Vragen van het lid Koekkoek aan de minister van Justitie, over de toestand en de werkdruk bij het parket te Rotterdam.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Het Algemeen Dagblad kopte op de voorpagina op 10 mei "Justitie Rotterdam in doodsnood". Inderdaad staat het water tot aan de lippen bij justitie in Rotterdam. Het openbaar ministerie wil 33% meer zaken aan de rechtbank voorleggen dan mogelijk is. Er is een tekort aan officieren van justitie, aan ambtelijke ondersteuning. De rechtbank is te klein om de zaken aan te kunnen. De volgende maatregelen worden genomen. Politie en opsporingsdiensten moeten kalm aan doen met fraudezaken, milieuzaken, verkeersdelicten, fiscale en economische delicten. Ook de zware, georganiseerde criminaliteit moet wat minder worden aangepakt.

Voorzitter! Ik heb de volgende vragen aan de minister van Justitie.

Is het juist dat eenderde van de zaken bij het openbaar ministerie blijft liggen omdat de rechtbank de zaken niet aankan? Heeft het openbaar ministerie aan de politie en aan opsporingsdiensten gevraagd om kalm aan te doen en wat minder fraude-, milieu- en verkeerszaken en fiscale en economische delicten aan te leveren? Is het voorts zo dat de aanpak van de zware, georganiseerde criminaliteit op een laag pitje komt te staan?

Wat vindt de minister hiervan? Vindt zij het aanvaardbaar dat de politie kalm aan moet doen en ook dat signaal krijgt? Het CDA vindt dat een verkeerd signaal aan de bevolking en aan criminelen of potentiële criminelen. Vindt de minister het aanvaardbaar dat in 1996 416 zaken zijn afgewaardeerd, dat wil zeggen aan de politierechter zijn voorgelegd met als gevolg dat criminelen een te lage straf kregen? Wat doet de minister van Justitie om de capaciteit van het openbaar ministerie en de rechtbanken in Rotterdam en elders uit te breiden, zodat zaken niet blijven liggen, met als mogelijk gevolg dat criminelen vrijuit gaan, zoals het geval was in de megazaak in februari, toen 200 zaken niet ontvankelijk werden verklaard?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De heer Koekkoek is kennelijk gealarmeerd door een krantenkop die nieuws bevatte dat geen nieuws was. Wij hebben namelijk al eens eerder over deze problematiek gesproken, de heer Koekkoek heeft er al eens eerder vragen over gesteld en ik heb daarop al eens eerder geantwoord. Ik ben blij dat hij mij nu de gelegenheid geeft om hier te vertellen wat de stand van zaken is sinds ik die antwoorden heb gegeven.

Ik roep allereerst in herinnering dat bij parket en rechtbank in Rotterdam al heel lang problemen bestaan en dat sinds de aanstelling van de nieuwe hoofdofficier en de nieuwe president van de rechtbank alles wordt gedaan om de problemen op te lossen. Die problemen zitten in verschillende onderdelen: in het feit dat er veel vacatures waren, in de wijze waarop de rechtbank en het parket administratief en managementtechnisch zijn georganiseerd en misschien ook wel in de capaciteit. Maar als het een niet op orde is, kan aan het ander niet worden begonnen. Daarom is er een onderzoek in gang gezet waarbij wordt bezien of de administratieve organisatie en het management verbeterd kunnen worden. Er is alles gedaan om de bestaande vacatures op te vullen. Bovendien is er geïnventariseerd wat nu de werkvoorraden zijn. Dan is te zien dat er aan de ene kant sprake is van achterstanden, namelijk zaken die nog moeten worden opgeruimd, terwijl er aan de andere kant sprake is van een hoeveelheid werkbelasting. De capaciteit van parket en rechtbank moet op het laatste zijn afgestemd.

Wat gebeurt er nu concreet? Bij de rechtbank zijn inmiddels bijna alle bestaande vacatures vervuld. Het is bekend dat in 1996 20 extra FTE's aan de rechtbank zijn toegekend in verband met de scheefgroei. Verder is er intern een aantal verschuivingen geweest van andere sectoren naar de strafsector. Daardoor zal de strafsector per september 1997 gegroeid zijn – voor een deel tijdelijk – van 24,5 FTE in 1996 naar 35 FTE's aan rechters in 1997, met daarbij ondersteuning door middel van gerechtssecretarissen. Verder wordt er tijdelijk extra capaciteit ingezet om de werkvoorraden van het parket weg te werken. Ook komt er extra inzet van andere rechtbanken, en de president van de rechtbank heeft het initiatief genomen om te praten over eventueel zelfs rechtszittingen op zaterdag. Op deze manier moet de extra achterstand worden weggewerkt. Voorts wordt bekeken wat er structureel nog nodig is.

Aangaande het parket is een intensief overleg gaande met het college van procureurs-generaal. Het betreft het inventariseren van voorraden en het wegwerken van achterstanden. Wat kan nog extra bij de politierechter terechtkomen wat er normaal niet zou horen? Dan heb ik heb even niet over het afwaarderen van zaken. In dit verband gaat het alleen over steunfraudezaken die eventueel extra bij de politierechter komen in plaats van bij de meervoudige kamer, voorzover er geen preventieve hechtenis is toegepast.

Dan ga ik in op de aanwijzingen aan de politie. Er zullen dit jaar meer fraudezaken worden gedaan dan het vorige jaar. Dat is in tegenstelling tot het wat onzorgvuldige bericht in de krant. Er is inzake verkeer altijd overleg over de capaciteit omdat de politie nu eenmaal niet eindeloos camera's kan blijven inzetten waarvan de filmpjes vervolgens niet door het parket kunnen worden verwerkt. Dat is normaal. Dat gebeurt in elk arrondissement. Het is inderdaad een probleem – en dat moet absoluut een tijdelijk probleem blijven – dat op het gebied van het milieu is gevraagd om even niet te streven naar 2400 zaken, maar naar 2000 zaken dit jaar en dat op het gebied van de zware criminaliteit tegen de politie is gezegd dat zij even iets minder grote zaken moeten doen dan normaal. Vooral dat laatste vind ik een ernstige zaak. Dat is voor mij ook aanleiding om tegen het college van procureurs-generaal te zeggen dat het goed moet kijken naar de capaciteit van Rotterdam. Er zal na onderzoek op het gebied van organisatie etc. bekeken worden wat nog extra nodig is in Rotterdam. Dat zal fasegewijs worden toegewezen, want het ziet er inderdaad naar uit dat Rotterdam wat onderbedeeld is in vergelijking tot bijvoorbeeld Amsterdam. Dan zal Rotterdam echter eerst moeten bekijken of efficiëntiewinst te behalen is door bijvoorbeeld procedures toe te passen die in Amsterdam al worden toegepast.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor haar beantwoording, maar die beantwoording stemt niet tevreden. Het blijft een feit dat eenderde van de zaken die het OM kan aanbrengen, bij de rechtbank niet wordt aangebracht. De minister heeft wel het een en ander gedaan, maar beperkt zich verder tot onderzoek om te bekijken wat er verder moet gebeuren. Het is niet aanvaardbaar dat milieuzaken worden teruggebracht en dat de georganiseerde criminaliteit minder wordt aangepakt. Dat kan niet.

Voorzitter! De gevolgen van de reorganisatie van het openbaar ministerie voor de rechterlijke macht zijn door de CDA-fractie vroegtijdig aangekaart. Wanneer kan de minister de Kamer daarover eindelijk berichten? Wil zij een overzicht geven van de zittingsbehoefte van het openbaar ministerie en de zittingscapaciteit van alle rechtbanken in Nederland? Dan kunnen wij de ernst van het probleem in kaart brengen en zo nodig over maatregelen spreken.

Heeft de minister van Justitie met het oog op de begroting voor 1998 aan het kabinet extra middelen voor de rechterlijke macht gevraagd? En zo ja, wat was daarop de reactie van het kabinet?

Ten slotte heb ik een vraag aan de VVD-fractie. Ik heb geboeid geluisterd naar het interview van de vice-fractievoorzitter, de heer Korthals, waardoor mijn zondagmiddag weer goed was. Hij was erg zuinig voor de minister van Justitie. Daarom vraag ik hem of de minister van Justitie nog het vertrouwen van de VVD-fractie heeft.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De heer Koekkoek stelt dat eenderde van de zaken niet wordt aangebracht. Ik begrijp niet waar hij dat vandaan haalt. Het kan in de krant staan. Ik zeg net dat de rechtbank allerlei extra capaciteiten inzet om die zaken wel aan te kunnen, dus dat is een loze uitspraak.

Verder stelt de heer Koekkoek dat ik alleen maar onderzoek toezeg, terwijl ik een hele reeks maatregelen opnoem die reeds genomen zijn. Ook dat is dus een opmerking die ik verder maar voor de rekening van de heer Koekkoek laat. De reorganisatie van het openbaar ministerie heeft hier niets mee te maken.

Dan kom ik op de zittingsbehoefte die in het land bestaat. Elders in het land zijn er geen problemen. Wel is de motie van de heer Van Oven aan de orde geweest. Ik weet niet of hij zich dat nog herinnert. Zij ging over de vraag of er ook elders in het land zaken worden afgewaardeerd – en, zo ja, hoeveel – om bij de politierechter terecht te komen. Bij de behandeling daarvan heb ik gezegd dat ik daar nooit een exact cijfer over zou kunnen geven, maar de motie wordt in die zin uitgevoerd dat ik overal zal vragen of men met dit probleem te maken heeft en, zo ja, welke omvang het probleem ongeveer heeft.

Wat extra middelen voor de rechterlijke macht betreft, dacht ik dat de heer Koekkoek al wist dat naar aanleiding van de parlementaire enquête extra middelen zijn toebedeeld, dat er speciaal voor de bestrijding van zware criminaliteit extra middelen zijn en dat er ook voor dit jaar al 100 mln. extra was toegezegd voor de zittende magistratuur.

De heer Koekkoek heeft vervolgens een vraag aan de VVD-fractie gesteld. Ik stel een vraag aan de heer Koekkoek: zou hij dan gelukkig zijn als de heer Korthals minister van Justitie zou zijn?

De voorzitter:

Die vraag hoeft in het kader van het vragenuur niet beantwoord te worden. Aan de heer Korthals is door de heer Koekkoek een vraag gesteld.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Het is voor mij een groot moment om te horen dat ik de heer Koekkoek een prettige zondagmiddag heb gegeven, maar ik moet hem nu toch heel erg teleurstellen door zijn vraag als volstrekt overbodig te kwalificeren.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben op 15 april in deze Kamer een debat over de situatie in Rotterdam gevoerd. Op dat moment heeft de minister van Justitie gezegd dat er voor de lange termijn maatregelen in de maak zijn en dat er voor de korte termijn maatregelen zijn genomen. Zij heeft toen, op 15 april, gezegd dat men haar had verzekerd dat men, wat dat betreft, de zaken aankon. Mijn vraag aan de minister is of zij dat heeft gezegd met de wetenschap inzake de situatie zoals die nu in het Algemeen Dagblad is gesignaleerd.

Ik heb ook een vraag aan mijn beide collegae Bremmer en Dittrich, die in datzelfde debat als woordvoerders optraden. Zij hebben in dat debat een motie van mijn collega Vos en mijzelf, ertoe strekkende om in verband met deze situatie een onderzoek in heel Nederland te doen plaatsvinden, niet gesteund. Mijn vraag is of zij, gegeven de situatie dat het op zeer korte termijn onmogelijk zal zijn om alle vacatures te vervullen, in plaats van aan het steunen van het verzoek van de heer Vos en van mij de voorkeur geven aan het bij de politie in de la blijven liggen van zaken, zoals nu in Rotterdam noodgedwongen gebeurt.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! In antwoord op de vragen van de heer Koekkoek heb ik al gezegd dat datgene wat nu aan de orde is, niet nieuw is. Wij hebben daar in april over gedebatteerd. De situatie was in april niet erg anders dan de situatie van nu, in die zin dat er wel actie is ondernomen, dat het parket bezig is en dat ik nog steeds van mening ben dat de situatie beheersbaar is met de maatregelen die nu genomen zijn en genomen zullen worden.

De heer Bremmer (CDA):

Voorzitter! Collega Van Oven heeft ons een vraag gesteld. In dat debat was de stellingname van de CDA-fractie duidelijk: wij waren er niet voor dat de alleensprekende politierechter de bevoegdheid krijgt om ook zaken te behandelen boven de limiet van zes maanden. Dat was het voorstel van de heer Van Oven: om in dat onderzoek te bekijken of het niet tot zes maanden, maar tot een jaar zou kunnen. Wij vinden dat de problematiek langs een andere weg moet worden opgelost en wij hebben de minister in dat debat gesteund. Het betreft een capaciteitsproblematiek van de rechterlijke macht.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! De heer Van Oven heeft in het debat van april aan de fractie van D66 gevraagd of zij wilde meedoen met de motie waarin onder andere stond dat een politierechter niet alleen tot zes maanden, maar tot twaalf maanden gevangenisstraffen kan opleggen. Op die vraag heb ik namens de fractie van D66 geantwoord dat wij daar niet voor zijn, omdat wij altijd gezegd hebben dat een alleensprekende rechter alleen in uitzonderlijke situaties moet rechtspreken. Daar waar het zware, ingewikkelde zaken betreft, moeten drie rechters zich over de zaak buigen. Wij vinden het geen goede zaak om te proberen de capaciteitsproblemen die worden onderkend, met zo'n maatregel op te lossen. Dat is, wat de fractie van D66 betreft, een onjuiste gang van zaken. Ook de PvdA-fractie heeft dat in het verleden altijd gezegd. Ik heb er toen dus mijn verbazing over uitgesproken dat de PvdA-fractie die draai heeft gemaakt.

Ik wil graag een vraag stellen aan de minister van Justitie over de invloeden van de Europese rechtspraak. Steeds meer zien wij dat het Europese Hof uitspraken doet, als gevolg waarvan advocaten in Nederland op zittingen getuigen willen horen die vroeger door de rechter-commissaris in het kader van het voorlopig onderzoek werden gehoord. Graag verneem ik van de minister in hoeverre deze invloed van de Europese rechtspraak doorwerkt in de Nederlandse rechtszalen en zittingen. In hoeverre kan hiermee rekening worden gehouden bij het opstellen van de begroting van Justitie en in hoeverre kan er worden ingespeeld op deze extra behoefte?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ook dit onderwerp is al aan de orde geweest, namelijk bij de bespreking van de zogenaamde megazaken waarbij dit probleem het sterkst naar voren komt. Dat zijn grote zaken waarbij advocaten inderdaad geneigd zijn om nogal wat getuigen op de zitting te laten komen. Dit speelt een rol bij de verdeling van de capaciteit omdat het niet overal in het land op dezelfde manier gebeurt. Het speelt ook een rol bij het bepalen van de totale capaciteit.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! De minister stelt terecht dat het niet voor het eerst is dat wij spreken over capaciteitsproblemen bij parket en arrondissementsrechtbanken. Tegelijkertijd geeft zij aan dat zij de opmerking van de heer Koekkoek – hij stelde dat eenderde van de zaken zou blijven liggen – niet kan plaatsen. Dat komt niet van haar zijde en dus kan zij dit ook niet voor haar rekening nemen. Voorzitter! Ik meen dat de minister begrip dient te tonen voor de Kamer, die nu al enkele jaren praat over de geschetste capaciteitsproblemen, maar er elke keer niet achter komt hoe het precies zit. Nu gaat het om Rotterdam en wat de minister heeft gesteld, is ook helemaal gericht op maatregelen om de problemen bij Rotterdam op te lossen. Echter, door ons werden in februari vragen gesteld over het niet aanpakken van grote werkgeversfraudes en die vragen hadden betrekking op verschillende rechtbanken. De minister antwoordt daarop dat zij verontrust is, dat zij een en ander zal aanpakken en dat zij de Kamer op de hoogte zal houden. Voorzitter! Zij is verontrust mét een grote meerderheid in deze Kamer, maar de vraag rijst hoe zij dit aanpakt. Als in maart de woorden "zo spoedig mogelijk" worden gebruikt, is het begrijpelijk dat men medio mei zeer benieuwd is naar de uitkomsten hiervan.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik heb al gezegd dat parket en rechtbank in Rotterdam méér fraudezaken zullen doen dan eerder werd afgesproken. Dat is het probleem dus niet. Meer in het algemeen moet ik zeggen dat men voortdurend in het land te maken heeft en zal krijgen met spanning waar het gaat om de capaciteit in de gehele keten, vanaf de politie tot en met de rechtbank. Ik zal hier zeker niet de illusie wekken dat er binnenkort een situatie zal ontstaan waarin er ruim capaciteit is, zodat alles wat iedereen wil doen ook gedaan kan worden. Er zal altijd een zekere druk blijven bestaan. Dat behoeft geen probleem te zijn, mits die druk er niet toe leidt dat zaken die aangepakt moeten worden, niet worden aangepakt. Ik stel hier tegenover dat ik niet zomaar de capaciteit vergroot. Ik wil precies weten wat er waarom nodig is. Ook wil ik weten of wat er nu al gebeurt, wel op de meest efficiënte manier gebeurt. Vandaar dat wij enkele onderzoeken hebben gedaan. Wellicht kent men het zogenaamde Prisma-onderzoek waarbij wordt gekeken naar alle logistieke processen. In het vervolg daarvan is er het project SAIL waarbij bij alle parketten wordt nagegaan wat precies de knelpunten zijn en wat er vervolgens nog aan extra capaciteit nodig is. Wij zijn voortdurend bezig met het onderwerp extra capaciteit, maar het heeft geen zin om te zeggen dat er fors zal worden uitgebreid wanneer het onmogelijk is om alle vacatures te vervullen. Het is een kwestie van het stellen van prioriteiten in de gehele keten. Wat wil men uiteindelijk bereiken met een evenwichtige rechtspleging?

De heer Vos (VVD):

Voorzitter! Bij het lezen van het krantenbericht waarover wij nu spreken, bekruipt mij een soort "Feyenoord-Ajax-gevoel". Hoofdofficier De Wit maakt melding van een berekening van de productie die in het voordeel van Amsterdam en in zijn eigen nadeel uitpakt. De fractie van de VVD vindt het belangrijk dat álle parketten in het land efficiënt functioneren en daarom vraag ik de minister of er sprake is van een productieberekening, belangrijk voor de vaststelling van de benodigde menskracht, die in het gehele land geldt en die een breed draagvlak heeft. Voorts vraag ik de minister of zij bereid is de Kamer te informeren over de resultaten van het aangekondigde overleg tussen het parket te Rotterdam en de PG's.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Er is een berekening van de noodzakelijke capaciteit volgens een model dat voor het gehele land geldt. Op zo'n model is natuurlijk altijd wel iets af te dingen. Zeker de parketten die volgens dat model minder scoren, zullen hierover het meest te zeggen hebben. Dit neemt niet weg dat we voortdurend bekijken of het model nog klopt, omdat je door ontwikkelingen soms genoodzaakt bent nieuwe gegevens toe te voeren. De heer Dittrich sprak bijvoorbeeld over de trend dat er steeds meer getuigen komen. Dan blijkt dat soms dat model niet meer klopt. In die zin bekijken we de noodzaak tot aanpassing.

We hebben ook specifiek naar de grote steden gekeken. Niet alleen Amsterdam en Rotterdam, maar ook Den Haag speelt hierin een rol. Hier doen zich heel specifieke problemen voor en het lijkt erop dat, maar dit is niet nieuw, Rotterdam enigszins onderbedeeld is. Dit punt wordt met het college van procureurs-generaal besproken. Indien uit dit gesprek afspraken voortvloeien, zal ik de Kamer daarover informeren.

De voorzitter:

We zijn aan het einde gekomen van het vragenuur. De vragen van collega Verhagen worden naar volgende week verschoven, tenzij hij er de voorkeur aan geeft er schriftelijke vragen van te maken.

Naar boven