Vragen van het lid Oudkerk aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de voortgangsrapportage Medische Technology Assessment en doelmatigheid in de zorg.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! In alle kranten kunnen wij lezen dat de minister van Volksgezondheid voor het afgelopen jaar 300 mln. tekortkomt op haar begroting en ook dat zij voor de jaren 1997 en 1998 zo'n 500 mln. tot 700 mln. nodig heeft om, zoals dat heet, de gaten te dichten. Het gaat, als je het bij elkaar optelt, om bijna 1 mld., maar wij praten hier natuurlijk niet zozeer over geld, maar over dat wat mensen nodig hebben, namelijk zorg; de wachtlijsten in de verzorgingshuizen, de thuiszorg, de curatieve zorg. Dat tekort is niet alleen het probleem van de minister van Volksgezondheid, maar het is een probleem van ons allemaal. Dat geldt voor de partijen in de zorgsector, maar dat geldt ook voor de politieke partijen.

In die zin – om te kijken of iedere gulden die in de gezondheidszorg wordt besteed, ook werkelijk wordt besteed aan zorg – heeft de PvdA-fractie in december een nota uitgebracht naar aanleiding van het zogenaamde inkoopbeleid in zorginstellingen: verpleeghuizen, verzorgingshuizen en ziekenhuizen. Het bleek dat sommige ziekenhuizen en andere instellingen op een fantastische wijze konden inkopen en zo geld konden schuiven van de indirecte zorg naar de directe patiëntenzorg, naar het oplossen van de wachtlijsten; maar ook bleek dat er nog wel het een en ander te verbeteren was. De minister heeft toen op grond van een aantal aanbevelingen die wij hebben gedaan, gezegd: ik kom daar zo snel mogelijk op terug. Dat is gebeurd tijdens een debat over wachtlijsten, naar aanleiding van onze vraag of die wachtlijsten geen relatie hadden met het idee dat er doelmatiger en efficiënter kan worden ingekocht. De minister heeft toen toegezegd alles in een nota bij elkaar te zullen brengen. Die nota is begin april naar de Kamer gestuurd. In de nota staat echter dat een besparing, bijvoorbeeld te bereiken door een verbetering van de interne bedrijfsvoering, buiten deze nota valt. De minister zal daarop in een ander kader terugkomen.

De minister zegt vaak dat ik een beetje geduld moet hebben. Ik wil die opmerking best ter harte nemen, zeker van deze minister. Desalniettemin zijn er ongeveer vijf maanden voorbijgegaan. Onze nota bevat de mening van de Nederlandse vereniging van inkopers, dat – ik citeer – "er structureel met professioneel inkoopbeleid ruim 7,5% te besparen is. Voor de hele intramurale sector kan structureel bruto ongeveer 500 mln. kostenvermindering worden bereikt". Dat is nogal wat.

De minister vraagt zich af hoe zij aan dat geld kan komen. Het is moeilijk om dat af te dwingen, aldus de minister. Ik zou de minister de volgende vier vragen willen stellen.

1. Welk overleg is naar aanleiding van die nota gevoerd en met wie?

2. Is de minister bereid op zo kort mogelijk termijn een openbare conferentie te beleggen over dit onderwerp om te kijken hoe dit soort besparingen doorgesluisd kan worden naar de zorgsector zelf?

3. Is de minister bereid die conferentie zodanig vorm te geven dat na afloop duidelijk is welke beleidsaanpassingen eventueel nodig zijn c.q. gestimuleerd kunnen worden, welke wetswijzigingen eventueel noodzakelijk zijn, etc.?

4. Als uit die conferentie blijkt dat er belemmeringen zijn in wet- en regelgeving, is de minister dan bereid de Kamer nog vóór de zomer een plan van aanpak te doen toekomen waarin wordt aangegeven op welke wijze die besparingen kunnen worden bereikt en aan de zorg ten goede kunnen komen?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! In mijn beleidsbrief aan de Kamer heb ik mij bij nader inzien toch beperkt tot de doelmatigheid van het primaire zorgproces; medisch handelen en doelmatigheid van alle hulpverleners daaromheen. Ik heb dat gedaan omdat dit beter aansloot bij een voorgaande beleidsbrief over dat onderwerp.

In de notitie komen wel enkele punten van de nota van de PvdA "Gepaste zorg, deel 2" aan de orde, maar slechts zijdelings. De zakelijke bedrijfsvoering – onderhoud, energie, inrichting, logistiek en dergelijke – zal in een ander kader aan de orde komen.

Ik deel absoluut de mening van de heer Oudkerk dat het heel belangrijk is ook hier de doelmatigheid te stimuleren. Het gaat immers over het besteden van premiegeld, dat in de eerste plaats is opgebracht voor zorgverlening. Daar hoort natuurlijk een facilitaire dienstverlening omheen te staan, maar ook die moet zo doelmatig mogelijk zijn.

Ik ben inderdaad bezig met het voorbereiden van een conferentie als vervolg op de nota van de fractie van de PvdA. Wij hebben een aantal deskundigen op het gebied van de inkoop in zorginstellingen nog eens op het departement uitgenodigd om te praten over hun opvattingen over deze nota. Het is inderdaad een zeer interessant thema, waarop ongetwijfeld iets te bereiken valt. Wij bereiden een conferentie voor, waarbij wij niet alleen deskundigen uit de zorg betrekken maar ook logistiek deskundigen van buiten de zorg.

Uiteraard zal ik na die conferentie nog eens in kaart brengen wat er allemaal mogelijk is. Ik zal de Kamer daarover berichten en een plan van aanpak toesturen. Dat zal inderdaad vóór het zomerreces kunnen gebeuren.

Die conferentie is natuurlijk niet het enige. Wij zijn ook bezig een aantal zaken uit te werken die in de nota van PvdA werden aangereikt. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van systemen van benchmarking. Verder heb ik voor faciliterende maatregelen vanuit het ministerie al wat geld kunnen reserveren. Op dat gebied kun je met 2 mln. al heel wat doen. Voor het inventariseren van belemmerende wet- en regelgeving heb ik een advies gevraagd aan de Raad voor de volksgezondheid. Ik denk dat het ook goed zal zijn een voorlichtingssysteem op te zetten, een beetje op de manier zoals dat in Amerika gebeurt met het ECRI-instituut – in Nederland denk ik daarbij aan TNO en het Nationaal ziekenhuisinstituut – om instellingen te ondersteunen bij het verbeteren en efficiënter maken van hun bedrijfsvoering in het algemeen en van de logistieke functies in het bijzonder.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de antwoorden. Op ongeveer al mijn opmerkingen heb ik een bevestiging gekregen en ook daar wil ik de minister voor danken. Ik heb nu nog twee kleine aanvullende vragen.

De eerste is vrij technisch van aard en betreft de Europese aanbestedingsregels. Een brief van het ministerie van eind december laat zien dat de minister het eigenlijk aan de instellingen zelf overlaat te bepalen of zij wensen te voldoen aan de Europese aanbestedingsregels. Met andere woorden, de minister is op dit punt niet dwingend of leidend bezig. Zou zij hierover de Kamer meer duidelijkheid kunnen verschaffen? Dat hoeft niet nu, maar kan ook in een later stadium. Het gaat er dus om of instellingen al dan niet Europees moeten aanbesteden en of dit aan henzelf overgelaten moet worden.

Mijn tweede vraag is eigenlijk het gevolg van de bijeenkomst die wij gisteren bij ANOVA Zorgverzekeringen hadden. Op die bijeenkomst is gesproken over de eigen bijdrage en daarbij kwam ook de doelmatigheid aan de orde. De vice-voorzitter van de raad van bestuur van ANOVA zei: als wij doelmatiger willen inkopen en met ziekenhuizen willen onderhandelen, krijgen wij met wet- en regelgeving te maken. Die maakt het voor ons onmogelijk iets op het punt van de doelmatigheid te doen. Deelt de minister deze mening? Waarom straalt de minister het idee uit dat het lastig is doelmatigheid te bereiken en verspilling te voorkomen, terwijl de sector zelf ontzettend veel initiatieven neemt? Voor dat laatste wil ik de sector een compliment maken. De sector zegt als het ware: als de minister nu het een en ander verandert, kunnen wij voortgang maken. De minister zegt daarentegen: ik kan niet al te veel veranderen. Op die manier komen wij niet verder. Ik zie ook een discrepantie tussen het een en het ander.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Om met het laatste punt te beginnen: ik ben blij dat ik in de gelegenheid ben om iets te veranderen aan het imago waaruit zou blijken dat ik ten aanzien van het verbeteren van de doelmatigheid te weinig daadkracht toon. Het is niet zo moeilijk tot meer doelmatigheid te stimuleren of die te bereiken. Echter, als je die wilt afdwingen met maatregelen, krijg je steeds te maken met het feit dat sommige instellingen verschillende dingen al heel goed doen. Andere doen sommigen dingen daarentegen helemaal niet goed. Met generieke maatregelen, bijvoorbeeld een korting opleggen aan alle Nederlandse ziekenhuizen, doe je bepaalde instellingen weer onrecht aan. Daarom meen ik dat wij verbetering meer moeten zoeken in een systeem van andere budgetopbouw. Dat is trouwens een aanbeveling die in het PvdA-rapport wordt gedaan.

Er is inderdaad wet- en regelgeving die doelmatigheid belemmert. Ik heb in de ziekenfondsverzekering al de mogelijkheid geopend van het verlenen van 3% flexizorg. Verder herinner ik aan mijn opmerkingen in eerste termijn op dit punt. Misschien maakte ik die wat erg snel en heeft de heer Oudkerk die daardoor niet helemaal goed gehoord of begrepen. Ik heb echter de Raad voor de volksgezondheid advies gevraagd en verzocht te inventariseren welke wet- en regelgeving in Nederland belemmerend werkt. Ik ben het met de heer Oudkerk eens dat we van die wet- en regelgeving af moeten.

Voorzitter! In december is de instellingen onder de aandacht gebracht dat er Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn. Die zijn ook verplichtend. Er zijn bepaalde grenzen voor bedragen. Boven bepaalde bedragen geldt een richtlijn, maar daaronder weer niet. Daarom wordt in eerste instantie aan de instellingen zelf overgelaten om in dezen een beslissing te nemen. Zij moeten dus bepalen of datgene wat zij willen laten doen, ja dan nee onder de Europese aanbestedingsrichtlijnen valt. Hierover bestaan wel informatiestromen en die maken het ons mogelijk om na te gaan of instellingen zich aan de richtlijnen houden. In de berichtgeving aan de Kamer kan ik hierop misschien meer in detail ingaan.

Naar boven