Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen dinsdag aanstaande bij het begin van de vergadering:

  • - de brief van het Presidium inzake het tijdschema en de begroting van de enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer (26241, nr. 5).

Ik stel voor, een groot aantal stukken van de lijst van werkzaamheden af te voeren. De nummers zullen in de Handelingen, na de ingekomen stukken, worden vermeld.

Ik stel voor, toestemming te verlenen voor het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 15 maart 1999:

  • - van 11.15 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Economische Zaken over Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers (26303).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen vrijdag heeft de minister-president in zijn persconferentie een relatie gelegd tussen de politie-CAO, zoals die op dat moment tot stand leek te zijn gekomen, en de onderhandelingen die weer heropend zouden worden over de onderwijs-CAO. Nu, een aantal dagen later, kunnen wij constateren dat er bij beide onderhandelingen flinke problemen lijken te zijn. De minister van Binnenlandse Zaken schijnt zich vergist te hebben bij de berekeningen. De CAO lijkt 35 mln. duurder uit te komen, hetgeen ondertekening van die CAO in de weg zou staan. Misschien heeft dit ook consequenties gehad voor de onderhandelingen over de onderwijs-CAO die helaas vanochtend vroeg na urenlange onderhandelingen zijn afgebroken.

Nu er over die twee CAO-onderhandelingen, die onmiskenbaar een bepaalde mate van parallellie ten opzichte van elkaar hebben, een volstrekte patstelling lijkt te zijn ontstaan, lijkt onze fractie het moment aangebroken dat de Kamer via u de minister, de ministers of de minister-president vraagt om opheldering over de gang van zaken. Wij willen de regering vragen om voor de Kamer openhartig uit de doeken te doen wat ondertekening van de politie-CAO in de weg heeft gestaan en of dit al of niet een relatie heeft gehad met het afbreken van de onderhandelingen over de onderwijs-CAO. De bonden hebben nu voor 9 februari een grote landelijke staking aangekondigd. Ik denk dat er in ieder geval ook een verantwoordelijkheid bij het kabinet ligt er alles aan te doen om dit te voorkomen. Al met al verzoek ik de regering via u, voorzitter, waar dit kan, ons uiterlijk dit weekend een brief over deze samengestelde materie te doen toekomen. Daardoor worden wij in de gelegenheid gesteld om daar eventueel begin volgende week met de regering over van gedachten te wisselen.

De voorzitter:

Ik heb er behoefte aan hier eerst even zelf op te reageren. Ik zie de heer Van Bommel van de SP terecht al naar de interruptiemicrofoon lopen. Misschien begrijpt u dat niet, maar ik wel. De heer Van Bommel had afgelopen dinsdag al mondelinge vragen willen stellen over dit onderwerp. Alhoewel de heer Van Bommel het hier niet mee eens was, heeft hij zich er toch bij neergelegd dat ik dit niet wilde accorderen vanwege het feit dat de Kamer nooit derde partij in de onderhandelingen moet worden. Zolang er dus nog onderhandeld wordt – naar mijn beste weten is dat ten aanzien van beide CAO's formeel nog steeds het geval – vind ik dat de Kamer zichzelf ook niet tot derde partij moet willen maken. In die zin wil ik over het verzoek van de heer Rosenmöller zeggen dat wij dat op dit moment niet moeten doen. Ik wil wel met u afspreken dat, als er nog deze week een eindpunt bereikt wordt, dan onmiddellijk een brief uitgaat met het verzoek de Kamer zo snel mogelijk, dat wil zeggen binnen een paar dagen, te informeren over de visie van het kabinet op de totstandkoming daarvan. Zolang er echter nog onderhandeld wordt en zolang er nog niet getekend is, vind ik dat de Kamer zichzelf niet tot derde partij moet maken.

Ik geef nu eerst de heer Rosenmöller de gelegenheid om op mijn woorden te reageren. Vervolgens zal ik alle leden die dat ook willen, uitnodigen om dat te doen, waarbij ik als eerste het woord aan de heer Van Bommel zal geven.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp uw standpunt. Voordat ik dit verzoek deed, had ik mij ervan vergewist dat die afweging een rol zou kunnen spelen. Wij zijn beiden – en dat zal voor de rest van de Kamer ook gelden – goed op de hoogte van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen politiek en sociale partners als het gaat om het afsluiten van een CAO. Ik doe dit verzoek echter op dit moment, omdat de onderhandelingen nu in een patstelling zijn geraakt. De consequentie van uw opvatting zou zijn dat er alleen maar met de regering gesproken kan worden als er een CAO is. Aangezien de minister-president in het openbaar een relatie heeft gelegd tussen de onderhandelingen over de politie-CAO, die rond leken te zijn, en de onderhandelingen over het onderwijs, die kansrijk leken te zijn en vanochtend gebleken is dat de onderhandelingen over het onderwijs nog niet tot een CAO geleid hebben, vond ik het juist om hierover opheldering te vragen van de regering. Ik ben vaak genoeg onderhandelaar geweest om te weten dat je niet moet interveniëren, maar juist met die ervaring leek dit het juiste moment om opheldering van de regering te vragen. Ik denk dat wij daar allen verstandig mee om zullen gaan.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! U heeft mijn woorden correct weergegeven. Ik had inderdaad het verzoek ingediend om mondelinge vragen te stellen over dit onderwerp en dat is mij geweigerd. Ik heb mij daar niet bij neergelegd, maar ik heb mij daarbij neer moeten leggen, omdat mij geen andere wegen openstonden om die vragen wel te stellen. Dus dat is een kleine correctie op uw woorden.

De heer Rosenmöller heeft een belangrijk onderwerp aangesneden. Het gaat hier om onderhandelingen die in een impasse zijn geraakt. Ik denk dat de Kamer dan op enig moment in de gelegenheid moet worden gesteld om iets te betekenen, ook om het kabinet de ruimte te verschaffen om de mogelijkheid van een ander uitgavenkader te onderzoeken. Het gaat immers om belangrijke maatschappelijke vragen die beantwoord moeten worden op belangrijke terreinen als gezondheidszorg, onderwijs en politie. Voor het onderwijs geldt in ieder geval dat de onderhandelingen op dit moment stilliggen. Als wij dan moeten wachten totdat er een akkoord ligt voordat de Kamer zich met de regering kan verstaan over voorwaarden, mogelijkheden en problemen die daarmee samenhangen, dan lijkt mij dat laat. Mogelijk moeten wij zelfs heel lang wachten. Dus in die zin vind ik het verzoek van de heer Rosenmöller alleszins redelijk en lijkt het mij het ondersteunen waard.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Zonder te zeggen dat de Kamer onder alle omstandigheden passief moet blijven zolang de regering nog niet tot overeenstemming is gekomen binnen een CAO-overleg, vind ik dat er in deze situatie geen enkele aanleiding is om de partners in het overleg niet alle ruimte te laten. De vragen die ook bij mij leven, kunnen wij ook nog stellen op het moment dat de zaak definitief is vastgelopen of op het moment waarop er wel een CAO is gekomen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mevrouw de voorzitter! De heer Rosenmöller gaat ervan uit dat er sprake is van een patstelling. Dat is voor mij nog niet zo helder. Vanochtend om vijf uur is men gestopt met de onderhandelingen over de onderwijs-CAO. Wellicht gaat men op korte termijn verder. Misschien zou de vraag of er sprake is van een patstelling, aan de regering door kunnen worden gegeven, maar zolang wij dat niet zeker weten, moeten wij ons houden aan de behoorlijkheidsafspraak dat men werkgever en bonden de ruimte geeft om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Vooropgesteld dat wij natuurlijk allen hopen dat er een aantal goede CAO's uit de onderhandelingen voortkomen, zou ik mij toch bij uw woorden en bij die van de heer Schutte willen aansluiten.

De voorzitter:

Aan het adres van mevrouw Lambrechts wil ik opmerken dat ik op de radio de onderhandelaars over de onderwijs-CAO heb horen zeggen dat er geen tijdstip is afgesproken waarop er verder wordt onderhandeld, maar dat er wel verder onderhandeld wordt.

Ik merk dat een aantal fracties niet het woord voeren bij deze regeling. Dat maakt het voor mij wat moeilijk om een besluit te nemen, maar ik heb de indruk dat de meerderheid van de Kamer het niet met de heer Rosenmöller eens is. Dat heeft hij zelf intussen ook kunnen constateren. Op de departementen heeft men vast wel gehoord wat hier gezegd is. In feite zou de heer Rosenmöller natuurlijk twee of drie brieven willen, tenzij de minister-president zich geroepen voelt om hierop in te gaan. De Kamer vraagt op dit moment niet om inlichtingen. Als daar wel behoefte aan is of als de regering denkt dat die inlichtingen op dit moment wel gegeven kunnen worden, neem ik aan dat men die vrijheid zal nemen. Veel anders kan ik op dit moment niet doen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het gebeurt vaak – in ieder geval vaker – dat de meerderheid van de Kamer een andere mening is toegedaan dan de fractie van ondergetekende. Daar heb ik dus lang op kunnen anticiperen. Dat brengt ook met zich dat ik het voorstel handhaaf. Het kan zijn dat de meerderheid het voorstel afwijst; daar zal ik dan mee moeten leven. Gelet echter op het feit dat de minister-president die relatie tussen de twee CAO's heeft gelegd en dat wij via de media hebben vernomen dat de onderwijsbonden zich nu gaan voorbereiden op een tweede stakingsdag, vind ik dat de Kamer door de regering geïnformeerd moet worden over de achterliggende redenen waarom de politie-CAO met het probleem van die 35 mln. zit en waarom dat mogelijkerwijs een obstakel is om de onderhandelingen over de onderwijs-CAO tot een goed einde te brengen. Ik ben het met iedereen eens – ik ben er zelf over begonnen – dat het het beste zou zijn als beide CAO's zo snel mogelijk getekend worden, maar daar lijkt het op dit moment niet op.

De voorzitter:

Mijnheer Rosenmöller, ik denk dat dit punt inhoudelijk wel gewisseld is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nadat velen kritisch zijn geweest over de procedure, maar misschien ook over de inhoud van mijn opmerkingen, probeer ik de kracht van die opmerkingen nog te vergroten. Als dat mijn collega's en u niet overtuigt...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Rosenmöller, u weet heel goed dat het debat met de collega's over de procedure gaat en niet over de inhoud, maar u hebt gezegd wat u gezegd hebt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat brengt met zich dat ik het logisch vind en naar buiten toe zal zeggen dat de Kamer recht heeft op een opvatting van de regering, in dit geval als werkgever. Als de Kamermeerderheid mijn fractie, gesteund door de SP-fractie, niet in staat stelt om die informatie te krijgen, moet ik dat aanvaarden. Dan hef ik mijn handen in de lucht en zeg ik: helaas.

De voorzitter:

Mijnheer Rosenmöller, u hebt gezegd dat u uw voorstel handhaaft. Betekent dit dat u daar stemming over wilt?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nee, zo flauw ben ik niet.

De voorzitter:

Dat heeft niets met flauw zijn te maken, want het is mogelijk.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat zou betekenen dat iedereen hierheen moet komen. Dat wil ik dus niet, want ook ik kan tellen en rekenen. Ik wil alleen wel duidelijk maken dat mijn fractie, gelet op de omstandigheden waarin wij nu verkeren, dit een serieus voorstel en een serieuze gedachte vindt. De meerderheid is het daar niet mee eens en dan moet ik mij daarbij neerleggen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Van Bommel nu gaat zeggen dat hij het nog steeds met de heer Rosenmöller eens is.

De heer Van Bommel (SP):

Nee, voorzitter, dat wil ik niet zeggen. Ik wil reageren op uw eigen woorden. U hebt gezegd dat u, als de regering van mening is dat zij de Kamer toch informatie kan verschaffen, haar die vrijheid wilt laten. Dat spreekt voor zich, maar bent u dan bereid om de Kamer de ruimte te laten om daar eventueel een debat met de regering over te voeren? Als wij worden geïnformeerd, kan die informatie voor de Kamer immers aanleiding zijn om daar een debat over te wensen.

De voorzitter:

Natuurlijk, mijnheer Van Bommel. Dat kan als de meerderheid van de Kamer dat wil. Als die brief binnenkomt, gaat die ofwel naar mij ofwel naar de betrokken vaste commissie en dan kan het natuurlijk zo gaan zoals u nu schetst. Daar hebben u en ik in ieder geval geen verschil van mening over. Volgens mij hebben wij dit onderwerp hiermee behandeld.

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Een andere actualiteit is het bericht in de Volkskrant van vandaag in verband met een noodkreet van de directrice van het Wereldvoedselprogramma. Zij heeft gezegd dat in de door Mitch getroffen landen op dit moment een voedseltekort dreigt. Daarom heeft zij de EU om meer geld gevraagd; zij heeft daarbij aangegeven dat bijvoorbeeld de EU op dit punt zeer terughoudend is en zij heeft geklaagd dat de wereld de door de orkaan Mitch getroffen landen zo langzamerhand eigenlijk vergeet. Ik vraag minister Herfkens om een brief over de precieze situatie aldaar. Is de bezorgdheid over het dreigende voedseltekort terecht en zijn ook de klachten van de directrice van het Wereldvoedselprogramma terecht? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de reactie van de EU?

Bovendien staat in de Volkskrant van vandaag een ander artikel, geschreven door Willem Bos, over de kanalen die minister Herfkens heeft gebruikt om hulpgelden te sluizen naar de landen die door Mitch zijn getroffen. Ik wil in de brief ook graag de reactie van de minister op deze kritiek horen.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi. Het eerste verzoek lijkt mij echt bij de regeling van werkzaamheden thuis te horen. Het tweede verzoek moet u in de vaste commissie met elkaar bespreken. Dat is een lopend proces, waarover u sowieso op de hoogte gehouden moet worden. Maar goed, ook dat heeft men intussen wel gehoord.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Ik ben het eens met het eerste deel van het verzoek van mevrouw Karimi. Het is goed als wij daar snel informatie over krijgen.

Wat betreft het tweede deel van het verzoek, moet ik zeggen dat het oud nieuws is. Twee weken geleden werd daarover immers al in de kranten bericht. Het lijkt mij wel dat het besproken moet worden. Misschien dat wij daar in de vaste commissie een procedure voor kunnen vinden. Wellicht dat het bij het algemeen overleg dat binnenkort gehouden wordt als agendapunt opgevoerd kan worden.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik sluit mij graag aan bij het eerste deel van het verzoek van mevrouw Karimi.

Voor het tweede deel van het verzoek ben ik zo vrij aan te sluiten bij de opmerkingen die u heeft gemaakt.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb een verbinding gelegd. Er zijn Kamervragen gesteld aan minister Herfkens. Die heeft op die vragen reeds antwoord gegeven. Omdat de gelden niet zijn aangekomen en deze organisatie klaagt over te weinig geld, zet ik vraagtekens bij de effectiviteit van de kanalen die de minister heeft gekozen. Daarom heb ik die verbinding gelegd. Ik wil mij neerleggen bij uw voorstel. Ik wil wel de brief graag voor dinsdag binnen hebben. Wij kunnen daarover dan zo nodig praten.

De voorzitter:

Ik zie dat men het met u eens is. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter! Als je kijkt naar het geneesmiddelendossier, is te zien dat wat minister Borst af en toe naar voren brengt, op paniekvoetbal lijkt. Patiënten, huisartsen, apothekers en zorgverzekeraars hebben vandaag op de radio gehoord dat voor veel geneesmiddelen vanaf maandag bijbetaald moet gaan worden. Op zichzelf is dit een gevolg van het aanpassen van de vergoedingslimieten. Deze maatregel en deze regeling zijn weliswaar aan de Kamer meegedeeld, maar blijkbaar niet aan degenen die deze maatregel treft.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, ik vrees dat ik weet wat u uiteindelijk wilt gaan vragen. Doet u mij het genoegen om niet inhoudelijk te oordelen voordat u het gevraagde antwoord heeft gekregen. Bij de regeling moet u vragen wat u wilt hebben van de regering.

Mevrouw Kant (SP):

Daar was ik net aan toe. Ik wilde uitleggen, voordat wij allerlei discussie krijgen dat...

De voorzitter:

Mevrouw Kant, ik weet in ieder geval heel zeker dat Kamerleden 's ochtends en 's avonds kranten lezen!

Mevrouw Kant (SP):

Goed. Degenen die het treft, lijken erdoor te zijn overvallen. Dat heb ik niet alleen vernomen via de radio, maar vooral uit alle telefoontjes die wij vervolgens op de fractie hierover hebben gekregen. Ik wil daarom graag in een brief van de minister van Volksgezondheid horen op welke manier zij de betrokken beroepsgroepen en patiënten hierop heeft voorbereid. Is hiervoor wel voldoende tijd genomen? Klopt het, bijvoorbeeld, dat de apothekers de nieuwe lijst van deze aanpassing pas deze week gehad hebben, zodat zij zich niet hebben kunnen voorbereiden en dus artsen en patiënten ook niet fatsoenlijk hebben kunnen inlichten? Met andere woorden, is deze ingrijpende maatregel wel voldoende zorgvuldig overwogen? Aangezien de maatregel maandag ingaat, zou ik de brief natuurlijk het liefst voor maandag willen hebben.

Als het gaat over paniekvoetbal, heb ik nog een ander punt over de geneesmiddelen. Het betreft de bonussen en kortingen. Hier lijkt de minister wel over te gaan tot een voortvarend beleid. Het geduld van de minister lijkt op. Er volgen kortingen voor de apothekers. Om te beoordelen of dit terecht is, wil ik graag een nadere toelichting van de minister krijgen op de recent uitgebroken oorlog. Na lang aarzelen lijkt immers ook hier paniekvoetbal toe te slaan.

De heer Ter Veer (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ook bij de fractie van D66 hebben wij de krant gelezen. Wij weten dat minister Borst niet de koppen maakt. Wij zijn zeer geïnteresseerd in de feitelijke beantwoording van de vragen die mevrouw Kant naar voren brengt. Wij hebben er echter alle vertrouwen in dat mevrouw Borst geen ondoordachte maatregelen heeft genomen, maar dat zij zeer weloverwogen te werk is gegaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ook de SGP-fractie heeft zo wat ochtendbladen gezien. We hebben er natuurlijk eind vorig jaar bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling heel indringend over gesproken, met alles erop en eraan, om het zomaar samenvattend te zeggen. Toen is aangedrongen op voortvarendheid en daadkracht. Die lijken nu gemobiliseerd te worden. Ik heb het niet over de omgevingsfactoren. Dat kunnen ongelukkige en gelukkige zijn. Ik ben er vanmorgen van uitgegaan dat de minister zelf wel met een brief hierover naar de Kamer zou komen. Ik kan mij niet goed voorstellen dat zij dat niet doet. Als die brief bespoedigd kan worden door het verzoek van mevrouw Kant, dan zal de SGP-fractie zich niet tegen dat verzoek verzetten.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, voordat ik u weer het woord geef, wil ik nog het volgende opmerken. Als u inhoudelijk gaat argumenteren, dan lokt u de heer Ter Veer ertoe uit te zeggen wat hij heeft gezegd. Nogmaals, daar is de regeling van werkzaamheden niet voor.

Kennelijk ben ik te soepel, waardoor u het allemaal blijft doen. Dat is dus vanaf volgende week dinsdag anders. Ik bereid u daar maar op voor.

Mevrouw Kant (SP):

Ik merk dat het verzoek ondersteund wordt. Het ging mij inderdaad niet zozeer om de inhoud van de maatregelen als wel om uitleg van de minister over hoe hierover zoveel commotie kon ontstaan en om de zorgvuldigheid.

De voorzitter:

Dat ben ik in ieder geval met u eens.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van vergadering door te geleiden naar het kabinet, met het verzoek om liefst voor het weekend of anders in ieder geval maandagochtend vroeg hierop antwoord te geven.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven