Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Aangezien er voor de behandeling van wetsvoorstel 24801 (instelling college van advies op het terrein van de bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten) veel en veel meer spreektijd is opgegeven dan oorspronkelijk was voorzien, stel ik voor dit wetsvoorstel van de agenda van heden af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Boxtel.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! In het Nederlands Juristenblad van 9 mei jl. is een artikel verschenen onder de titel "De medische aansprakelijkheidsexplosie in Nederland, de voorgeschiedenis en de te verwachten gevolgen". In dat artikel wordt melding gemaakt van het feit dat er in Nederland 3000 doden zouden vallen door verwijtbare medische fouten. Dit heeft alle kranten gehaald.

Ik verzoek u de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te vragen om op dit artikel te reageren en aan te geven of dit onderzoek betrouwbaar is en de conclusie klopt en of het ook naar haar mening – in het verlengde van de mening van de auteur, de heer Verkruisen – noodzakelijk is het toezicht op de kwaliteit van de zorg te verstevigen, zodat we in het belang van de brede volksgezondheid hier een goed beleid op kunnen toepassen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! De berichten over de situatie in Noord-Korea worden steeds ernstiger. Miljoenen worden daar bedreigd door de hongerdood en houden zich in leven met gras, onkruid en dergelijke. De hulpverlening komt moeilijk op gang als gevolg van onder andere de voorwaarden die door de Verenigde Staten en Zuid-Korea aan Noord-Korea worden gesteld ten aanzien van defensie-inspanningen en vredesbesprekingen. Tegelijkertijd echter roept het Wereldvoedselprogramma van de VN de internationale gemeenschap op om voedselhulp te verlenen.

Ik ontvang graag een brief van het kabinet – en het liefst op zo kort mogelijke termijn, gelet op de situatie aldaar – waarin aangegeven wordt welke mogelijkheden het kabinet ziet voor een Nederlandse inspanning waar het gaat om voedselhulp en noodhulp en wat eventueel de voorwaarden zijn die het kabinet aan die hulp wil verbinden. Verder kennen we de berichten dat het Verenigd Koninkrijk al een toezegging gedaan zou hebben. Noord-Korea heeft ook andere landen om hulp gevraagd. Ik zie ook graag de vraag beantwoord of het kabinet mogelijkheden ziet als Europees voorzitter te bevorderen dat er in EU-verband tot een gezamenlijke bijdrage wordt gekomen. Het spreekt vanzelf dat hoe eerder die brief er komt, hoe liever dat mij is.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Ik sluit me hierbij aan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klein Molekamp.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Bij de behandeling van de begroting van VROM heeft minister De Boer toegezegd om vóór het einde van het jaar 1996 inzicht te geven in de bestedingen van de 0.1-procentsgelden die in de Herijkingsnota buitenlands beleid voor het internationale milieubeleid zijn bestemd. Aangezien minister Pronk hiervoor de eerstverantwoordelijke minister was, moest dit met hem afgestemd worden. Inmiddels is het nieuwe jaar al meer dan vier maanden oud en heeft de Kamer, ondanks rappelleringen van de vaste commissie voor VROM, van minister Pronk noch van minister De Boer enig inzicht gekregen in de wijze van besteding van deze internationale milieugelden.

De fractie van de VVD dringt er dan ook bij de regering op aan de toezeggingen met de grootst mogelijke spoed daadwerkelijk invulling te geven. Ik doe dit temeer daar eind juni hierover in VoorzitterNew York gesproken wordt in het kader van de follow-up van de Rio-conferentie. De Kamer moet ruim voor die tijd met de regering van gedachten kunnen wisselen over de besteding van de genoemde gelden. De fractie verzoekt de regering dan ook haar toezeggingen nog deze maand gestand te doen.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Ik kan mij bij dit verzoek aansluiten, maar ik voeg eraan toe dat het ook gewenst is dat wij een verslag krijgen van de Prepcon die onlangs in New York is gehouden ter voorbereiding van de UNCED-conferentie. Wij kunnen dan volwaardig aan het debat deelnemen. Dit lijkt mij mogelijk in het verlengde van de brief waar de heer Rijpstra om heeft gevraagd.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik sluit mij ook graag bij dit verzoek aan. Ook ik voeg er iets aan toe, en wel dat er bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken een motie is aangenomen over de beschikbare financiële ruimte, waarvan een deel voor internationaal milieubeleid. Dit gaat niet alleen minister Pronk aan, maar met name ook minister Van Mierlo als algemeen coördinator.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dijke.

De heer Van Dijke (RPF):

Mijnheer de voorzitter! De Algemene nabestaandenwet veroorzaakt veel leed in de samenleving. De brieven die ons nog regelmatig bereiken, maken duidelijk welke dramatische gevolgen deze slechte wet heeft. Intussen lijkt ook bij de PvdA en D66 de bereidheid te groeien om dit wanproduct aan te passen. Dit las ik gisteren althans in de Volkskrant.

Nu is er in het voorjaar in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek door SEO-Intermart verricht naar de gevolgen van de Algemene nabestaandenwet voor de huidige AWW-gerechtigden. SEO betekent Stichting economisch onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Momenteel wordt daaraan de laatste hand gelegd. Ik heb begrepen dat het eindproduct binnen zeer afzienbare termijn, in elk geval nog voor de zomer, aan de minister wordt aangeboden.

Ik vraag u de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken om het onderzoek, inclusief een reactie daarop van de regering, zo spoedig mogelijk aan de Kamer aan te bieden, opdat wij daarover eventueel nog vóór het zomerreces kunnen debatteren.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Voorzitter! Het lijkt mij goed dat de heer Van Dijke niet alleen de kop van het artikel in de Volkskrant, maar ook het artikel zelf leest. Dan kan hij vaststellen dat het gaat over een verlenging van wat wij hebben besproken bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik begrijp dan ook niet goed waarom hij dit bij de regeling aan de orde stelt, want vanmiddag zal namens mijn fractie in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden voorgesteld om staatssecretaris De Grave te herinneren aan zijn toezegging, gedaan bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om een en ander uit te zoeken. Ik meen dat dit langzamerhand wel gebeurd is. Daarover kunnen wij dan spreken. Dit lijkt mij dus de meest geschikte plaats om dit punt aan te kaarten.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik handhaaf mijn verzoek.

De voorzitter:

Was het u bekend wat mevrouw Kalsbeek zei? Dat is wel relevant.

De heer Van Dijke (RPF):

Ik heb het woord gevoerd bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb dit punt toen aangesneden. Het is overigens allerminst zeker dat het onderzoek waar ik nu over spreek, de Kamer zal bereiken. Vandaar mijn verzoek aan de staatssecretaris om dit aan de Kamer te doen toekomen.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

U refereert aan een artikel in de Volkskrant. En ik zeg u dat dit precies in het verlengde ligt van hetgeen besproken is bij de begrotingsbehandeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarom is het ook aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de staatssecretaris te rappelleren, opdat hij hetgeen hij ons toen heeft toegezegd, uitzoekt en ons het resultaat daarvan doet toekomen.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Ik wil mij aansluiten bij het ongeduld van de heer Van Dijke, want ik kan mij dat voorstellen. Ik wil hier wel aan toevoegen dat er twee toezeggingen zijn gedaan. Om te beginnen zou er nog onderzoek gedaan worden naar de verzekerbaarheid. Die toezegging is al heel lang geleden gedaan, namelijk bij de laatste behandeling van de nabestaandenwet. Vervolgens is er een toezegging gedaan in verband met de schrijnende situaties die kunnen voorkomen. Een van die situaties is genoemd bij de behandeling van de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te weten het verliezen van de zorg en de uitkering. Ik ondersteun dus het verzoek om snel een rapportage naar de Kamer te zenden, maar beide toezeggingen zijn inderdaad door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, dat wij het verzoek van de heer Van Dijke teruggeleiden naar de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mocht men daar niet tot een goede uitkomst komen, dan geven wij de heer Van Dijke de mogelijkheid om hierop terug te komen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Korthals.

De heer Korthals (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Op 7 mei heeft de ministerraad het besluit genomen over de aanstelling van toezichthouders binnen de politie. Het karakter van het besluit is mij niet geheel duidelijk, maar het kabinet wil wel gaan praten met politieorganisaties en met politievakbonden over de voorwaarden waaronder dit alles zou moeten plaatsvinden. In de Kamer hebben wij er vrij uitvoerig over gesproken. Het is belangrijk dat wij het standpunt van het kabinet kennen. Ik vraag dan ook om een notitie waarin het kabinet aangeeft onder welke voorwaarden dit kan, zodat daarover met de Kamer van gedachten gewisseld kan worden, voordat het kabinet met politievakbonden en -organisaties gaat praten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Drie weken geleden heb ik u in deze zaal verzocht de regering te vragen om de rapporten over te leggen die door de koninkrijksministerraad eind januari zijn aangekondigd over de herziening van het LGO-besluit. Inmiddels is op 29 april door de Europese Commissie een nieuwe vrijwaringsmaatregel genomen. Sedertdien heeft de koninkrijksministerraad op 7 mei opnieuw vergaderd. Ik zou willen voorstellen dat wij de bewindslieden van Buitenlandse Zaken en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken verzoeken om aan de Kamer bekend te maken wat de reactie van de koninkrijksministerraad is geweest op die nieuwe vrijwaringsmaatregelen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven