Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 12 mei 1997:

  • - van 11.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over het afstammingsrecht (24649 en 25189).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van Nieuwenhoven tot lid in de bestaande vacature;

  • - de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Feenstra tot plv. lid in de bestaande vacature;

  • - de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het lid Van Zijl tot plv. lid in plaats van het lid De Cloe en het lid Feenstra tot lid in plaats van het lid Van Zijl.

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Wat velen binnen en buiten deze Kamer vreesden met betrekking tot de invoering van de algemene eigenbijdrageregeling voor het ziekenfonds, lijkt te zijn uitgekomen, namelijk dat deze maatregel het toonbeeld wordt van bureaucratie en van chaos, van inefficiëntie en van geldverspilling, van onduidelijkheid en zelfs een bedreiging vormt voor de algemeen vrije toegankelijkheid van zorg. Om die reden vraag ik de Kamer deze week de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Borst-Eilers, te mogen interpelleren over de stand van zaken met betrekking tot de invoering van de eigen bijdrage in het kader van het ziekenfonds.

Mevrouw Kamp (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Het is niet gebruikelijk dat als iemand om een interpellatie vraagt, de Kamer dat verzoek niet toestaat. In dit geval wil ik de Kamer toch adviseren dit verzoek niet te honoreren. Blijkens artikel 133 van het Reglement van orde moet het verzoek bijna een spoedeisend karakter hebben. Wij hebben aanstaande maandag een overleg met de regering over wijzigingen in de Ziekenfondswet. Ik stel de Kamer voor om in plaats van een interpellatie te houden dit onderwerp toe te voegen aan de agenda van het notaoverleg van maandag aanstaande.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het verzoek van de heer Marijnissen juist wel ondersteunen. Het is wel spoedeisend. Wat de fractie van GroenLinks betreft, zou de eigenbijdrageregeling het liefst al ingetrokken zijn. Er is bovendien een nieuw feit. Ook de zorgverzekeraars hebben aangegeven dat zij die eigenbijdrageregeling niet zien zitten en dat het beter is dat deze regeling opgeheven wordt. Ik vind het daarom belangrijk dat wij op korte termijn, deze week nog, een debat daarover hebben.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Wij hebben vorige week in de vaste commissie even de vraag aan de orde gehad of wij aanstaande maandag over de eigenbijdrageregeling zouden kunnen spreken. Ik heb dat voorgesteld, maar er waren argumenten om dat niet te doen, gelet op hetgeen allemaal op de agenda staat. Tegen die achtergrond steun ik van harte het verzoek van de heer Marijnissen om nog deze week over deze zaak te praten. Misschien kan dat donderdag, want dan is de minister toch hier. Eventueel kunnen wij dan zelfs tot stemming overgaan.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie zal zich niet verzetten tegen het verzoek van de heer Marijnissen.

Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Kamp om dit onderwerp toe te voegen aan de agenda van het notaoverleg van volgende week maandag merk ik op dat dit onderwerp daarbij niet past. Het moet dus een afzonderlijk onderwerp zijn en dan lijkt het ons beter het afzonderlijk in de Kamer te bespreken.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik kan mij de gedachte van mevrouw Kamp wel voorstellen. Het zou prettig zijn als dit onderwerp maandag aanstaande in de commissie kon worden behandeld, maar wij zullen ons niet verzetten tegen het interpellatieverzoek van collega Marijnissen.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik wil het verzoek van de heer Marijnissen van harte ondersteunen. In de vaste commissie is inderdaad gezegd dat dit niet echt past bij de onderwerpen die aanstaande maandag in het notaoverleg aan de orde zijn.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Voorzitter! Ik ben het geheel met de heer Marijnissen eens. De bureaucratische chaos rond de eigen bijdrage heeft een zodanige vorm aangenomen dat een spoeddebat in de Kamer gewenst is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het interpellatieverzoek in te willigen en de spreektijden te bepalen op 5 minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, deze interpellatie te doen houden in de vergadering van donderdag aanstaande en daarvoor ruimte op de agenda vrij te maken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Vorige week hebben wij met de minister van Verkeer en Waterstaat een algemeen overleg gehad over de consequenties van de verzelfstandiging van de Nederlandse Spoorwegen en de introductie van marktwerking en concurrentie op het spoor. Ik verzoek u het verslag van dat algemeen overleg aan de agenda toe te voegen.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie kan dit verzoek ondersteunen. Daarbij maak ik de kanttekening – dit is in het algemeen overleg ook al enigszins aan de orde geweest – dat wij op 14 mei a.s. nog een tweede termijn hebben van een notaoverleg over het stads- en streekvervoer, hetgeen een grote samenhang heeft met dit onderwerp. Ik verzoek u daarom het verslag van dat algemeen overleg op de agenda te plaatsen na 14 mei a.s.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik kan het verzoek van collega Rosenmöller ondersteunen, in die zin dat bedoeld verslag op de agenda komt als beide algemene overleggen zijn afgerond.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Om die reden ben ik er verbaasd over dat dit verzoek nu gedaan wordt. Het overleg is nog niet klaar.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Remkes.

De voorzitter:

Het lijkt mij wijs de commissie te vragen hierover advies uit te brengen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Omdat niemand zich verzet tegen het verzoek als zodanig, maar er enige opmerkingen zijn gemaakt over het moment waarop bedoeld verslag aan de agenda wordt toegevoegd, heb ik er helemaal geen probleem mee om nog drie weken te wachten. Voor mij kan het nu, maar als de meerderheid van de Kamer wil dat het na 14 mei a.s. gebeurt, wil ik mij daar best in schikken.

De voorzitter:

Ik kreeg van u de indruk dat u er haast mee had. Als die haast rekbaar is, stel ik voor het punt aan de agenda toe te voegen, met spreektijden van 2 minuten. Het zal dan te eniger tijd op de agenda worden geplaatst.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klein Molekamp.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Ongeveer een jaar geleden zijn de nieuwe Arbo-regels in de schoonmaakbranche vastgesteld. Wij willen de regering vragen een brief aan de Kamer te doen toekomen over de eerste ervaringen van de schoonmaakbranche. Wij hebben begrepen dat er vooral in de praktijk heel veel problemen zijn met de glazenwassers. Ook willen wij vragen in de brief aan te geven wat dit betekent aan extra woonlasten voor mensen die in flats en dergelijke wonen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Witteveen-Hevinga.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! Er is de laatste dagen nogal wat beroering ontstaan over het verkrijgen, het verhandelen en het bezit van opties op aandelen in eigen bedrijven door de top van die bedrijven. De fractie van de Partij van de Arbeid verzoekt de bewindspersonen van Financiën met spoed om een brief waarin de volgende vragen beantwoord worden.

1. Hoe wordt tegemoetgekomen aan de noodzakelijke transparantie van de markt?

2. Zijn de financiële douceurtjes niet te veel van het goede? Vraagt dat niet om heroverweging?

3. Wat is de rechtvaardiging voor het verkrijgen van dergelijke inkomensverhogingen, die simpelweg worden verkregen door koersstijgingen, terwijl a. geen extra prestatie in de werksfeer plaatsvindt en b. deze extra inkomensverhogingen de gemiddelde loonstijgingen ver te boven gaan?

4. Hoe zien de bewindspersonen de relatie tussen deze activiteiten van de top en het algemene streven het werknemersaandelenbezit te bevorderen in alle geledingen van bedrijven?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD sluit zich aan bij dit verzoek van de Partij van de Arbeid.

De heer Ybema (D66):

Ook de fractie van D66 sluit zich graag aan bij dit verzoek.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Leers.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Naar wij begrepen hebben, heeft China het geplande bezoek van minister Wijers afgezegd. Wij zouden graag een brief van de regering ontvangen, waarin een toelichting wordt gegeven op de argumentatie die is gehanteerd. Wellicht kan de regering in deze brief aangeven welke consequenties zij ziet voor de economische betrekkingen. Ik doel met name op de overeenkomst die de minister-president, naar ik meen in 1995, op sociaal-economisch terrein heeft gesloten.

Voorts zouden wij de regering willen verzoeken in de brief aan de Kamer aan te geven welke relatie er is met het Europese beleid en of dit nog aan de orde komt in het kader van het Europese voorzitterschap. Ten slotte verzoeken wij meteen aan te geven in welke hoedanigheid minister Van Mierlo de mensenrechtensituatie aan de orde heeft gesteld. Heeft hij dat gedaan als EU-voorzitter of als minister van Buitenlandse Zaken?

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het verzoek van collega Leers. Ik dring aan op spoed, zodat wij dit onderwerp eventueel de volgende week kunnen meenemen in de beraadslaging over de Algemene Raad.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hoekema.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik heb twee verzoeken aan de bewindslieden van Defensie. Het eerste betreft de uitspraken van dit weekend en daarna van de bevelhebber van de landstrijdkrachten, generaal Schouten, over het gebruik van drugs in de krijgsmacht. Het zijn nogal forse uitspraken: zachte heelmeesters maken stinkende wonden en barbertjes moeten hangen. Ik zou, mede gelet op de nog te verwachten antwoorden op schriftelijke vragen van mijn collega's Van den Doel en Van Hoof van de fractie van de VVD over de hieraan enigszins verwante problematiek in Seedorf, graag een brief van de bewindslieden van Defensie ontvangen over de aard en de omvang van de genomen maatregelen, zowel het vrijwillige als het gedwongen ontslag, de exacte inhoud en de rechtsbasis van de maatregelen op het punt van softdrugs, maar ook andere genotmiddelen, zoals alcohol, de verhouding van deze maatregelen tot maatregelen voor andere overheidsdienaren, zoals die bij de politie en de toepasbaarheid van deze maatregelen voor de hele krijgsmacht. Er is kennelijk een onderscheid tussen landmacht, marine en luchtmacht aan de ene kant en de Koninklijke marechaussee aan de andere kant, waar steeds onmiddellijk sancties volgen. En ten slotte gaat het mij om de verhouding van deze maatregelen tot het algemene overheidsbeleid op het gebied van softdrugs.

Het tweede verzoek houdt verband met de uitspraken van zowel de militaire bonden als de top van de krijgsmacht zelf over problemen bij de werving en het verloop van het personeel bij met name de landmacht en de marine. Ik zou graag een brief van de bewindslieden van Defensie ontvangen waarin zij feitelijke gegevens verstrekken over dit onderwerp, met voorspellingen van de ontwikkelingen op dit punt.

Mevrouw Sterk (PvdA):

Voorzitter! Mijn fractie sluit zich graag aan bij het verzoek om een brief over het beleid inzake genotmiddelen, want wat dat betreft kan het beleid niet duidelijk genoeg zijn. Wij zijn met name benieuwd naar de sancties. Die zijn vooral van belang omdat in de krijgsmacht dat wat in diensttijd of in vrije tijd gebeurt, soms nogal door elkaar loopt. Ook op dat punt moet er duidelijkheid ontstaan.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik sluit mij bij beide verzoeken aan. Mijn collega Hoekema heeft bij het eerste verzoek een hele lijst vragen gevoegd. Ik neem aan dat hij inderdaad wil weten wat het algemene beleid in dezen is. Ik zou niet alleen aandacht willen vragen voor wat er in Duitsland of in deze specifieke legerplaats gebeurt, maar ook voor het algemene beeld in de krijgsmacht ten aanzien van het gebruik van drugs en met name ook alcohol.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Ofschoon ik me kan voorstellen dat de heer Hoekema aanvullende schriftelijke vragen zou hebben gesteld over beide onderwerpen waarover reeds door onze fractie schriftelijke vragen waren gesteld, sluit ik mij aan bij zijn verzoek.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Ook onze fractie sluit zich aan bij het verzoek van de heer Hoekema maar ook bij het verzoek van mevrouw Sipkes om niet alleen aandacht te schenken aan de omvang van de sancties maar ook aan de omvang van de problematiek. Voor het overige geldt voor ons dat de bevelhebber gesproken heeft.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Mijn fractie zou graag een brief ontvangen van de minister van Onderwijs over het volgende onderwerp. Vanmorgen stond er in de Volkskrant een heel opvallend bericht over een experiment van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om het uitvallen van docenten te bestrijden. Een groep scholen krijgt extra geld om oudere leerkrachten te ontlasten en jongere aan te stellen, een andere groep krijgt geld voor conciërges, secretaresses en bibliothecaressen. Mijn fractie zou graag van de regering vernemen wat er precies met deze experimenten beoogd wordt, in welk beleidskader ze gestalte zullen krijgen en welk vervolg eraan gegeven zal worden mochten ze slagen, wat ons zeer waarschijnlijk lijkt.

Mevrouw Liemburg (PvdA):

Voorzitter! Onze fractie sluit zich bij dit verzoek aan.

De heer Cornielje (VVD):

Hetzelfde geldt voor onze fractie, voorzitter. Wij zouden ook graag vernemen om welk bedrag het hierbij gaat.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Wij gaan akkoord met het verzoek, maar het is toch niet de bedoeling van mevrouw Lambrechts om tot nieuwe regelgeving te komen?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik kan die vraag niet beantwoorden, omdat ik niet eens weet of dit punt in het kader van het wachtgeldenbeleid onder de minister valt of dat het gaat om het beter toerusten van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Cherribi.

De heer Cherribi (VVD):

Voorzitter! Tijdens de behandeling van het Wetenschapsbudget 1997 op 25 november 1996 heeft de minister van OCW de Kamer beloofd binnen drie maanden een plan op te stellen om de toekomst van de biologische en plantencollecties veilig te stellen. Die drie maanden zijn ruimschoots voorbij en er is geen plan. Namens de VVD-fractie nodig ik de minister uit zo snel mogelijk een antwoord te geven, het liefst nog deze week.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Via een brief van 11 april jl. heeft een aantal middelbare scholen in de regio Den Haag de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gewezen op de te verwachten problemen bij de invoering van het project Studiehuis in het komende jaar. Deze scholen wijzen op een aantal problemen met financiën, gebouwen, investeringen en personeel. Via u, voorzitter, vraag ik de minister om zijn reactie op deze brief ook aan de Kamer te zenden, zodat wij weten hoe de minister tegen deze problemen aankijkt.

De heer Cornielje (VVD):

Er komt binnenkort over dit onderwerp een wetgevingsoverleg. Het lijkt mij van belang dat we deze brief vóór dat wetgevingsoverleg ontvangen. Anders heeft dat weinig zin.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verkerk.

De heer Verkerk (AOV):

Voorzitter! De vraag naar informatietechnologen blijkt enorm te stijgen, mede in verband met het oplossen van de millenniumproblematiek, dat wil zeggen het geschikt maken van computerprogramma's voor na de eeuwwisseling. Recent deelde NRC Handelsblad mede met gegevens van het Researchcentrum voor onderwijs en arbeidsmarkt dat er onvoldoende HBO'ers en universitair geschoolden op de markt komen om aan de toenemende vraag van informatici te kunnen voldoen.

Ik vraag de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en eventueel de staatssecretaris om een brief met hun visie op deze spanning tussen de arbeidsmarkt en de opleiding van informaticaspecialisten, dit alles met name gezien in het licht van de millenniumproblematiek.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sterk.

Mevrouw Sterk (PvdA):

Voorzitter! Mijn partij wil de staatssecretaris van Defensie mede namens GroenLinks vragen om een brief waarin wordt ingegaan op de vraag of de incidenten zoals de mishandeling c.q. de onheuse bejegening van personeel op de legerplaats Seedorf een structurele oorzaak kennen, te weten de zogenoemde "militaire cultuur", zoals geconcludeerd werd in de uitspraak van de krijgsraad in Arnhem. Indien deze vraag positief wordt beantwoord, willen wij weten welke maatregelen genomen worden om iets te veranderen aan deze cultuur. De incidenten zijn ernstig genoeg.

Ik wil graag dat bij het antwoord op de vraag naar eventueel structurele oorzaken aan twee zaken aandacht wordt besteed: de zogenoemde gedragscode en de inbedding hiervan in de opleiding van militairen, zowel van de BBT'ers als van de leidinggevenden. Ook het laatste rapport van de Maatschappelijke raad voor de krijgsmacht "Zo civiel mogelijk" – collega Sipkes vroeg hier al naar bij de laatste behandeling van de defensiebegroting – kan daarbij betrokken worden.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Sterk heeft een aantal punten genoemd waaraan in de brief aandacht besteed moet worden. Ik stel voor om die punten wat te verbreden en de staatssecretaris om een evaluatie te vragen van de opleiding van de beroepsmilitair bepaalde tijd, inclusief de opleiding van degenen die de opleiding verzorgen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven