Vragen van het lid H.G.J. Kamp aan de staatssecretaris van Financiën, over de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Er doen zich enkele wat vervelende uitvoeringsproblemen voor bij de Wet waardering onroerende zaken, de wet die de waardebepaling regelt voor alle onroerende zaken in Nederland. Die wet had en heeft de steun van de VVD-fractie. Wij hebben voor die uitvoeringsproblemen al eens de aandacht gevraagd van de staatssecretaris. Wij vinden zijn reactie tot nu toe nog niet helemaal adequaat. Daarom stel ik nu drie vragen.

De eerste vraag betreft de voorlichting. Afgesproken was met de staatssecretaris dat de publieksvoorlichting in gang gezet zou worden. Er zou een op het grote publiek gerichte voorlichtingscampagne komen en die campagne zou ook nog eens herhaald worden. Wij hebben helemaal niets gemerkt van enige voorlichting. Wij hebben wel een heleboel misverstanden over de wet bij het grote publiek en zelfs bij experts bemerkt. Zelfs de passieve voorlichting via de belastingtelefoon loopt niet naar wens. Daarom is onze vraag aan de staatssecretaris waarom hij die misverstanden, die inmiddels zijn ontstaan over de Wet waardering onroerende zaken, niet heeft voorkomen door, zoals afgesproken, tijdig met een goede voorlichtingscampagne, gericht op het grote publiek, te komen.

De tweede vraag betreft de aangifte inkomstenbelasting 1996. Deze maand wordt iedere woningbezitter geconfronteerd met een beschikking in zijn bus, waar de nieuw vastgestelde waarde van zijn woning per 1 januari 1995 in stond. De woningbezitters zullen de waarde van de woning per 1 januari 1995 moeten opgeven op hun aangiften 1997, 1998, 1999 en 2000 voor de inkomstenbelasting. Maar in dezelfde maand heeft die woningbezitter ook zijn aangifte inkomstenbelasting 1996 in te vullen. Juist op die ene aangifte moet hij niet de waarde van die beschikking invullen, maar een andere waarde, namelijk die per 1 januari 1996. Die ligt gemiddeld zo'n 10% hoger. Wij vrezen dat geen mens dat zal begrijpen en dat massaal en onbewust de wet overtreden zal worden, door gewoon de waarde van de beschikking te gebruiken voor de aangifte inkomstenbelasting 1996. Ziet de staatssecretaris dit probleem ook? Ziet hij misschien ook een oplossing voor het probleem?

De derde vraag betreft de omstandigheid, dat in iets minder dan de helft van de gemeenten nog geen nieuwe taxaties zijn gemaakt. Die gemeenten mogen de oude taxaties nog vier jaar gebruiken, maar de rijksbelastingdienst hanteert een ophogingspercentage, dat per gemeente is vastgesteld, bijvoorbeeld voor Amsterdam een percentage van 30. Er zijn nogal wat mensen die in een huis wonen dat veel minder in waarde is gestegen dan het gemiddelde, bijvoorbeeld de 30% in Amsterdam. Nu is in de wet een bepaling opgenomen dat als de gecorrigeerde waarde op papier, volgens de regeling van de staatssecretaris en van ons, ten minste 20% hoger is dan de werkelijke waarde, er bezwaar gemaakt kan worden. Dat is een heel ruwe regeling. Wij hebben de staatssecretaris eerder gevraagd om de drempel van 20% te verlagen. Hij was daar niet toe bereid, maar de vorige week bleek dat hij toch tot een versoepeling bereid was. Wat houdt die versoepeling nu precies in?

Staatssecretaris Vermeend:

Mijnheer de voorzitter! Ik begin met het antwoord op de laatste vraag. Deze problematiek is al eerder aan de orde geweest. Daarover zijn schriftelijke vragen gesteld door de heer Van Dijke van de RPF, die binnenkort beantwoord zullen worden. Daarin zal meer precies worden aangegeven hoe het zit. Niettemin zal ik daarop vooruitlopend deze vraag beantwoorden.

Op 12 maart heeft in deze Kamer een ordedebatje plaatsgevonden over dezelfde problematiek. Ik heb daarop gereageerd met de brief van 17 maart, waarin ik heb geprobeerd een oplossing aan te dragen voor de praktijk, waarmee bezwaarschriften worden voorkomen. De heer Kamp heeft gewezen op de 20%-regeling. Hij heeft gezegd dat die regeling ruw is en dat het kan voorkomen dat belastingplichtigen in een bepaald stadsdeel worden geconfronteerd met een verhoging die te hoog uitkomt, als je kijkt naar de WOZ-waarde per 1 januari 1995. Daarom heb ik in de brief van 17 maart aangekondigd, een versoepeling te willen aanbrengen.

Die regeling houdt in dat belastingplichtigen die als gevolg van het ophogingspercentage een waarde zouden moeten aangeven die hoger uitkomt dan de waarde in het economisch verkeer per 1 januari 1995, bij de aangifte inkomstenbelasting mogen uitgaan van de waarde in het economisch verkeer per 1 januari 1995. De ophogingspercentages blijven natuurlijk gelden. Stel dat je een belastingplichtige bent en het ophogingspercentage leidt ertoe dat je uitkomt boven de waarde in het economisch verkeer per 1 januari 1995, dan mag je uitgaan van die waarde per 1 januari 1995. Dat voorkomt inderdaad de problematiek die de heer Kamp schetste en dat voorkomt ook bezwaarschriften. Ik heb aangegeven dat ik die regeling ook heb overwogen uit een oogpunt van doelmatigheid. Dat komt ook tegemoet aan de vraag van de heer Kamp die hij eerder in dat debat heeft gesteld.

De heer Kamp stelde ook een vraag over de voorlichtingsproblematiek. Ook daarover zijn eerder door hem vragen gesteld, namelijk op 20 december van het vorige jaar. Ik heb die vragen beantwoord op 9 januari, waarbij ik een aantal momenten van voorlichting heb aangegeven. Allereerst kan voorlichting worden gegeven bij de voorlopige aanslagen voor de inkomstenbelasting over 1997 en voor de vermogensbelasting over 1998. Vervolgens heb ik aangegeven de mogelijkheid van voorlichting bij de herziening van de loonbelastingbeschikking over 1997. Er zal ook een voorlichtingscampagne worden gehouden als de aangifte inkomstenbelasting voor 1997 bij de belastingplichtigen komt. De heer Kamp weet dat dit pas begin volgend jaar gebeurt. Ook bij de belastingtelefoon is er een speciaal WOZ-team. Er is zelfs een voorkeuzetoets, toets 3, waardoor je rechtstreeks over die problematiek vragen kunt stellen en antwoorden kunt krijgen. Verder zijn beschikbaar de speciale brochures over de eigen woning voor 1996 en 1997. Ik zal die aan de heer Kamp geven. Daarin wordt precies aangegeven welke systeemverandering er komt. Daarnaast ben ik bereid de tekst van deze brochures integraal op Internet te zetten, zodat ook via die weg de voorlichting vorm kan krijgen.

Ik begrijp de verwarring wel op dit moment. Dat heeft ook te maken met persberichten die niet in alle opzichten even adequaat zijn. Ik heb de indruk dat de voorlichting en de vragen door de dienst adequaat kan worden gegeven respectievelijk kunnen worden beantwoord. Aangezien ik ook nog de vragen van de heer Van Dijke moet beantwoorden, ben ik gaarne bereid om er nog eens over na te denken op welke wijze je nog breder kunt informeren om te voorkomen dat een aantal onduidelijkheden blijven bestaan.

De heer Kamp vroeg ook aandacht voor de onduidelijkheid die kan ontstaan bij de aangifte over dit jaar, die nu loopt. Hij signaleerde terecht dat het kan voorkomen dat mensen een WOZ-beschikking op de deurmat vinden terwijl zij bezig zijn met hun aangifte. Het zou voor de uitvoering en voor de mensen inderdaad buitengewoon praktisch zijn als gewoon de WOZ-beschikking kon worden gebruikt, bijvoorbeeld uitgaande van 1995 en voor de wetsfictiegemeenten verhoogd met de ophogingspercentages. De heer Kamp weet echter net zo goed als ik dat je niet zonder meer van de wet kunt afwijken en dus niet het WOZ-regime kunt vervroegen. Het WOZ-regime treedt voor de rijksbelastingen het volgende jaar in werking. Hierover hebben wij afspraken gemaakt; dit ligt vast. De heer Kamp vraagt mij of ik een creatieve oplossing hiervoor heb. De WOZ-waarden en, voor de wetsfictiegemeenten, de WOZ-waarden plus ophogingspercentages kunnen in vele gevallen indicatief zijn en zullen door de fiscus als contra-informatie worden gebruikt. Hierbij komt dat wij in 1996 nog de waardeklassen hebben. In de praktijk zal er dus in veel gevallen een juiste waardering zijn wanneer je binnen de bandbreedte zit. Op dit punt kan in ieder geval duidelijkheid worden gegeven en ik zal de dienst dan ook hierover informeren.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris is sneller dan ik ooit zal worden, zeker als het om fiscale zaken gaat, maar ik vind dat hij zijn faam op dit punt niet is nagekomen. Vooral op het punt van de voorlichting heeft hij niet adequaat gereageerd. Wij hebben tweeënhalf jaar geleden de WOZ vastgesteld. In de afgelopen tweeënhalf jaar hebben wij gezien dat er een heleboel misverstanden bij het publiek zijn ontstaan, met voortdurende discussie tussen iedereen, terwijl men weinig van de details blijkt te weten. Dit had voorkomen kunnen worden als er tijdig een op het grote publiek gerichte voorlichtingscampagne was gekomen.

Het belangrijkste punt is dat je voor de aangifte van de inkomstenbelasting 1996 een ander bedrag moet gebruiken dan voor de aangiften van de jaren daarna, en die op de beschikking staat die je net in huis hebt gekregen. De onduidelijkheid op dit punt had voorkomen kunnen worden als er tijdig goede voorlichting was gekomen. De staatssecretaris noemde de mogelijkheid van Internet, maar hij moet wel beseffen dat hij hiermee een kleine groep bereikt. Hij moet een grote groep via algemenere publieksvoorlichting zien te bereiken.

Ik kom terug op de laatste vraag die ik gesteld heb, die over de ophogingspercentages, bijvoorbeeld in Amsterdam 30%. Wij hebben in een wetgevingsoverleg en in een algemeen overleg met de staatsse cretaris dit probleem gesignaleerd, zijn aandacht ervoor gevraagd en om een oplossing ervoor gevraagd. Hij is er toen niet op ingegaan. De vorige week stond er een artikel in de Volkskrant en drie dagen later was er een oplossing. Wij stellen het op prijs als de staatssecretaris zijn snelheid ook tentoonspreidt in overleg met de Kamer.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dank de heer Kamp voor zijn opmerking over mijn snelheid.

Ik heb al gerefereerd aan het debat dat hier op 12 maart werd gevoerd. De heer Kamp weet dat de wetsbehandeling betrekking had op de zogenaamde 20%-regeling. Wij zijn gezamenlijk, ook de fractie van de VVD, tot de conclusie gekomen om met deze oplossing te moeten instemmen. Nu worden wij geconfronteerd met ophogingspercentages die in een aantal opzichten onredelijk kunnen uitpakken. Het ligt voor de hand dat ik, wanneer hier op 12 maart een debat wordt gevoerd waarin aandacht hiervoor wordt gevraagd, onmiddellijk aan de slag ga en niet verder afwacht. Het is de Kamer geweest die mij op 12 maart uitdrukkelijk gevraagd heeft om de zaak nog een keer te bekijken. Dit heb ik gedaan en binnen vijf dagen lag er een oplossing, die ook de fractie van de VVD tegemoetkomt. De heer Kamp heeft er eerder op aangedrongen en ik denk dus dat ik ook hem blij heb gemaakt met deze oplossing.

Ik heb goed geluisterd naar de woorden van de heer Kamp over de publieksvoorlichting. Ik zal nog eens nagaan op welke wijze wij de publieksvoorlichting kunnen intensiveren, maar ik plaats er wel een kanttekening bij. De publiciteit over de WOZ gaat niet uitsluitend over rijksbelastingen; hierin zit een probleem. Het belangrijke deel van de WOZ voor de rijksbelastingen heeft te maken met de ophogingspercentages, waarvoor wij nu een oplossing creëren, en de WOZ-beschikking die in de bus valt. Aan de publiciteit hierover kunnen wij vanuit het Rijk wat doen, maar de rest van de WOZ is primair een aangelegenheid van gemeenten.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Ik deel de opmerking van de heer Kamp over de mate en de manier van voorlichting aan gemeenten en vooral aan burgers. Terecht zegt de staatssecretaris dat het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeenten is om te laten weten wat er gebeurt. Dit ontslaat de rijksoverheid echter niet van de plicht om het duidelijk te maken. Wreekt zich hier wellicht iets wat ik ook tijdens de behandeling van het relevante wetsvoorstel aan de orde heb gesteld, namelijk dat de tijd van invoering wel erg kort is geweest voor de gemeenten?

In de tweede plaats bereiken mij ook berichten dat het voor burgers heel moeilijk is te achterhalen hoe het nu zit met de taxatie. Als zij het rapport willen inzien, blijkt soms het rapport niet beschikbaar. Als zij het willen opvragen, moeten zij soms betalen en soms niet. Soms mogen zij komen kijken, maar anders moeten zij wel betalen. Dat zijn onduidelijkheden, waarvan ik denk dat zij de sfeer vertroebelen rondom een wetgeving die op zich helemaal niet mis is. Ik vraag daarom aan de staatssecretaris of hij zich medeverantwoordelijk voelt en of hij ons zou willen beloven dat hij in overleg treedt met de VNG, al deze punten nog eens goed aan de orde stelt en tot een duidelijk beeld komt van wat er richting de gemeenten, en daarmee richting de burgers, gaat gebeuren.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik neem graag alle verantwoordelijkheid op me, als ik ook die verantwoordelijkheid kan dragen. Wij moeten ons wel realiseren dat ik hier sta als staatssecretaris van Financiën, die verantwoordelijk is voor het rijksbeleid als het gaat om de rijksbelastingen. Ik ben niet verantwoordelijk voor de taxaties in de gemeenten en ik ben ook niet verantwoordelijk voor het feit dat sommige gemeenten voor het taxatieverslag zelfs geld vragen. Als het gaat om de voorlichtingscampagne vanuit het Rijk, voel ik mij daar verantwoordelijk voor; ik heb al een toezegging gedaan aan de heer Kamp op dat punt. Maar ik voel mij volstrekt niet verantwoordelijk voor de wijze waarop gemeenten dat doen; dat is puur een gemeentelijke zaak.

Er zijn ook vragen gesteld – wij krijgen er brieven over binnen van verenigingen – of die kosten in rekening kunnen worden gebracht. Ik voer daar overleg over met mijn collega Van de Vondervoort en op dat punt zullen wij eens kijken wat wij daaraan kunnen doen. Ik zeg echter uitdrukkelijk dat dit niet mijn primaire verantwoordelijkheid is.

Dan nog even over de voorlichting. Wij moeten ons wel realiseren dat een belangrijk stuk voorlichting zal plaatsvinden op het moment dat volgend jaar, na januari, de relevante biljetten inkomstenbelasting en vermogensbelasting in de bus vallen. Wij moeten ons realiseren dat een belangrijk deel van wat wij nu ook zien in de pers – ik heb gisteren ook die uitzending bekeken – toch te maken heeft met perikelen rondom de taxaties. Dat kan ik niet wegnemen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik vind dat de staatssecretaris zich wel erg gemakkelijk van zijn verantwoordelijkheid afmaakt. Als het gaat over de uitvoering van de wet door gemeenten, ligt er wel degelijk een taak om erop toe te zien dat de uitvoering van die wet conform de afspraken gebeurt. Als het gaat over bijvoorbeeld het vragen van betalingen voor het doen van taxaties, is dat één punt en dat is aan de orde geweest. Maar het gaat daarbij ook om het feit dat taxatieverslagen op een gegeven moment pas na tien, twaalf weken worden toegestuurd – er moet dus op worden gewacht – terwijl het bezwaar binnen zes weken moet worden ingediend.

Voorzitter! Dit soort uitvoering van de wet is tegen de geest en de letter van de wet en ik verwacht dat de staatssecretaris daar maatregelen voor neemt.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Het zijn juist mevrouw Van der Hoeven en de CDA-fractie die altijd opkomen voor de gemeentelijke autonomie te dien aanzien. U moet zich wel realiseren dat ik op dat punt geen enkele bevoegdheid heb. Als ik inderdaad die bevoegdheid had, zou ik het met mevrouw Van der Hoeven eens zijn dat je op dat punt een adequate regeling moet hebben. Het enige wat ik kan doen – ik heb al contact daarover gehad met collega Van de Vondervoort – is kijken welke mogelijkheden wíj hebben, van de kant van het Rijk, om met die gemeenten in overleg te treden om in ieder geval daar een eind aan te maken. Maar het is niet zo dat ik beschik over bevoegdheden in mijn functie om gemeenten op welke wijze dan ook te dwingen.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Denkt de staatssecretaris dat het voor de burger duidelijker wordt als deze wanneer hij naar de gemeente toe gaat, te horen krijgt dat hij bij het Rijk moet zijn en dat hij wanneer hij bij het Rijk komt, te horen krijgt dat hij bij de gemeente moet zijn?

Voorts zou ik de staatssecretaris willen vragen of het voorlichten hierover in zichzelf al niet moeilijk genoeg is als een kabinet voortdurend zegt dat het de lasten verlaagt, terwijl de burgers denken dat het een verhoging is als zij de taxatierapporten lezen.

Een derde vraag die ik de staatssecretaris zou willen stellen betreft het volgende. Is hij bereid, nu de verzekeraars al te kennen hebben gegeven dat de premies omhoog moeten omdat alle huizen zoveel duurder zijn geworden, om met de verzekeraars in overleg te treden om die volgende lastenverhogingen voor de burgers tegen te houden?

Ik zou de heer Kamp van de VVD willen vragen of het voorlichtingsprobleem dat er thans is, met name ook een voorlichtingsprobleem voor de VVD is, omdat ook met name de VVD zegt dat zij in dit kabinet zit om de lasten te verlagen, terwijl zij verantwoordelijkheid neemt voor een lastenverhoging.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik heb de indruk dat de heer Hillen een ander debat wil beginnen, namelijk een debat over lastenverlichting. Dit debat gaat helemaal niet over lastenverzwaring of lastenverlichting. In antwoord op vragen van zijn collega met betrekking tot het handelen van de gemeenten, heb ik al gezegd contact te zullen opnemen met mijn collega. Ik begrijp zeer wel dat als je bij een gemeente om een taxatierapport vraagt en je daarvoor moet betalen, dat dan zeer vervelend is. Ik kan me de woede goed voorstellen. Zelf zou ik ook woedend zijn als mij gevraagd werd voor zo'n rapport te betalen. Dat wilde de heer Hillen van mij horen. Ik wijs er echter op dat ik op dit punt geen bevoegdheden heb. Niettemin zou ik het op prijs stellen als de burgers niet voor het taxatierapport hoefden te betalen. Bestuurlijk gezien ligt het ook niet voor de hand dat men hiervoor laat betalen. Dit is evenwel een vrijblijvende uitspraak van deze staatssecretaris, die op dit punt niet bevoegd is, maar die alleen zegt hoe iemand zich kan voelen als hij voor zo'n rapport moet betalen.

Het tweede punt van de heer Hillen betrof de verzekeraars. Daar ga ik ook niet over. Ik wil de ontwikkelingen terzake volgen, maar ik ben niet bevoegd om daarbij iets te doen. Het gaat om particuliere verzekeringen en wat de verzekeraars doen, wordt bepaald door de werking van de vrije markt. De partij van de heer Hillen is voorstander van werking van de vrije markt. Nogmaals, ik ben niet bevoegd in dezen op te treden.

Voorzitter! Dan wil ik nog iets zeggen over de lastenverhogingen en -verzwaringen. Op 12 maart is daarover een debat gevoerd. De geachte afgevaardigde kan de stukken erop na lezen. Ook in de brief van 17 maart ben ik, mede op verzoek van de fractie van de heer Hillen, uitvoerig op de problematiek ingegaan en ik meen toen een buitengewoon adequaat antwoord te hebben gegeven.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik meen dat men zich met de voorlichtingscampagne ook tot de heer Hillen zal moeten richten. Juist op dit punt heeft de VVD heel aardige successen geboekt. Wat is het eerste succes? Met de steun van de fractie van de heer Hillen is een motie van de VVD aangenomen, waarin is vastgelegd dat iedere cent die als gevolg van de WOZ op grond van de inkomstenbelasting binnenkomt, teruggegeven moet worden. Er komt daardoor 500 mln. beschikbaar. Dat bedrag wordt helemaal teruggeven.

Met steun van de fractie van de heer Hillen is een tweede motie van de VVD aangenomen. Die motie ging over de vermogensbelasting. Daarin staat dat iedere cent die op grond van de vermogensbelasting extra binnenkomt, een vertaling krijgt in een verlaging van het tarief. Dus het voorlichtingsprobleem betreft u, mijnheer Hillen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Vindt de staatssecretaris het wenselijk dat de gemeenten voorlichting geven over de inkomstenbelasting in relatie tot de WOZ? Die vraag is inmiddels opgeworpen.

De staatssecretaris heeft een maatregel genomen om de werkwijze ten aanzien van de inkomstenbelasting wat te versoepelen. Op dit punt heb ik behoefte aan opheldering. Stel dat het voor de belastingdienst op enigerlei wijze duidelijk wordt dat de waarde van een woning aanzienlijk veel hoger is dan blijkt uit de waardering op grond van de WOZ, inclusief de wetsfictie en de ophoging, dus dat de waarde hoger is dan op de beschikking staat. Deze hogere waarde kan blijken bij bijvoorbeeld recente aankoop, verkoop of uit de hoogte van de hypotheek. Welk bedrag hanteert de belastingdienst dan, de werkelijk economische waarde of de fictieve waarde, die aanzienlijk lager is?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Eerst wil ik iets zeggen met betrekking tot de voorlichting. De voorlichting terzake van de rijksbelastingen is een taak van de rijksoverheid en niet van de gemeenten.

Mevrouw Noorman vraagt mij wat de belastinginspecteur in een specifiek geval zal doen. Dat laat ik graag aan de belastinginspecteur over, want ik ben hier niet bezig met het beoordelen van een belastingbiljet. Echter, de wet is duidelijk. We hebben een afspraak gemaakt over een regime voor 1997 en volgende jaren. Hoe je het ook wendt of keert, voor 1996 geldt de waarde in het economisch verkeer.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De staatssecretaris is bereid een goedkeuringsregeling voor 1995 te treffen. Dat is een goede zaak. Is hij bereid ook een goedkeuringsregeling te treffen voor 1996 als er sprake is van een afweging waarbij gekozen moet worden tussen enerzijds de werkelijke waardering en anderzijds de prijsklassen die nog steeds gehanteerd worden?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! De vraag van de heer Rabbae is terecht. Ik heb een goedkeuringsregeling voor ogen voor het eerste WOZ-tijdperk.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! Mijn collega Henk Kamp heeft met betrekking tot de voorlichtingscampagne van de staatssecretaris terecht kritiek op hem geuit. Is de staatssecretaris alsnog bereid voor de aangifte voor 1996 duidelijker te maken dat men niet de beschikking van 1995 kan hanteren, maar dat een hogere waarde geldt?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Die vraag begrijp ik niet. Ik heb net in antwoord op vragen van de heer Kamp gezegd dat in veel gevallen, gezien de waardeklassen die wij voor 1996 nog steeds hanteren, juist een WOZ-beschikking 1995 en zeg maar een opgehoogde WOZ 1992, 1993 of 1994 indicatief kunnen worden gehanteerd en door de fiscus als contra-informatie kunnen worden gebruikt. In veel gevallen zul je in die waardeklasse blijven zitten en doe je toch de juiste aangifte.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Afgezien van de wellicht te hoge waardevaststelling en het wellicht onredelijke ophogingspercentage in sommige gevallen, is het ook nog mogelijk dat mensen door de hogere waardevaststelling in de vermogensbelasting terechtkomen, wat voorheen niet het geval was. Nu wordt de hogere waarde gecompenseerd door verlaging van het huurwaardeforfait. Hoe gaat dat met de vermogensbelasting? Houdt de staatssecretaris er in de voorlichting ook rekening mee? Is er ook een voorkeuzetoets voor bij de belastingtelefoon?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik heb aangegeven dat voor de WOZ-problematiek een toets 3 aanwezig is. Voor de vermogensbelasting gaat de belastingvrije som omhoog. Overigens geldt daar geen bijzondere regeling voor. Een hogere waardevaststelling kan er inderdaad toe leiden, zoals ook kenbaar is gemaakt, dat je in de vermogensbelasting terechtkomt. Wij hebben deze discussie evenwel al eerder gevoerd in de Kamer. In wetsvoorstel 24761, dat toen aan de orde was, zijn de belastingvrije sommen verhoogd voor de vermogensbelasting.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Is de staatssecretaris bereid in deze gevallen, waarin een groot deel van de Kamer en ook de specialisten het spoor bijster lijken te zijn en slechts met enige moeite op het juiste pad kunnen worden gebracht, tot een extra inzet van "Olga Zuiderhoek" voordat de mensen hun biljet moeten invullen?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik had niet de indruk dat de specialisten in de Kamer het spoor bijster waren. Zij zijn buitengewoon deskundig, zo merk ik aan de gestelde vragen. Ik heb dan ook niet de indruk dat iemand het spoor bijster is.

Overigens is het nogal moeizaam om nu nieuwe spots te maken. Veel mensen hebben hun aangifte al ingevuld vóór 1 april, omdat zij hun geld graag snel terugkrijgen. Ik heb al gezegd dat ik mij zal beraden op het punt van de publieksvoorlichting naar aanleiding van mijn toezegging aan de heer Kamp.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! De staatssecretaris zegt zojuist in de richting van de heer Hillen dat er geen sprake is van lastenverzwaring, maar er is natuurlijk wel sprake van lastenverschuiving. Met name de verhuurders en eigenaren-bewoners van goedkopere woningen worden tot soms 100% zwaarder belast. Met de tariefdifferentiatie komen de gemeenten daar niet uit. Dat betekent een verschuiving van gemeentelijke lasten van hogere naar lagere inkomens. Kan de staatssecretaris inzicht geven in die verschuiving? Kan hij ook aangeven of de ruimte voor de tariefdifferentiatie voldoende is om in alle gemeenten het probleem van die verschuiving op te lossen? Als dat niet het geval is, wat zal hij dan doen om dit te voorkomen?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! De heer Poppe zit in een ander debat; dit debat voeren wij niet. Wij hebben dit punt uitvoerig aan de orde gesteld bij de WOZ. Er zijn amendementen ingediend en differentiatiemogelijkheden ingevoerd. Er is uitvoerig van gedachten gewisseld over de mogelijkheid van lastenverschuiving en lastenverzwaring. Er is ook gesproken over aanpassing van de tarieven. Verder beschik ik op dit moment niet over gegevens waarmee ik een antwoord zou kunnen geven. Wij moeten afwachten op welke wijze gemeenten gevolg geven aan de wens die hier is geuit, om over te gaan tot tariefsverlaging.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Als de regering helemaal geen geld wil overhouden, waarom dan toch zo'n moeilijke, ingewikkelde hertaxatieoperatie? Dan kunt u er toch beter van afzien?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Dit punt is ook uitvoerig aan de orde geweest. Als de heer Janmaat bij het debat was geweest, had hij dat geweten.

De voorzitter:

Er staan nog twee vragenstellers op de lijst. Dat kan niet allemaal vanmiddag, want wij moeten om kwart over drie stoppen. Dat betekent dat als wij nu beginnen aan de vragen van mevrouw Vos, uitsluitend zij aan het woord zal komen.

Naar boven