Voorzitter! Mijn fractie is teleurgesteld dat de cohesiefondsen onverkort zijn gehandhaafd. Straks treden landen toe met een bruto nationaal product ver beneden de 90% van het EU-gemiddelde. Die landen krijgen dan toch ook geen cohesiesteun? Als landen te ver achterblijven, moeten zij wat ons betreft gewoon geholpen worden uit de structuurfondsen. Het geld van de cohesiefondsen wordt dan ook, als het aan mijn fractie ligt, vooral ingezet voor een heldere duurzaamheidsdoelstelling bij de structuurfondsen, ten behoeve van alle huidige en toekomstige lidstaten. Mijn fractie betreurt het ook dat de mogelijkheid is verkeken dat de komende zeven jaar binnen de EU er zoiets als een asielfonds komt. De huidige crisis in Kosovo benadrukt opnieuw hoe groot de behoefte aan zo'n solidariteitsfonds is. Kan de Nederlandse regering aangeven, hoeveel geld van het Equal-initiatief aan asielprojecten zal worden besteed in Nederland en de andere lidstaten?

Voorzitter! Ik kom toe aan de Britse "rebate". Bij de behandeling van het eigenmiddelenbesluit in december 1995 werd een motie van de heer Van der Ploeg Kamerbreed aangenomen. Minister Zalm zei toen dat hij deze motie met vreugde zou uitvoeren. De motie sprak uit dat het onacceptabel was dat sommige landen eenzijdige kortingen op hun afdrachten genieten en dat de eenzijdige Brits-Duitse korting bij Agenda 2000 beëindigd moest worden en vervangen diende te worden door een voor alle landen gelijke financiële regeling. Het resultaat van Berlijn is echter dat Nederland nu juist tot deze Brits-Duitse eenzijdige kortingsclub is toegetreden. Mijn vraag aan de minister-president en de minister van Financiën is hoe serieus hierover eigenlijk is onderhandeld. Wat is de inhoudelijke motivering van de heer Blair om te persisteren in het handhaven van deze korting?

Voorzitter! Het karakter van de top van Berlijn kan ook omschreven worden als de top van de nationale uitzonderingsposities. Dat is een fundamenteel verkeerde tendens. De Unie wordt zo ingewikkelder, onoverzichtelijker en naar ons inzicht ook fraudegevoeliger en bureaucratischer. Ziet de regering dit gevaar ook? De conclusie moet zijn dat na de top van Berlijn dezelfde conclusie moet worden getrokken als na de top van Amsterdam, waar de institutionele hervormingen, benodigd voor de uitbreiding van de Unie, ook niet zijn afgerond. Op de vraag, die nu eigenlijk definitief beantwoord had moeten worden, of de Unie klaar is voor uitbreiding moet het antwoord opnieuw "neen, nog niet" luiden. Dat legt weer een grotere verplichting op de top van Keulen in juni, waar over een nieuw tijdpad voor de intergouvernementele conferentie moet worden gesproken. Blijft de regering – laten wij dat hopen – desondanks van mening dat de eerste toetreders uit Midden- en Oost-Europa echt per 2003 in ons midden zijn te verwelkomen? Hoe valt dat te rijmen met het uitstel van het op orde brengen van de Unie?

Dan enkele opmerkingen over het Duitse voorzitterschap. De afgelopen tijd is door sommigen nogal sceptisch gedaan over de inzet van dit voorzitterschap. De fractie van GroenLinks is echter de mening toegedaan dat de heren Fischer en Schröder met het akkoord van Berlijn toch hebben bewezen wat zij waard zijn. De vraag hoe wij Europa bij elkaar houden, stond bij hen voorop. Duitsland zelf is er daardoor bekaaid vanaf gekomen. Het is dan ook opvallend dat zelfs de heer Schröder niet eens wist te melden hoeveel zijn land erop achteruit is gegaan. Van tevoren is in de media naar voren gekomen dat Nederlandse ambtenaren met een speciaal rekenmodel in de computer naar Berlijn zijn gereisd om gedurende de onderhandelingen ieder bod meteen te kunnen controleren op de vraag of de gewenste 1,3 mld. wel gehaald zou worden.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! De opmerking van de heer Vendrik over de heren Fischer en Schröder ontlokt mij de volgende vraag. Heeft de heer Vendrik wel eens gehoord van het fabeltje van de olifant en de muis die samen over een brug lopen? De muis zegt dan tegen de olifant: "Wat stampen wij lekker, hè?".

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Dat fabeltje is mij bekend. Het is een heel leuk fabeltje.

Is het in die nacht, te midden van dat computermodel waar de Nederlandse bijdrage zo secuur in kon worden berekend, wel eens bij de minister-president opgekomen om enige solidariteit met Duitsland te betrachten, in die zin dat hijzelf wat lager uit zou komen en Duitsland wat minder laag? Ik zeg dat ook omdat Nederland die Duitse steun afgelopen jaar uitdrukkelijk heeft gezocht. Ik zeg dat ook met het oog op het draagvlak onder de bevolking van de grootste lidstaat van de Europese Unie. Graag een reactie.

Dan nog enkele punten over het resultaat voor Nederland zelf. Allereerst geldt dat sprake is van een voorlopig resultaat. Het is met potlood geschreven en niet met onuitwisbare inkt. Het onderhan- delingsresultaat zal straks in het kader van het institutioneel akkoord nog ter goedkeuring aan het Europees Parlement moeten worden voorgelegd. Het Europees Parlement zal ongetwijfeld zijn eigen wensen hebben. Zo lijkt in ieder geval het nu afgesproken administratieve budget te gering om de gedwongen ontslagen te financieren die er bij de Commissie ongetwijfeld staan aan te komen. Het is al bekend dat er knelpunten zijn. Er is ook een tekort aan deskundig personeel. Ook de pensioenlasten lopen snel op bij deze veertig jaar oude club. Daar is eigenlijk nog nooit goed voor begroot. Ook heeft het Europees Parlement meer ambities rond het buitenlands beleid. Er liggen dus nogal wat wensen. Het is de vraag hoe deze worden gefinancierd. Als het totale uitgavenpakket dankzij de wensen van het Europees Parlement nog wat stijgt, dan stijgt ook de Nederlandse contributie. Per saldo daalt de bezuiniging dan. Is dit aanvaardbaar voor de Nederlandse regering? Met andere woorden, welke ruimte wordt er geboden aan het Europees Parlement om zijn eigen stempel op dit besluit te drukken?

Een ongewisse factor is dat voor de twee grote bezuinigingsposten voor Nederland, namelijk de lagere bijdrage aan de Engelse "rebate" en het hogere percentage nationale inhouding op de douanerechten, een wijziging van het eigenmiddelenbesluit nodig is. Die wijziging moet ook nog door alle lidstaten worden geratificeerd. Dat gecombineerd met de uitgestelde beslissing bij landbouw kan nog complexe onderhandelingen rond 2000 mogelijk maken.

Ik heb nog een vraag over de douanerechten. Hoe realistisch is de schatting die nu in de stukken staat omtrent de opbrengst? Het valt te verwachten dat door de maatregelen van de WTO de invoerrechten, een post waarvan de bijdrage met betrekking tot de douanerechten afhankelijk is, gaan dalen. Het is de vraag of de toegenomen inkomsten voor Nederland dan niet weer gaan teruglopen, nadat daarover in WTO-verband is afgesproken en geoordeeld.

Nederland heeft ook meer geld losgepeuterd uit de structuurfondsen. Daarvoor moest zelfs een criterium alleen voor Nederland worden gemaakt, vanwege de lage arbeidsparticipatie. Mijn fractie vindt het wel heel ironisch dat uitgerekend degenen die in dit huis altijd bij hoog en laag beweren en bezweren dat er geen Europees geld naar Europese banenplannen mag gaan, nu moeten juichen, omdat alleen Nederland Europees geld krijgt voor het creëren van banen. En dat voor een Paarse coalitie die in Europa loopt te pronken met het poldermodel en zijn fantastische werkgelegenheidsresultaten. Het kan verkeren.

Het lijkt ons dat hier de doelstelling van het behalen van de 1,3 mld. de inhoud nogal de das om heeft gedaan. Wij vinden het niet begrijpelijk dat de regering aan deze gelegenheidsconstructie het woord "eerlijk" verbindt. Kortom, wij hebben nog heel veel vragen over de 1,3 mld. Mijn fractie schaart zich dan ook graag aan de zijde van diegenen die nog een nader debat wensen, met name met de minister van Financiën, om van de hoed en de rand te weten als het gaat om de resultaten van Berlijn en de gevolgen voor de diverse nationale begrotingen in de Europese Unie.

Ik heb nog een enkele opmerking over een aantal andere agendapunten. Wij zijn verheugd met de snelle voordracht van de heer Prodi. Noord of zuid, laten wij hopen dat het een goede voorzitter wordt. Wanneer denkt de regering overigens de naam van de Nederlandse kandidaat-commissaris te geven?

Wij zijn uiteraard ook bijzonder blij dat er eindelijk overeenstemming is met Zuid-Afrika over het handelsverdrag. Wanneer wordt dat akkoord ondertekend?

Wij zijn buitengewoon tevreden met het standpunt over het uitroepen van de Palestijnse staat, want zo kun je het wel lezen.

Tot slot heb ik nog een vraag over het aanblijven van mevrouw Cresson als demissionair commissaris. Dat lijkt ons buitengewoon onwenselijk. Wij hebben in een eerder debat begrepen dat de Nederlandse regering zich er sterk voor zou maken dat dit niet zou gebeuren. Wat is daar in Berlijn precies over besloten? Waarom is van die eerdere lijn afgeweken?

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn, met inbegrip van de, weliswaar ingehouden en in verschillende toonaarden uitgesproken, woorden van waardering voor de uitkomsten van de top. Dit was volgens mij een top die de trefwoorden "besluitvaardigheid" en "daadkracht" verdient. Het was een top die in belangrijke mate succesvol kon worden afgerond door de kwaliteit van de zijde van het voorzitterschap. De top stond onder de druk van Kosovo. Dat heeft niet alleen veel tijd gevraagd, maar ook veel aandacht genomen. Dat desondanks de afspraken over Agenda 2000 konden worden gemaakt zoals ze nu voorliggen, is des te markanter. Men zou kunnen zeggen: vanwege die omstandigheden mocht het overleg over Agenda 2000 ook niet mislukken. Dat is echter iets te gemakkelijk gezegd. De onderhandelingen waren tot het laatste moment heel moeilijk, vanwege de uiteenlopende belangen, de uiteenlopende posities. Des te belangrijker is het feit dat wij met een positief resultaat hebben kunnen afsluiten.

Dat pakket van afspraken over de financiële architectuur heeft de basis voor een sterkere, nog beter tot wasdom komende Europese integratie versterkt. Er zijn vanavond voorbeelden genoemd, zoals de tijdige uitbreiding, de versterking van het gemeenschappelijk veiligheids- en buitenlands beleid, het meer en beter spreken met één stem, het versterken van de samenwerking op terreinen als politie, justitie, asiel en migratie, werkgelegenheidsbeleid en tijdig nader bezien van de institutionele voorwaarden die straks een uitbreiding van de Unie beter mogelijk maken. Anders gezegd: de follow-up van Amsterdam. Al die dingen die na Amsterdam nog nodig zijn, zijn vorm en inhoud gegeven.

De Europese Commissie is teruggetreden. Dat vereiste een besluit over het voorzitterschap van de nieuwe Commissie. Het is verheugend dat daarvoor consensus aanwezig was. De procedure die in Berlijn overeen is gekomen, klopt voor 100% met het voorstel dat vanuit Nederland en daarna vanuit de Benelux is gedaan. In Nederland hebben wij hier in de Kamer al pratend vormgegeven aan de methode die wij voorstelden. In de discussie en in antwoord op vragen kreeg de precieze uitwerking van dat idee nog wat meer scherpte. Diezelfde avond na het Kamerdebat hebben wij de premiers, de ministers van buitenlandse zaken en de ministers van financiën van de beide andere Beneluxlanden op bezoek gehad in Den Haag. Toen hebben wij afgesproken dat er in Beneluxverband unanimiteit kon worden ontwikkeld met betrekking tot de te volgen procedure. Het heeft wel geholpen dat er in Berlijn een voorstel van deze drie Beneluxlanden voorlag. Ik meen dat ik die formule nu niet hoef te herhalen. Zij is onder andere terug te vinden in de brief aan het voorzitterschap. De nieuwe Commissie treedt volgens die formule pas aan nadat het nieuw verkozen Europees Parlement een oordeel over die nieuwe ploeg heeft gegeven. De heer Prodi is beoogd voorzitter. Dat wordt voorgelegd aan het Europees Parlement in zijn huidige samenstelling. Het Europees Parlement zal zelf, indien het Verdrag van Amsterdam nog niet in werking is getreden vanwege de nog niet afgeronde ratificatie, in ieder van de lidstaten naar de letter en de geest van het Verdrag van Amsterdam van de rechten gebruik maken die in Amsterdam aan het parlement zijn toegekend. Daarna komt er een proces waarin de nieuwe voorzitter – de heer Prodi – de elementen van het politiek program van de nieuwe Commissie verder gaat ontwikkelen. Hij moet dan in samenspraak met lidstaten komen tot het samenstellen van het team, de nieuwe club.

Ik kan nog niet aangeven wanneer de procedure voor het voordragen van de Nederlandse commissaris in gang wordt gezet. In elk geval zal hieraan de komende weken door het kabinet de nodige aandacht worden gegeven. Na half juni zal een beoogd team aan het oordeel van het nieuwe Parlement worden voorgelegd, zodat de nieuwe Commissie zo snel mogelijk in de loop van de zomer – het liefst op 1 augustus – kan beginnen en dan voor een volle periode van vijf jaar, met behoud van de rechten die het parlement heeft aan het einde van het jaar.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De minister-president heeft het over een volle periode. Ik wijs hem erop dat in de verdragen data genoemd worden. Volgens de verdragen kan een nieuwe Commissie pas gaan functioneren vanaf 7 januari. Ik meen begrepen te hebben dat de heer Prodi en de zijnen deze zomer daadwerkelijk gaan functioneren en de termijn van de huidige Commissie vol maken en dat begin januari die termijn van vijf jaren begint. Zie ik dat goed?

Minister Kok:

Ja, je kunt eigenlijk zeggen dat de periode van vijf jaar een periode van vijfeneenhalf jaar wordt.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Dan heb ik nog een vraag. De heer Prodi begint formeel te functioneren na de zomer, dus in relatie met het nieuwe Europees Parlement. Dat lijkt mij prima. De heer Santer heeft zich kandidaat gesteld voor het Europees Parlement. Dan krijgen wij dus nog een fase waarin de Commissie in de huidige samenstelling geen voorzitter meer heeft.

Minister Kok:

De Commissie zal altijd een voorzitter hebben. Zij zal dan in die vacature voorzien. Dus het is aan de heer Santer om te beslissen wanneer hij de tijd gekomen acht om ruimte te maken. Als jong aanstormend europarlementariër met ambities kan hij natuurlijk niet op alle stoelen tegelijk zitten. Dan zal een van de vice-presidenten van de Commissie waarnemend voorzitter worden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Wij lopen toch niet het risico dat mevrouw Cresson hem opvolgt?

Minister Kok:

Zij is geen vice-president.

De heer Marijnissen (SP):

Over ruim twee maanden worden de Europese verkiezingen gehouden. Mijn concrete vraag is: zullen de lidstaten hun voordrachten aan Prodi bekendmaken voor of na die verkiezingen?

Minister Kok:

Ik denk dat het verstandig is om dat daarvoor te doen om tijdig aan de bal te zijn. Het is uiteraard niet de bedoeling om de kiezer te bruuskeren. Het zou misschien gevoelig kunnen liggen, omdat men vindt dat de lidstaten moeten bepalen welke politieke kleur de nieuwe nationale commissaris moet hebben, maar het is belangrijk om, wanneer de Commissie moet worden samengesteld, tijdig de goede kandidaat te hebben. Op die wijze kan rekening gehouden worden met de mogelijkheid om een niet al te lichte portefeuille te bezetten. Het zou geen sterk bod zijn als Nederland er nog eens drie maanden voor uittrekt om met een kandidaat te komen, terwijl alle andere landen al vrij snel met een kandidaat naar voren komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik maak uit uw woorden op dat daar in Berlijn niet over is gesproken. Over de kandidatuur van personen wordt dus pas gesproken nadat de verkiezingen...

Minister Kok:

Nee. Dat heb ik niet gezegd.

De heer Marijnissen (SP):

Begrijp ik u goed dat in Berlijn niet is afgesproken dat de lidstaten hun nominaties of voordrachten niet bekendmaken voor de verkiezingen? Dat zal dus voor de verkiezingen worden gedaan.

Minister Kok:

Dat kan. In sommige landen zal dat niet het geval zijn. Ik heb het voorbeeld gegeven van België en Luxemburg. Die landen hebben nationale verkiezingen op diezelfde dagen. Ik sluit niet uit dat hun voorkeur voor de door ons voorgestelde formule mede is ingegeven door de overweging dat het prettig is de nationale kandidaat voor Europa na de nationale verkiezingen voor te dragen. Een land dat niet op die dagen, 10 t/m 13 juni, nationale verkiezingen voor het parlement heeft, doet er om tactische redenen niet verstandig aan om onnodig lang met het voordragen van de nationale kandidaat te wachten. Normaal gesproken zal Nederland ook tot deze categorie landen behoren. Wij zouden anders wel heel snel moeten zijn! Als men te lang wacht, laat men erg veel over aan de anderen. Die zullen immers sneller zijn met de voordracht van een persoon. Soms zullen dan in de gesprekken met de beoogd voorzitter mogelijke configuraties een rol spelen: wie komt op welke plek? Nederland moet zich absoluut niet overhaasten en van de ene op de andere week met een kandidaat komen. Wij moeten er echter niet te lang mee wachten.

De heer Marijnissen (SP):

Er wordt in de Kamer door bijna alle fracties in alle toonaarden aangegeven dat het niet om de partijpolitieke kleur moet gaan van de commissaris, maar om de kwaliteit. Alleen de fractie van GroenLinks heeft expliciet gezegd dat het een sociaal-democraat moet zijn. Er is echter wel sprake van enige relatie. Als bij de verkiezingen mocht blijken dat wat de VVD met Europa wil, niet door de kiezer wordt gehonoreerd, is het in dat geval raar als het kabinet eventueel zou besluiten om iemand uit VVD-kring te kandideren. Ik neem aan dat de minister-president dit punt ook onder ogen ziet.

Minister Kok:

Des te meer reden om tempo te maken!

De heer Marijnissen (SP):

Uit democratisch oogpunt is dat niet zo'n goede opmerking.

Minister Kok:

Ik vind het verwijzen naar het democratisch oogpunt onzinnig. Nederland moet, gegeven een aantal te maken afwegingen, de beste persoon, man of vrouw, voordragen voor de Europese Commissie. De selectie van deze persoon voor deze nieuwe missie in deze nieuwe periode moet onderwerp van een objectieve en kwalitatieve beoordeling zijn. De regering zal daarvoor verantwoording afleggen aan de Kamer. Het lijkt mij dat dit juist geen onderdeel van verkiezingsrumoer moet zijn. Deze afweging wordt gemaakt. Wij staan daarvoor. Wij maken het kenbaar. De Kamer kan daar eventueel in meerderheid of in minderheid anders over denken. Ik hoop dat het een minderheid zal zijn. Een groot aantal lidstaten zal in de komende weken met hun kandidaten komen. Dat kan ik de Kamer voorspellen. Het zou dan ook slecht zijn als Nederland daarbij drie maanden lang zijn kruit droog houdt. Dan vist men geheid achter het net bij de mogelijkheid om een goed persoon voor te dragen op een bij de statuur van Nederland passende portefeuille.

De heer Van den Akker (CDA):

Komt de minister-president nog terug op mevrouw Cresson?

Minister Kok:

Nee. In Berlijn hebben wij daar geen woord over gewisseld. Het ging over de voordracht van de nieuwe Commissievoorzitter.

De heer Van den Akker (CDA):

De heer Kok zegt dat het wel tot 1 augustus en misschien wel langer kan duren voordat de nieuwe ploeg is aangetreden. Dat betekent dat mevrouw Cresson er nog een halfjaar zit. Mijn specifieke vraag aan de minister-president is of hij dat acceptabel vindt, gezien hetgeen er is gebeurd.

Minister Kok:

Dat antwoord is uitgebreid gegeven in het debat van een aantal weken geleden. Ik heb mijn opvattingen erover gegeven. Ik heb ook gezegd dat ik er contacten met Parijs over heb gehad. Ik heb vervolgens aangegeven dat Nederland op dit punt a. via de Raad geen rechten heeft die men kan doen gelden en b. zeker geen Alleingang zal kiezen. De Kamer heeft daarvan kennisgenomen.

De heer Van den Akker (CDA):

Nederland alleen kan niets doen. De Europese Raad in zijn totaliteit kan dat wel. De vraag is of het in Berlijn aan de orde is geweest.

Minister Kok:

Het antwoord is nee.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is jammer.

Minister Kok:

Daar ging het niet over in Berlijn. De opdracht was om te kijken of er consensus gevonden kon worden over een beoogd voorzitter van de nieuwe Commissie. De Raad is niet de baas van de Commissie. De heer Van den Akker vroeg in zijn bijdrage ook iets over de verhouding tussen de organen. Het Europees Parlement – dat is de afgelopen weken en maanden wel gebleken – kan een oordeel geven over de Commissie en over commissarissen. Zelf heb ik dus niets toe te voegen aan hetgeen ik in het eerdere debat heb gezegd over de plaats van mevrouw Cresson. Berlijn was niet het moment en de Europese Raad was niet de plaats om daarover tot uitspraken te komen.

De voorzitter:

Mijnheer Van den Akker, wij gaan niet het debat van een paar weken geleden overdoen. Als u nog een andere vraag over dit punt hebt, kunt u die stellen, maar niet dezelfde vraag waar u toch weer hetzelfde antwoord op krijgt.

De heer Van den Akker (CDA):

Maar wij kunnen toch geen van allen happy zijn met de uitkomst dat iemand die zo'n vernietigend rapport over zich heen heeft gekregen, er nog een halfjaar zit? Dat kan toch voor niemand acceptabel zijn?

De voorzitter:

Dit was uw laatste vraag op dit punt.

Minister Kok:

De vraag is niet wie het meest happy is, de vraag is of het aan de Europese Raad toekomt om daarover beslissingen te nemen. Ik kan u één ding verzekeren: een oordeel zoals u dat zou wensen, zal in ieder geval niet door Frankrijk worden gedeeld.

De voorzitter:

Ik constateer dat de heer Vendrik nog een vraag wil stellen. Ik neem aan dat ook hij niet het debat van een paar weken geleden of de interruptie van zojuist gaat overdoen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het debat van een paar weken geleden zal ik zeker niet overdoen, maar de minister-president zegt dat het niet aan de Europese Raad is om hierover een uitspraak te doen. Aan welke raad is dat dan wel?

Minister Kok:

Ik denk aan geen enkele raad. Ik zou ook niet weten hoe men hierover tot overeenstemming zou kunnen komen wanneer het land van herkomst (Frankrijk) daar niet mee instemt. Als u daar een oplossing voor hebt, houd ik mij aanbevolen.

De voorzitter:

Ik zou zeggen: vervolgt u uw betoog.

Minister Kok:

Dat brengt mij op Agenda 2000, voorzitter. Ik wil daar maar een enkele opmerking over maken, want de beide collega's zijn zeer geprepareerd en gemotiveerd om op de diverse onderwerpen hun bijdrage te leveren. Het resultaat – dat hebben wij ook vrijdagmorgen vroeg gezegd – is inderdaad om mee thuis te komen, ondanks compromissen die in zo'n pakket natuurlijk onontkoombaar zijn. Er worden uiteraard paaltjes geslagen en die gaan naar de mate waarin de onderhandelingen verder vorderen, nog dieper de grond in. Met sommige landen viel daar gewoon niet over te praten. Een voorbeeld daarvan is de afwijzing van de cofinanciering, of het willen handhaven van de Britse "rebate". Voor Nederland was van groot belang het zo dicht mogelijk uitkomen bij reële stabilisatie. Zonder onze inzet die zich maandenlang heeft voortgezet en waar wij veel steun voor hebben gevonden, zouden wij veel minder ver zijn gekomen dan nu het geval is.

De landbouw bevat een aantal elementen, met name in de vorm van later intredende hervormingen en het niet in het pakket opgenomen zijn van degressiviteit, waar Nederland met andere landen een veer heeft moeten laten. Dat is ontegenzeggelijk het geval. Op het punt van de eigen middelen en de nettopositie – dat zal straks nog uitvoeriger worden toegelicht – zijn wij heel goed uitgekomen. Samen met de structuurfondsen en de cohesiefondsen heeft dat, alles bij elkaar, een beeld opgeleverd waarbij wij natuurlijk wat hebben moeten ingeven op de verdergaande eisen van een aantal lidstaten, maar de mate waarin dat moest gebeuren, is beperkt gebleven, en ons aandeel daarbinnen is beter dan velen binnen en buiten deze Kamer tot kort voor Berlijn hadden verwacht.

Heeft Nederland dan op een bepaald moment nog gedacht dat het toch wat meer solidair zou moeten zijn met landen die dreigden er slechter uit te komen dan Nederland? Nee, dat besef is niet bij ons opgekomen. Ieder land zit goed voorbereid en goed toegerust aan tafel en voor het Duitse voorzitterschap gold zeer in het bijzonder dat men een goed resultaat wenste; dat siert de kanselier en de regering van de Bondsrepubliek. Op een bepaald moment lopen echter, gezien de techniek van de instrumenten, de belangen noodzakelijkerwijs wat uit elkaar. Als het bijvoorbeeld gaat over de vraag welk deel van de invoerrechten een land zelf mag houden, lopen door de geografische ligging en de rol die landen nu eenmaal in de invoer spelen, Duitsland en Nederland uit elkaar. Daarnaast hebben wij zwaar gewerkt aan beperking van het aandeel in de Britse "rebate", maar voor Duitsland gold en geldt al een bepaalde korting daarop. Voor Nederland was heel belangrijk of het resultaat dat ons voor ogen stond, kon worden gerealiseerd. Nu kan men wel zeggen dat dat vooral een goed resultaat is in termen van geld, maar als dat niet was gelukt, zou het debat van vandaag of straks over de Voorjaarsnota zijn gegaan over de vraag ten koste van welke belangrijke prioriteiten van kabinetsbeleid de prijs gaat die Nederland in Berlijn heeft moeten betalen. Men kan wel zeggen dat het "alleen maar" resultaat is in termen van geld, maar het kabinet kent vele belangrijke beleidsprioriteiten waaraan geld moet worden besteed terwijl de budgettaire situatie niet bepaald eenvoudig is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil graag het politieke oordeel van de minister-president horen over de uitkomst van deze top in het licht van de mening van eenieder in Europa dat met de afronding van de bespreking over Agenda 2000 Europa klaar wordt gemaakt voor de uitbreiding. Dat was de grote opdracht. Ik constateer nu dat het met het geld is gelukt, maar dat de top in Berlijn is mislukt in die zin dat niet die helderheid is geboden die uitbreiding mogelijk maakt. Dat is toch niet gelukt?

Minister Kok:

Dat politieke oordeel zou gemakkelijker zijn te geven als er iets van een bewijsvoering in uw redenering zou zitten. Er is geen sprake van dat de uitkomst van de onderhandelingen over Agenda 2000 een sta-in-de-weg is voor een goed voorbereide uitbreiding. Ten opzichte van hetgeen enkele weken geleden voorlag, is op een enkel onderdeel van het landbouwhervormingspakket enige vertraging ontstaan. Dat betreft overigens onderwerpen waarvan nog maar enkele maanden geleden niet iedereen zou hebben verwacht dat de EU kans zou zien om überhaupt tot die hervormingen te komen. Dat geldt voor de zuivel- en de graansector. Er zijn inderdaad beperkte vertragingen in de tijd ontstaan, maar die kunnen niet worden beschouwd als een sta-in-de-weg bij het voorbereiden van de uitbreidingsonderhandelingen. Ze kunnen wel van invloed zijn op de naar mijn mening niet te vermijden overgangsperioden op onderdelen van het landbouwbeleid bij het toetreden van nieuwe lidstaten. Ik ga ervan uit dat, als de uitbreidingsonderhandelingen tot een positief einde zijn gebracht, er op onderdelen van het EU-beleid overgangsperiodes nodig zijn. De vertragingen die op onderdelen van het landbouwdossier zijn ontstaan ten opzichte van het eerdere pakket van de landbouwministers, kunnen inderdaad een bepaald effect hebben op de duur van overgangsperiodes. Maar dat staat het afronden van onderhandelingen en het maken van goede politieke afspraken over het uitbreidingsmoment niet in de weg. Na de totstandkoming van het Verdrag van Amsterdam – de fractie van GroenLinks heeft tegen dat verdrag gestemd, maar ik moet er niet aan denken dat wij zonder "Amsterdam" hadden gezeten – is afgesproken dat er nieuwe institutionele afspraken zullen worden gemaakt.

In Keulen en Helsinki zal een tijdpad worden vastgesteld voor het voorbereiden van een aantal institutionele regelingen die Europa rijper maken voor de toekomst. Daarvoor heeft het akkoord over Agenda 2000 de weg vrijgemaakt. Als dat akkoord er niet was gekomen, zou het tijdens de top van Keulen en wellicht ook tijdens het Finse voorzitterschap voornamelijk gaan over het afronden van de financiële onderhandelingen. Nu hebben wij de ruimte om met elkaar op het institutionele vlak een aantal nieuwe stappen te zetten, hoe moeilijk ook. Dit is een van de volgende punten die wij ter hand gaan nemen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Bij het afsluiten van dit akkoord zijn er verschillende winnaars. Vrijwel alle landen hebben wel wat binnen gehaald en konden dus positief gestemd naar huis terugkeren, alleen Duitsland niet. Duitsland – en dan met name de heer Schröder – had natuurlijk de eer dit tot een goed einde te hebben gebracht, maar Agenda 2000 beslaat bijna zeven jaar. Het is de vraag hoe het draagvlak in Duitsland voor deze maatregelen verder in te tijd zal zijn, nu Duitsland hier financieel niet zo goed is uitgekomen. Kan de minister-president hierover iets zeggen? Is hij van mening dat de uitwerking voldoende mogelijkheden biedt om Duitsland in het vervolg iets mee naar huis te geven, dat het nu nog niet kon incasseren?

Minister Kok:

Ik heb de indruk dat de heer Schröder als het om generositeit gaat, niet in de schaduw is komen te staan van de bijdrage die de heer Kohl in Edinburgh heeft geleverd. In die zin is het voor sommigen in Duitsland misschien al een verademing dat het niet opnieuw diep hoefde te gaan in termen van additionele bijdragen. De eerste reacties in het Duitse parlement leverden een vrij voorspelbaar beeld op. De vertegenwoordigers van CDU-CSU zijn natuurlijk erg negatief en de regeringsfracties zijn gematigd positief. Het zou Nederland kunnen zijn.

De heer Timmermans (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil terugkomen op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, want ik vind dat de minister-president de zaak te gemakkelijk naar de overgangstermijnen schuift. Is hij het ermee eens dat er met deze uitkomst een probleem is gecreëerd voor de Unie ten opzichte van de plannen die voorlagen in Agenda 2000? Dit is niet zozeer een financieel probleem, maar een probleem dat wordt veroorzaakt door het vooruitschuiven van een aantal wezenlijke hervormingen van het landbouwbeleid. Dit geldt niet alleen voor de uitbreidingsdiscussie, maar ook voor de WTO en de positie van de ontwikkelingslanden. Wil de minister-president hierop reageren?

Minister Kok:

De heer Van Aartsen zal uitgebreid op dit onderwerp ingaan. Het enige wat ik wil zeggen, is dat de vertragingen die nu in het uiteindelijke pakket zijn opgetreden, niet moeten worden gedramatiseerd. Zij moeten steeds worden gezien in het licht van de verwachting van enkele maanden geleden dat de hervormingen bijkans onmogelijk zouden zijn. Wij moeten het wel in dat perspectief plaatsen.

De heer Timmermans (PvdA):

Dus het glas is halfvol of halfleeg?

Minister Kok:

Voor mij is het altijd halfvol.

Minister Van Aartsen:

Ik kan kort zijn na deze zeer doorwrochte behandeling van het landbouwbeleid door de minister-president. Ik vind het jammer dat staatssecretaris Benschop hier vanavond niet aanwezig kan zijn – overigens naar ik hoop vanwege heuglijke omstandigheden – omdat hij zeer veel heeft bijgedragen aan het tot stand komen van het akkoord zoals dit in Berlijn is gesloten.

Vervolgens wil ik een paar opmerkingen maken over Zuid-Afrika. De overeenkomst met Zuid-Afrika wordt uiteraard – zoals dat ook in de Kamer is gebeurd – zeer verwelkomd. Het was inderdaad nodig. Het is zowel uit economisch als uit politiek oogpunt belangrijk dat dit akkoord nu is gesloten. Ik weet niet wanneer het wordt getekend, maar dit is eigenlijk alleen nog een formaliteit. Het gaat erom dat de inhoud er is. Van de handelsafspraken zullen ook landen als Namibië, Botswana, Lesotho en Swaziland kunnen profiteren. Zij vormen een douane-unie met Zuid-Afrika in de South African Customs Union. Voor de SADCC, waarover de heer Timmermans sprak, zal hiervan een enorme positieve impuls uitgaan tot verdere integratie in SADCC. Uiteindelijk ging het er ook om Zuid-Afrika economisch sterker te maken. Een economisch sterker Zuid-Afrika is vervolgens een stimulans voor de SADCC-samenwerking. Zuid-Afrika maakt ongeveer 80% uit van het bruto nationaal product van SADCC.

Ik kom te spreken over de landbouw. De minister-president heeft daarover gezegd dat dit onderdeel van Berlijn niet het meest ideale is. De heer Weisglas sprak erover en vroeg of dit akkoord ongeschonden door de WTO zal komen. Als men het goed leest, zitten in de punten 22 en 24 aanzetten om duidelijk te maken dat dit wellicht niet gedurende de hele periode het verhaal rond de landbouw zal zijn. Er is niemand van ons in de delegatie die enige juichtoon heeft laten klinken naar aanleiding van dit onderdeel van Berlijn. Uitgaande van de voorstellen van de Commissie en staande aan de start van de onderhandelingen een jaar geleden zouden wij hebben gezegd: wij tekenen direct voor dit pakket. Er is echter een geschiedenis van een jaar geweest.

De heer Vendrik had een zeer interessant en mij zeer aangelegen punt uit de vorige portefeuille bij de kop, namelijk de kwestie van de groene elementen in het landbouwgedeelte van Berlijn. Ik meen dat daarover inmiddels vragen zijn gesteld door mevrouw Karimi. Het is belangrijk dat is vastgelegd dat er sprake kan zijn van cross compliance. Het ligt vast in de conclusies die de Commissie heeft neergelegd bij het akkoord van Berlijn. Juist de cross compliance is een belangrijk element in het landbouwbeleid. In Nederland doen wij het ook. Collega Apotheker heeft dat volgens mij ook voortgezet. Het is een element om het GLB te vergroenen. De heer Vendrik had natuurlijk hogere ambities. Die zijn er in Berlijn niet uitgekomen. Ik zou niet willen dat het element cross compliance uit het beeld zou verdwijnen.

De heer Timmermans en mevrouw Scheltema hebben terecht aandacht gevraagd voor de positie van de ontwikkelingslanden. Voor een betere markttoegang zal Nederland zich in de komende jaren opnieuw moeten inzetten. Voor de minder ontwikkelde landen is dat een vreselijk belangrijk thema. Agenda 2000 of datgene wat nu is overeengekomen, biedt daarvoor wel een aantal kansen. Ideaal is het op dat gebied niet. Wij moeten dat gewoon erkennen. Nochtans – ik houd dat vol tegenover de kritische toonzetting van de Kamer – zijn er substantiële hervormingen ingezet, zeker als men in ogenschouw neemt dat Duitsland, Frankrijk, de Beneluxlanden, de Grieken, de Portugezen en de Ieren niet zo geporteerd waren voor een aantal maatregelen en marktgerichte hervormingen die tot stand zijn gekomen.

De heer Van Middelkoop heeft gelijk. De cofinanciering is niet meer besproken. Die was van de baan. Het zal echter niet nodig zijn dat de Landbouwraad het werk overdoet, want in Berlijn is het gat tussen de geraamde kosten en het bedrag van 40,5 mld. euro verder verkleind. En het is de bedoeling van de laatste paragraaf op bladzijde 5 dat de daadwerkelijke uitgaven binnen die grens van 40,5 mld. euro blijven. Er wordt ook melding gemaakt van een budgettaire evaluatie in het jaar 2002, indien nodig ook weer vergezeld van voorstellen tot besparingsmaatregelen. Al met al is het resultaat niet ideaal, maar meer was er gegeven het verloop van de discussie in Berlijn op het onderdeel landbouw niet te bereiken.

De heer Van den Akker (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Zou de minister financieel kunnen onderbouwen dat de uitbreiding gefinancierd kan worden met de huidige afspraken over de landbouw die in Berlijn zijn gemaakt? Dat is namelijk de kernvraag.

Minister Van Aartsen:

Ik meen dat u ook aan de minister van Financiën nog om een uitvoerige financiële onderbouwing heeft gevraagd. Uiteraard wil de regering die graag ook op het onderdeel landbouw leveren, maar het is in ieder geval van belang om voor ogen te houden dat Berlijn het mogelijk maakt gewoon met het uitbreidingsproces te beginnen, want het akkoord bevat een aantal onderdelen die belangrijk zijn, ook met het oog op de uitbreiding. En het zal – de minister-president is er al op ingegaan – waarschijnlijk nodig zijn om met de toetredende landen bepaalde overgangsmaatregelen te treffen, maar wij wisten dat dit toch al nodig was, hoe het akkoord ook zou zijn uitgevallen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! In de door de minister aangeduide paragraaf staat: "De Commissie en de Raad wordt verzocht naar bijkomende besparingen te zoeken om ervoor te zorgen dat de totale uitgaven exclusief plattelandsontwikkeling en veterinaire maatregelen in de periode 2002-2006 niet meer bedragen dan een jaarlijks gemiddelde van 40,5 mld. euro." Daaruit meen ik te mogen begrijpen dat er sprake is van het min of meer overdoen van het huiswerk door de ministers van landbouw.

Minister Van Aartsen:

Nee, dat is niet het geval, want na die passage volgt dat de Raad de Commissie verzoekt om in 2002 een verslag in te dienen wat de ontwikkelingen van de landbouwuitgaven betreft. Zoals ik al aangaf, is het gat tussen de geraamde uitgaven en dat bedrag van 40,5 mld. euro verder verkleind. En het is de bedoeling dat men de daadwerkelijke uitgaven met verstandig begrotingsbeheer en goed management binnen die grens van 40,5 mld. euro houdt, die overigens een gemiddelde is. Dit is de betekenis van die paragraaf, niet dat men het huiswerk zou moeten overmaken of dat de landbouwministers opnieuw aan het karwei zouden moeten beginnen. Daar heeft in Berlijn helemaal niemand aan gedacht.

Dan is er nog gesproken over de verklaring van de Europese Raad over het Midden-Oosten. Voor een beschouwing van dit onderdeel van het akkoord van Berlijn moeten wij terug naar de verklaring van Cardiff van juni 1998. Daarbij is een formulering gehanteerd waarbij de mogelijkheid van stichting van een Palestijnse staat niet werd uitgesloten. In Cardiff is er al een verklaring van de Europese Unie geweest. Ik zal niet het gehele stuk citeren, mede omdat het in het Engels is. In de verklaring van Berlijn staat niet meer en niet minder dan dat de Europese Unie bereid is de erkenning van een Palestijnse staat te gelegener tijd in overweging te nemen, in overeenstemming met voornoemde basisbeginselen. Wat zijn die basisbeginselen? Het belangrijkste element daarvan is dat een akkoord tot stand moet komen op basis van onderhandelingen. Hiermee heb ik ook een antwoord gegeven op de vraag van de heer Marijnissen. De tekst is derhalve uitermate voorzichtig, waarbij wordt vastgehouden aan het principe dat de erkenning van een Palestijnse staat geen automatisme kan zijn, maar slechts het resultaat van onderhandelingen en gebaseerd op akkoorden. En dit was voor de Nederlandse regering bij de onderhandelingen een van de belangrijkste uitgangspunten.

De voorzitter:

Hebt u het onderwerp Midden-Oosten afgerond?

Minister Van Aartsen:

Nog niet. Ik kan hierover nog veel langer spreken, maar ik zal proberen mij te beperken.

De voorzitter:

Ik zal u niet uitdagen!

Minister Van Aartsen:

De heer Weisglas vroeg hoe deze opstelling zich verhoudt tot die van de VS. Door de VS is een uiterst aanmoedigend beleid is gevoerd in de richting van de Europese Unie om een verklaring als deze het licht te doen zien. Er is geen sprake van enige terughoudendheid aan de overzijde van de oceaan.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik moet aannemen wat de minister zegt, maar ik heb begrepen dat de Amerikanen hun uitspraken over de staat altijd zorgvuldig in het midden laten.

Minister Van Aartsen:

Hier wil ik even op ingaan. De positie van de VS is in hoge mate gewijzigd door wat tot stand is gekomen in Wye River. De Amerikaanse president heeft zich daar enorm ingespannen, en heeft veel intellectuele arbeid verricht, om het zover te brengen. In dat kader is de stellingname van de VS ten aanzien van deze verklaring niet zo verwonderlijk. De Europese Unie aan de ene kant en de VS aan de andere kant werken wat dit betreft volstrekt parallel. Een van de principes, waarover ik in een van de eerste debatten met uw Kamer sprak, is het punt van de complementariteit. De heer Van Middelkoop herinnert zich dat ongetwijfeld.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ja zeker, maar het is onze taak om dit voortdurend in de gaten te houden, maar misschien moet ik morgen de Amerikaanse ambassade eens bellen! Ik keer terug tot het eerste punt. Ik ben bereid te erkennen dat in de conclusies voorzichtig wordt gesproken over het te gelegener tijd in overweging nemen van de erkenning van een Palestijnse staat. In dezelfde verklaring staat echter dat de Europese Unie van oordeel is dat de onderhandelingen binnen een jaar kunnen zijn beëindigd. Als ik Arafat zou zijn, zou ik daaraan bijna geheel het recht ontlenen om na een jaar eenzijdig de Palestijnse staat uit te roepen. Hij dreigde dit overigens al op 4 mei te doen. Wat is dan het verweer van de Europese Unie na alles wat in Berlijn gezegd is?

Minister Van Aartsen:

Dat valt op dit moment niet te zeggen. Het is pas te beoordelen na een bepaalde periode. Op dit punt is de verklaring uiterst voorzichtig. Er staat niet veel meer dan dat de Europese Unie meent dat het mogelijk moet zijn om de onderhandelingen binnen een jaar te beëindigen. Er staat niet, zoals ik hier en daar heb mogen lezen, dat er sprake zou moeten zijn van een maximum van één jaar. Hoe dat allemaal de wereld in is gekomen, weet ik niet. Maar dat staat dus niet in de verklaring. En nogmaals, de cruciale zin van de verklaring is de zin die ik heb voorgelezen, de zin die ook terugverwijst – en dat is voor ons van groot belang – naar de onderhandelingen die in dit kader noodzakelijk zijn. Het primaire doel van de verklaring is ook geweest om de voortzetting van de onderhandelingen te waarborgen en te voorkomen dat er door eenzijdige stappen, zoals het uitroepen van de verklaring van onafhankelijkheid, onomkeerbare stappen worden gezet. Nogmaals, het gaat om het waarborgen van het voortzetten van de onderhandelingen in de geest van Wye River.

De voorzitter:

Voordat u interrumpeert, mijnheer Van Middelkoop, wijs ik erop dat wij om elf uur dit debat stoppen. De interrupties moeten dus kort worden gehouden. Anders moeten wij morgenvroeg om kwart over tien verder gaan. Dat hebben wij aan het begin van dit debat afgesproken.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik zie bij dezen af van mijn tweede termijn, mevrouw de voorzitter. Maar daar had u natuurlijk al op gerekend!

Is het oordeel van de Nederlandse regering dat geen steun zal worden gegeven, ook niet op basis van deze verklaring, op enigerlei moment aan een eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat door Arafat c.s.?

Minister Van Aartsen:

Er staat wat er staat.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik ga nu verder.

De voorzitter:

Mijnheer Van Middelkoop, het is al eerder gezegd: u gaat over de vragen en de minister gaat over de antwoorden. U kunt uw vraag blijven herhalen, maar u krijgt steeds hetzelfde antwoord.

Minister Van Aartsen:

Zo is het, mevrouw de voorzitter.

De heer Timmermans (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik deel het oordeel van de minister over de voorzichtigheid van deze tekst. Ik wil hem vragen of hij met mij van mening is dat alle opwinding die nu over deze tekst is ontstaan, meer te maken heeft met de verkiezingsstrijd die in Israël gaande is dan met wat er daadwerkelijk in de tekst staat.

Minister Van Aartsen:

Daar ben ik het geheel eens, mevrouw de voorzitter. Ik heb met enige verbazing bepaalde commentaren op deze verklaring gelezen.

De heer Weisglas (VVD):

Ook hier is vanavond dan wel niet zozeer enige opwinding, maar toch enige vraagstelling ontstaan. Dat heeft uiteraard niets te maken met verkiezingen in een ander land. Ik heb nog steeds een vraag. Er staat dat de Europese Unie ervan overtuigd is dat een democratische, levensvatbare soevereine Palestijnse staat de beste waarborg zou zijn voor de veiligheid van Israël. Ik herhaal mijn vraag: is het niet aanmatigend om dat als buitenstaander te zeggen? Moet dat niet worden overgelaten aan de staat om wiens veiligheid het gaat?

Minister Van Aartsen:

Die zinsnede is een uitdrukking van het gegeven dat het zo vreselijk belangrijk is dat er in het Midden-Oosten een werkelijke samenwerking tot stand komt tussen Palestijnen, de Palestijnse autoriteit, Israël en Jordanië.

Minister Zalm:

Mevrouw de voorzitter! Om mijn reactie kort te kunnen houden, zeg ik de Kamer graag nadere schriftelijke informatie toe. Tegen de heer Van Middelkoop kan ik zeggen dat wij heel snel becijferingen op papier kunnen leveren als het gaat om de Nederlandse afdrachten en de opbouw daarvan. Daarbij kan tevens worden aangegeven hoe wij tot bepaalde conclusies zijn gekomen, dit in vergelijking met de cijfers die wij hadden. Het is lastiger als het gaat om nettoposities per land, omdat dan ook de uitgaven van de Europese Unie moeten worden verdeeld over de landen. Dan kan worden gezegd: bij structuurfondsen moet dat goed te doen zijn. Maar ook in het kader van de landbouw moeten toerekeningen worden gemaakt. Dat ligt dus een stukje ingewikkelder. Ook bij communautaire initiatieven is een en ander nog niet duidelijk. Dat vergt wat meer tijd. Ik kan wel zo gedetailleerd mogelijke informatie toezeggen over de Nederlandse financiële positie.

Voorzitter! Er is spraakverwarring over de 1,3 mld. Wat is dat voor een bedrag? En hoe is het afgelopen in Berlijn? Het is misschien goed om even te zeggen waar dat bedrag op slaat. Dat bedrag is geboren uit een vergelijking tussen de ramingen bij de kabinetsformatie voor de Miljoenennota die aansloten op de voorstellen van de Commissie, althans qua uitgaven van de Europese Unie, én de daaruit voortvloeiende Nederlandse afdrachten aan Brussel. Dat had dus niets te maken met de uitgaven van de Commissie aan Nederland. Het ging puur om de contributie die wij aan Brussel betalen. In het regeerakkoord is toen gezegd: wij zouden toch een resultaat moeten kunnen bereiken dat 1,3 mld. beter is dan het volgen van de voorstellen van de Commissie. En dat is de maatstaf. Als wij praten over de vraag of wij dat nou wel of niet bereikt hebben, gaat het ook alleen daarover en niet over een fair share in de uitgaven van Brussel. Het laatste is een apart onderwerp met een aparte doelstelling, ook van de Nederlandse regering. De 1,3 mld. heeft daar niets mee te maken.

De heer Weisglas heeft een prachtig college gegeven. Hij kon niet meer weten dan hij wist. Op Financiën hebben wij nu echter wat gedetailleerdere gegevens over onder andere de kasuitgaven die passen bij de verplichting. Daarom hebben wij nu een nader inzicht. De uitkomst, zoals die nu luidt, zou een bedrag van 1,43 mld. of 1,45 mld. betreffen. Dat is dus nog iets beter dan wij al dachten. Wat de opbouw hiervan betreft, volg ik even de techniek van de heer Weisglas. Voor 660 mln. is dat bedrag tot stand gekomen, doordat wij in Europa lagere uitgaven hebben gerealiseerd dan de Commissie had gepland. Voor 790 mln. is dat het gevolg van herverdeling van de lasten. Er is sprake van 360 mln. aan perceptiekosten, 390 mln. als gevolg van de korting op het Verenigd Koninkrijk, 30 mln. door de overstap van BTW naar BNP en 10 mln. doordat het Verenigd Koninkrijk zijn windfall profits inlevert. Zo kom je dan op 790 mln. in de financiering en 660 mln. in de uitgaven. Samen is dat 1450 mln. Ik heb het over 1430 mln. à 1450 mln., omdat ook afgesproken is dat het Europees Parlement 200 mln. euro flexibiliteit krijgt. Wat mij betreft, blijft dat binnen de uitgavenplafonds. Het Europees Parlement zal dat echter ongetwijfeld bovenop de uitgavenplafonds willen hebben. En dat zou nog 20 mln. in de afdracht kunnen schelen. Al met al zien de resultaten, wat de afdracht betreft, er volgens mij redelijk uit.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ik had begrepen dat een andere wijze van indexeren ook een rol zou spelen in deze hele berekening. Kan de minister daar iets meer over zeggen?

Minister Zalm:

Er is gewerkt met constante prijzen. Er is in de berekening dus niet iets veranderd door te indexeren. De berekening is vergelijkbaar met de berekening in de Miljoenennota. Daarin kun je per categorie zien op welke punten wij een besparing bereikt hebben. De ruwe werkelijkheid moet echter nog blijken. De invoerrechtenramingen en de BBP-ramingen veranderen. Het is dus geen vast gegeven. De verlaging van de uitgaven en de herverdelingsmaatregelen leiden evenwel tot het resultaat dat ik al noemde. Omdat er in 2000 nog niets gebeurt qua herverdeling van middelen en wij het dan alleen van de uitgaven moeten hebben, zullen wij in dat jaar qua besparing lager zitten dan in het regeerakkoord staat. In 2001 zitten wij echter een kleine 100 mln. hoger dan in de Miljoenennota staat en in 2002 zo'n 150 mln. Ik zal dit schriftelijk nog verder toelichten.

De heer Timmermans (PvdA):

Kunt u dat dan ook doorrekenen voor de jaren 2002 tot 2006?

Minister Zalm:

Daar heb ik een voorlopige berekening van gezien. Wij zullen die nog nader screenen. Het bedrag liep daarin op tot 2 mld. Ik denk dat dit zo blijft. Het was vooral een iets ander kaspatroon dat tot een nog iets beter resultaat leidde in 2002. Ik vermoed dat dit in 2006 niet meer aanwezig zal zijn. Ik zal evenwel zoveel mogelijk gegevens aan de Kamer overleggen.

Er lag een voorstel ter tafel dat een aanzienlijke daling van het Nederlandse structuurfondsenbudget met zich zou brengen. In Berlijn zijn wij er onder aanvoering van de minister-president en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken die dit punt vooral behartigd heeft, in geslaagd om die verslechtering niet te doen plaatsvinden. Wij zitten dus op een budget dat min of meer vergelijkbaar is met het budget dat wij de vorige keer hadden. Wij hadden natuurlijk hogere ambities, maar wij zijn in ieder geval geen middelen kwijtgeraakt. Gezien de samenstelling, was het nogal lastig. Het D1-gebied, Flevoland, vervalt namelijk. Daar heb je dus alleen nog de uitfasering. Ook voor de doelstelling 2-gebieden waren de criteria zo strak, dat wij ons daarvoor moeilijk konden kwalificeren. De winst hebben wij vooral geboekt bij doelstelling 3, de werkgelegenheid. Op dat vlak hebben wij met de sluitende aanpak grote ambities, zodat wij die middelen uitstekend kunnen gebruiken. De cofinancieringsproblematiek is daar ook minder dan bij de D1- en de D2-projecten. Verder hebben wij bij de communautaire initiatieven redelijk goed gescoord en een hoger budget gekregen dan de vorige keer. Overigens is bij al die onderdelen van communautaire initiatieven natuurlijk nog te onderhandelen door goede plannen in te dienen. Wat betreft Equal gaat het daarbij inderdaad om integratie, scholing en begeleiding, en niet om de kosten voor direct opvang. Maar ook in de asielzoekerscentra heb je scholen waar Nederlands wordt geleerd, en ook in het vervolgtraject is er nog het een en ander. Ik denk dat wij op dit vlak ruim voldoende uitgaven hebben om behoorlijke aanspraken op Equal te kunnen maken.

De heer Van den Akker (CDA):

In het regeerakkoord staat dat een sobere ontwikkeling van de EU-uitgaven voor de huidige lidstaten inzet is, waardoor een besparing op afdrachten mogelijk wordt van 1,3 mld. U zegt dat die 660 mln. ook het gevolg is van echte besparingen, terwijl die 790 mln. geen echte besparing op EU-uitgaven is. Dat is namelijk een herverdeling onder de EU-lidstaten, oftewel een waterbedeffect.

Minister Zalm:

Het is een echte besparing op onze afdrachten, waarover wij het steeds hebben gehad. Die 1,3 mld. heeft natuurlijk nooit betrekking gehad op de afdrachten van Duitsland, Frankrijk of Italië, maar op de Nederlandse afdrachten. Vlak voordat wij naar Berlijn gingen, was uw prognose dat het wel niet meer dan 700 mln. zou worden. Wij hebben uw prognose dus dubbel gehaald.

De heer Van den Akker (CDA):

Wij hebben ons gebaseerd op de uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken, die ook al op 1 mld. zat. Die trend doortrekkend, kom je inderdaad uit op 700 mln. De inzet is echter een sobere ontwikkeling van de EU-uitgaven voor de huidige lidstaten. Dat is waar voor een bedrag van 660 mln., maar niet voor 1,3 mld., omdat die resterende 790 mln. een herverdeling tussen de lidstaten is.

Minister Zalm:

Maar zo hebben wij het toch steeds besproken? Tenzij u de vergaderingen van de vaste commissie voor Financiën steeds heeft gemist. Het ging ons steeds om die afdracht, en wij hebben allerlei technieken op tafel gehad om dat te bereiken: nettobegrenzer, cofinanciering landbouw en de reële stabilisatielijn. Ik vind het eerlijk gezegd ietwat kinderachtig dat u niet met een royaal gebaar zegt: leuk gedaan, jongens. Die 1,3 mld. is een afdracht van Nederland aan de EU, dus onze contributie. Dat bedrag gaat met 1,4 mld. omlaag ten opzichte van de stand die wij hadden, zodat de bezuiniging uit het regeerakkoord ruimschoots is gehaald. Daar ging het toch steeds om?

De heer Van den Akker (CDA):

Het regeerakkoord gaat nog verder, want daarnaast wordt ook nog gesproken over de nettobegrenzer, wat ook niet is gerealiseerd.

Minister Zalm:

Maar wij hebben wel het resultaat gerealiseerd. De nettobegrenzer is een instrument. Bij de Britse "rebate" is overigens wel degelijk voor de vier grootste nettobetalers een apart regime gecreëerd. Wat dat betreft is dat een wat veralgemeniseerd begrenzingssysteem, wat de bijdrage aan de Britse "rebate" betreft.

Mevrouw de voorzitter! Ik heb steeds gezegd dat Nederland flexibel is wat de instrumenten betreft, maar vastberaden wat het eindresultaat betreft. Het eindresultaat op financieel terrein wordt afgemeten aan de afdracht.

De heer Timmermans (PvdA):

De minister heeft een beeld geschetst van wat in de komende jaren op het gebied van de structuurfondsen moet gebeuren. Is hij het met mij eens dat er nu heel snel een goede evaluatie moet komen van hoe het in de afgelopen jaren met de structuurfondsen is gegaan? Is hij bereid daaraan mee te werken, in samenwerking met de Kamer, zodat wij daaruit lessen kunnen trekken voor de toekomst?

Minister Zalm:

Voorzitter! Zeker, maar het verhaal van de heer Timmermans is iets te somber. De percentages die hij noemt, slaan op de betalingen. Bij de verplichtingen is er al veel meer gecommitteerd. De staatssecretaris van Economische Zaken kan daar wel een overzicht van geven. Wij gaan uiteraard evalueren hoe het de afgelopen periode is gegaan. Als je kijkt naar de samenstelling van wat wij vanuit Brussel voor ons intern beleid krijgen, dan kun je constateren dat dit voor ons gemakkelijker cofinancierbaar te maken is dan de vorige keer. Als gevolg van de lessen van de afgelopen periode en de wijzigingen in de samenstelling van het budget is het niet zo'n probleem om de cofinanciering te regelen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Een vraag over de mate van medefinancieren. De minister doet er vrij gemakkelijk over, maar ik heb de indruk, zeker als het gaat om de werkgelegenheidsdoelstelling, dat 50% door Nederland zelf moet worden gefinancierd.

Minister Zalm:

Dat is een kwestie van formulering. Ik formuleer het aldus dat Brussel ons beleid voor 50% cofinanciert. Dan is dat alleen maar prettig. Wij hebben heel veel aan werkgelegenheidsbeleid. Het is geen enkel probleem om die 1,7 mld. euro, geldend voor een zevenjaarsperiode – de bedragen zijn in die zin van een iets andere dimensie – weg te zetten in Nederlands werkgelegenheidsbeleid. Wij hebben op dit vlak zoveel. Het is geen enkel probleem om daar Brussels geld bij te voegen en dan uit te komen op een financiering van Nederland van minimaal 50%.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Hoe staat het met de planningseisen? Die waren ook altijd vrij fors. Daar hadden wij ook altijd moeite mee.

Minister Zalm:

Wat de werkgelegenheid betreft hebben wij in de afgelopen periode geen grote problemen gehad om de Brusselse middelen op te maken en aan de eisen te voldoen. Het zat meer in doelstelling 1 en doelstelling 2. De staatssecretaris van Economische Zaken gaat hierover praten met de regio's. Dan worden plannen gemaakt. Die worden vervolgens ingediend. De lessen uit het verleden worden daarbij betrokken.

De heer Van den Berg sprak over het niveau van de structuurfondsen. Dat was plotseling nogal erg omhoog geschoten. Daarvoor gelden verschillende begrippen, maar in de schriftelijke informatie richting Kamer kom ik erop terug.

Dan nog iets over de verliezers en de winnaars. Niet iedereen kwam met dezelfde doelstelling. Voor de Italianen ging het, afgezien van het voorzitterschap, maar dat was vóór de onderhandelingen al geregeld, in het bijzonder om een verhoging van het melkquotum. De Franse president had zeer uitgesproken opvattingen over het landbouwbeleid. Voor Duitsland was het slagen een zelfstandig doel. Duitsland is er overigens helemaal niet zo slecht afgekomen. Kijk je naar de financieringsmaatregel, dus de invoerrechten, de BTW, het BNP annex de Britse "rebate", dan kun je constateren dat die per saldo voordelig voor Duitsland is uitgevallen. Per saldo is de gewijzigde financieringsverhouding een voordeel. Wat betreft de structuurfondsen is het oostelijk gedeelte van dat land behoorlijk in de prijzen gevallen. Zo dramatisch slecht is de Duitse uitkomst echt niet. Voor het overige vind ik het niet zo nuttig om de verliezers allemaal te kwalificeren. Ik wilde deze nuancering echter aangeven met het oog op dat vermeende Duitse verlies, want wij zijn het Duitse voorzitterschap erkentelijk voor de wijze waarop deze kwestie tot een goed einde is gebracht, vooral omdat wij er zo aardig zijn uitgesprongen.

Ik kom nog schriftelijk terug op allerlei technische kwesties en de andere informatie.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de schriftelijke beantwoording zo spoedig mogelijk wordt verwacht in verband met de voorbereiding van een aantal andere Europese raden. Ik neem aan dat de minister dat toezegt.

Minister Zalm:

Zeker.

De voorzitter:

Wil iemand nog een korte vraag stellen of een korte opmerking plaatsen? Ik heb namelijk begrepen dat er geen behoefte is aan een tweede termijn.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik wil nog graag de waarheid over de taxfree shops vernemen.

Minister Zalm:

Daar moet ik formeel in zijn. Er is een besluit uit 1991. Dat kan alleen met unanimiteit door de Ecofin-raad – de Europese Raad heeft in besluitvormende zin namelijk geen bevoegdheid – worden teruggedraaid. Er is een peiling geweest in de laatste Ecofin-raad. Er waren zes uitgesproken voorstanders voor toch nog iets van een continuering. Er waren ook uitgesproken tegenstanders. Unanimiteit zie ik dan ook als moeilijk bereikbaar als het gaat om de continuering van het taxfreeregime. Het kan natuurlijk zijn dat iemand het weer opbrengt en dat landen van positie veranderen, maar for the time being ga ik ervan uit dat dit een afgedane zaak is. Je weet het echter nooit in de politiek.

De heer Van den Akker (CDA):

Wat zijn de effecten voor 2000 en 2001?

Minister Zalm:

Daar ben ik op ingegaan. In 2000 komen wij 250 mln. tekort. In 2001 houden wij 100 mln. over. Ik rond het nu even af op globale getallen. In 2002 hebben wij 150 mln. over. Dat is het globale plaatje, puur dit pakket bekijkend en los van allerlei macro-inzichten die natuurlijk ook een zelfstandige rol spelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 23.02 uur

Naar boven