Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de week van 31 maart, 1 en 2 april:

  • - de brief van de staatssecretaris van Justitie ten geleide van het standpunt op hoofdlijnen over de aanbevelingen van de commissie openstelling van het burgerlijk huwelijk (22700, nr. 23); met maximumspreektijden van 12 minuten voor PvdA, CDA, VVD en D66, 7 minuten voor GroenLinks, 5 minuten voor de overige fracties en 2,5 minuut voor de groep-Nijpels en het lid Hendriks.

Ik stel voor, voor het debat over de brief inzake het Islamcentrum spreektijden te hanteren van maximaal 5 minuten.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de week van 7, 8 en 9 april en gezamenlijk te behandelen met wetsvoorstel 25403:

  • - het wetsvoorstel Partiële wijziging van het Wetboek van Strafvordering (herziening van het gerechtelijk vooronderzoek) (23251).

Ik stel voorts voor, toe te voegen aan de agenda van de week van 7, 8 en 9 april:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (25311).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

woensdag 8 april 1998:

  • - van 11.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt) (23706).

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 23908 (R1519), nr. 28, 25853 (R1605), 25866, 25867, 25876 en 25888 (R1607) de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd.

Ik stel voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 25826, 25842, 25845 en 25882 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, de stukken 23673, nrs. 5 en 6, 24587, nr. 25, 24724, nr. 19, 25337, nr. 11, 25600-V, nr. 56, 25600-VI, nr. 44, 25600-VIII, nr. 66, 25600-XII, nr. 33, en 25600-XVI, nrs. 58 en 59 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Omwille van de duidelijkheid voor de leden merk ik op dat vanmorgen bij de behandeling van de Elektriciteitswet door de RPF een voorstel van orde is gedaan. Ik heb gemerkt dat dit op enige steun in de Kamer kan bogen. Dat voorstel van orde luidt de stemmingen over het wetsvoorstel aanstaande dinsdag te doen plaatsvinden. Ik zou graag een reactie van de minister van Economische Zaken op dat voorstel horen. Indien hij kan instemmen met die gedachte, is in ieder geval enige helderheid voor de Kamer geschapen.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik kan mij goed voorstellen dat zo'n voorstel wordt ingegeven door de behoefte van de Kamer om in alle zorgvuldigheid en rust, nadat wij een lange eerste en tweede termijn hebben gehad, na te denken over hetgeen er is gewisseld, om haar definitieve oordeel te vormen. Ik ga ervan uit dat dit de reden is waarom de Kamer dat uitstel zou willen en dat dit uitstel verder niet is ingegeven door meer politiek-tactische overwegingen. Zo heb ik het begrepen.

Omdat ik graag investeer in een breed gevoel in de Kamer dat wij met een heel belangrijk wetsvoorstel bezig zijn en dat de besluitvorming en oordeelsvorming daarover zorgvuldig moeten plaatsvinden, lijkt het mij dat wij die gedachte moeten volgen.

De voorzitter:

Dan stellen wij vast, dat die stemmingen aanstaande dinsdag zijn.

Een volgend punt is dat voor vanmiddag een interpellatie is geagendeerd. Ik stel vast dat niemand er bezwaar tegen heeft de eventueel in te dienen moties dinsdag in stemming te brengen, zodat er ook hierover duidelijkheid is voor de Kamer.

Het woord is aan de heer Stellingwerf.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik zou de Kamer de volgende week een uitspraak willen voorleggen over het voornemen van staatssecretaris Nuis om de BNN-organisatie een voorlopige zendmachtiging te geven binnen het publieke bestel. Ik verzoek u daarom het verslag van het algemeen overleg van vanochtend over het mediabeleid voor de volgende week op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Wij zullen naar bevind van zaken handelen.

Het woord is aan de heer Wolters.

De heer Wolters (CDA):

Voorzitter! Gisteren heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid algemeen overleg met de regering gevoerd over de evaluatie van de Wet voorzieningen gehandicapten. Er is behoefte aan het verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten, zo mogelijk voor de week na volgende week.

De voorzitter:

Wij zullen ook hierbij naar bevind van zaken handelen.

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Omdat de behandeling van de Elektriciteitswet uitloopt, vroeg ik me af of de andere onderwerpen op de agenda voor vandaag nog wel aan bod zullen komen. Is daar zicht op?

De voorzitter:

Wie zal het zeggen? De planning is dat wij de behandeling van de Elektriciteitswet omstreeks half zes afgerond zullen hebben en dat wij nog vóór de dinerpauze de interpellatie, aangevraagd door mevrouw Vos, kunnen laten plaatsvinden. Na de dinerpauze, zo rond kwart over acht, half negen, zal er met de rest van de agenda doorgegaan kunnen worden. Het is twijfelachtig of beide resterende agendapunten nog aan de orde kunnen komen. Ik kan het op dit moment nog niet overzien, maar tot nu toe heb ik nog geen aanleiding gezien de agenda te wijzigen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Dit betekent dat het laatste agendapunt, de Wet op de bedrijfsorganisatie, vervalt?

De voorzitter:

Dat zou je mogen aannemen. Ik kan niet goed inschatten hoeveel tijd het andere onderwerp zal vergen. Op dit moment gaan wij ervan uit dat beide onderwerpen na de dinerpauze aan bod kunnen komen, maar wij zullen moeten afwachten of het ook werkelijk mogelijk zal zijn.

Naar boven