Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid Van Heemst aan de minister van Binnenlandse Zaken, over de noodzakelijke politie-uitbreiding met "duizenden" agenten.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Vorige week maandag heeft de minister van Binnenlandse Zaken op een congres van de Vereniging van Nederlandse gemeenten enkele prioriteiten genoemd voor de politiezorg in de volgende kabinetsperiode. Hij heeft hieruit gelicht een noodzakelijke uitbreiding van de politie in de periode van 1998 tot 2002 met enkele duizenden agenten. Hij heeft ook andere dingen genoemd, maar de minister is oud en wijs genoeg om te weten dat vooral dat aantal onmiddellijk alle aandacht trekt. Volgens de berichtgeving die op zijn uitlatingen volgde, gaat het in concreto om 3800, 3900 agenten erbij. Dit aantal roept, op z'n zachtst gezegd, enkele kritische vragen op. Het lijkt erop dat de minister dit aantal uit de losse pols heeft genoemd. Of heeft hij laten uitzoeken waar de politiezorg momenteel tekortschiet en dus versterking noodzakelijk is?

De minister heeft in de afgelopen jaren ontdekt hoe lastig het is extra geld voor politie daadwerkelijk in meer agenten op straat om te zetten. Langzamerhand hebben wij in de debatten in de Kamer een verschuiving zien optreden naar een belangrijkere vraag, namelijk wat de politie presteert en welke bijdrage de politie levert aan de veiligheid. Door opnieuw de aantallen centraal te stellen, verdwijnt deze wezenlijke vraag weer naar de achtergrond, en dat is spijtig.

Indirect of direct heeft de minister kennelijk een relatie gelegd tussen de aantallen extra politieagenten en de reeks slachtoffers van zinloos geweld. Overigens is dat een merkwaardige omschrijving; ik spreek liever van waanzinnige gewelddadigheid, want dat is waar het in die gevallen om gaat. Zo kiest de minister in een aantal opzichten voor de gemakkelijkste weg, waar zijn collega's van Algemene Zaken en Justitie juist het maatschappelijke en politieke debat willen voeren over de vraag hoe wij in concrete situaties individueel en gezamenlijk onze verantwoordelijkheid kunnen nemen om die waanzinnige gewelddadigheid te keren.

Tot slot heeft uitgerekend deze minister aan het begin van deze kabinetsperiode moeten ontdekken hoe riskant het is voortijdig met nieuwe aantallen extra agenten te schermen, omdat de politie zich dan onmiddellijk instelt op de realisatie van die uitbreiding in de kabinetsperiode die na een verkiezing volgt. Zo kan de politie nu al bezig zijn zich in te stellen en vooruit te lopen op de toezegging die de minister min of meer gedaan heeft. Dit brengt mij tot de volgende vier vragen.

1. Op grond van welk onderzoek of welke analyse trekt de minister de conclusie dat een uitbreiding met 3800 politieagenten in de volgende kabinetsperiode noodzakelijk is?

2. Waarom wil de minister dat voor de volgende kabinetsperiode de aandacht zich wederom volledig op aantallen agenten richt in plaats van op de bijdrage die de politie aan de veiligheid levert?

3. Waarom legt de minister een relatie tussen de gevallen van waanzinnige gewelddadigheid en uitbreiding van de politiesterkte? Met andere woorden: welke waarborgen of zekerheden kan hij geven dat in onze samenleving dat soort situaties niet of minder voorkomt als die uitbreiding met 3800 wordt gerealiseerd?

4. Hoe voorkomt de minister dat de politiek alvast vooruitloopt op het aantal van enkele duizenden, te weten 3800, agenten erbij?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Zoals de heer Van Heemst opmerkte, was er die bewuste maandag inderdaad een congres van de VNG over de politie. Ik moet er wel aan toevoegen dat er, ook door de publicitaire belangstelling, een samenloop was met wat er een paar dagen daarvoor in een nationale manifestatie aan de hand is geweest rondom dat waanzinnige geweld. Daardoor bestond er een meer dan normale belangstelling voor wat er allemaal bij de politie zou moeten gebeuren.

Ik heb zelf dat congres toegesproken. Daarbij heb ik het nauwelijks over de sterkte gehad. Ik heb daar met name gesproken over de vraag op welke wijze de kwaliteit van het politiewerk verbeterd zou kunnen worden. Dat punt is ook door de heer Van Heemst aan de orde gesteld. Dat was voor mij het hoofdpunt die middag. Er is overigens door diverse personen over de verschillende facetten gesproken. Sommigen zijn uitgebreid ingegaan op de organisatie van de politie. Ik heb mij op die dag op dit punt een beetje ingehouden en heb daarover toen nauwelijks gesproken.

Verder heb ik gesproken over de noodzakelijke investeringen in het materieel en met name in technologie. Ik verwijs daarbij naar hetgeen de commissie-Hermans in dezen op tafel heeft gelegd.

Ik heb ook gesproken over de mijns inziens noodzakelijke investeringen in een verdere ontwikkeling van de sterkte van de politie in de komende kabinetsperiode. Het spijt mij dat in ieder geval in de media waarvan de heer Van Heemst kennis heeft genomen, het beeld is ontstaan dat ik hiermee tegenover de minister-president zou komen te staan. Ik heb juist zelf in mijn reacties naar de pers gezegd dat ik zowel het punt dat door hem nadrukkelijk aan de orde is gesteld deel – de verloedering in de samenleving kan niet alleen worden opgelost door optreden van politie of anderszins, maar moet vooral ook vanuit de samenleving zelf worden bestreden – doch dat dit niet wegneemt dat de politie van haar kant ook een reactie moet geven. Ik heb met name gereageerd op de reactie van korpsbeheerder Stekelenburg, die namelijk naar mijn mening, redelijk alert reagerend op dat geheel, gezegd heeft, in zijn korps nog eens te willen nagaan hoe met meer surveillance op drukke momenten – wanneer er veel volk op de been is en de risico's groot zijn – wellicht preventief gewerkt kan worden. Daarvoor heb je ook sterkte nodig.

In één krant is het aantal van 3800 gekomen. Dat aantal heb ik nooit genoemd. Ik denk dat er sprake is van een misverstand, want dat is ongeveer het aantal dat er deze kabinetsperiode netto is bijgekomen. Dat is een vergissing van de journalist. Ik heb dat aantal van 3800 voor de toekomst niet genoemd en heb derhalve ook geen onderzoek beschikbaar waaruit blijkt dat het dat aantal moet zijn. Ik heb het algemeen aangeduid met "enkele duizenden".

Voorzitter! Ik denk dat ik hiermee impliciet alle vragen van de heer Van Heemst heb beantwoord, behalve de laatste.

In hoeverre loop je het risico dat wanneer je uitspraken doet – of dat nu de sterke van de politie betreft, of wat dan ook – over de volgende kabinetsperiode, men zich daarop gaat instellen en niet meer bezig is met het werk wat men vandaag moet doen maar al speculeert op die toekomst? Ja, dat risico zit er misschien wel in. Dat geldt voor alle dossiers waarmee wij proberen wat aanduidingen te geven voor de lange termijn. Naar mijn mening gaat het in de praktijk echter niet zo en is de Nederlandse politie op dit moment volop bezig met al die lastige klussen waarvoor zij staat, inclusief het punt wat de heer Van Heemst noemde: het omzetten van de gelden die zij toegewezen krijgt in een daadwerkelijke verhoging van de sterkte. Ik geloof niet dat het door de heer Van Heemst genoemde risico op dit punt erg groot is.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Heemst. Ik wijs hem erop dat de hem toegestane spreektijd twee minuten bedraagt.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Ik wil allereerst onderstrepen dat de minister meer heeft gezegd dan alleen maar wijzen op de sterkte. Een feit is en blijft dat zodra hij aangeeft dat het moet gaan om een uitbreiding met enkele duizenden, op die uitspraak zich vervolgens alle aandacht gaat richten. Dat blijft zo, ook na deze beantwoording. Daarom wil ik mijn vraag herhalen, waarop de minister zijn uitspraak baseert, dat een uitbreiding met enkele duizenden noodzakelijk en wenselijk is. Ook herhaal ik de vraag, waarom de minister denkt dat een uitbreiding met enkele duizenden agenten toereikend is, gelet op de situaties van zinloos geweld en van weerzinwekkende gewelddadigheid, waardoor Nederland in de afgelopen maanden is opgeschrikt. Verder blijft de vraag aan de orde hoe de minister kan voorkomen dat politiekorpsen er nu volop op vertrouwen dat een uitbreiding in die orde van grootte in de periode 1998 tot 2002 gestalte zal krijgen. Door het scheppen van deze verwachting is de minister als het ware de mislukking en de problemen die daarmee samenhangen aan het inbouwen.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Op basis waarvan zou je kunnen zeggen dat er ook in de toekomst nog enkele duizenden politiemensen bij zouden moeten komen? Het lijkt mij niet erg moeilijk dit te kunnen constateren.

In de eerste plaats wijs ik erop dat er voor deze kabinetsperiode al interessante cijfers beschikbaar zijn gekomen die aangegeven hoe groot de politiesterkte in Nederland zou moeten zijn, ook in vergelijking met andere landen. Uit dat cijfermateriaal, dat volop beschikbaar was, bleek overigens dat er meer dan enkele duizenden nodig waren. Ik herinner mij deze cijfers nog wel.

In de tweede plaats wijs ik op het volgende. Wie kijkt naar wat vandaag gebeurt, kan toch niet doof zijn voor de geluiden die men bij de korpsen hoort. Neem alleen maar de korpsen die ten gevolge van de zogenaamde PKP-operatie moesten inkrimpen en die met vergrijsde bestanden zitten. Die korpsen zeggen: we hebben meer mensen nodig als wij al het werk willen doen. Daarbij doet zich terecht meer en meer de vraag voor: hoe krijgen we meer politie op straat, dus voor de surveillance, om preventief te kunnen optreden?

Gelet op al die elementen, is het gerechtvaardigd om in voorzichtige termen te spreken over enkele duizenden. Hoeveel zullen het er precies moeten zijn? Ik ben benieuwd wat daarover in de verschillende verkiezingsprogramma's zal staan. Het verkiezingsprogramma van mijn eigen partij kan ik misschien nog iets beïnvloeden en die van de Partij van de Arbeid wat minder, maar langs deze weg laat ik graag mijn boodschap horen.

Het is zeker niet zo dat dit een toereikend antwoord op ernstig geweld is. De heer Van Heemst gebruikte deze woorden. Natuurlijk is dit niet het antwoord. Het is slechts een van de antwoorden op geweld. Helaas zal nog een aantal andere dingen moeten gebeuren willen wij in Nederland de geweldsspiraal, zowel de ernstige waarop de heer Van Heemst duidde, alsook de andere – ik denk aan de jeugdcriminaliteit – kunnen ombuigen. Dit is dus niet hét toereikende antwoord, maar een deel daarvan.

In hoeverre bouwen wij op deze manier problemen voor de toekomst in? Ik vermag niet te zien dat wij problemen inbouwen.

De voorzitter:

Wilt u afronden, mijnheer de minister?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik heb gisteravond een brief naar de Kamer gestuurd ter beantwoording van een vraag van de heer De Hoop Scheffer die hij tijdens de algemene beschouwingen heeft gesteld. Die vraag moesten wij schriftelijk beantwoorden. Ik mag misschien nu naar dit antwoord verwijzen, want daarin wordt aangegeven hoe met het vrijkomen van gelden de politiekorpsen kunnen gaan werven en opleiden.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Oedayraj Singh Varma. Ik wijs erop dat de spreektijd voor aanvullende vragen maximaal één minuut is.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Er komen dus enkele duizenden politieagenten bij. Dat heeft de minister gezegd. De fractie van GroenLinks is niet tegen meer politie of tegen meer blauw op straat, maar ons gaat het wel meer om de kwaliteit. Op welke manier kan de minister garanderen dat deze duizenden politieagenten kwaliteit zullen leveren en de nodige scholing en training zullen krijgen? We kennen allemaal de problemen die zich voordoen bij de opleiding van de politie, bij het LSOP. Op welke manier kan de minister garanderen dat de betrokken personen een goede opleiding en training krijgen?

Verder wijs ik er nog op dat de minister heeft gezegd, dat meer politie op straat slechts een deel van het antwoord is en voor een deel tegemoetkomt aan de noodzaak van het oplossen van maatschappelijke problemen. Wat houdt het andere deel in? Welke bijdrage kan Binnenlandse Zaken de politie nog bieden om de problemen aan te pakken? Heeft de minister hierover nagedacht en, zo ja, in welke richting gaan zijn ideeën?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! De kwaliteit erbij leveren is volgens mij niet zozeer een kwestie van de opleiding. Die is op zichzelf kwalitatief goed genoeg. Ik denk wel dat op vele onderdelen in de politieorganisatie impulsen kunnen worden gegeven om het rendement van het politiewerk te verhogen. Dat is soms de kwaliteit van de mensen. Het kan ook de organisatie van het werk zijn of het gebruik van technische hulpmiddelen. Er zijn meerdere wegen waarlangs je de kwaliteit van het politieproduct kunt verhogen.

De oplossing voor het toenemende geweld in onze samenleving, met name de zeer ernstige vormen van geweld, vergt een complex van maatregelen. Dat varieert van een publieke discussie over wat wij in dit land maatschappelijk absoluut onaanvaardbaar vinden en wat wij als burgers, ouders, enzovoort, daartegen doen. Ik denk aan voorlichting op scholen, lik-op-stukbeleid, vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie, preventief surveilleren en streng repressief optreden als dat geboden is. In een complex van maatregelen proberen wij dat te doen. Het kabinet ziet dat de criminaliteitscijfers op een aantal terreinen gelukkig de goede kant opgaan en dat er succes wordt geboekt, maar helaas niet wat de toename van het geweld betreft. Die zorg dient ons allen zeer aan te gaan. Daarin kan alleen een veelsoortig antwoord tot een oplossing leiden.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Nu de verkiezingen naderen, neemt de roep om meer politie weer toe. Ik wil graag een uitspraak van de minister van Justitie voorleggen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Zij heeft op 28 september jl. gezegd dat het een illusie is dat je met meer politie problemen oplost: politie is een machtsmiddel; dat zou zelfs een soort spiraal kunnen opleveren. Wat denkt de minister daarvan? Mevrouw Sorgdrager heeft daaraan toegevoegd dat de aanpak moet beginnen bij de ouders, bij de opvoeding en op de scholen.

Uit een onderzoek van de regiopolitie Rotterdam blijkt dat in arme wijken een opeenhoping plaatsvindt van dit soort problemen. Dat heeft te maken met de toenemende tweedeling in de samenleving, waardoor steeds meer mensen weinig toekomstperspectief hebben en ouders drie banen moeten hebben om de huur nog te kunnen betalen. Wat gaat de regering doen in de richting van onderwijs en opvoeding en in de richting van het voorkomen van een nog verdere armoedevorming in Nederland?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik weet niet of de citaten van de heer Poppe juist zijn, maar als mevrouw Sorgdrager heeft gezegd dat meer politie geen oplossing is, dan ben ik het daar niet mee eens. Meer politie is wel degelijk een deel van de oplossing. Als zij heeft gezegd dat de ouders, de opvoeding, de scholen, enzovoort, hun eigen rol daarin dienen te spelen, dan ben ik het daar gloeiend mee eens. Dan kom ik terug op het antwoord dat ik net aan mevrouw Varma heb gegeven.

De cumulatie van problemen in de arme stadswijken is een zeer ernstig probleem, inclusief de tweedelingachtige vragen die daarachter liggen. Juist om die reden heeft deze coalitie vanaf het regeerakkoord tot en met de dag van vandaag en wat ons betreft voor een langere tijd in de toekomst het grotestedenbeleid en het integraal veiligheidsbeleid ontwikkeld en op vele andere terreinen – ik noem de hele portefeuille van de heer Melkert – zeer doelbewust gericht beleid gevoerd om die tweedeling te voorkomen. Daarvoor is heel veel geld uitgetrokken. Wij zijn er helaas nog niet; dat is een discussie van de algemene politieke beschouwingen. Er is bij dit kabinet echter een zeer sterke notie dat wij er iets aan moeten doen.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! De minister heeft gezegd dat in deze kabinetsperiode een uitbreiding plaatsvindt met 3800 politiemensen. Heeft hij er een verklaring voor dat het grootste deel van die uitbreiding heeft plaatsgevonden in 1994, dus dankzij de inspanningen van het vorige kabinet?

Zou de minister concreet willen aangeven welke uitbreiding van de politie dit kabinet in de komende vier jaar, van 1998 t/m 2001, voor ogen heeft?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! De ontwikkeling van de sterkte van de politie is bij het aantreden van dit kabinet, mede door een aantal financiële lijken in de kast, begonnen met min 1000. Ik heb de Kamer vandaag opnieuw een becijfering voorgelegd die al eerder in de Kamer besproken is. Dankzij de extra middelen die wij hebben uitgetrokken, zullen wij in staat zijn uiteindelijk van min 1000 tot circa plus 3700, 3800 te komen. Ik zeg circa, omdat dit samenhangt met welk soort politiemensen men uiteindelijk in de korpsen gaat aannemen. Ik verzoek de heer Koekkoek de brief goed te lezen.

In de brief staat ook hoeveel geld het kabinet voor de rest van deze kabinetsperiode voor de sterkteontwikkeling heeft, inclusief de doorloop van de aan het eind van deze kabinetsperiode beschikbare gelden. De heer Koekkoek wil weten wat er volgens dit kabinet voor de volgende vierjarige periode in een regeerakkoord moet worden opgenomen over de verdere sterkteontwikkeling. Ik weet niet of dat me lukt. Ik zal kijken of het kabinet er behoefte aan heeft om daarover becijferingen te maken. Dat valt een beetje in de categorie "in detail over je graf heen regeren". Laat het een troost zijn voor de heer Koekkoek dat het kabinet in ieder geval probeert de financiële huishouding zo op orde te brengen dat een volgend kabinet iets meer mogelijkheden heeft om beleid te voeren dan het vorige.

De voorzitter:

Ik heb inmiddels de sprekerslijst voor deze serie vragen afgesloten, want wij moeten nog enkele andere series vragen behandelen.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik begrijp dat de minister in de volgende periode de politie met enkele duizenden agenten wil uitbreiden. D66 wil dat ook. Het staat in ons verkiezingsprogramma. Ik begrijp dat de Partij van de Arbeid dat vooralsnog niet wil. Is de heer Van Heemst niet van mening dat er voldoende signalen zijn om ook bij de volgende kabinetsformatie voor uitbreiding te pleiten?

En maakt de minister van Binnenlandse Zaken zich met ons geen grote zorgen over de financiële situatie in een aantal korpsen, zoals Groningen, IJsselland en Rotterdam, als gevolg waarvan naar alle waarschijnlijkheid inkrimping op het personeelsartikel zal moeten plaatsvinden? Dat betekent dat er mensen weggaan, waar dit kabinet en ook wij ervoor pleiten dat er mensen bijkomen.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Vooropstaat dat het weinig zin heeft om tegen elkaar op te bieden in aantallen, als we proberen een antwoord te geven op de vraag hoe we in onze samenleving dat soort weerzinwekkende gewelddadigheid kunnen uitbannen. Dat was ook de essentie van mijn vragen vandaag.

Ik zie natuurlijk ook vanuit de Partij van de Arbeid, om geheel andere redenen, de noodzaak om de politiezorg te versterken. Ik denk daarbij aan de bereikbaarheid van de politie in het landelijke gebied en de beschikbaarheid van de politie in buurten en wijken die langdurig worden geteisterd door drugscriminaliteit en overlast. Natuurlijk is daar uitbreiding nodig. Maar het is een illusie als wij de samenleving laten weten dat er met 1000 of 2000 agenten erbij meer garanties zijn dat die explosies van geweld zijn te vermijden.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik maak mij nóg geen grote zorgen, maar dat komt door de procedure. Wij hebben vorig jaar de begrotingen van de korpsen gezien. Daar zaten een aantal zeer lastige financiële problemen in. Door afspraken met de korpsen en hier en daar een beetje kunst- en vliegwerk, zijn daar oplossingen voor gevonden. De nieuwe begrotingen moeten op 15 november bij ons worden ingediend. Daaruit zal blijken of er nog problemen zijn, bijvoorbeeld bij de korpsen die de heer De Graaf noemt. Wij zullen dat dan onder ogen moeten zien. De Kamer weet dat er een voorziening is om eventueel daar waar het nodig is in te springen, het bekende knelpuntenpotje. Ik kan dat pas beoordelen op het moment dat ik het precies voor me zie, maar ik houd er natuurlijk wel rekening mee dat de politie in sommige korpsen nog steeds met een heel lastige financiële problematiek te maken heeft.

De heer Gabor (CDA):

Voorzitter! De minister stuurt ons regelmatig brieven over de politiesterkte. Ook gisteren hebben wij een brief ontvangen waarin de 3700 FTE's genoemd worden waarover wij steeds spreken. Het mag de minister bekend zijn dat hij en ik over de lijken in de kast uitdrukkelijk met elkaar van mening verschillen. 4000 agenten voor Paars betekent 4000 agenten extra. Laat daarover geen misverstand bestaan.

In de brief zegt de minister dat de effecten van het invoeren van de 36-urige werkweek nog niet zijn doorberekend in de politiesterkte. Welnu, als daarmee globaal berekend 2000 executieve mensen vervallen en niet opnieuw worden ingevuld, dan is er een tekort van 2000 politieagenten in het blauw op straat. Ik vraag de minister hoe hij dat gaat repareren. Hij brengt dat in verband met de berichten in de kranten. In Rotterdam is uitgelekt dat daar alleen al 15 mln. nodig is om op sterkte te kunnen blijven bij de overgang van 38 naar 36 uur. Als men in Rotterdam al 15 mln. mist, dan kan men dat doorrekenen voor de rest.Zijn er signalen dat deze problemen zich met dezelfde hevigheid ook bij andere korpsen voordoen?

Minister Dijkstal:

Mijnheer de voorzitter! In de CAO is de afspraak gemaakt dat invoering van de 36-urige werkweek 100% herbezetting zal kennen in de executieve functies. Dat leidt tot een herbezetting van 81%. Wij hadden op het laatst nog wat dekkingsproblemen bij de kosten van die CAO. Wij hebben daarover overleg gehad met de korpsbeheerders, die akkoord zijn gegaan met de totale financiële dekking van de CAO's. Ik ga ervan uit dat de korpsbeheerders hun deel van dat akkoord kunnen verwerken in hun begrotingen.

Dat laat onverlet de vraag die de heer De Graaf daarnet stelde. Als er structurele problemen in een korps zijn, zullen wij daarnaar moeten kijken.

Over Rotterdam kan ik nog geen mededeling doen. Ik heb begrepen dat de korpsbeheerder noch het regionaal college er al naar heeft kunnen kijken. Mij dunkt dat Rotterdam eerst zijn eigen conceptbegroting moet opstellen. Die krijgen wij op 15 november en dan ben ik weer aan de beurt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De minister onderkent dat de veiligheid op straat een belangrijke zaak is voor de samenleving. Hij zegt dat het vergroten van de capaciteit van de politie maar een onderdeel is van de oplossing om het hoofd te bieden aan het geweld op straat. Mijn vraag aan de minister is of hij samen met zijn collega van Justitie bereid is te bevorderen dat het kabinet komt met een beleidsnotitie over vergroting van de veiligheid op straat. Daarin moeten aspecten zoals onderwijs en de sociale kwestie uit de doeken worden gedaan. Dan weten wij dat het kabinet serieus bezig is met deze zaak.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Daar had de heer Rabbae niet aan hoeven te twijfelen, want dat was het kabinet al toen het aantrad. Om precies die reden heeft het kabinet het integraal veiligheidsbeleid ontwikkeld. Het is de bedoeling dat het op zichzelf vrij eenduidige kanaal van justitieel en politioneel optreden in samenhang wordt gebracht met ruimtelijke ordening, onderwijsbeleid en welzijnsbeleid. Dat integraal veiligheidsbeleid kent de Kamer. Daarover is overleg gevoerd. Langs die weg zullen wij proberen de criminaliteit te bestrijden.

Naar boven