Vragen van het lid B.M. de Vries aan de staatssecretaris van Justitie, over standplaatsen van gerechtsdeurwaarders.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De wet over gerechtsdeurwaarders was in het najaar van 1994 gereed voor plenaire behandeling. Deze ging echter niet door omdat er een nota van wijziging moest komen. Hoe is het mogelijk dat dat die nota van wijziging er nog steeds niet is, terwijl er interim-beleid op interim-beleid komt over de standplaatsen? Wellicht kan de staatssecretaris hierop reageren.

Kan de staatssecretaris toezeggen dat de nieuwe gerechtsdeurwaarderswet, die bijna klaar is, na het reces bij de Kamer ligt, zodat wij ernaar kunnen streven dat die wet per 1 januari 1999 in kan gaan? Kan de staatssecretaris verklaren dat het interim-beleid inzake de standplaatsen niet wordt gewijzigd of aangepast, maar dat de Kamer daarover spreekt als wij het hebben over de nieuwe gerechtsdeurwaarderswet? Dat noopt tot een snellere indiening van die wet, waar wij nu al zo lang op wachten. Deelt de staatssecretaris de mening dat vrijere vestiging van gerechtsdeurwaarders typisch een zaak is waarover de Tweede Kamer moet beslissen, en dat het geen goede zaak zou zijn als deze in interim-beleid wordt uitgewerkt?

Mijn laatste vraag is of het juist is dat er vandaag een circulaire wordt gestuurd naar de Staatscourant om de wijziging van dat interim-beleid te publiceren. Zo ja, houdt de staatssecretaris deze dan tegen?

Staatssecretaris Schmitz:

Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij het ongeduld van de Kamer heel wel voorstellen, omdat zij al geruime tijd niets meer heeft gehoord over de voortgang van het wetgevingsproces bij de gerechtsdeurwaarders. Daar zijn allerlei oorzaken voor. Wij zijn in uitvoerig overleg met de beroepsgroep. Dat is geen eenvoudig overleg. In dat kader hebben wij gezocht naar de analogie met de Notariswet, waarvan de historie bekend is. Op dat punt hebben wij de afgelopen paar jaar, vanaf 1996, ook een interim-beleid gevoerd.

Dat interim-beleid is gevoerd op basis van de bestaande wet, niet vooruitlopend op de nieuwe wet. Ik ben ook van mening dat dit niet ongelimiteerd kan worden voortgezet. Ik zeg de Tweede Kamer graag toe dat ik zal proberen om te zorgen dat zij de nota van wijziging van de nieuwe wetgeving over de gerechtsdeurwaarders, die nu wordt voorbereid, onmiddellijk na het reces heeft. Het is een nogal ingrijpende wijziging, die ook langs de ministerraad en de Raad van State moet. Wij zullen de uiterste spoed betrachten. Ik zeg graag toe dat deze nota van wijziging na het reces bij de Kamer ligt. Mijn streven is inderdaad om 1 januari te halen. Dat zou ik zeer toejuichen.

Inmiddels is het interim-beleid van 1996 voortdurend onderwerp van overleg tussen de ambtenaren van Justitie en de beroepsgroep, de Koninklijke vereniging van gerechtsdeurwaarders, de KVG. Dat is geen gemakkelijk overleg, omdat het nogal wordt geblokkeerd wat betreft het invullen van zelfstandige deurwaardersstandplaatsen.

Mevrouw De Vries stelt voor de Tweede Kamer daarover eerst te laten praten in relatie tot de nieuwe wetgeving en geen wijzigingen toe te passen ten aanzien van het interim-beleid. Ik wil haar dat toezeggen, in de hoop dat wij dat strakke tijdschema inderdaad kunnen aanhouden. Mocht dat onverhoopt anders gaan, dan laat ik haar dat tussentijds weten. Ik ga wel uit van dat strakke tijdschema. Dat betekent in mijn ogen ook dat wij nu pas op de plaats moeten maken met het toewijzen van standplaatsen in afwachting van dat overleg met deze Kamer. Op dit moment wordt dus de uitdeling van zelfstandige en associatieve standplaatsen bevroren. Direct na het reces zal ik een nota van wijziging aan deze Kamer sturen, zodat daarover beslist kan worden. Ik ben het met mevrouw De Vries eens dat het een zaak van de Tweede Kamer, van de politiek is hoe wij standplaatsen moeten toewijzen.

Het is niet juist dat er dezer dagen een circulaire is uitgegaan ter publicatie in de Staatscourant. Er is wel sprake geweest van een brief van het hoofd van de directie rechtsbijstand en juridische beroepen aan de KVG. Deze brief past in het overleg dat gaande is. Mocht er een circulaire zijn, dan had ik die, omdat mevrouw De Vries het stellen van mondelinge vragen had aangevraagd, zeker tegengehouden. Daarvan behoefde echter geen sprake te zijn.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De staatssecretaris heeft zeer helder antwoord gegeven op de gestelde vragen. Ik dank haar daarvoor hartelijk en spreek daarvoor mijn waardering uit. Ik heb goed begrepen dat er inderdaad geen wijziging komt van het interim-beleid, dat alles wordt besproken bij de behandeling van de gerechtsdeurwaarderswet nadat deze de Raad van State is gepasseerd en dat op 1 januari de nieuwe wet in werking treedt?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Ik kan deze vraag slechts bevestigen. Het antwoord is ja.

Naar boven