Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 maart 1999 over de Contactplanbijeenkomst van 11 t/m 22 januari 1999.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Een van de meest besproken onderwerpen in het politiek en bestuurlijk verkeer tussen Nederland en de Nederlandse Antillen de laatste jaren is de situatie in Koraal Specht. Dat mag bekend zijn. Ook tijdens de laatst gehouden Contactplanbijeenkomst in Willemstad is daarover uitvoerig van gedachten gewisseld, overigens zonder dat wij, de leden van de Eerste en de Tweede Kamer en onze Antilliaanse collega's, erin slaagden daarover een geheel gemeenschappelijke tekst in het Contactplan op te nemen. De staatssecretaris weet dat, want hij heeft het verslag van onze bijeenkomst gekregen. Ook hebben wij een bezoek gebracht aan de gevangenis zelf.

Nederland is op tal van manieren bereid de Antillen bij de oplossing van dit ernstige vraagstuk bij te staan, zowel met mankracht als met financiële middelen. Ook dat weet iedereen. Voor een goede beoordeling van een situatie in Koraal Specht worden wij geholpen met de rapportages van het Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Vorig jaar bijvoorbeeld ontvingen wij nog een zeer uitvoerige reactie van de Nederlands-Antilliaanse regering op een eerder dat jaar verschenen CPT-rapportage, een rapportage die wij desgevraagd eveneens mochten ontvangen. Dat was plezierig.

Wie schetst dan ook onze verbazing toen wij de staatssecretaris de vorige week hoorden zeggen dat de Antilliaanse minister van justitie, de heer Marta, vermoedelijk niet bereid zou zijn om het eerdaags te verwachten nieuwste CPT-rapport openbaar te maken. Ik kreeg zelfs even de indruk dat de staatssecretaris eraan twijfelde of hij het rapport zelf wel zou krijgen. Dat zou natuurlijk een gotspe zijn. De staatssecretaris mag uitleggen, zo hij dat wil, hoe hier formeel de bevoegdheden liggen en of er een recht is dit rapport "onder de pet te houden" – ik zal die uitdrukking één keer gebruiken en daarna nooit meer – waarom het vorige jaar wel openbaarheid mogelijk was en nu wellicht niet. Politiek is het, gelet op alle aandacht die wij aan Koraal Specht hebben gegeven en op grond van onze verplichting ingevolge artikel 43 van het Statuut ook moeten geven, onaanvaardbaar wanneer wij geen inzage zouden krijgen in de nieuwste CPT-rapportage. Zo gaan wij niet met elkaar om binnen ons Koninkrijk, zeker niet waar het een zaak van mensenrechten betreft. Ik wil daarover een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat voor een goede beoordeling van de situatie in de gevangenis Koraal Specht de rapportages van het Committee for the Prevention of Torture (CPT) van groot belang kunnen zijn;

gehoord de mededeling van de staatssecretaris van BZK dat de Antilliaanse minister van justitie niet voornemens is het een dezer dagen te verwachten nieuwe rapport van het CPT openbaar te maken;

van oordeel, dat het niet aanvaardbaar is wanneer betrokken volksvertegenwoordigers, gelet op hun uit het Statuut van het Koninkrijk voortvloeiende verantwoordelijkheden voor de verwezenlijking en waarborging van de fundamentele rechten en vrijheden, geen kennis zouden kunnen nemen van voornoemde rapportage;

verzoekt de regering te bevorderen dat het CPT-rapport openbaar wordt gemaakt en in elk geval ter kennis wordt gebracht aan de leden van de Staten-Generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voor- gesteld door de leden Van Middelkoop, Te Veldhuis, Scheltema-de Nie, Gortzak, Van der Knaap en Rosenmöller.

Zij krijgt nr. 2 (26404).

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Het mag duidelijk zijn dat wij alleen maar om openbaarheid vragen in elk geval voor ons, maar de consequentie daarvan is dat het evenzeer ondenkbaar zou zijn wanneer onze collega's aan de overzijde niet over het rapport zouden kunnen beschikken. Zij kunnen echter best voor hun belangen opkomen. Dat hoeven wij niet te doen.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! De heer Van Middelkoop sprak het begrip "onder de pet houden van informatie" met enige aarzeling uit, omdat dit in de Kamer inmiddels een beladen begrip is geworden. De fractie van de VVD vindt dat in een open samenleving alle beschikbare informatie bij de overheid als uitgangspunt openbaar moet zijn. Anders kan de overheid, die toch voor en vanwege de bevolking optreedt, niet goed worden gecontroleerd. Van het beginsel van openbaarheid moet je alleen bij hoge uitzondering afwijken, bijvoorbeeld als het gaat om de staatsveiligheid. Die grondhouding, die gedragsregel, zou ook moeten gelden binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Wij vinden dat er geen enkele reden is om informatie over koninkrijksaangelegenheden onder die pet te houden.

In dit licht vinden wij het al heel verwonderlijk dat de regering van de Nederlandse Antillen een eigengemaakt evaluatierapport over de Kustwacht niet blootgeeft aan de openbaarheid en zelfs niet ter beschikking stelt van de Nederlandse minister van Defensie. Dan vraag je je af: valt er wat te verbergen, waarom doe je zo geheimzinnig? Die schijn van geheimzinnigheid dreigt nu ook als het inmiddels derde rapport van het CPT over Koraal Specht niet openbaar gemaakt zou worden. De waarheid en de werkelijkheid over wat daar gebeurt, moet niet worden verbloemd, ook niet als de informatie niet prettig of niet vleiend zou zijn. Het onderwerp "waarborgen van mensenrechten" is een koninkrijksaangelegenheid. Om te kunnen controleren of die rechten in Koraal Specht worden geschonden, hebben wij als parlementariërs nu eenmaal correcte informatie nodig. En daarom heb ik de motie van harte mede ondertekend.

Voorzitter! Als het goed was, zou de motie onnodig en overbodig zijn. De regering van de Nederlandse Antillen heeft de schijn tegen als zij het rapport van het CPT niet aan de openbaarheid prijsgeeft. Wij roepen met anderen de staatssecretaris van BZK op om openbaarheid te bepleiten bij de regering van de Nederlandse Antillen. Het betreft hier een koninkrijksaangelegenheid. Beschouw de motie, zo zeg ik tegen de staatssecretaris, dus als een steun in de rug om dat te gaan doen.

De heer Gortzak (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Toen deze kwestie in het algemeen overleg aan de orde was, reageerde de staatssecretaris op de vraag of het rapport al dan niet openbaar gemaakt moest worden, nogal laconiek. De onder- toon was zo'n beetje: wij weten al hoe erg het is. Ik vermoedde zelfs daarachter nog de gedachte: als het niet bekendgemaakt wordt, is het waarschijnlijk nog erger. En dat is waarschijnlijk ook het geval.

Ik vind het een onaangename ontwikkeling dat voor de koninkrijksregering relevante informatie niet aan haar ter beschikking wordt gesteld. Misschien ben ik in de war, maar ik meen dat de koninkrijksregering de geadresseerde is van het CPT. Er is al gewezen op artikel 43 van het Statuut, waaruit voortvloeit dat de koninkrijksregering indirect verantwoordelijk is voor de situatie in Koraal Specht. Nu na twee alarmerende rapporten de derde rapportage er is, lijkt die indirecte verantwoordelijkheid en daarmee ook de verantwoordelijkheid van het Nederlandse parlement – dat tenslotte de regering moet controleren – nog nadrukkelijker in zicht te komen. Om die reden heeft onze fractie de motie van de heer Van Middelkoop medeondertekend.

Staatssecretaris G.M. de Vries:

Mevrouw de voorzitter! Ik wil beginnen met een wellicht gerezen misverstand uit de wereld te helpen. Het Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van de Raad van Europa rapporteert in dit geval aan de koninkrijksregering. Dat wil in ieder geval zeggen dat de rapportage rechtstreeks aan de koninkrijksregering is geadresseerd en via het ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals te doen gebruikelijk is, zal worden doorgeleid naar de Antilliaanse regering.

Ik hecht eraan om nog een keer te benadrukken, zoals ik ook in het algemeen overleg heb gedaan, dat er de afgelopen maanden intensief overleg is geweest tussen beide regeringen met de uitdrukkelijke bedoeling van beide regeringen om de problematiek van Koraal Specht daadkrachtig te bestrijden onder verantwoordelijkheid van de Antilliaanse regering. De koninkrijksregering is zeker verantwoordelijk voor het waarborgen van de mensenrechten, maar de zorgplicht berust in eerste en tweede instantie bij de betrokken regering. Wat betreft het justitieel beleid is dat heel in het bijzonder het geval. De Antilliaanse regering, in het bijzonder de minister van justitie van de Antillen, heeft het CPT uitgenodigd om hem te adviseren over het verbeteringsproces in de strafgevangenis Koraal Specht op Curaçao. Zoals bekend, is die uitnodiging aanvaard en heeft het bezoek plaatsgevonden. Deze week zal het rapport van het CPT worden aangeboden aan de koninkrijksregering, die dat zal doorgeleiden naar de Antilliaanse regering.

Ik kom nu op het dictum van de motie. Het CPT-rapport zal zeker ter kennis worden gebracht aan de leden van de Staten-Generaal en de Staten van de Nederlandse Antillen, zoals de heer Van Middelkoop eraan toevoegde. Dat spreekt in een democratie natuurlijk van zelf. De enige vraag is of dat vertrouwelijk of openbaar zal gebeuren. De praktijk van het CPT is dat deze rapportages in de regel openbaar worden gemaakt door de regering aan wie zij zijn geadresseerd. Het CPT doet dat niet eigenmachtig, maar laat dat aan de regering door wie de rapportage is besteld, als ik het zo mag formuleren. Dat is in dit geval de koninkrijksregering aan wie het rapport wordt geadresseerd. In dat verband zal dan ook overleg plaatsvinden. Men kent aan de overzijde het gevoelen van zowel de Kamer als de Nederlandse regering op dit punt. Ik zie geen overwegende bezwaren tegen openbaarmaking van dit rapport, maar ik wil graag nog in goed overleg met de Antilliaanse regering daarover spreken. Het lijkt mij dat wij in dat goede overleg tot een oplossing kunnen komen in het belang van alle betrokken partijen. Ik hoop dat ook deze zaak kan worden geregeld in de sfeer die de afgelopen maanden het overleg tussen beide regeringen heeft gekenschetst. Ik hoop dat dit op korte termijn aanwijsbaar tot de zo noodzakelijke resultaten zal kunnen leiden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik begrijp een paar dingen niet. Goed overleg is natuurlijk prima, maar dat kan op dit punt toch maar tot één conclusie leiden: openbaarmaking en in elk geval bekendmaking aan parlementariërs. Als dat zo is, waarom zegt de staatssecretaris dat dan niet?

Staatssecretaris G.M. de Vries:

Het spreekt voor zichzelf dat het rapport ter kennis wordt gebracht aan de parlementen. Dat staat buiten kijf. De vraag is of het vertrouwelijk of openbaar ter kennis wordt gebracht aan de parlementen. Ik vind het elegant om daarover eerst overleg te hebben met de regering van de Nederlandse Antillen voordat de koninkrijksregering daarover een beslissing neemt. Ik heb dat punt dus in overweging gegeven aan mijn Antilliaanse collegae. Zij bestuderen deze kwestie op dit moment. Ik verwacht op korte termijn hun reactie.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Wij hebben dit debatje omdat de staatssecretaris vorige week één ding zei, namelijk: de minister van justitie van de Nederlandse Antillen overweegt om het rapport niet openbaar te maken. Als ik toen had geweten wat ik nu weet, was dit debat waarschijnlijk niet nodig geweest. Mag ik nu vragen of het de inzet en, eerlijk gezegd, ook de uitkomst van het overleg zal zijn dat het rapport openbaar wordt gemaakt? De staatssecretaris en wij, parlementariërs, slaan immers een figuur als wij tegen journalisten die ons bijvoorbeeld tijdens onze laatste reis naar de Antillen hebben vergezeld, moeten zeggen: wij mogen het wel inzien, maar jullie niet. Dat kan niet meer in dit dossier, zo meen ik.

Staatssecretaris G.M. de Vries:

Het gevoelen van de Kamer is kristalhelder. Ik heb vooruitlopend op dit debat uiteraard dat gevoelen al overgebracht aan de collega's aan de overzijde. Het is nu een kwestie van goede collegiale verhoudingen om de Antilliaanse regering even de tijd te laten om zich een nader beeld te vormen van de situatie. Men kent de inhoud van het rapport niet, ik trouwens ook niet, omdat het deze week, ik denk morgen, aan de koninkrijksregering zal worden aangeboden. Dan zal nader overleg over deze kwestie plaatsvinden. Ik neem mij voor dat de Kamer daar- over van mij nadere informatie zal ontvangen nog voordat de motie in stemming komt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven