Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

De heer Rosenmöller had voor vandaag mondelinge vragen aangemeld over het ontslag van de Europese Commissie. Enige tijd later bereikte mij van de kant van de CDA-fractie het verzoek om een debat over ditzelfde onderwerp. Na enig overleg, ook met andere fracties, heb ik besloten u het voorstel te doen om een debat te wijden aan dit onderwerp, morgenmiddag om één uur. De minister-president heeft mij medegedeeld dat de Kamer vandaag nog een brief zal ontvangen met het kabinetsstandpunt over het ontslag van de Europese Commissie. Die brief kunnen wij morgen op de agenda zetten, als wij om één uur debatteren. Ik stel voor, dit te doen met spreektijden van vijf minuten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! U hebt terecht gerefereerd aan het feit dat de fractie van GroenLinks mondelinge vragen aan de minister-president wilde stellen over de actuele en belangrijke ontwikkeling van vannacht. Ook wij werden ermee geconfronteerd dat meer fracties een debat wilden. Nu, dan ga je dat honoreren, maar wel onder de voorwaarde dat dit vanmiddag zou kunnen plaatsvinden. Daar lijkt ook alle aanleiding toe. De minister-president heeft al naar buiten toe gereageerd. Kortom, het lijkt mij voor het alert functioneren van het parlement goed dat wij in de loop van deze middag een eerste debat over deze zaak hebben met de minister-president. Wij vinden dat de situatie die nu in Europa aan de orde is, op het niveau van de regeringsleiders ligt. Het zijn dus de regeringsleiders en staatshoofden die op korte termijn, via een top, de ontstane impasse moeten oplossen of een aanzet tot die oplossing moeten geven. Daarom denk ik dat een debat met de minister-president vanmiddag verre de voorkeur verdient boven een debat morgen. We moeten een keer proberen zo snel mogelijk met de regering te debatteren over actuele vraagstukken.

De heer Hessing (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Behalve alert moet een parlement, zo denk ik, ook zorgvuldig reageren. Gelet op het serieuze constitutionele probleem dat er ligt, met veel vragen die nog niet beantwoord zijn, ook niet in het kader van het verdrag, lijkt het mij niet onverstandig als we wat meer geduld betrachten. Verder is het misschien wel interessant om eerst het Europees Parlement de gelegenheid te geven om over deze zaak te debatteren, opdat wij, gehoord dat debat, bijvoorbeeld in de loop van de volgende week erover kunnen spreken.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Dat laatste, zo zeg ik tegen de heer Hessing, kan geen argument zijn, want het Europees Parlement debatteert pas en kan pas debatteren begin volgende week. Ook wij geven er vanwege de urgentie van de zaak de voorkeur aan om zo snel mogelijk dat debat te hebben. Het lijkt mij voor een zorgvuldige voorbereiding wel noodzakelijk dat de regering eerst met een behoorlijke brief, in ieder geval een notitie, over de nu ontstane situatie komt, omdat ik graag niet alleen uit ANP-berichten zou vernemen wat de minister-president en andere regeringsleiders over de nu ontstane situatie hebben gezegd. Maar ik neem aan, voorzitter, dat wij u nog wel horen over het tijdstip van het Voorzitterdebat.

De voorzitter:

Ik had voorgesteld om het morgenmiddag om één uur te houden. Dat is een dusdanig tijdstip, dat er een brief van het kabinet binnen kan zijn.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik geloof niet dat het land in gevaar is, mevrouw de voorzitter, maar misschien Europa wel een klein beetje. Je kunt op je klompen aanvoelen dat we op dit moment allemaal eenzelfde type vragen willen stellen over de stand van zaken, zowel politiek, als in verband met het verdrag. Deze vragen zullen ongetwijfeld wel beantwoord worden in een brief van de minister-president, die ik derhalve zeer op prijs zou stellen. Dat betekent dat ik mij graag aansluit bij uw voorstel: morgen een debat.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Snelheid en zorgvuldigheid kunnen hier heel goed samengaan als we uw voorstel volgen.

De heer Melkert (PvdA):

Voorzitter! Ik zou er geen bewaar tegen hebben om vanmiddag hierover te debatteren, maar een brief van de regering kan inderdaad de eerste evidente vragen beantwoorden. Het geeft ons ook gelegenheid om nog diepgaander dan collega Rosenmöller al van plan was, erover te spreken.

In de richting van de VVD-fractie wil ik nog wel zeggen dat het mij niet juist lijkt om op het Europees Parlement te wachten, omdat nu ook de vraag aan de orde is wat de lidstaten, de regeringsleiders en de Europese Raad gaan doen. Hierover horen wij natuurlijk zo snel mogelijk met de regering te debatteren. Uw voorstel komt daaraan zeker tegemoet.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Mijn fractie zou er de voorkeur aan geven om vandaag hierover te debatteren. Ik vraag mij dan ook af of het niet mogelijk is om de brief aan het einde van de middag te krijgen, zodat we vanavond daarover met het kabinet en de minister-president van gedachten kunnen wisselen.

De voorzitter:

Ik ben blij met de steun van in ieder geval een aantal van u. Een van de redenen waarom het mij ook beter lijkt om het debat morgen te houden, is dat dan ook de minister van Buitenlandse Zaken erbij kan zijn. Daar stelt hij zelf nogal prijs op; het zal ook een brief namens het kabinet worden. Vandaag is de begroting van Buitenlandse Zaken in de Eerste Kamer aan de orde. Ik had mij daarover al geïnformeerd en u weet dat het heel moeilijk is om van de Eerste Kamer op dinsdag gedaan te krijgen dat zij bewindslieden alsnog "ter beschikking" stelt aan de Tweede Kamer. Dat is dus een onmogelijkheid. Dit was voor mij mede een reden om dat voorstel aan u te doen, maar het was niet doorslaggevend. Doorslaggevend was mijn vermoeden dat velen van u inderdaad behoefte hebben aan een kabinetsstandpunt vooraf.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! U weet hoezeer ook de CDA-fractie hecht aan het belang van de Eerste Kamer. Ik steun dan ook uw voorstel voor een debat morgenmiddag om één uur.

De voorzitter:

Dan stel ik vast dat een meerderheid van de Kamer mijn voorstel steunt. Ik handhaaf het daarom en neem aan dat wij dit zonder stemming zo kunnen doen. Ik neem overigens ook aan dat iedereen goed heeft gehoord dat ik de spreektijden op vijf minuten heb gesteld. Ik zie dat dit het geval is.

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil in de eerste plaats de agendering van het verslag van het de vorige week gehouden algemeen overleg over Eindhoven Airport, ook wel Welschap genoemd, aan de orde stellen.

De voorzitter:

Ik zie dat geen van de leden hierop wil reageren. Ik zal later een voorstel doen. Hebt u zelf een voorkeur voor een tijdstip?

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Het heeft geen haast.

De voorzitter:

Dan zullen wij dat de volgende week doen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Het tweede voorstel gaat over iets wat ik zojuist bij de stemmingen heb aangekaart, namelijk een heropening van het debat over de exclusieve economische zone. Wij zouden dat wel sneller behandeld willen zien dan de volgende week, het liefst morgen, maar in ieder geval deze week.

De voorzitter:

Ik zal daar later een voorstel over doen.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Het gaat uitermate slecht met de mensenrechten in China. Het regime is bezig met toenemende repressie, arrestaties en langdurige veroordelingen van mensen die democratische partijen wil oprichten. Begin januari heeft mijn fractie de regering daarom via schriftelijke vragen voorgelegd of het wel opportuun is dat de Koningin in deze situatie een bezoek brengt aan de Chinese Volksrepubliek. Wij hebben daarop geen antwoord gekregen. Wij hebben twee weken geleden nog via de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan de regering gevraagd om de Kamer te antwoorden, maar dat is nog niet gebeurd. Om die reden vraag ik, ook gesterkt door de uitspraak van de Chinese dissident Wei Jingsheng vorige week dat dit een verkeerd signaal op het verkeerde moment is, de regering om vóór morgenmiddag een brief aan de Kamer te sturen waarin zij toelicht hoe het wat haar betreft opportuun zou kunnen zijn dat de Koningin in een situatie van verslechtering van de mensenrechten China bezoekt en in hoeverre de regering deze situatie van verslechtering van de mensenrechten aan de orde zal stellen tijdens het staatsbezoek van de Koningin aan China. Wij willen die brief graag voor morgenmiddag ontvangen, omdat wij morgenmiddag met de minister van Buitenlandse Zaken debatteren over het mensenrechtenbeleid in brede zin. Dan wil mijn fractie dit onderwerp graag aan de orde stellen.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, ik heb begrepen dat de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken sowieso al heeft vastgesteld dat dit onderwerp morgen op de agenda staat.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat klopt, maar er lag natuurlijk wel degelijk...

De voorzitter:

Ik spreek u niet tegen. Ik stel het alleen vast, opdat iedereen het goed weet. U hebt zojuist het verzoek gedaan om dit onderwerp op de agenda te zetten, maar ik had begrepen dat het al op de agenda voor morgen staat. En wat het niet beantwoorden van uw schriftelijke vragen betreft, stel ik voor om in ieder geval het stenogram van dat gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik bedenk nu ook dat het mondeling overleg iets later zal plaatsvinden dan u tot nu toe dacht, omdat wij morgenmiddag om één uur een plenair debat met de minister hebben. Maar goed, daarover zal, naar ik aanneem, een nader voorstel van de vaste commissie komen.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ook de SGP-fractie heeft grote twijfels over de opportuniteit van een staatsbezoek op dit moment aan communistisch China, mede gezien de snel verslechterende situatie, in het bijzonder wat de vervolging van christenen betreft. Ik sluit mij dan ook aan bij de vraag van mevrouw Vos en voeg er een vraag aan toe. Het lijkt mij van groot belang dat wij eens in een bredere context met elkaar praten over de functie van officiële staatsbezoeken in dit soort situaties. Ik wil dan ook een brief daarover van de regering ontvangen, zij het dat ik mij kan voorstellen dat die er niet voor morgen kan zijn en dat er dus morgen ook niet over kan worden gedebatteerd.

De voorzitter:

Dit is te groot om te betrekken bij een regeling van werkzaamheden over een ander onderwerp. Het lijkt mij dat u alle gelegenheid hebt bij een volgende procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken om daarover een voorstel te doen. De rest weet dat dan alvast! Het lijkt mij niet goed om dat punt nu in procedure te nemen, maar wij hebben goed begrepen dat u het verzoek van mevrouw Vos ondersteunt.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Zoals u terecht zei, staat dit onderwerp morgen op de agenda. Het is een algemeen overleg ter voorbereiding van de mensenrechtenconferentie. En zoals u al hebt aangekondigd, zal het algemeen overleg waarschijnlijk op een ander tijdstip plaatsvinden. In de informatie die wij van de minister gekregen hebben, staat hoe Nederland denkt om te gaan met de mensenrechtensituatie in China. Daarover kunnen wij morgen een debat voeren. Ik kan mij de gedachte van mevrouw Vos wel voorstellen, maar om het debat te kunnen voeren, is aanvullende informatie niet noodzakelijk. De standpunten van de regering ten aanzien van China zijn grosso modo duidelijk weergegeven.

De heer Patijn (VVD):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Verhagen. Staatsbezoeken worden meestal twee, drie jaar van tevoren ingepland, en uiteraard draait de wereld intussen door. Aan de orde is – zeer belangrijk – de mensenrechtensituatie in China, die in totaliteit moet worden bezien. Ik heb er geen behoefte aan om dat specifiek op te hangen aan de opportuniteit van een staatsbezoek dat al zo lang in de pen zit.

De voorzitter:

Ik vind dat de rechten van degenen die zich met dit onderwerp bezighouden, enigszins in het gedrang komen door het rumoer in de zaal. Ik zou graag stilte willen tijdens deze regeling van werkzaamheden. Andere vergaderingen moeten buiten deze zaal worden gehouden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Het behoort natuurlijk tot het recht van mevrouw Vos om op welk moment dan ook een brief te vragen. Ik wil wel twee dingen uit elkaar houden. Morgen praten wij gewoon over de mensenrechten in China. Althans dat kan. Dat is mede geagendeerd. Willen wij ook over het staatsbezoek praten, dan denk ik dat ook de minister-president erbij moet zijn. En die is er morgen niet bij, veronderstel ik. Dat zou ik van elkaar willen scheiden. Wij kunnen misschien later praten over het staatsbezoek als zodanig, maar dan moeten wij wel opschieten, want het staatsbezoek is al bijna zover. Mijn suggestie zou zijn om het los te koppelen van het algemeen overleg dat morgen wordt gehouden over de mensenrechten, waaronder die in China.

De heer Koenders (PvdA):

Ook mijn fractie vindt dat het mevrouw Vos niet verboden kan worden om een brief te vragen, maar ik vind dat wij voldoende informatie van het kabinet hebben gekregen over de mensenrechten in China. Het is vervolgens aan elke fractie om morgen in het overleg haar conclusies te trekken. Dus ik wil het niet tegenhouden, maar het lijkt mij eerlijk gezegd overbodig. Ook mijn fractie heeft zich zeer kritisch uitgelaten over de mensenrechtensituatie. Wij hoeven daarover geen inhoudelijk debat te voeren bij deze bespreking van de procedure. Ik wil het dus niet tegenhouden. Dat kan ik ook helemaal niet. Maar het lijkt mij dat wij voldoende informatie hebben om morgen een standpunt in te nemen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ook mijn fractie is van oordeel dat er genoeg schriftelijke informatie op tafel ligt om morgen met de minister van Buitenlandse Zaken een debat te houden, onder meer over de mensenrechtensituatie in China. Als mevrouw Vos na morgen een apart debat met de minister-president wil aanvragen, kan zij dat natuurlijk altijd doen. Daar is tijd genoeg voor.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb begrepen dat iedereen vindt dat de mensenrechten morgen aan de orde komen. Het was uiteraard al duidelijk dat het onderwerp geagendeerd was. Dit is voor onze fractie een belangrijk punt. Dat geldt ook voor het staatsbezoek van de Koningin. Waar het mij om gaat, is dat de regering ten minste de schriftelijke vragen die daarover zijn gesteld, vóór morgen beantwoordt. Ik zou dat graag uitgebreid willen zien met het antwoord op de vragen die ik net gesteld heb. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als ik daarover morgen wel degelijk kan spreken. Ik kan mij voorstellen dat wij morgen wellicht tot de conclusie komen dat wij daarop nog een vervolg moeten geven in aanwezigheid van de minister-president.

De voorzitter:

Gehoord iedereen, doe ik het volgende voorstel. Wij hadden al vastgesteld dat het onderwerp geagendeerd is. Ik denk dat iedereen het ermee eens is dat de schriftelijke vragen van mevrouw Vos moeten worden beantwoord.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. De meningen over de vraag of daar nog vragen aan moeten worden toegevoegd, liggen enigszins verdeeld, maar ik heb er goede hoop op dat het kabinet zich daar zelf wel mee redt. Het moet in ieder geval wel de schriftelijke vragen van mevrouw Vos beantwoorden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Bij de behandeling van het Jaaroverzicht zorg is de motie-Oudkerk aangenomen, waarin staat dat per 1 maart inzicht moet worden geboden in de kortingen en bonussen van de apothekers. De minister heeft toen om twee weken uitstel gevraagd; zij zou het onder- zoek daarnaar per 15 maart aan de Kamer doen toekomen. Tijdens het algemeen overleg over geneesmiddelen hebben wij gevraagd om behalve dit onderzoek het onderzoek van de belastingdienst naar de kortingen en bonussen toe te zenden aan de Kamer. Gisteren was het 15 maart. Wij lezen nu in de krant dat er wel conceptonderzoeksrapporten circuleren, maar de Kamer heeft die niet. Ik vraag de minister of zij beide onderzoeken naar de kortingen en bonussen zo snel mogelijk naar de Kamer wil zenden en of zij daarbij vooral wil aangeven hoe zij deze gelden ten goede wil laten komen aan de zorg.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De Kamer heeft vorige week een notitie van minister Peper ontvangen over de inrichting en het functioneren van het binnenlands bestuur. Er is in Twente grote ongerustheid ontstaan naar aanleiding van een, schrik niet, voetnoot waarin de datum van de herindeling is verschoven van 1 januari 2000 naar 1 januari 2001. Ik denk dat het nodig is dat de minister deze onhelderheid zo snel mogelijk wegneemt. Wij gaan uiteraard over Twente met elkaar in debat, maar van tevoren zullen wij plenair debatteren over deze nota. Ik zou het op prijs stellen om vooraf antwoord te hebben.

De heer Balemans (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik loop nog niet zo lang mee in dit huis, maar dit lijkt mij nu typisch iets dat wij in een procedurevergadering kunnen bespreken.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik heb hetzelfde gevoelen als de heer Balemans. Vorige week is in de procedurevergadering gesproken over de behandeling van de nota Inrichting openbaar bestuur. Over het wetsvoorstel voor Twente heeft de Kamer net haar verslag bij de minister ingediend en daar komt een reactie op. Dat lijkt mij op dit ogenblik voldoende.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Wacht even, mevrouw Van der Hoeven, want er zijn nog andere leden die het woord wensen. Ik zag de heer De Cloe die, geloof ik, ook voorzitter is van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat komt dus mooi uit.

De heer De Cloe (PvdA):

U hebt een groot geloof, voorzitter, want dat voorzitterschap klopt. In de procedurevergadering is de notitie inderdaad behandeld en is ook een datum afgesproken voor de plenaire behandeling. Over het wetsvoorstel voor Twente zijn principeafspraken gemaakt, omdat er eerst antwoord moet komen op het verslag dat de Kamer vorige week heeft vastgesteld. Die schema's zijn bekend en informeel voor een deel bij de griffie aangemeld om te bekijken of wij dat goed kunnen plannen. Het punt is dus uitvoerig in de commissie besproken en het zou daar volgens mij ook moeten worden afgehandeld.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Wij hebben het inderdaad over de planning gehad. Dat is prima, maar daar gaat het niet om. Het gaat nu over de onduidelijkheid die de minister heeft gecreëerd door in het ene stuk te praten over een invoeringsdatum van 1 januari 2000 en in het andere stuk over een invoeringsdatum van 1 januari 2001. Over dit onderwerp hebben wij vorige week niet met elkaar gesproken. Misschien is het de collega's ontgaan en hebben zij nog geen geluiden gehoord uit hun achterban. Wij hebben die wel gehoord.

De voorzitter:

Ik vrees dat ik mevrouw Van der Hoeven hierin enigszins gelijk moet geven, temeer daar ik begrijp dat het verslag over het wetsvoorstel al is ingeleverd. Het stenogram van dit gedeelte van de vergadering zou daar misschien aan kunnen worden toegevoegd door het door te geleiden naar het kabinet. Dat lijkt mij de beste manier.

De heer De Cloe (PvdA):

Dat is een mogelijkheid die ik natuurlijk, als u het voorstelt, niet wil bestrijden. Maar een heel simpele oplossing was natuurlijk geweest, omdat het stuk waarop mevrouw Van der Hoeven duidt, bekend was toen verleden week het verslag werd gemaakt, om in dat verslag die vraag te stellen, verwijzend naar dat stuk.

De voorzitter:

Soms worden twee stukken niet op hetzelfde moment gelezen. Laten wij met elkaar vaststellen dat dit voor iedereen geldt. Ik blijf dan ook bij mijn voorstel.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.15 uur geschorst.

Voorzitter: Van der Hoeven

Naar boven