Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik heb veel sprekers voor de regeling van werkzaamheden. Ik wil u niet ontmoedigen, maar er hebben zich twaalf collega's gemeld.

Ik begin zelf, door u erop attent te maken dat het niet uitgesloten is dat, gezien het programma van deze week, er een dringende noodzaak is om op donderdag nog te stemmen. In verband daarmee zal ik, indien die dreiging werkelijkheid wordt, de agenda zo inrichten dat we donderdag voor de dinerpauze kunnen stemmen. Dit zal alleen gebeuren als het echt noodzakelijk is.

Het woord is aan de heer Verkerk.

De heer Verkerk (AOV):

Voorzitter! Ik wil de volgende verklaring afleggen. Sedert mei 1994 heb ik, aanvankelijk als lid en later als voorzitter van de AOV-fractie in deze Kamer, mijn verantwoordelijkheid jegens de kiezer trachten te vervullen. In voor- en tegenspoed heb ik de beginselen van het AOV-programma daarbij verdedigd.

De aanhoudende strubbelingen rondom wat worden genoemd "de ouderenpartijen" in ogenschouw nemend, wil ik mij volledig distantiëren van hetgeen zich daar afspeelt. Ik wens noch nu, noch in de toekomst met één partij of meer van die partijen, noch met een fractie van die naam, te worden geassocieerd.

Om daarin volstrekt duidelijk te zijn, heb ik besloten per heden uit de AOV-fractie te treden en als zelfstandig Kamerlid door te gaan gedurende de resterende tijd van deze Kamerperiode.

De voorzitter:

Ik stel u voor, deze mededeling voor kennisgeving aan te nemen en te bezien welke praktische consequenties hierdoor optreden voor onze werkzaamheden. Daarom werd deze mededeling terecht in het kader van de regeling van werkzaamheden gedaan.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Ik blijf voorlopig nog lid van mijn fractie, maar de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Financiën hebben verleden week een algemeen overleg gevoerd met de staatssecretarissen van Financiën en Binnenlandse Zaken over de artikel-12-steun voor de gemeente Den Haag.

Namens beide commissies verzoek ik u het verslag van het algemeen overleg op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Wij zullen aan dit verzoek voldoen wanneer dit mogelijk is. Ik kan u niet beloven dat het deze week nog kan.

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Donderdagavond hebben we een wat curieus slot beleefd van een debat met de bewindslieden van Verkeer en Waterstaat en VROM over Schiphol. Het ging daarbij tevens over een motie van mij en de waardering van het kabinet over deze motie. Ik heb gemerkt dat hierover in het kabinet is vergaderd en de Kamer heeft hierover een brief gekregen. Via u verzoek ik deze brief via een korte heropening aan de plenaire agenda van deze week toe te voegen, zodat we precies de waardering door het kabinet van hetgeen voorligt kunnen vernemen.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie steunt dit verzoek, met name omdat de laatste drie regels van de brief afwijken van het oordeel dat de twee individuele bewindslieden hier in de Kamer hebben gegeven. Dat vraagt om opheldering.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer Rosenmöller Voorzitteren op de agenda van deze week een plekje te zoeken voor een debat. Het zou immers een korte heropening van de beraadslaging zijn.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan de heer Rosenmöller, voor het tweede punt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb nog twee punten voor deze regeling van werkzaamheden. Dat kan kort, maar het moet helaas nu wel even gebeuren.

In oktober van het vorige jaar heb ik een motie ingediend die met algemene stemmen door de Kamer is aanvaard. Die motie ging over de pensioenen van de europarlementariërs. Iedereen zal het zich herinneren. Dit onderwerp is toen besproken met onder anderen de minister-president. In de motie werd de regering gevraagd vóór het einde van 1997 de Kamer te informeren over haar inzet om aan de pensioenregeling een eind te maken. Aangezien dat niet gebeurd is, vraag ik de regering op korte termijn een brief aan de Kamer te sturen, waarin wordt ingegaan op de volgende twee vragen.

De eerste is hoever de regering in Europees verband is gevaren om aan de regeling een einde te maken. De tweede is of er in Nederland initiatieven zijn geweest om een ander soort regeling te ontwerpen, waar het de Nederlandse europarlementariërs betreft.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is opnieuw aan de heer Rosenmöller, voor het derde punt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Dit is echt het laatste punt. Vorige week heeft collega Marijnissen een brief gevraagd over de FNV-meldlijn en het rapport van prof. Willems, dat ging over de artsen in relatie tot de privatisering van de Ziektewet. Daarop is een reactie gekomen van de staatssecretaris. Nadien is er een nieuw rapport gekomen, van het NIA en TNO. Ik vraag via u, voorzitter, de staatssecretaris op dat rapport te laten reageren, opdat wij volgende week of de week daarna gezamenlijk een algemeen overleg kunnen hebben over de effecten van de privatisering van de Ziektewet.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koekkoek.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Het is bijna een jaar geleden dat de voorzitter van het college van procureurs-generaal aankondigde dat hij verwachtte binnen het jaar de heer Bouterse als verdachte ter zitting te kunnen brengen. Inmiddels distantieert de minister van Justitie zich van deze uitspraak. De vraag blijft toch hoever het staat met de vervolging in deze zaak. De vaste commissie voor Justitie heeft enkele malen aan de minister gevraagd om informatie, teneinde vervolgens een vertrouwelijk overleg met de minister te kunnen voeren. Tot op heden is er van de kant van de minister echter geen reactie gekomen. Inmiddels zijn er nieuwe berichten – ik denk aan de berichtgeving in De Telegraaf van vrijdag en zaterdag jongstleden – over een mogelijke rol van de heer Bouterse in nog ernstiger zaken. Kortom, de CDA-fractie heeft dringend behoefte aan informatie over de stand van zaken in de zaak-Bouterse, en wel op korte termijn, opdat de vaste commissie hierover nader vertrouwelijk overleg met de minister kan voeren.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Dit verzoek is aan de orde geweest in de vaste commissie. Het is breeduit gesteund, voorzover ik mij kan herinneren. Dat is op het ogenblik de situatie, wat mij betreft. Er is een verzoek aan de minister gedaan. Ik heb niet begrepen dat er van enige weigering sprake is. Wij kunnen een dergelijk overleg in vol vertrouwen tegemoetzien.

De heer Koekkoek (CDA):

Het verzoek is al verschillende malen gedaan door de vaste commissie voor Justitie. Omdat het parlementaire jaar ten einde loopt, althans voor deze parlementaire periode, heeft de CDA-fractie er behoefte aan langs deze weg het verzoek te onderstrepen. Wij willen hiermee bereiken dat ons op korte termijn – ik denk aan een termijn van een week – die summiere informatie bereikt. Vervolgens kunnen wij op basis daarvan een vertrouwelijk overleg met de minister hebben, bijvoorbeeld verbonden aan het al geplande overleg over Suriname, dat op 14 april a.s. wordt gehouden. Het moet natuurlijk wel een afzonderlijk overleg zijn. Het moet dus formeel losstaan van het overleg over Suriname. Om de gedachten te bepalen, denken wij aan deze termijn.

De heer Van Oven (PvdA):

Het streven van de fractie van het CDA is zeker gemeenschappelijk met dat van de fractie van de Partij van de Arbeid, maar het lijkt mij nog heel goed te verwezenlijken voordat het verkiezingsreces ingaat.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gijzel.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Mede namens mevrouw Oedayraj Singh Varma van GroenLinks vraag ik het kabinet om een brief naar aanleiding van de nieuwe publiciteit over gezondheidsklachten die het gevolg kunnen zijn van de Bijlmerramp.

Aan de minister van Volksgezondheid stel ik de volgende vragen, met het verzoek er in die brief op in te gaan. Welke activiteiten zijn ondernomen sinds haar toezegging in september vorig jaar voor een inventariserend onderzoek? Kan zij nog eens uitleggen waarom dit inventariserende onderzoek drie weken geleden voor onbepaalde tijd is uitgesteld? Naar aanleiding van de recente publiciteit heeft de minister opnieuw geld beschikbaar gesteld voor een spoedig onderzoek. Wat gaat hiermee nu gebeuren? Wat voor soort onderzoek is het? Is dit inventariserend, specifiek of epidemiologisch? Voor wie is het onderzoek bedoeld en wanneer kan het begonnen worden?

De minister van Binnenlandse Zaken, die verantwoordelijk is voor de rampenbestrijding en de orde- en hulpdiensten, leg ik de volgende vragen voor. Van hem krijgen wij graag opheldering over de wijze waarop de orde- en hulpdiensten zijn ingezet. Waarom is in de Bijlmermeer geen beschermende kleding voorgeschreven en bij de afhandeling van de brokstukken op Schiphol wel? Wil de minister ook ingaan op de aanhoudende verhalen over mensen die met witte pakken in de Bijlmermeer hebben rondgelopen? Ten slotte vraag ik de minister van Binnenlandse Zaken naar de wijze waarop politiemensen en vrijwillige en professionele brandweermensen met gezondheidsklachten worden begeleid. Wij horen veel klachten uit deze kringen.

De minister van Volksgezondheid legt een relatie met onderzoeken naar de lading die nog gaande zijn. Ik vraag het kabinet in de brief meer duidelijkheid te geven over de voortgang en het resultaat van de commissie-Hoekstra en het justitiële onderzoek dat in september gestart is.

Mijn laatste voorstel is dat de Kamer over deze brief nog deze week een debat met de minister van Volksgezondheid en de minister van Binnenlandse Zaken voert.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik steun het verzoek om die brief en voeg er de vraag aan toe of de minister kan uitleggen wat er bij verbranding onder bepaalde temperaturen met verarmd uranium gebeurt en welke gevolgen dit voor de gezondheid kan hebben, ongeacht een onderzoek. Ik vraag dus om wetenschappelijke gegevens hierover.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD steunt het verzoek van de heer Van Gijzel. Wij horen ook graag hoe de minister aankijkt tegen de verschillende interpretaties in de onderzoeken. Bijvoorbeeld de Zweden en prof. Mulder uit Leiden zijn vernietigend over elkaars onderzoek.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA sluit zich graag aan bij het verzoek van de heer Van Gijzel. Het wordt langzamerhand inderdaad tijd dat de onderste steen bovenkomt, want wij zijn al zes jaar met dit probleem bezig.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! De heer Van Gijzel vraagt twee ministers aanwezig te zijn, maar de essentiële minister lijkt mij minister Jorritsma-Lebbink van Verkeer en Waterstaat. Ik zeg dit ook naar aanleiding van het debat van oktober vorig jaar over dit onderwerp. Toen is een rapportage van de commissie-Hoekstra toegezegd, die er nog steeds niet is. Het volksgezondheidsonderzoek wachtte op deze rapportage. Als het kabinet toch een brief schrijft, lijkt het mij dus goed ook de stand van zaken daarvan te horen, gekoppeld aan het onderzoek waarom de heer Van Gijzel vraagt.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Gelet op de urgentie wil ik de meeste nadruk op Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken leggen, maar ik heb er, gelet op de relatie die de minister van Volksgezondheid gelegd heeft, geen bezwaar tegen als ook de minister van Verkeer en Waterstaat bij het debat aanwezig is.

De voorzitter:

Ik stel in de eerste plaats voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zal er mijn uiterste best voor doen, nog deze week tijd te reserveren voor een debat met beperkte spreektijden. De Kamer krijgt een nader voorstel hiervoor. Eerder dan donderdag kan het debat niet worden gehouden, want wij vragen het kabinet nogal wat. Wij moeten dan eigenlijk de brief morgen binnen hebben, wat ik zal toevoegen aan het stenografisch verslag, zodat het helder is voor het kabinet.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Wellicht ten overvloede, maar wij kunnen toch wel donderdagavond de Huisvestingswet behandelen, althans de eerste termijn van de Kamer houden? Anders krijgen wij echt een groot probleem!

De voorzitter:

Ik zal het proberen, maar een spoeddebat is een spoeddebat. Dat veroorzaakt leed en soms vreugde. Wij zullen de vreugde zo groot mogelijk proberen te maken en het leed zo klein mogelijk. Ik zal, met inachtneming van uw opmerking, bekijken hoe wij het zullen doen.

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het rapport van de commissie-Hermans inzake de studiefinanciering is bijna vijf maanden oud. In tegenstelling tot wat de minister van Onderwijs ons op 26 januari jl. heeft beloofd, namelijk een reactie binnen enkele weken, heeft de Kamer tot nu toe daar niets van mogen vernemen. Nu dit rapport kennelijk onderwerp van gesprek is geweest in het kabinetsberaad van afgelopen vrijdag, wil ik via u de minister van Onderwijs vragen ons spoedig een reactie op dat rapport te doen toekomen, zodat wij met hem zo niet deze week dan hopelijk volgende week hierover van gedachten kunnen wisselen.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Dit onderwerp is besproken in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Vorige week is namens die commissie in een brief aan de regering gevraagd wanneer wij dat standpunt krijgen. Donderdag aanstaande bij de procedurevergadering krijgen wij het antwoord van de regering. Of dat antwoord voor u bevredigend zal zijn, weet ik niet, maar wij krijgen antwoord.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat is prima, voorzitter. Ik heb helaas die vergadering niet kunnen bijwonen, vandaar dat ik dit verzoek deed. Als dat verzoek inmiddels aan de minister is gedaan, kan ik mij daarbij aansluiten.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Mag ik de heer Rabbae een vraag stellen?

De voorzitter:

Als het hierover gaat.

De heer Lansink (CDA):

Ik wil van hem weten of hij al kan voorspellen wat dat debat oplevert. Er kunnen geen wetswijzigingen meer uit voortkomen. Eigenlijk is het allemaal mosterd na de maaltijd. Wat is de zin er nog van, anders dan het vullen van de tijd?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Soms liever mosterd na de maaltijd dan helemaal geen maaltijd. De bedoeling is dat wij op dit punt de gedachten van het kabinet en zeker van de minister van Onderwijs kunnen vernemen. Er wordt de studentenpopulatie een aantal worsten voorgehouden en ik zou graag willen weten of deze worsten belegd zijn met een financiële dekking.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is opnieuw aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn tweede vraag betreft de stemmingen over het wetsvoorstel Reorganisatie van het OM. Wij zouden daarover vandaag stemmen. Mede op verzoek van enkele fracties, vooral op grond van hun wens om met elkaar te overleggen over mijn amendement op stuk nr. 20 (25392) dat inmiddels gewijzigd is ingediend, verzoek ik u om de stemmingen uit te stellen tot volgende week en als dat niet kan, tot aanstaande donderdag.

De voorzitter:

Het lijkt mij wijs om aan uw verzoek te voldoen, maar die stemmingen zullen verplaatst worden naar volgende week dinsdag en niet naar aanstaande donderdag. Reguliere stemmingen hebben wij altijd op dinsdag en daar wil ik mij aan houden.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Swildens-Rozendaal.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Wij zijn dezer dagen opgeschrikt door het afschuwelijke bericht in de media over de hemofiliepatiënt in het noorden van het land die besmet is met het HIV-virus via een niet toegelaten bloedproduct, halverwege de jaren tachtig. Nu is dit een buitengewoon gevoelige materie en de Kamer moet hiermee, omdat de zaak aan de rechter wordt voorgelegd en omdat in een soortgelijke zaak ten aanzien van de aansprakelijkheid een bodemprocedure aan de orde is, buitengewoon terughoudend omgaan. Vandaar dat wij de ons voorgenomen mondelinge vragen over dit onderwerp vandaag niet hebben gesteld. Dat neemt niet weg dat wij het erg belangrijk vinden om als Kamer door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geïnformeerd te worden over de rol van de bloedbank in het noorden van Nederland. Er is toezicht op de bloedbanken. Er is echter sprake geweest van het toelaten van een niet-legaal bloedproduct. Wij willen daar opheldering over. Tegelijkertijd vragen wij de minister of het mogelijk en denkbaar is dat meer van dit soort gevallen aan de orde zijn. Wij vragen haar, een onderzoek daarnaar te verrichten. Tegelijkertijd verkrijgen wij graag van de minister de zekerheid dat zij in dit soort gevallen – en mijn fractie hoopt dat het er weinig zijn – alle informatie beschikbaar stelt aan de persoon in kwestie. Dat geldt dus ook in dit concrete geval. Die informatie is nodig voor een goede afwikkeling van een treurige zaak.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD sluit zich graag aan bij de vragen van mevrouw Swildens.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Voorzitter! Ook wij sluiten ons aan bij de vragen van mevrouw Swildens.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Ik heb het verzoek mede gedaan namens de fractie van D66.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Afgelopen zaterdag stond er een uitgebreid interview in Trouw met het hoofd van de Immigratie- en naturalisatiedienst, de heer Elting. Hij onderstreepte daarin dat op het gebied van het asielbeleid een aantal maatregelen hoogst noodzakelijk is. Ik verkrijg graag van de staatssecretaris van Justitie een brief waarin zij haar standpunten weergeeft over de suggesties die zijn gedaan door de heer Elting. In die brief krijg ik graag een antwoord op de vraag of de staatssecretaris van Justitie het op dit punt eens is met het hoofd van de Immigratie- en naturalisatiedienst. Zo ja, waarom heeft zij dan geen aanvullende maatregelen genomen in de periode waarin zij verantwoordelijk was voor het asielbeleid? In deze brief krijg ik voorts graag informatie over de huidige stand van zaken met betrekking tot de opvangcapaciteit. Er zou voor 1 april een extra opvangcapaciteit van 4000 plaatsen gerealiseerd moeten zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of dat het geval is. Mij bereiken te veel berichten dat er nog steeds extra opvangcapaciteit nodig is. Ik zou een dergelijke brief waarin de staatssecretaris het totaal behandelt, graag op zeer korte termijn krijgen, dus binnen een week, opdat de Kamer in de laatste week voor het verkiezingsreces hierover een debat kan voeren. De brief kan dan worden betrokken bij de overige onderwerpen die binnenkort aan de orde zullen komen.

De voorzitter:

Dat zijn er enkele.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 vond het opmerkelijk dat de heer Elting in Trouw dit soort uitspraken deed. Dergelijke uitspraken hadden wij verwacht van de staatssecretaris van Justitie. Daarom kan ik mij aansluiten bij de vragen van collega Verhagen. Het is belangrijk dat wij op heel korte termijn die brief krijgen. Ook ik denk dat wij nog voor het reces hierover moeten kunnen praten.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! In de allereerste plaats vind ik het erg jammer dat collega Verhagen zijn mondelinge vragen op het laatste moment heeft ingetrokken. Dit onderwerp was voor onze fractie wél spoedeisend. Het interview had meteen in deze Kamer besproken moeten worden. Los van wat de heer Elting heeft gezegd over maatregelen, zijn de toon en de suggesties van de heer Elting echt beneden ieder peil. Het hoofd van de IND kan niet eens een onderscheid aanbrengen tussen reguliere vreemdelingen en allochtonen.

De voorzitter:

Wat is uw suggestie ten aanzien van het verzoek van de heer Verhagen? Er wordt nu een begin gemaakt met een debat, maar daar is de regeling niet voor.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Er wordt geen begin gemaakt met een debat. Wel moet helder zijn welke aanvullingen ik wil hebben. De heer Elting presteert het om allochtonen te verwarren met vreemdelingen. Bij allochtonen hebben wij het over tweede en derde generaties, mensen die Nederlanders zijn. Bovendien wekt hij de suggestie dat er hier 3 miljoen allochtonen zouden zijn. Volgens de laatste CBS-cijfers gaat het om 1,5 miljoen. Die kwestie heeft echter níéts te maken met asielzoekers. Bovendien "criminaliseert" de heer Elting door te verwijzen naar mensen die op dit moment in de cellen verblijven. Dat heeft ook niets te maken met de asielzoekers. Ik wil deze week een brief van de staatssecretaris, waarin helder wordt aangegeven of zij deze standpunten onderschrijft en hoe zij het kan maken om in de Kamer steeds aan te dringen op zorgvuldigheid in verband met het draagvlak.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie sluit zich aan bij het verzoek van de CDA-fractie. De staatssecretaris is natuurlijk volledig verantwoordelijk, ook voor het interview. Ik ga ervan uit dat zij dat heeft geaccordeerd.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Het interview met de heer Elting heeft ook bij de PvdA-fractie een aantal vragen opgeroepen. Het is goed dat wij daarover een brief vragen van de staatssecretaris. Zij is immers de enige bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het asielbeleid.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Als de staatssecretaris toch een brief gaat schrijven, willen wij ook even wijzen op het politieke aspect van dit beleid. Wij willen aan de staatssecretaris vragen of de warme belangstelling voor het asielbeleid naar haar idee een komende wijziging van dat beleid inhoudt dan wel dat vooral CDA en VVD er voor 6 mei even wat over praten en vervolgens overgaan tot de orde van welke dag dan ook.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik heb de mondelinge vragen die ik had aangekondigd inderdaad ingetrokken. Ik vond het debat dat noodzakelijk is op het punt van het asielbeleid, mede gelet op de uitspraken die zijn gedaan in het interview, van dien aard dat het in een uitvoeriger overleg aan de orde moest komen. Daarom heb ik op een later tijdstip gekozen voor het vragen van een brief in plaats van het stellen van mondelinge vragen. Ik realiseer mij dat die handelwijze het collega's in de Kamer onmogelijk heeft gemaakt om op dat punt een mondelinge vraag te stellen. Ik denk evenwel dat het asielbeleid zoals het op dit moment wordt gevoerd en gevoerd moet worden, niet afdoende kan worden behandeld in een mondeling vragenuurtje.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en te vragen of men deze week wil antwoorden. Anders is het in het kader van een behoorlijke planning uitgesloten dat wij een debat kunnen hebben, als dat gewenst is.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! De Tweede Kamer zal aanstaande maandag spreken over de bestuurlijke verhoudingen binnen de regiopolitie Groningen en alles wat daarmee samenhangt. Op dit moment is er een discussie gaande over de vraag of de zaak-Lancee onderdeel uitmaakt van dat beraad. Vooruitlopend daarop heb ik een verzoek aan de minister van Justitie. Ik wil namelijk graag twee rapporten hebben.

Op de eerste plaats betreft dat het interne onderzoek dat is verricht naar de informatievoorziening door het OM te Groningen naar het OM te Den Haag. De Kamer heeft reeds drie keer verzocht om dat rapport, maar wij hebben nog niets mogen ontvangen. Dat begint in ieder geval de CDA-fractie te irriteren.

Op de tweede plaats is er door het regiokorps Groningen zelf een analyse gemaakt van de gebeurtenissen rondom de zaak-Lancee. Dat rapport heet in de wandelgangen het rapport-Keizer. Iedere journalist in Nederland heeft dat rapport, maar de Tweede Kamer niet. Ik wil via u dan ook de minister van Justitie verzoeken om beide stukken aan de Kamer ter beschikking te stellen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie steunt het verzoek van de CDA-fractie volledig.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klein Molekamp.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Vorige week hebben de stichting Nobis en TNO Reinigingstechnologieën een rapport naar buiten gebracht waaruit blijkt dat het natuurlijk reinigend vermogen van de grond veel groter is dan wij aanvankelijk gedacht hebben. De VVD-fractie wil mede namens de fractie van D66 gaarne de resultaten van dit onderzoek ontvangen van de minister van VROM en van haar vernemen wat dit eventueel voor haar bodembeleid betekent. Kunnen hiermee grootschalige afgravingen in de toekomst worden vermeden? Wat betekent het bijvoorbeeld voor het opruimen van de vervuilde stortplaatsen? De vraag is of de minister zowel het rapport als haar kanttekeningen deze week nog aan de Kamer kan toesturen, zodat wij dit punt kunnen meenemen bij het overleg over het NMP-3 dat wij aanstaande maandag in de Kamer hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Een week of twee geleden hebben wij hier bij de regeling gevraagd om een brief over de bijdrage aan vredesoperaties op Cyprus en de Westelijke Sahara. Daarbij heb ik er tevens op aangedrongen dat wij een overzicht krijgen van die bijdragen die inmiddels zijn toegezegd. Datgene wat wij gehoord hebben bij de begroting, is inmiddels namelijk gedateerd. Aanstaande donderdag hebben wij een overleg. Ik wil erop aandringen dat wij uiterlijk morgen de toezeggingen hebben die vanuit Nederland gedaan zijn, zodat wij een afweging kunnen maken voor mogelijke toekomstige bijdragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Scheltema-de Nie.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Naar aanleiding van een motie, ingediend op 29 mei 1997, waarin met grote spoed de voorbereiding van een kaderwet zelfstandige bestuursorganen werd gevraagd, heeft de minister van Binnenlandse Zaken bij brief van 11 juli 1997 gezegd dat dit zijn beleid was, dat strekte ter uitvoering van het regeerakkoord, en dat nog in 1997 een voorstel van wet naar de Raad van State zou worden gezonden.

Een aantal weken geleden heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken op mijn verzoek een brief aan de minister geschreven om te vragen hoe het daarmee toch staat. Voorzitter! Nog steeds is daar geen antwoord op gekomen. Dat brengt mij hier achter de katheder met het verzoek of de minister nu met gezwinde spoed – in ieder geval vóór het eind van volgende week – met een brief wil komen waarin staat hoe het nu toch eigenlijk is met die kaderwet zelfstandige bestuursorganen, opdat wij nog voor de verkiezingen weten of althans een eerste steentje op deze kroon zichtbaar kan worden.

Voorzitter! Ik doe dit verzoek mede namens mijn collegae van VVD, PvdA en CDA, en ik denk ook van de andere partijen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Op de agenda van volgende week staat de behandeling van het voorstel van rijkswet Goedkeuring van het op 17 mei 1994 te Parijs tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten. Nog maar zeer onlangs, op 20 maart, hebben wij een nader verslag van de Staten van de Nederlandse Antillen ontvangen, met als advies aan de Tweede Kamer om dat verdrag af te wijzen. De PvdA-fractie zou het op prijs stellen als wij voorafgaande aan de plenaire behandeling nog een schriftelijke reactie van de regering krijgen op dit nadere verslag. Dat zal wellicht betekenen dat wij de behandeling volgende week niet kunnen laten doorgaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Als wij op spoed aandringen, is er misschien nog een mogelijkheid om het debat hierover toch nog volgende week te houden, maar dat hangt een beetje af van het tempo waarin de regering reageert, alsmede van de volte van onze agenda.

De heer Van Oven (PvdA):

Het is misschien beter geen onzekerheid te laten bestaan over de datum van behandeling, ook omdat de Staten van de Nederlandse Antillen in de gelegenheid moeten worden gesteld hierheen te komen. In dat verband is het wellicht veiliger de behandeling volgende week niet te laten doorgaan.

De voorzitter:

Hebt u dan een ander voorstel? Wat u voorstelt, is een negatief voorstel.

De heer Van Oven (PvdA):

Het voorstel is om de regering te verzoeken om met een schriftelijke reactie te komen en aan de hand daarvan alsnog een nieuwe behandelingsdatum te plannen.

De voorzitter:

Mijn voorstel was, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos, wellicht als laatste bij deze regeling van werkzaamheden.

Mevrouw Vos (Groenlinks):

Voorzitter! Ik had mondelinge vragen willen stellen aan de minister van VROM en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, maar bij afwezigheid van minister De Boer doe ik het nu bij de regeling. Het gaat over een rapport van de Verenigde Naties, waaruit zou blijken dat de export van gif naar ontwikkelingslanden vanuit het Westen toeneemt ondanks het Verdrag van Bazel, en dat Nederland een van de grootste dumpers van giftig afval in ontwikkelingslanden is. Ik vind dat een ernstig bericht. Ik zou aan de ministers willen vragen om dit rapport naar de Kamer te sturen en daarbij een reactie te willen geven. Ook verzoek ik hen specifiek in te gaan op het vermelde in het rapport, dat met name de mogelijkheid om gifafval te exporteren voor recyclingsdoeleinden, het dumpen van gif mogelijk maakt. Is dit aanleiding om juist deze mogelijkheid tot recycling aan de orde te stellen bij vervolgbesprekingen in het kader van het Verdrag van Bazel die binnenkort zullen plaatsvinden? De minister van VROM vraag ik of zij in het kader van die vervolgbesprekingen inzicht kan geven in het standpunt van Nederland als het gaat om de definitie van gevaarlijk afval en of haars inziens pvc onder deze definitie van gevaarlijk afval valt of niet.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Het verzoek om deze brief wil ik natuurlijk steunen, maar ik heb hierover ook al schriftelijke vragen gesteld. Het lijkt mij wel nuttig de antwoorden op die schriftelijke vragen te voegen bij de brief, zodat het één procedure is.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Ik ben blij dat wij er nu bij de regeling over spreken en niet in het kader van mondelinge vragen. Het is namelijk een onderwerp dat buitengewoon ingewikkeld is en derhalve een uitvoerige discussie vereist. Ik zou in dit verband nog wel willen vragen of wat hier in Nederland aan de orde is, iets specifieks is, dan wel of vele andere landen de Europese afspraken overtreden en, zo ja, wat de EU dan doet aan de coördinatie. Het is van uitermate groot belang dat de Derde Wereld geen afvalput van Europa wordt.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Als de minister op de vragen of op de suggestie van mevrouw Vos reageert, zou ze er wellicht gelijk bij kunnen betrekken de vraag in hoeverre de stortingen in de Derde Wereld begrepen kunnen worden onder het zelfreinigend vermogen van de grond, zoals wij dat net hebben kunnen vernemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven